46
Het was bijna middernacht toen het bal ter ere van Damins thuiskomst was afgelopen en nog een uur later toen Starros zijn bed kon opzoeken. Hij was uitgeput en bezorgd, meer om Leila dan om zichzelf. Mahkas was woest geworden nadat Damin zijn plannen voor de optocht van die middag tussen neus en lippen door had verstoord, en al had de regent zich gestort op Starros als de aanstichter van al zijn grieven, Mahkas verdacht zijn dochter ervan opzettelijk zijn plannen voor haar toekomst te ondermijnen en was ook op haar gevaarlijk kwaad.
Het was een zeer onplezierige avond voor Starros geweest. Mahkas had alles gedaan wat hij kon om Damin en Leila aan elkaar op te dringen, en hij had er niets aan kunnen doen. Het enige lichtpuntje in het hele trieste spektakel was de wetenschap dat Mahkas morgenochtend vertrok naar Walsark en enkele dagen weg zou blijven, zodat het betrekkelijk rustig zou zijn.
Strak van schaamte had Leila zich het bal laten aanleunen. Zelfs vrouwe Bylinda leek af en toe ineen te krimpen. De enige die ogenschijnlijk niets merkte van Mahkas’ onsubtiele hints, was Damin. Na zes jaar politieke spelletjes spelen in Groenhaven had de jonge prins duidelijk aardig wat geleerd. Handig stuurde hij het gesprek weg van alles wat ook maar in de verte te maken had met huwelijkse zaken, en wanneer Mahkas hem wees op Leila’s schoonheid, of gratie, of prestaties – als een veilingmeester die een bijzonder fraai renpaard aanprees – riposteerde Damin met een anekdote over Leila uit hun jeugd waarmee de illusie die Mahkas trachtte te creëren, meteen weer werd verstoord.
Damin Wolfsblad was een veel beter politicus, had Starros vanavond begrepen, dan iedereen vermoedde.
Starros wist hoe Damin in zijn jonge jaren was gevormd, want een groot deel van die scholing had hij tegelijkertijd zelf ook gekregen. Maar toen ze klein waren, had hij Damin nooit zo zien opletten. Hij zou er zelfs op hebben durven wedden dat Damin in die tijd helemaal niets had geleerd. Maar misschien was zijn oplettendheid gewekt door de praktische lessen die hij leerde in Groenhaven. Of misschien was Marla’s scherpe politieke intuïtie ook niet meer dan dat – een onverklaarbare erfelijke trek die was doorgegeven van moeder op zoon.
Als dat het geval was, dan hoopte Starros maar dat Damin het verstand had zijn vermogen verborgen te houden tot hij niet anders kon dan er blijk van te geven.
De krijgsheren van Hythria willen een hoogprins tegen wie ze kunnen opkijken als een nobel boegbeeld, niet iemand die toevallig sterk genoeg is om over hen te heersen, dacht hij terwijl hij zijn hemd over de hoge rug van de stoel in de hoek van zijn kamer gooide.
Starros was net klaar met het moeizame uittrekken van zijn laarzen toen hij in de kleine kleedkamer naast zijn slaapkamer zachtjes een deur hoorde. Meteen was hij alles vergeten over Damin en de vraag of hij wel of niet een goede hoogprins zou worden of wat de krijgsheren van hem zouden vinden. De deur in het kleedkamertje klikte in het slot, en even later dook Leila op vanuit de slavengangen, gekleed in een nachtjapon, haar lange blonde haar loshangend rond haar gezicht, golvend doordat het de hele dag strak gevlochten was geweest. In drie stappen stak ze de kleine slaapkamer over en stapte zonder iets te zeggen in zijn armen. Hij drukte haar tegen zich aan, in een moment van pure zaligheid voor hen beiden waarin geen woord werd gesproken, opdat geen van hen hun broze geluk kon verbrijzelen door te praten over de werkelijkheid.
Na een tijdje tilde ze haar hoofd van zijn schouder. Hij kuste haar, liet haar toen los en veegde een verdwaalde traan van haar wang. Ze glimlachte lusteloos en slikte de rest van haar tranen in.
‘Het spijt me,’ zei hij, niet zeker waarom hij zich verontschuldigde.
‘Het is jouw schuld niet, mijn lief,’ verzuchtte Leila.
‘Weet je, ik heb geloof ik nooit echt het feit betreurd dat ik niet van adel ben, tot vanavond, toen het tot me doordrong hoe ver buiten mijn bereik je in feite bent.’
‘Ik sta toch hier in je armen?’ fluisterde ze, en ze kuste hem weer.
‘Ja,’ beaamde hij. ‘In het geheim. In het donker...’
‘Sst!’ zei ze zachtjes terwijl ze een vinger op zijn lippen legde. ‘Zo moet je niet denken. Het zou niets uitmaken als je zelf een krijgsheer was, Starros, dat weet je. Mijn vader wil de schoonvader van de volgende hoogprins zijn.’
‘Hij is de zwager van de huidige,’ merkte Starros zuur op. ‘En de oom van de volgende. De meeste mensen zouden daar tevreden mee zijn.’
‘Maar hij is slechts regent van Krakandar, mijn lief, geen krijgsheer. Hij wil dat Damin hoogprins wordt, want dan moet hij de provincie Krakandar opgeven, en wie kan er beter de nieuwe krijgsheer van Krakandar worden dan de man die de provincie al die jaren al zo ijverig heeft bestuurd als regent?’
‘Dat kan hij ook zonder dat jij Damins vrouw wordt, Leila.’
Ze schudde haar hoofd. Leila mocht het dan niet eens zijn met haar vader, maar ze begreep zijn motieven maar al te goed. ‘Daar kan hij niet zomaar van uitgaan. Als Damin trouwde met een vrouw die een geschikt mannelijk familielid heeft, een man die jonger is dan mijn vader, zou hij in de verleiding kunnen komen om hem tot krijgsheer van Krakandar te benoemen als hij hoogprins wordt. Het zou zelfs een huwelijkse voorwaarde kunnen zijn. Dat risico zal mijn vader nooit nemen.’
Starros kuste haar weer, om haar af te leiden van alle redenen waarom ze nooit samen meer zouden hebben dan dit – ’s avonds stiekem door de slavengangen naar elkaars kamer, gestolen kusjes in een afgeschermd stukje tuin, enkele ogenblikken van geluk in het holst van de nacht wanneer het paleis sliep. Zo ging het nu al meer dan een jaar, en ondanks zichzelf had Starros het gevoel dat Damins komst op een of andere manier betekende dat er dingen op de spits werden gedreven. Hij had het sterke voorgevoel dat zijn tijd met Leila eindig en breekbaar was.
‘Ik wou dat ik iets voor je had kunnen doen vanavond,’ zei hij toen hij haar weer tegen zich aan drukte. ‘Je vader was zo doorzichtig bezig. Het moet afschuwelijk zijn geweest.’
Ze glimlachte en ging op de rand van het bed zitten. ‘Nou, eigenlijk denk ik dat ik voor het eerst in mijn leven oprechte genegenheid voor die verschrikkelijke neef van me heb gevoeld. Ik heb nog nooit iemand zo zien omgaan met mijn vader als hij.’
‘Damin is niet verschrikkelijk,’ wierp hij tegen. ‘Hij kan soms wel een beetje oneerbiedig zijn, maar...’
‘Natuurlijk doet hij niet verschrikkelijk tegen jou,’ onderbrak ze met een glimlach. ‘Jij bent een man. Jij kijkt tegen hem op. Hij is rijk, hij is knap, hij is sportief... hij is alles wat andere mannen willen zijn. Maar hij maakte me altijd doodsbang toen we klein waren. Zij allemaal wel een beetje. Damin was altijd zo verdomd zeker van zichzelf, en behalve jij viel iedereen ten prooi aan zijn charme. Zelfs bij Kalan voelde ik me klein, en zij was een jaar jonger dan ik.’
Starros ging naast haar zitten en nam haar in zijn armen. ‘Zo klinkt het net alsof we je opzettelijk kwelden.’
‘Het was ook een kwelling,’ bevestigde ze, en ze legde haar hoofd op zijn schouder. ‘Maar ik weet dat het geen opzet was. Alleen was voor alle anderen de toekomst zoveel duidelijker dan voor mij. Ik ben de ultieme nutteloze bijzit, Starros, vanaf mijn geboorte voorbestemd te trouwen met een man die ik niet wil en die mij niet wil.’ Ze keek hem aan met dat droeve glimlachje dat hem altijd verontrustte. Daar zat iets spookachtig definitiefs in, alsof het de laatste keer was dat hij haar ooit nog zou zien lachen. ‘Ik heb er nooit echt bij gehoord. En jij ook niet.’
‘Niemand heeft mij ooit anders behandeld omdat ik het pleegkind was.’
‘Toen misschien niet. Maar dat is een ander verhaal nu we groot zijn. Damin is jouw beste vriend, maar kijk eens hoe mijn vader vandaag reageerde toen jij aan zijn rechterhand reed. We zijn allebei gedoemd eeuwig in Damins schaduw te leven, vrees ik.’
‘Dat vind ik niet helemaal eerlijk tegenover hem of mij,’ zei Starros, al praatte hij liever over iets anders. Zelfs bij Starros leefde de ongemakkelijke mogelijkheid dat prinses Marla op een dag toch nog kon besluiten dat Leila de enige veilige gemalin was voor haar zoon. Hij hield van Damin als een broer, maar het idee van hem en Leila... daar moest hij gewoon niet aan denken.
‘Je voelt je ongemakkelijk door wat ik zeg over Damin, hè?’
Hij glimlachte, vlijde zijn neus tegen haar oor en schoof de bandjes van haar nachtjapon van haar schouders. De zijde gleed fluisterend over haar lichte huid omlaag en onthulde haar kleine, volmaakte borsten in het kaarslicht. ‘Ik weet nog wel een paar betere dingen voor de weinige tijd die we samen hebben,’ zei hij, zich vooroverbuigend om ze te kussen, ‘dan praten over onze verrekte Damin Wolfsblad.’
Leila liet haar hoofd achteroverhangen en kreunde van genot, een geluid dat plots omsloeg in een gil van schrik toen ze verstijfde in zijn armen.
Met het hart in de keel sprong Starros overeind en draaide zich met een ruk om, terwijl Leila vlug iets voor haar lichaam sloeg. Gelukkig zaten ze in de bediendevleugel en niet in het hoofdgebouw, waar de wachters meteen op haar gil zouden zijn af komen snellen.
Achter hem, met zijn armen over elkaar, achteloos leunend tegen de deurstijl van de kleedkamer, stond Damin.
‘Onze verrekte Damin Wolfsblad, hè?’ sprak de jonge prins. ‘Leuk, Starros.’
‘O, goden, nee... Damin, alsjeblieft...’ snikte Leila, reikend naar Starros’ hand. ‘Alsjeblieft... niet doen...’
‘Damin... laat me het uitleggen...’ begon Starros onrustig.
De prins maakte zich los van de deurstijl, liep de kamer door en bleef staan aan het voeteneinde van het bed. Hij keek hen onderzoekend aan, zijn gezicht ondoorgrondelijk in het kaarslicht. Hij moest door de slavengangen zijn gekomen, net zoals Leila. Daar waren ze zo aan gewend, dat het waarschijnlijk niet eens bij Damin was opgekomen te kloppen. Starros had er geen idee van wat Damin dacht. Of wat hij van plan was.
‘Damin?’
Plotseling spleet het gezicht van de jongeman in een brede grijns. ‘Mahkas zou in een stuip raken als hij hiervan wist.’
‘Daarom hebben we het ook maar aan niemand verteld,’ zei Starros, en hij sloeg beschermend zijn arm om Leila.
‘Ga je het mijn vader vertellen?’ vroeg Leila behoedzaam terwijl ze tegen hem aan leunde, nog steeds haar nachtjapon tegen haar borsten gedrukt.
‘Grote goden, nee!’ lachte Damin. Hij ging in kleermakerszit op het voeteneinde zitten. ‘Wat jullie uitspoken als het donker is, gaat mij niets aan. Let wel, als je echt mijn verloofde was, Leila, zou ik waarschijnlijk nu Starros vermoorden met een roestige spade of zoiets omdat hij je heeft aangeraakt, maar aangezien we allebei weten dat er eerder hier morgen een demonenkind opduikt dan dat jij en ik ooit met elkaar trouwen, hoeven we ons daar niet druk over te maken, toch?’
Starros voelde Leila ontspannen na deze woorden.
‘Maar naar één ding ben ik wel nieuwsgierig,’ vervolgde de prins.
‘Wat dan?’
‘Gebruik jij mijn naam vaker als vloek?’
Glimlachend van opluchting schudde Starros zijn hoofd. ‘Je hebt de helft nog niet gehoord, Damin.’
‘Nou, waarschijnlijk heb ik veel meer gehoord dan je denkt.’ Hij keek zijn nicht vragend aan. ‘Waren we echt zo afschuwelijk tegen je toen we klein waren, Leila?’
‘Damin, zo had ik het niet bedoeld, hoor.’
‘Desondanks moet ik me waarschijnlijk toch verontschuldigen. Ik moet soms echt een ettertje zijn geweest. Dat was niet mijn bedoeling.’
‘Wie bent u?’ vroeg Starros, terwijl Leila met een flauw glimlachje haar neus ophaalde. ‘En wat hebt u gedaan met de echte Damin?’
Hij grijnsde naar hen. ‘Mag ik niet af en toe wat medeleven tonen aan mijn arme nicht en mijn oude vriend? Gedoemd eeuwig in mijn schaduw te leven als ze zijn.’
‘Je kunt nu beter je mond houden, Damin,’ adviseerde Leila. ‘Je bent namelijk een mooie verontschuldiging aan het verpesten door weer een ettertje te worden.’
‘Dan zal ik van onderwerp veranderen,’ bood de prins aan. Zijn glimlach verdween en hij keek naar Starros, diens eerdere vermoedens bevestigend dat Damin veel meer een politiek dier was dan iemand vermoedde. ‘Toen je me vandaag zei me op een beter tijdstip bij te zullen praten, stond dit sappige geheimpje boven aan de lijst, neem ik aan?’
‘Nou, eigenlijk had ik Starros gevraagd jou er niets over te vertellen, Damin.’
‘Waarom niet?’
‘Ik heb je al vier jaar niet meer gezien. Ik wist niet of we je konden vertrouwen.’
‘Laten we eens zeggen van wel,’ opperde Damin, lichtelijk geïrriteerd, dacht Starros, door Leila’s beschuldigende toon. ‘Wat gaan jullie eraan doen?’
‘Er valt niets aan te doen,’ schokschouderde Starros. ‘Ook als Mahkas niet per se wilde dat jij met Leila ging trouwen, was ik de laatste in Hythria die hij in overweging zou nemen als gemaal voor zijn enige kind. Ik ben niet van adel. En ik ben een bastaard.’
‘Ik kan de hoogprins toch vragen om je een of andere titel te verlenen?’ bood Damin aan. ‘Dan ben je heer Starros, graaf van Huppeldepup.’
‘Al maak je hem krijgsheer, dan zou het mijn vader niet kunnen schelen, Damin. Dat weet jij ook. De enige stamboom die goed genoeg is voor zijn dochter is de jouwe.’
‘Heb je het nooit een beetje een vies idee gevonden dat wij zouden trouwen?’ peinsde Damin. ‘Ik bedoel, we zijn volle neef en nicht. Misschien zouden onze kinderen wel drie ogen of een extra been krijgen of zo. Dat gebeurt ook met kippen als je ze te vaak onderling kruist.’
‘Onze vaders waren maar halfbroers, dus strikt genomen zijn we maar halfvolle neef en nicht, als er zoiets bestaat. En ik vind het idee niet víés, zoals je zo elegant verwoordt, Damin. Ik vind het intolerabel.’
‘Dan wordt het misschien eens tijd om dat idee voor eens en altijd de nek om te draaien.’
‘Hoe bedoel je?’ vroeg Starros, niet zeker of het hem wel aanstond om zich bij Mahkas in zo’n wespennest te steken. Hij had het vandaag al zwaar genoeg gehad omdat hij alleen maar naast zijn vriend was mee komen rijden. En ze moesten ook rekening houden met Leila.
Damin leek zich daar echter geen zorgen over te maken. ‘Mahkas koestert nog altijd de hoop dat Leila en ik gaan trouwen omdat mijn moeder hem nooit ronduit heeft gezegd dat ze dat niet zal toestaan. Misschien moest ze dat dan maar eens doen.’
‘Zou ze dat dan doen?’ vroeg Leila.
‘Misschien wel als ik het haar op de juiste manier vraag.’
Leila keek Starros aan, en voor het eerst zag hij een glimp van echte hoop in haar ogen. ‘Als mijn vader zou weten dat het onmogelijk kon...’
‘Laten we de kip nou niet verkopen voordat het ei is gelegd, lieverd.’
‘Ze kan wel misvormd zijn,’ voegde Damin eraan toe.
Leila keek hem geërgerd aan. ‘Je mag dan een dun laagje beschaving hebben, Damin Wolfsblad, maar eigenlijk ben je nog steeds dat verschrikkelijke monstertje dat mij altijd uitschold toen we klein waren.’
‘Neem me niet kwalijk,’ zuchtte de prins, en het klonk bijna alsof hij het meende. ‘Ik neem de dingen niet serieus genoeg, ik weet het. Dat hoor ik ook altijd van mijn moeder. Elezaar is ervan overtuigd dat het mijn grootste tekortkoming is en dat ik Hythria ermee naar de ondergang breng. Zelfs Lernen geeft me ervoor op mijn kop, en voor iemand met zijn verzameling deugden zegt dat wel wat. Maar het wil nog niet zeggen dat ik jullie niet wil helpen.’ Hij grijnsde weer en vervolgde: ‘Alleen dat jullie er gek van worden dat ik het doe.’
‘Ga weg, Damin,’ commandeerde Leila ongeduldig. ‘En doe de deur achter je op slót.’
Verrassend genoeg deed Damin wat Leila zei. Hij stapte van het bed en maakte een sierlijke buiging voor hen. ‘Uw wens is mijn bevel, mijn vrouwe. Ik zal u nu verlaten, opdat u beiden kunt verdergaan waar u was opgehouden.’
‘Eruit.’
Starros was bang dat Damin opnieuw zou tegenspreken, maar de jonge prins luisterde naar zijn nicht, en even later hoorden ze de deur van de slavengangen dichtklikken. Weer alleen ging Starros op het bed zitten en hield Leila stevig vast. Hij voelde haar trillen toen ze de schok van het feit dat ze waren ontdekt, even tot zich door liet dringen.
‘Damin houdt het heus wel geheim,’ stelde hij haar na een tijdje gerust, haar zachtjes wiegend. ‘Hij zei dat hij ons wilde helpen. Dan doet hij dat ook. Het is geen kleinigheid om een prins van Hythria aan onze zijde te hebben.’
‘Dat is het probleem,’ kaatste Leila terug, achteroverleunend in zijn armen om hem aan te kijken in het dovende licht van de kaars. Ze zag er al beter uit. Meer beheerst. ‘Ik twijfel er niet aan dat zijn bedoelingen nobel zijn, maar de hulp van mijn goedbedoelende neef kon nog wel eens het gevaarlijkste blijken van allemaal.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Door ons te helpen, zou hij ons per ongeluk kunnen verraden.’
‘Volgens mij is Damin toch een stuk slimmer dan jij van hem denkt, mijn lief.’
‘Ik hoop het,’ zei ze met een flets glimlachje. ‘Maar nu weet ik tenminste wat hij vindt van de kwestie van onze verloving.’
Glimlachend drukte Starros haar weer tegen zich aan en kuste haar boven op het hoofd. Haar haar was geurig en rook licht naar de rozenzeep die ze gebruikte. ‘Heb je ooit serieus gedacht dat Damin met jou wilde trouwen?’
‘Nee.’
‘Dan heb je niets te vrezen, Leila. Door jou te helpen, helpt Damin zichzelf.’
‘Zelfbelang, hè? Ja, dát is wel iets wat ik mijn neef gerust kan toeschrijven.’
Hij boog zijn hoofd en kuste haar weer om haar tot zwijgen te brengen. Hij wilde nu niets meer horen over Damin en het gevaar dat ze met hun domheid liepen. Zo was het vanaf het begin al geweest, met de dreiging te worden ontdekt als een altijd aanwezige schaduw die hun belette echt gelukkig te zijn. We zien wel wat er gebeurt, besloot hij fatalistisch. Ze konden er toch weinig aan doen.
‘Vrij met me, Starros,’ prevelde ze tegen zijn wang.
Starros glimlachte. ‘Ik dacht dat je het nooit zou vragen,’ zuchtte hij in haar oor, in de hoop dat hun liefdesspel, in elk geval voor een tijdje, zou voorkomen dat de onzekerheid van hun toekomst hen volledig verstikte.