27

Marla Wolfsblad kon maar op één manier omgaan met een crisis, en dat was door te vervallen in een meedogenloos praktisch stramien. Dat wist Mahkas uit ervaring, en terwijl hij zich door de gang repte nadat Elezaar hem in de balzaal een kort bericht had overhandigd, was hij doodsbang voor wat hij zou aantreffen.

      Want Damin was zojuist aangevallen, hier midden in het paleis.

      En wanneer ze vreesde voor haar kinderen, was Marla overal toe in staat.

      Benend door de gang, met de dwerg hijgend achter zich aan, nam Mahkas in gedachten de maatregelen door die hij had genomen om Damin te beschermen. Hij repeteerde zijn verontschuldigingen, in stilte alles rechtvaardigend wat hij in de afgelopen dertien jaar had gedaan om de veiligheid van zijn neefje te garanderen.

      Het briefje in zijn hand was verfrommeld tot een propje, en zijn knokkels waren wit van angst. Onbewust wreef hij met het propje papier over het kleine litteken onder de mouw van zijn balkostuum, zonder te merken dat hij er weer aan krabde. Op de achtergrond zette het orkest een ander stuk in, een volksdans die Mahkas als kind nog had geleerd. De gedempte muziek riep een golf van herinneringen op waar hij de tijd of de moed nu niet voor had... Darilyn die hem uitlachte omdat hij de pasjes niet kon onthouden... Laran die hardop telde terwijl hun moeder, Jeryma, de dans met hem doornam... en jaren later, in Paleis Cabradell... Riika, amper tien jaar oud, vrolijk lachend terwijl ze dezelfde dans leerde van haar grote broer, Mahkas, terwijl Glenadal glimlachend toekeek...

      Hou je kop erbij! commandeerde Mahkas zichzelf ongeduldig. Dit was geen moment om te mijmeren. Vooral niet over Riika. Hij moest nu bepalen hoe hij Marla tegemoet trad.

      Geeft ze mij de schuld? vroeg hij zich ongerust af.

      Mijn schuld is het niet. Almodavar is verantwoordelijk voor de beveiliging in het paleis. Als er iemand bij Damin heeft kunnen komen, dan is dat duidelijk zijn schuld. Ik heb al het mogelijke gedaan om mijn neefje te beschermen; ik heb hem nog net niet in een gecapitonneerde cel opgesloten. En toch was het niet genoeg geweest. Desondanks was er een huurmoordenaar tussen de kieren door geglipt voor een aanslag op de erfgenaam van de hoogprins.

      En als ze me wil vervangen als regent?

      Mahkas’ angst was niet onterecht. Als Marla vond dat Mahkas zijn plicht als beschermer van Damin had verzaakt, hield niets haar tegen om naar Lernen te gaan en te eisen dat de regent van Krakandar werd vervangen. Ze zou zelfs kunnen proberen zijn positie door te schuiven naar die egoïstische, betweterige, veel-te-vol-van-zichzelve echtgenoot van haar, Ruxton Tirsteen.

      Daar zit wat in, concludeerde Mahkas ongerust. Het zou net iets voor die veredelde winkelier zijn om te denken dat hij zich het regentschap van zijn stiefzoon kon toe-eigenen. Al die onzin over die fantastische inlichtingen die hij levert, de hulp die hij haar biedt. Al die zelfingenomen blikken, die subtiele aanrakinkjes, die veelzeggende glimlachjes... allemaal bedoeld om me te laten merken dat Marla tegenwoordig hem veel vaker om raad vraagt dan mij.

      Nu ik erover nadenk, zou Ruxton zelfs verantwoordelijk kunnen zijn voor de aanval op Damin, redeneerde Mahkas, warmlopend voor het idee van verraad van binnen de familie. Hoe wou een specerijenkoopman het anders voor elkaar krijgen tot regent van Krakandar te worden benoemd als er niet iets dramatisch gebeurde? Iets wat specifiek was bedoeld om de zittende regent in diskrediet te brengen?

      Hoe meer hij erover nadacht, hoe logischer zijn veronderstellingen werden. Ik heb die hatelijke smeerlap nooit gemogen...

      Aangekomen bij de deur van zijn werkkamer haalde Mahkas diep adem. Nu snapte hij wat er aan de hand was. Marla zou het niet leuk vinden wat hij haar te vertellen had over haar man, maar het was volkomen logisch, dus hij kon zijn schoonzus vast wel laten inzien dat het dom van haar was om iemand van zo ver beneden haar stand te vertrouwen.

      Zich schrap zettend voor de confrontatie haalde Mahkas nogmaals diep adem voordat hij de deur opende en naar binnen stapte.

Almodavar was er al, samen met Raek Harlen, twee lijfwachten aan weerszijden van de ingang, en Damin, die op de rand van de schrijftafel schommelend met zijn benen zat te luisteren naar zijn moeder, die de aanval besprak met de twee officieren. De jongen leek niets te mankeren, wat een hele opluchting was.

      ‘Neem me niet kwalijk dat ik je bij het bal vandaan sleep, Mahkas,’ zei Marla, opkijkend toen hij de deur achter zich sloot. ‘Maar er is een kwestie waarvan ik dacht dat je ervan op de hoogte gesteld wilde worden.’

      Mahkas knikte, een beetje verrast doordat Ruxton er niet was. ‘Op je briefje stond dat er een aanslag is gepleegd op Damins leven.’

      ‘Dat klopt,’ bevestigde Marla.

      ‘Verzegel de stad,’ droeg Mahkas de Stropers op. ‘En verdubbel de paleiswacht. Roep alle manschappen op, ook die geen dienst hebben.’

      Noch Almodavar, noch Harlen reageerde op zijn bevelen. Mahkas voelde zijn handpalmen vochtig worden van de paniek die hem te veel dreigde te worden. O, goden, heeft ze me nu al vervangen? Ben ik daarom hier? Om te horen dat ik geen regent van Krakandar meer ben?

      ‘Wacht daarmee,’ herriep Marla zijn instructies, hoewel geen van beiden aanstalten maakte om te doen wat hij had gezegd.

      ‘Maar Marla...’

      ‘Zolang Luciena nog geen leger vlak over de grens heeft staan om ons aan te vallen, vestig ik liever geen aandacht op onze huiselijke problemen zolang Rogan Beerboog en de helft van de edelmansfamilies in het noorden gezellig met de voetjes van de vloer gaan in de balzaal.’

      ‘Luciena?’ vroeg hij verbaasd. ‘Luciena Mariníér?’

      ‘Die wou mij vermoorden,’ verkondigde Damin. Hij gaf niet de indruk dat hij erover van zijn stuk was of dat hem ook maar een haar was gekrenkt. Maar de jongen had Geri Almodavar weten uit te schakelen in het donker. Met zo’n tenger kind als Luciena zou hij helemaal geen probleem hebben gehad.

      ‘Is dat waar?’

      Voordat Marla kon antwoorden, ging de deur achter Mahkas open en waggelde de dwerg binnen. ‘Ga Xanda zoeken,’ droeg Marla de nar op, Mahkas negerend ten gunste van haar lievelingsslaaf. ‘Zeg hem dat hij Luciena’s slavin komt brengen.’

      ‘Zal ik hem vertellen waarom?’

      ‘Alleen als je het stil kunt houden.’

      ‘Zoals u wenst, hoogheid.’ De dwerg maakte een buiging en sloot de deur op zijn weg naar buiten.

      Daarop wendde Marla zich tot Mahkas en verwaardigde zich zijn vraag te beantwoorden. ‘Ik vrees van wel,’ bevestigde ze.

      ‘Maar... waarom?’

      ‘Dat zouden we allemaal graag willen weten,’ reageerde Almodavar.

      ‘Heeft niemand eraan gedacht het haar te vragen? Of is ze...?’ Bezorgd wierp hij een blik op Damin toen hem te binnen schoot dat Almodavar de knul veertig rondjes om het oefenveld had gegeven omdat hij zich had ingehouden, die nacht dat de kapitein zijn vermogens op de proef had gesteld. Damin had het meisje toch zeker niet gedood?

      Grote goden, hij is nog niet eens dertien...

      Maar de jongen grijnsde, schijnbaar nogal gevleid door de onzekerheid van zijn oom. ‘Dacht je echt dat ik haar had gedood, oom Mahkas?’ Hij keek Almodavar aan. ‘Zie je nou wel, híj denkt ook dat ik het kan.’

      ‘Juist,’ beaamde de kapitein. ‘Maar ik moet eerst nog zien dat je meer doet dan er alleen maar over opscheppen, jongen. Je hád haar moeten doden. Net zoals je mij had moeten doden.’

      ‘Ik waardeer de gedachte, Almodavar,’ zei Marla. ‘Maar in dit geval vind ik het nogal een opluchting dat hij Luciena níét heeft gedood. Net als Mahkas zou ik erg graag willen weten waarom ze Damin wilde vermoorden, en bovendien of ze alleen handelde of dat dit deel uitmaakt van een veel grotere samenzwering. Dat zou allemaal onmogelijk zijn als hij een einde aan haar leven had gemaakt.’

      ‘En ik heb de fout van de vorige keer niet opnieuw gemaakt,’ verzekerde Damin hen, maar zijn opmerking was voornamelijk gericht tot Almodavar. Mahkas vermoedde dat Damin weer veertig rondjes voelde aankomen en daar onderuit probeerde te komen. ‘Je zei dat ik mijn belager moest doden omdat je alleen dan pas zeker wist dat die geen kwaad meer kon. Nou, ik heb ervoor gezorgd dat Luciena geen kwaad meer kon. Gewoon door mijn voet in haar nek te zetten tot er hulp arriveerde, in plaats van haar te doden.’

      Laran zou ook zoiets hebben gedaan, dacht Mahkas. Hij lijkt dan niet veel op zijn vader, maar Damin Wolfsblad heeft toch veel weg van Laran Krakenschild.

      Mahkas wist niet zeker of dat gunstig of ongunstig was.

      ‘Ik vind dat we Damins heldere optreden moeten toejuichen in plaats van hem erom te berispen,’ zei Mahkas tegen de kapitein, opzettelijk partij kiezend voor zijn neefje. Hij zorgde er goed voor om Damin te laten zien dat hij aan zijn kant stond, bij elke gelegenheid. ‘Maar... heeft Lucíéna hem willen vermoorden? Maar dat is toch bijna niet te geloven! Ik had mijn bedenkingen over je besluit om het meisje te adopteren, Marla, maar ze paste zo goed bij ons. Heeft ze niets gezegd, ook niet tijdens de aanval?’

      ‘Niet veel,’ zei Damin. ‘Ze kwam gewoon binnen via de slavengangen, zwaaiend met dat stomme mes en met een rare blik in haar ogen. Ook toen ik haar ronduit vroeg wat ze dacht te komen doen, gaf ze geen antwoord. Het was alsof ze me niet eens hoorde praten.’ Damin keek over zijn schouder naar zijn moeder en vervolgde met enige bezorgdheid: ‘Ik weet dat ik geen vrouwen mag slaan, mama, en ik heb haar ook gewaarschuwd voordat ik iets deed. Echt waar. Maar ze bleef maar op me afkomen. En ze had wel een mes.’

      ‘Ik weet het, Damin,’ stelde Marla hem gerust. ‘Maak je maar geen zorgen. Niet daarover, tenminste.’

      ‘Hoe kwam Luciena door de slavengangen?’ wilde Mahkas weten van de Stropers. ‘De deur in Damins kamer hoort verzegeld te zijn.’

      ‘Die zat ook dicht toen we gingen kijken,’ bevestigde Raek Harlen. ‘We weten niet hoe ze binnen is gekomen.’

      ‘Heb jij enig idee, Damin?’ vroeg Marla.

      De jongen schudde zijn hoofd. ‘Nee, mama.’

      Hij liegt, dacht Mahkas, al kon hij zich niet voorstellen waarom. ‘Heeft ze sindsdien ook niets gezegd?’

      ‘Ze heeft geen woord gesproken, mijnheer,’ bevestigde Almodavar. ‘Ze zit momenteel in de cellen, maar er komt niet veel zinnigs uit. Het lijkt wel alsof ze een oorlogstrauma heeft.’

      Marla fronste haar voorhoofd. ‘Wat is dat?’

      ‘Dat zie je soms na een veldslag, vooral bij jonge soldaten die voor het eerst iemand hebben gedood. Die raken in een soort afgesloten toestand. Het is alsof de rest van hun lichaam is uitgeschakeld terwijl hun geest probeert te verwerken wat ze hebben gezien of gedaan.’

      ‘Herstellen ze daarvan?’

      ‘Meestal wel.’

      ‘En jij denkt dat Luciena een soort oorlogstrauma heeft?’

      ‘Ik weet het niet, hoogheid. Ik zeg alleen dat het daarop lijkt.’

      ‘En hoe lang duurt het herstel doorgaans?’

      ‘Uren,’ schokschouderde Almodavar. ‘Dagen. Soms weken.’

      ‘En soms helemaal niet, neem ik aan.’ Marla schudde haar hoofd, zichtbaar in de war door het hele incident. ‘Het slaat nergens op. Zoals je al zei, Mahkas, ze paste zo goed bij ons.’ Marla leunde achterover in haar stoel – Mahkas’ stoel – en keek haar zoon bedachtzaam aan. ‘Heb je al eerder last met haar gehad, Damin? Sinds ze er is?’

      Hij haalde zijn schouders op en keek weer om naar zijn moeder. ‘Nee. Ik bedoel, ze is niet mijn beste vriendin of zo, maar ze deed altijd gewoon aardig. Misschien dat ze iets heeft gezegd tegen Riëlle of Tejay.’

      ‘Wat hebben Riëlle Tirsteen en Tejay Beerboog ermee te maken?’ vroeg Mahkas.

      ‘De jongens en ik zijn vandaag met hen mee naar de markt geweest. Kalan was ook mee. Kal was nog met hen gaan praten voordat...’ Damin aarzelde en grijnsde toen schaapachtig. ‘Voor dat andere... incident.’

      ‘En denk maar niet dat ik dat ben vergeten,’ hielp zijn moeder hem uit de droom.

      ‘Ik vind dat we dat meisje moeten ondervragen,’ verkondigde Mahkas. ‘En desnoods moeten martelen.’

      ‘Ik vind het zelden nodig om te martelen, Mahkas,’ liet Marla hem weten, duidelijk misnoegd over zijn voorstel.

      ‘Ik bedoel alleen maar...’

      ‘Ja, ik weet wat je bedoelt.’

      Voordat Mahkas zijn uitspraak kon verdedigen, ging de deur weer open. Deze keer was het zijn neefje Xanda Taranger die het kantoor binnenkwam, op de hielen gevolgd door de slavin die Luciena mee naar Krakandar had genomen. De ogen van de mollige blondine waren gezwollen en roodomrand, duidelijk van het huilen.

      ‘Hoogheid,’ zei Xanda met een formele buiging voor zijn tante. De maanden in Groenhaven hadden Mahkas’ neefje blijkbaar wat manieren bijgebracht.

      Marla boog haar hoofd om de begroeting te beantwoorden en richtte haar aandacht op de slavin. ‘Jij heet Aleisha, hè?’

      ‘Ja, hoogheid.’

      ‘Weet je wat er hier vanavond is gebeurd?’

      Ze knikte en haar ogen liepen vol tranen.

      ‘Zou je ons willen inlichten over het waarom?’

      ‘Hoogheid?’

      ‘Ik neem toch aan dat je weet wanneer je meesteres zich heeft aangesloten bij de Patriottenfactie.’

      ‘Ik... ik snap het niet...’

      ‘Je meesteres heeft vanavond geprobeerd de erfgenaam van de troon van Hythria te vermoorden, Aleisha,’ verduidelijkte Marla. ‘Zolang ze niet handelde uit een misplaatst gevoel van wraak vanwege de slechte wijze waarop ze is behandeld, kan ik er alleen maar van uitgaan dat er een politieke reden achter schuilt. Ik bied je de gelegenheid ons te voorzien van de informatie die we nodig hebben, om je meesteres te redden.’

      ‘Te redden?’ Aleisha keek behoedzaam naar de barse gezichten om haar heen. ‘Waarvan?’

      ‘Heer Damaran vroeg net nog om toestemming om je meesteres te martelen, en kapitein Almodavar heeft prins Damin berispt omdat hij haar niet heeft gedood. Als je je meesteres wilt redden van degenen die vinden dat hoogverraad en poging tot moord niet kan worden bestraft met minder dan de galg, kun je ons maar beter vertellen wat je weet.’

      Terwijl de tranen over haar wangen liepen, schudde de slavin haar hoofd. ‘Ik weet niets, hoogheid. Eerlijk. Het moet een vergissing zijn. Luciena zou zoiets nooit doen.’

      ‘Wie zijn haar medeplichtigen?’ hield Marla vol. ‘Haar vrienden?’

      ‘Er is niemand...’

      ‘Haar moeders vrienden, dan?’ drong de prinses aan. ‘Zij was een zeer bekende court’esa. Wie waren háár klanten, die regelmatig bij haar kwamen? Is dit plan beraamd in Katira Keyns bed en is het haar dochter toegevallen het uit te voeren toen de gelegenheid zich voordeed?’

      ‘Nee!’ snikte Aleisha, met de minuut meer van streek. ‘Nee! Nee! Nee! Daar klopt niets van! Katira is met pensioen gegaan toen ze Luciena kreeg. Ze heeft nooit meer een ander vermaakt nadat ze Jarvan Mariniers meesteres werd. Daar stond hij op. Er waren geen klanten, hoogheid. Er is geen samenzwering!’

      ‘Misschien heeft het te maken met de schulden,’ opperde Xanda.

      Mahkas keek hem aan. De jongeman leek al bijna net zo van streek als de slavin. ‘Welke schulden?’

      ‘Luciena zat diep in de schulden toen haar moeder overleed. Misschien heeft Elezaar die niet allemaal kunnen achterhalen. Misschien is er nog een schuld waar we niets van weten? Een waarvoor moest worden betaald met Damins leven?’

      ‘Dan hoop ik dat het een grote was,’ merkte Damin monter op. ‘Ik zou het verschrikkelijk vinden als mijn leven werd geruild voor de paar pegels die nog overbleven op de rekening van de schoenmaker.’

      Mahkas slaakte inwendig een zucht. Die jongen moest echt eens leren wat serieuzer te zijn.

      ‘Damin!’ beet Marla hem geïrriteerd toe, blijkbaar dezelfde mening toegedaan. ‘Stil!’

      ‘Alstublieft, hoogheid,’ smeekte Aleisha, een nieuwe ronde tranen inslikkend, ‘ik weet ook niet waarom dit is gebeurd. Ik weet alleen dat mijn meesteres nooit iemand zou vermoorden, en al zeker niet een klein jongetje.’

      ‘Ik ben geen klein jongetje!’ protesteerde Damin tegen niemand in het bijzonder.

      ‘Damin, hou je mond of ga de kamer uit!’ blafte zijn moeder kwaad.

      Aleisha liet zich op haar knieën vallen, alsof haar onderdanige houding haar woorden gewicht gaven. ‘Alstublieft, hoogheid. Als dit echt is gebeurd, dan is er iets verschrikkelijk mis. Luciena zweert met niemand samen! En al zou ze het willen, wie zou er samenzweren met haar? Voordat u mijn meesteres zou adopteren, prinses Marla, was ze een berooide, laaggeboren dochter van een court’esa. Ook als iemand ervan wist dat u haar mee naar Krakandar wilde nemen, dan nog was de tijd tussen uw aanbod en het vertrek uit Groenhaven te kort om iets met iemand te kunnen bekonkelen.’

      ‘Ze sprak met Amiel Parkesh,’ bracht Xanda de slavin in herinnering.

      ‘En daar was u bij, luitenant!’ kaatste de slavin ongeduldig terug. ‘En u zag wat hij van Luciena wilde. U was degene die hem afpoeierde! De enige die we verder hebben gezien voordat we uit Groenhaven vertrokken, was de hoge arrion, en u gaat háár toch zeker niet beschuldigen van een samenzwering tegen de erfgenaam van de hoogprins, of wel soms?’

      Er daalde een dodelijke stilte neer over de kamer. Marla verbleekte zichtbaar.

      ‘Jouw meesteres ging naar Alija Arendspiek voordat jullie uit Groenhaven vertrokken?’ vroeg ze met een stem zonder enige emotie erin.

      ‘De dag voordat we gingen,’ bevestigde de slavin. ‘En Luciena ging niet naar haar. Het was andersom. Het was zelfs zo, dat toen Luciena naar binnen wilde om haar te spreken...’ De slavin aarzelde toen ze besefte hoe veroordelend haar verklaring kon zijn.

      ‘Wat wilde de hoge arrion van jouw meesteres?’ vroeg Mahkas streng.

      ‘Dat weet ik niet, heer Damaran. Vrouwe Alija stuurde me weg om iets te drinken te halen. Misschien hadden ze het over Luciena’s neef in Fardohnya.’

      ‘Dus jouw meesteres heeft banden met de Fardohnyanen,’ concludeerde Almodavar. ‘En die zitten achter deze aanval.’

      ‘Nee!’ riep Aleisha uit. ‘Ze heeft met niemand banden. Ik wéét niet waar ze over spraken. Maar toen ik terugkwam met verfrissingen, was vrouwe Alija al weg en lag Luciena flauwgevallen op de vloer.’

      Marla’s gezicht verhardde zich. ‘Kapitein Almodavar,’ zei ze, terwijl ze de slavin strak bleef aankijken. Haar stem bezorgde Mahkas koude rillingen. Zelfs Damin keek haar van opzij aan en zag een kant van zijn moeder die hij nog niet kende.

      ‘Ja, hoogheid?’

      ‘Ga naar de cellen beneden en dood Luciena Marinier.’

      Het bleef weer even ijzig stil voordat Almodavar reageerde. ‘Hoogheid?

      ‘Maak haar dood, kapitein. Het kan me niet schelen hoe. Als ze maar dood is.’

      Zelfs Mahkas snakte naar adem na dit genadeloze bevel. ‘Maar moeten we niet onderzoeken...’

      ‘Er is gerommeld met haar geest,’ informeerde Marla hen. ‘Zolang ze nog ademhaalt, vormt ze een bedreiging. Ze moet dood.’

      ‘Dat mag niet!’ protesteerde Xanda.

      Marla richtte haar ijskoude blik op haar neefje. ‘Ik mag dat wel.’

      ‘Toch moet je het niet doen!’ hield hij vol. ‘Als er aan Luciena’s geest is gerommeld – als de hoge arrion dat heeft gedaan – dan kun je haar niet zomaar doden.’

      ‘Ik geloof niet dat je het begrijpt, Xanda,’ zei Marla. ‘Ze is een marionet, en iemand anders trekt aan de touwtjes. Dat kunnen de Fardohnyanen zijn en het kunnen de Patriotten zijn. Dat kan me eigenlijk niet eens schelen. Zo’n dreiging kan ik in de buurt van mijn kinderen niet in leven laten.’

      ‘Ik begrijp het heel goed,’ wierp hij tegen. ‘Beter dan je denkt. En daar gaat het juist om. Als er met haar geest is gerommeld, moet je weten waarom. En bovendien: waarom nu? Wat is er onlangs veranderd in de politieke sfeer van Hythria? Waarom moet uitgerekend nu Lernens erfgenaam uit de weg worden geruimd? Is dit lang geleden al beraamd of gewoon een opportunistische aanval? Er is hier meer aan de hand dan dat er een meisje dat we dachten te kunnen vertrouwen, zomaar een aanslag pleegt, tante Marla, en het zou dom zijn om daar geen acht op te slaan.’

      Hij is slimmer dan hij eruitziet, besloot Mahkas. Hij had nooit zoveel vertrouwen gehad in Xanda’s verstandelijke vermogens. Maar aan de andere kant, bedacht Mahkas droogjes, was hij toch helemaal niet zo slim. Wie slim is, kijkt wel uit voordat hij Marla Wolfsblad ervan beschuldigt dom te zijn.

      ‘En hoe kom ik daar dan achter, Xanda?’

      ‘Via Wrayan Lichtvinger.’

      ‘Maar Wrayan zit in Fardohnya,’ verkondigde Damin.

      Ze keken hem allemaal aan.

      ‘Dat heb ik tenminste gehoord,’ vervolgde hij haastig toen hij besefte wat hij zojuist had prijsgegeven.

      ‘Hoe jij dat weet, bespreken we nog wel, jongeman,’ waarschuwde Marla haar zoon met een onheilspellende blik, en toen richtte ze haar aandacht weer op haar neefje. ‘Maar Damin heeft wel gelijk, Xanda. Wrayan is er niet. Moet ik Luciena soms vrijlaten om zich helemaal uit te laten leven tot het hoofd van het dievengilde ons ergens in de toekomst weer komt verblijden met een bezoek?’

      ‘Natuurlijk niet, tante Marla. Luciena blijft uiteraard opgesloten. Maar je hoeft haar nog niet te laten doden. Nu nog niet. Niet voordat Wrayan een kans heeft gehad in haar geest te zien wat er nou werkelijk aan de hand is.’

      Daar dacht de prinses even over na, en vervolgens knikte ze, met enige tegenzin. ‘Goed, ze mag blijven leven – totdat Wrayan terug is of ik aan het einde van de zomer weer naar Groenhaven vertrek.’

      ‘En als Wrayan Lichtvinger vaststelt dat er aan haar geest is geprutst?’ vroeg Mahkas, stiekem sceptisch over het vermogen van de dief om magische handelingen te verrichten maar verstandig genoeg om Marla er niet over tegen te spreken.

      ‘Dan gaat ze eraan.’

      Sprakeloos van opluchting om te weten dat iemand anders voor deze ramp verantwoordelijk werd gehouden, knikte Mahkas langzaam.

      Hij twijfelde er geen moment aan dat Marla elk woord meende van haar belofte Luciena Marinier te laten doden. En hij vroeg zich af of hij als enige hier begreep dat de prinses de terechtstelling helemaal niet had herroepen. Die had ze alleen maar voor een tijdje uitgesteld.