7

Marla Wolfsblad stond op toen de deur van haar privézitkamer openging. Overal in huis was het vanmiddag benauwd, vochtig tot op het ondraaglijke af. Dat had je altijd in Groenhaven, voordat de regentijd begon. De prinses telde de uren totdat ze de stad kon verlaten om naar Krakandar in het noorden te gaan, waar het ’s nachts tenminste afkoelde zodat je niet constant baadde in het zweet.

      Toen haar bezoek naderbij kwam, glimlachte Marla hartelijk. Ze had niet op hoeven staan. Marla was een prinses, en de jonge vrouw die binnen was gelaten, was een burger, maar ze wilde een goede indruk maken. Marla wilde dat het meisje haar mocht.

      De prinses stapte naar voren toen de jonge vrouw aankwam bij de lage tafel, omringd door felgekleurde zijden kussens, en nam haar op met dezelfde beschouwende blik als ze van het meisje kreeg. Geen van beiden sprak.

      In haar bescheiden, lichtblauwe zijden japon van goede snit was Luciena Marinier eerder bevallig dan mooi – de bevalligheid en vitaliteit van de jeugd in plaats van het resultaat van een goede afkomst of een bijzonder fraaie botstructuur. Ze had iets exotisch, vond Marla, met donkere ogen en getinte huid die haar Fardohnyaanse achtergrond verried. De moeder van het meisje was een court’esa met Fardohnyaanse voorouders geweest, en naar men zei een bijzonder mooie. Daarvoor moest Marla afgaan op geruchten en roddels. De vrouw had amper drie straten verderop gewoond in het huis van wijlen Luciena’s vader, maar het was ondenkbaar dat een slavin, die een bastaard van een van Marla’s echtgenoten had gebaard, ooit in het bijzijn van de prinses zou zijn geduld.

      ‘Hoogheid,’ zei Luciena uiteindelijk, met een sierlijke reverence. Als gewone burger had ze toch de beste opleiding gehad die Marla kon regelen, en daarbij hoorden behalve de traditionele vakken ook beschaafde omgangsvormen.

      ‘Luciena.’

      ‘Is “hoogheid” de juiste aanspreekvorm?’ informeerde het meisje. ‘Of hebt u liever dat ik u “moeder” noem?’

      Marla glimlachte. Het meisje was of erg dapper, of erg dom om zich zo vijandig op te stellen bij de eerste ontmoeting met degene die haar kon maken of breken. ‘Wíl je me dan moeder noemen?’

      ‘Ik ben overgeleverd aan uw genade,’ antwoordde ze op een toon die allesbehalve onderdanig was.

      ‘Ja, Luciena,’ beaamde Marla. ‘Dat ben je.’

      Marla liet dat even tot het meisje doordringen terwijl ze naar het bijzettafeltje liep en met het daarop staande zilveren belletje rinkelde. Nauwelijks was het getinkel verstomd, of de deuren gingen open en er stroomde een legioen slaven de kamer in met verfrissingen, gestapeld op verscheidene prachtige zilveren wagentjes. Ze stalden de gesneden vruchten, de vleeshapjes en de gekoelde wijn uit op de tafel in het midden van de kamer en trokken zich stilletjes terug, de deur achter zich sluitend.

      ‘Alsjeblieft,’ noodde Marla met een armgebaar. ‘Kom je erbij zitten?’

      Luciena nam plaats op de kussens tegenover Marla en bleef de prinses behoedzaam aankijken.

      ‘Ga je gang,’ opperde Marla.

      ‘Dank u, hoogheid, maar ik denk dat ik liever weet wat ik moet doen om de schuld terug te betalen die ik nu bij u schijn te hebben.’

      Marla boog zich voorover en pakte een schijfje meloen. Die was zoet en parelde van condensvocht, koel gehouden in de diepe kelders van het paleis met sneeuw die in de winter uit de Zonnegloorbergen was gehaald.

      ‘Vergeet die schuld maar. Die wil of hoef ik niet betaald te krijgen. Ik dacht gewoon dat het tijd werd dat wij elkaar leerden kennen.’

      ‘Die behoefte hebt u nooit gehad toen mijn vader nog leefde,’ merkte de jonge vrouw stijfjes op. ‘Hij is al zes jaar dood, en u hebt inmiddels een andere echtgenoot. Ik zie niet dat u ook maar iets om mij geeft.’

      ‘Integendeel, Luciena. Ik geef heel veel om je.’

      ‘U hebt een merkwaardige manier om uw achting te laten blijken, hoogheid.’

      De onbuigzame houding van het meisje was nogal irritant. ‘Je moet goed begrijpen, Luciena, dat het protocol voorschreef dat we elkaar niet eerder konden ontmoeten. Het schandaal was al groot genoeg toen ik je vader trouwde. De zus van de hoogprins die met een burger trouwt? In heel Groenhaven vielen er douairières flauw, alleen al van het idee. Het zou te ver zijn gegaan om ook nog zijn laaggeboren kind te erkennen, zelfs voor een hof dat zo vooruitstrevend zou zijn als het onze.’

      ‘Waarom bent u dan met mijn vader getrouwd? U hebt nooit van hem gehouden.’

      ‘Je vader bezat bijna een kwart van de gehele Hythrische vloot, Luciena. Burger of niet, hij was een van de rijkste mannen in Hythria.’

      ‘Dus u geeft toe dat u hem hebt getrouwd om zijn geld?’

      ‘Ik heb al eens geprobeerd te trouwen uit liefde. Dat liep uit op een regelrechte ramp.’

      ‘Maar...’ stamelde Luciena, zichtbaar in verwarring. ‘Ik... ik snap het niet.’

      ‘Jij bent je vaders erfgenaam, Luciena.’

      ‘Ik ben van lage komaf,’ hield ze Marla voor. ‘Ik kan niets erven omdat u de belofte hebt gebroken mij te echten.’

      ‘Ik heb niets gebroken,’ corrigeerde Marla en ze nam nog een schijfje meloen. ‘Ik werk alleen volgens mijn tijdschema, niet het jouwe. En als ik dat wil, kan ik nog steeds regelen dat jij je vaders fortuin erft. Onder drie voorwaarden.’

      ‘Welke drie voorwaarden?’

      ‘De eerste is dat ik je adopteer, natuurlijk,’ legde ze uit. ‘Als enige wettige echtgenote van je vader, kan ik zijn kind adopteren en echten, ook al is hij al zes jaar dood, zodat je zijn erfgenaam wordt.’

      Luciena glimlachte, maar niet vriendelijk. ‘Aha. Dus nu houdt u zich ineens aan uw belofte om mij te adopteren, en omdat ik nog maar zeventien ben, mag u de komende dertien jaar mijn zaken behartigen als mijn voogdes, zodat u me van mijn fortuin kunt beroven, allemaal om uw broer als hoogprins overeind te houden, ongetwijfeld. De geruchten over uw meedogenloosheid doen u zelfs tekort, hoogheid.’

      Dat verraste Marla nogal. ‘Zijn er geruchten over mijn meedogenloosheid?’

      ‘Zoals u ongetwijfeld weet, hoogheid, heb ik een uitstekende opleiding. Beledig me dus niet door te doen alsof ik gek ben.’

      ‘Beledig mij dan niet door me niet uit te laten spreken,’ kaatste Marla terug. Ze zat perplex. Zijn er geruchten over mijn meedogenloosheid?

      Luciena was zo verstandig te beseffen dat ze te ver was gegaan. ‘Neemt u mij niet kwalijk, hoogheid.’

      ‘Zoals ik al zei, als eerste moeten we je officieel adopteren. Als tweede moeten we een huwelijk voor je regelen.’

      ‘Met wie?’ vroeg het meisje stekelig. ‘Een of andere vieze ouwe man wie u nog iets verschuldigd bent? Een van de perverse vriendjes van de hoogprins, misschien?’

      Luciena’s deemoed had amper meer dan een paar tellen geduurd. Stiekem was Marla daar blij om. Ze zou het vreselijk hebben gevonden als het meisje een en al timide onnozelheid zonder enige ruggengraat was geweest.

      ‘We vinden vast wel iemand die ermee door kan.’

      ‘En wat maakt het uit met wie ik trouw?’

      ‘Dat maakt ook niet uit,’ zei Marla haar. ‘Niet met wíé je trouwt, tenminste. Wel dát je trouwt. Het punt is, namelijk, Luciena, wij zijn vrouwen in een wereld die wordt geregeerd door mannen. In sommige opzichten hebben we minder vrijheid dan een slavin. Als we trouwen, worden we het bezit van onze echtgenoot. Wat van hem is, is van hem, en wat van ons is, wordt van hem als we hem trouwen. En aangezien de mannen de regels verzonnen, en het geen zin heeft een zestien jaar oude bruid te trouwen als je moet wachten tot ze dertig is om haar vaders fortuin te erven, zorgden ze voor een maas in de wet. Lang voordat ze meerderjarig is, kan een vrouw onverhoopt komen te overlijden in het kraambed, en wat gebeurt er dan met al dat geld en bezit waarvoor je haar hebt getrouwd?’

      Het meisje was snel. Ze had meteen door waar Marla naartoe wilde. ‘U bedoelt dat ik mijn vaders bezit kan erven zodra ik ben getrouwd?’

      ‘Als ik jou heb geadopteerd, ja.’

      ‘Wie heeft het nu?’

      ‘Ik, natuurlijk.’

      ‘Maar als ú mijn vaders bezit hebt geërfd, dan is het nu toch van uw huidige echtgenoot?’

      ‘Maar ik heb het niet geërfd. Ik heb het alleen in bewaring. Het is niet van mij, en daarom kan mijn man er niet aankomen. En je hoeft niet te vrezen voor je fortuin, Luciena. Daar heb ik heel goed op gepast. Toen je vader overleed, had hij een kwart van de Hythrische handelsvloot. Nu heb je daar ongeveer een derde van.’

      Luciena staarde Marla aan met een bedachtzame blik.

      ‘U zei drie voorwaarden,’ bracht ze de prinses even later in herinnering.

      ‘De derde is dat je trouw zweert aan Huis Wolfsblad.’

      Het meisje keek onzeker. ‘U wilt dat ik trouw zweer aan de hoogprins?’

      ‘Ik wil dat je zweert dat je alles in je macht zult doen en desnoods het totale gewicht van je fortuin laat gelden om de troon veilig te stellen voor de erfgenaam van de hoogprins.’

      ‘U wilt dat ik trouw zweer aan uw zoon, dan?’

      ‘Nee,’ zei Marla zorgvuldig. ‘Het zou hoogverraad zijn om je te vragen trouw te zweren aan iemand anders dan de zittende hoogprins. Ik sta er alleen op dat je trouw zweert aan zijn Huis. Dat is iets anders.’

      ‘Stel dat de volgende hoogprins net zo’n nietsnut wordt als we nu hebben? Of erger?’

      ‘Dat mag je zelf beslissen als je hem ontmoet.’

      Luciena keek nu compleet verbijsterd.

      ‘Als ik je adopteer, Luciena, dan maak je ook kennis met de rest van de familie.’

      ‘U laat me in uw húís? Mij? Een laaggeboren burger?’

      ‘Mijn man en ik vertrekken overmorgen naar de provincie Krakandar. Als je mijn aanbod wilt overwegen, mag je met ons mee om kennis te maken met je nieuwe broers en zussen, onder wie de erfgenaam van de hoogprins. Je zult merken dat Damin lijdt aan enige mate van de stuitende zelfoverschatting van de meeste jongetjes van twaalf, maar we vertrouwen erop dat hij daar binnenkort wel overheen groeit.’

      ‘En als ik niet akkoord ga met uw aanbod?’ vroeg ze op haar hoede.

      ‘Dan zoek ik wel een veelbelovende knul om hém aan te wijzen als Jarvan Mariniers verloren gewaande zoon, adopteer hem en houd zijn bezit in bewaring tot hij oud genoeg is. Het zal wat moeilijker te bewijzen zijn, maar ik heb wel aanzienlijke middelen tot mijn beschikking. En je vader is lange tijd kapitein op de grote vaart geweest, hoor. Met in elke haven een court’esa of twee zal hij vast wel ergens een paar bastaards hebben verwekt.’

      Daar dacht Luciena even over na voordat ze vroeg: ‘Met wie wilt u dat ik ga trouwen?’

      ‘Dat beslissen we wel als je het eens bent met mijn aanbod.’

      ‘Waarom?’ vroeg Luciena argwanend.

      ‘Pardon?’

      ‘Wat wordt u hier wijzer van, prinses Marla? Is het omdat u de zeggenschap wilt over mijn fortuin?’

      ‘Die heb ik al.’

      ‘Dan snap ik niet waarom u dit voor me doet.’

      Marla glimlachte en dacht dat ze zelf net zo argwanend zou zijn over het aanbod dat ze dit kind had gedaan. ‘Ik doe dit ook niet voor jou,’ bekende ze. ‘Dat heb je goed gezien. Ik doe dit voor mijn familie. Het is geen geheim dat Huis Wolfsblad al generaties lang zelfdestructief is. Daar wil ik verandering in brengen via mijn zoon. Maar dankzij zijn voorgangers zal Damin moeten vechten voor zijn troon en nog harder moeten werken om hem te houden. Daarvoor heeft hij de steun nodig van iets meer dan een paar sentimentele Royalisten die zich omwille van het verleden vastklampen aan het geslacht Wolfsblad. Je krijgt de zeggenschap over een derde van alle handelsschepen die vanuit Hythria varen. En die zeggenschap kríjg je ook, Luciena. Ik heb die hele opleiding niet aan jou verspild om die verantwoordelijkheid over te dragen aan iemand anders.’

      ‘U meent het!’

      ‘Als je me wat beter leert kennen, Luciena, zul je merken dat ik zo niet kijk als ik een grap maak.’

      ‘Hoe lang heb ik om hierover na te denken?’

      ‘Heb je dan een beter aanbod om het tegen af te wegen?’

      ‘Dat hangt ervan af of ik bereid ben mijn ziel te verkopen aan de Wolfsbladen, denk ik,’ antwoordde het meisje opstandig.

      ‘Je hebt een theatraal trekje, zie ik, Luciena.’

      ‘Nou, hoogheid, eigenlijk was het meer de vaststelling van een overduidelijk feit.’

      ‘Laat ik dan nog een overduidelijk feit vaststellen, meisje. Je kunt kiezen tussen een bevoorrecht leven in weelde of een obscuur leven in armoede. Als je zo intelligent bent als mijn informanten me hebben doen geloven, kies je voor het eerste.’

      ‘Denkt u dat ik zo dol ben op materiële welstand dat ik mezelf in uw macht stel om een dak boven mijn hoofd te krijgen? Denkt u dat ik me zomaar laat koppelen aan een van uw pluimstrijkers om u te helpen de troon van de hoogprins overeind te houden? En waarom zou ik geloven dat u dit allemaal oprecht meent? Ik heb duidelijk gemaakt hoe ik over u denk. Wat hebt u voor reden om mij te vertrouwen? Of hóéft u me niet eens te vertrouwen? Misschien hoeft u me alleen maar te adopteren, me uit te huwelijken aan iemand die u wél vertrouwt en de rest te laten verzorgen door het moordenaarsgilde.’

      ‘De prijs van een huurmoordenaar ben je eigenlijk niet eens waard. Als ik je zo graag uit de weg wilde ruimen, deed ik het zelf wel.’ Marla glimlachte om het geschokte gezicht van het meisje. ‘Zó kijk ik dus als ik een grap maak, Luciena.’

      Het meisje knikte behoedzaam. ‘Ja, hoogheid.’

      Marla glimlachte nog stralender, in de hoop het meisje op haar gemak te stellen. ‘We hebben straks drie weken in een rijtuig onderweg naar Krakandar om elkaar de maat te nemen, Luciena. Het zal voor ons allebei vast een verlichtende tijd worden. Nu dan, neem je mijn aanbod aan of niet?’

      ‘Moet ik meteen antwoord geven?’

      ‘Wat heb je dan nog om over na te denken?’ vroeg Marla ongeduldig.

      ‘Een van uw voorwaarden is dat ik trouw zweer aan Huis Wolfsblad, hoogheid. U wilt dat ik mijn vaders fortuin aanwend om op een dag uw zoon op de troon te helpen. Heb ik dan niet het recht te zien aan wat voor een prins u me trouw wilt laten zweren voordat ik zoiets beloof?’

      Marla staarde haar verrast aan. Een deel van haar was zwaar beledigd door de manier van doen van dit kind. Een ander deel van haar dacht: Dit meisje wordt straks formidabel als ze haar vaders bedrijf in handen krijgt. ‘Je bent nog brutaler dan een straatbengel, Luciena.’

      ‘En wiens schuld zou dat zijn? Had u niet betaald voor mijn opleiding?’

      Marla fronste haar voorhoofd. ‘Goed dan. Je mag met mijn man en mij mee naar Krakandar. We praten wel verder over je toekomst nadat je Damin hebt ontmoet en je een mening over hem hebt gevormd. Meld je bij Xanda als je naar buiten gaat. Dan regelt hij dat jouw slaaf je koffers laat bezorgen op het paleis. Ik neem aan dat je haar mee wilt nemen?’

      ‘Ja. Dank u, hoogheid.’

      ‘Dan zie ik je overmorgen.’

      Toen ze begreep dat ze kon gaan, stond Luciena op en maakte een knicks. ‘Zoals u wenst, hoogheid.’

      Luciena draaide zich om en liep naar de deur. Marla wachtte tot ze er bijna was voordat ze deed alsof haar nog iets te binnen schoot. ‘Nog één ding, Luciena.’

      Het meisje keerde zich naar haar om. ‘Hoogheid?’

      ‘Haal je maar niets in je hoofd over mijn neefje.’

      ‘Pardon?’ vroeg Luciena, nogal van haar stuk gebracht.

      ‘Hij is jong, knap en veel te hoog voor je gegrepen, Luciena. Ik vind wel een geschikte echtgenoot voor je als het zover is. Iemand die wat minder... verheven is. Denk niet dat ik je zo’n beslissing zelf laat nemen.’

      ‘Ik heb echt geen idee wat u bedoelt, hoogheid.’

      ‘Dat weet je heel goed,’ corrigeerde de prinses. ‘Dag, Luciena.’

      Zonder iets te zeggen maakte de jonge vrouw nog een knicks en vluchtte de kamer uit.

      Met een tevreden glimlach leunde Marla achterover tegen de kussens. Achter haar ruiste het gordijn zachtjes toen Elezaar tevoorschijn kwam uit zijn schuilplaats, waar hij naar het hele gesprek had geluisterd.

      ‘Wat vind je van haar?’

      ‘Interessante jongedame,’ liet hij zich ontvallen en hij waggelde om de opgestapelde kussens heen naar zijn meesteres.

      ‘Dat is ze zeker,’ beaamde Marla.

      ‘Maar één ding snap ik niet. Waarom moet ze bij Xanda uit de buurt blijven?’

      ‘Omdat ze zeventien is en denkt dat ze me haat, Elezaar. Hoe kun je die haat nou beter uiten dan door mij openlijk te tarten?’

      ‘Denkt u dat ze expres iets met Xanda gaat beginnen omdat u het haar hebt verboden? Weet Xanda eigenlijk wel dat u hem zo schaamteloos gebruikt?’

      ‘Natuurlijk niet.’

      ‘Denkt u niet dat hij kwaad zal zijn?’

      ‘Was jij het niet, Elezaar, die me erop wees dat mijn neefje nog veel te vol van gierende lustgevoelens en bravoure zit om in de gaten te hebben wat ik allemaal doe?’

      ‘Toch kunt u hem maar beter op de hoogte brengen van uw plannen.’

      ‘Doe ik ook. Als de tijd rijp is.’

      ‘Voor of na de bruiloft?’ vroeg Elezaar nadrukkelijk.

      ‘Als hij eenmaal verliefd is,’ zei Marla met een glimlach. ‘Dan maakt het niet uit wat ik hem zeg.’

      ‘Hoe kunt u daar zo zeker van zijn?’

      ‘Omdat ik uit ervaring weet dat verliefde mensen alleen maar luisteren naar hun eigen hart,’ antwoordde ze, en haar glimlach verdween. De smart over haar eigen verloren liefde was nog altijd een schrijnende wond die Marla zorgvuldig verborgen hield voor de rest van de wereld, zelfs na al die tijd.

      ‘Misschien maar goed ook,’ schokschouderde de dwerg. ‘Liefde is toch blind?’

      ‘Misschien zien we daarom de waarheid nooit,’ beaamde Marla. ‘Ook al staart die ons recht aan.’

      Elezaar zei niets terug. Dat hoefde ook niet. Hij kende haar goed genoeg om te begrijpen dat ze het niet meer over Xanda en Luciena had.

      ‘Laat alles voor haar in gereedheid brengen, Elezaar,’ gebood ze toen de stilte drukkend begon te worden. ‘En laat ook Xanda weten dat hij voor me op haar moet passen.’

      ‘Was er verder nog iets, hoogheid?’

      ‘Nee,’ zei ze, lichtelijk verbaasd om te worden overmand door herinneringen aan hoe het was om jong en onschuldig en hopeloos verliefd te zijn. ‘Je kunt gaan.’

      De dwerg maakte een buiging en waggelde naar de deur om Marla alleen te laten. Ongeduldig veegde ze een onverwachtse traan weg, pakte haar wijnglas van de tafel en dronk hem in één slok leeg.

      ‘Doe niet zo stom,’ mopperde ze op zichzelf.

      Nooit iets betreuren. Nooit omkijken in vertwijfeling. Was dat een van die verrekte Regels om Macht te Krijgen en te Gebruiken van de dwerg? Dat zou het wel moeten zijn. Want wie had gedacht dat de herinnering aan Nash Havikzwaard na al die jaren nog steeds zo zeer deed?