26
Eén ding dat Marla onlangs had ontdekt aan trouw was dat er altijd een nadeel aan kleefde. Het was allemaal goed en wel om iemand blindelings te kunnen vertrouwen, maar als je zes kinderen moest ondervragen die allemaal bereid waren hun kameraden te dekken, was trouw de frustrerendste kwaliteit waar ze ooit op was gestuit. Nadat ze hen allemaal aan de tand had gevoeld, beschikte Marla over zes totaal verschillende versies van wat er op de markt was gebeurd, en de schuldige was Starros, Damin, Rodja, Adham, Narvell of Kalan, afhankelijk van degene met wie ze op dat moment sprak.
Na urenlang ondervragen was ze niets dichter bij de waarheid dan toen ze eraan was begonnen, al klopte haar hart nu in een rustiger ritme en kon ze weer ademen, iets wat ze niet meer had gekund toen het eerste bericht ten paleize arriveerde om haar ervan op de hoogte te stellen dat Damin en de andere kinderen werden vermist.
‘Bent u er al achter wat er nou echt is gebeurd, vandaag?’ informeerde Rogan Beerboog toen hij Mahkas’ kantoor binnenkwam, enige tijd nadat Marla Damin boos had weggestuurd met de waarschuwing dat ze hem niet meer wilde spreken tot hij bereid was de waarheid te vertellen. De krijgsheer was gekleed voor het bal, in een streng zwart pak dat de aandacht vestigde op zijn krachtige lichaam. Naast alle andere redenen waarom Marla haar kinderen momenteel wel kon wurgen, was ze woest op haar zoons omdat ze deze streek hadden uitgehaald terwijl Rogan Beerboog er getuige van kon zijn.
‘Ik weet niet waar ik met Damin de fout in ben gegaan,’ zei ze, een lachje forcerend dat ze niet voelde. ‘Normaal is hij nooit zo... roekeloos.’
In werkelijkheid had Marla Damin naar zijn kamer gestuurd om niet in de verleiding te komen hem zelf met haar blote handen te wurgen. Ziet hij het gevaar dan niet? vroeg ze zich af, keer op keer. Heb ik het hem dan nu nog niet duidelijk genoeg gemaakt hoe gemakkelijk het voor een huurmoordenaar zou zijn om hem op een drukke markt een mes tussen zijn ribben te steken? Waarom vindt hij het zo leuk om me zo te kwellen?
De krijgsheer knikte medelevend. Verschrikkelijk, hè? Al dat harde werk, de onderwijzers, de opleiding... en als dank voor de moeite krijg je een bijzonder vindingrijke knul die slim genoeg is om de beste krijgers van Krakandar het nakijken te geven. Een knul die zo trouw is aan zijn vrienden dat hij liever de straf op zich neemt dan de anderen de schuld te geven van iets waar hij bij betrokken was. Ik kan me voorstellen dat u zo ontzettend in uzelf bent teleurgesteld.’
Sprakeloos van opluchting omdat Rogan er zo gunstig over dacht, liet Marla heel even een flauw glimlachje over haar gezicht spelen. ‘U bent erg vriendelijk, mijnheer. Helaas ben ik er nog niet aan toe om dit uitstapje zo ruimhartig te beschouwen.’
‘Zou ik ook niet zijn, in uw geval,’ zei Rogan. ‘Maar ik denk wel dat dit voorval meer van Damins karakter heeft laten zien dan u beseft, hoogheid. En lang niet alleen maar slechte dingen.’
‘Bedankt voor uw wijze woorden, mijnheer. Zie ik u op het bal?’
‘Ik was net onderweg,’ liet hij haar weten. ‘En denkt u maar niet dat u de enige bent die zich zorgen maakt om de kinderen. Ik sta doodsangsten uit in afwachting van wat die dochter van mij heeft besloten om vanavond aan te trekken voor het bal.’
Marla glimlachte meelevend. ‘Ik denk dat u onnodig vreest. Tejay heeft bijna de hele dag bij Riëlle en Luciena zitten praten over baljurken, geloof ik. Als ze bij hen te rade is gegaan, mag u er gerust op zijn dat ze geen maliën draagt.’
‘Laten we het maar hopen,’ beaamde Rogan met een glimlach. ‘Als de afleidingen van een kwajongensstreek ons maar niet te lang van uw gezelschap onthouden, hoogheid.’
‘Ik kom zo gauw als ik kan,’ beloofde ze.
Toen Rogan weg was, bleef Marla nog een tijdlang ijsberen, erover nadenkend wat ze aan moest met haar van het rechte pad afdwalende kinderen. Daar was ze nog steeds mee bezig toen Elezaar haar even later kwam zoeken, en ze was nog geen stap dichter bij een oplossing.
‘Ze vragen naar u in de balzaal,’ liet hij zijn meesteres weten nadat hij de deur van Mahkas’ werkkamer achter zich had gesloten. ‘Mahkas doet zijn best om voor u in te vallen, maar uw afwezigheid springt erg in het oog.’
‘Ik kom er zo aan.’
‘U kunt de kwestie van de kinderen toch wel uitstellen tot morgen?’
‘En hun nog meer tijd geven om hun verhalen op elkaar af te stemmen?’
‘Maar wie van hen liegt er dan?’
‘Wist ik het maar. Volgens Damin was het zijn idee om de wachters af te schudden en te zien hoe ver ze de bedelaarswijk in konden komen voordat ze werden gesnapt.’
‘En Kalan en Starros deden gewoon mee omdat ze het wel spannend vonden?’
Marla liep naar het venster en sloeg haar armen over elkaar, alsof ze het plotseling koud kreeg. ‘Zeer geloofwaardig, als ik ook maar één moment kon geloven dat Starros “gewoon zou meedoen” met Damin aan zoiets onbenulligs, of dat een van de jongens Kalan in gevaar zou brengen om zo’n kolossale stommiteit uit te halen.’ Bedachtzaam draaide ze zich om naar Elezaar. ‘Misschien moet ik nog eens met haar praten. Ik vermoed dat Kalan de zwakste schakel is in deze keten van misleiding. Misschien slaat zij eerder door dan de jongens.’
‘Daar zou ik maar niet op rekenen, hoogheid,’ peinsde de dwerg. Hij klom in de stoel tegenover haar schrijftafel.
‘Weet jij dan iets over deze escapade dat ik niet weet?’
‘Mogelijk.’
‘Nou?’ spoorde ze hem ongeduldig aan.
‘Kalan had het er laatst over om bij het Tovenaarscollectief te gaan.’
Marla staarde hem aan. ‘Wat?’
‘Kalan probeert erachter te komen wat ze wil worden als ze groot is. Ze vroeg me om raad, en het gesprek kwam terecht op het Tovenaarscollectief, en van het een kwam het ander...’
‘Heb jij mijn dochter het idee gegeven dat ik haar bij het Tovenaarscollectief zou laten gaan?’ hijgde Marla.
‘Nee! Helemaal niet!’ verzekerde Elezaar haar haastig. ‘Integendeel zelfs. Ik wees haar erop dat er vrijwel geen kans was dat u met zoiets zou instemmen.’
‘Vríjwel geen kans?’ herhaalde Marla.
‘Ik wilde het kind niet teleurstellen, hoogheid.’
Marla zuchtte. ‘Wat heb je tegen haar gezegd, Elezaar?’
‘Ik... nou, ik heb min of meer gesuggereerd dat ze misschíén naar het Tovenaarscollectief zou mogen als ze iemand met magische vermogens had die op haar kon passen.’
‘Iemand met magische vermogens?’ echode ze ongelovig. Toen begon het haar te dagen en stak ze haar armen omhoog. ‘Natuurlijk! Wrayan Lichtvinger. Ze wilde naar de bedelaarswijk om met Wrayan te praten.’
‘Mogelijk.’
‘Denk je dan dat het iets anders was?’
‘De kinderen zijn meer dan drie uur weggeweest, hoogheid. Misschien moet u rekening houden met de mogelijkheid dat het hun gelukt is om Wrayan te spreken en dat ze dat voor u verborgen houden.’
Ik vermoord hen zelf, besloot Marla. Ik vergiftig hen morgen bij het avondmaal. Of misschien vanavond, als ze in bad gaan. Dan ga ik hen gewoon allemaal verzuipen. Probleem opgelost.
‘Wat heb ik toch gedaan om dit te verdienen?’ vroeg ze zich hardop af.
Elezaar glimlachte. ‘Misschien klaart alles op na een bericht aan meester Lichtvinger?’
Marla knikte. ‘Stuur hem een boodschap. Zeg hem dat ik hem op het paleis verwacht zodra het hem uitkomt.’ Wrayan zou wel begrijpen dat ze nu meteen bedoelde.
‘En wat gaat u doen aan de kinderen?’
Ze haalde haar schouders op. ‘Almodavar weet vast wel een passende straf te verzinnen voor de jongens. En wat Kalan betreft... tja, als mijn dochter bij het Tovenaarscollectief wil, dan heb ik een groter probleem aan mijn hoofd dan een paar weggelopen kinderen, Elezaar. Een veel groter probleem.’
Enkele uren later kwam het bericht dat Wrayan Lichtvinger niet bij de prinses kon komen, omdat hij de stad uit was. Volgens de boodschapper die Elezaar naar het Zakkenrollerstehuis had gestuurd, was Wrayan al meer dan drie weken weg en werd hij voorlopig nog niet terugverwacht.
Verbaasd, maar wel opgelucht dat Kalan hem niet had kunnen spreken, verontschuldigde Marla zich en verliet ze het bal om haar dochter onder handen te gaan nemen. Dat waanzinnige idee om bij het Tovenaarscollectief te gaan, moest in de kiem worden gesmoord, en hoe eerder dat gebeurde, hoe beter.
Voor straf mocht Kalan niet naar het feest en was ze verbannen naar haar kamer, en ze stond meteen op toen haar moeder binnenkwam.
‘Als je me soms komt vragen mijn verhaal aan te passen vergeet het dan maar,’ verklaarde Kalan strijdlustig zodra Marla de deur had gesloten.
‘Ook als je liegt?’
‘Maar ik lieg niet!’ protesteerde ze. ‘Wat ik heb verteld, is de waarheid. Ik wilde proberen of ik de wachters kon afschudden. Narvell en de Tirsteentjes hebben me geholpen om voor afleiding te zorgen, en Starros en Damin kwamen achter me aan om ervoor te zorgen dat me niets overkwam. Het was allemaal mijn schuld.’
Marla glimlachte en nam plaats op een van de stoelen bij de koude haard. ‘Dus je broers liegen maar wat?’
‘Natuurlijk niet!’
‘Toch zeggen ze allemaal de aanstichter van deze kwestie te zijn. Jullie kunnen onmogelijk allemaal de waarheid vertellen, wat betekent dat er minstens vijf van jullie liegen. Als ik mijn dochter kan geloven, moeten je broers worden bestraft, niet alleen voor hun streek, maar ook voor hun oneerlijkheid.’
Kalan fronste haar voorhoofd en kwam tegenover haar moeder zitten. ‘Kun je het niet gewoon... vergeten?’
‘Niet tot ik de waarheid weet.’
Marla wachtte af terwijl Kalan daar even over nadacht, en ze vroeg zich af wanneer ze zo groot was geworden. Ze was niet zo popperig knap als haar nichtje Leila en zou beslist nooit zo’n verleidster worden als Riëlle, maar Kalan had iets over zich waaruit een sterker karakter sprak dan je van iemand van amper tien zou verwachten.
‘Ik geloof,’ vervolgde Marla, toen Kalan volhardde in een ijzig stilzwijgen, ‘dat het iets te maken kan hebben met jouw wens om bij het Tovenaarscollectief te gaan.’
Kalan staarde haar moeder verbaasd aan. ‘Hoe weet jij... Dat heb je natuurlijk van Elezaar, hè?’
‘Elezaar is en blijft in de eerste plaats míjn slaaf, Kalan. Daar zou je aan moeten denken voordat je hem in vertrouwen neemt.’
‘Nou, díé fout maak ik niet meer!’ verklaarde het kind, met haar armen defensief over elkaar geslagen.
‘Wilde je daar met mij over praten?’
‘Waarover?’
‘Over bij het Tovenaarscollectief gaan.’
‘Waarom? Je zegt toch nee.’
‘En begrijp je ook waarom ik nee zeg?’
‘Vanwege de politiek,’ antwoordde Kalan op verveelde toon. ‘Alles is altijd vanwege de politiek. Alles wat ik leer gaat over de politiek. Alles wat ik de rest van mijn leven ga dóén is vanwege de politiek. Je laat me trouwen met een of andere vieze ouwe man die ik nog nooit heb gezien vanwege de politiek. Politiek, politiek, politíék!’
‘Als je zo’n hekel hebt aan politiek, zou je juist blij moeten zijn dat je niet naar het Tovenaarscollectief mag. In heel Hythria is er geen groter broeinest van politieke intriganten.’
Kalan keek haar vuil aan. ‘Ik ben voor jou alleen maar de reservedochter waarmee je een geweldig bondgenootschap kunt sluiten om op een dag de troon veilig te stellen voor Damin.’
Marla was tot op het bot gekwetst dat Kalan zo slecht over haar dacht. ‘Dat is niet waar, Kalan!’
‘Wat zijn dan je plannen met mij, moeder?’ vroeg ze streng. ‘Waar word ik voor klaargestoomd?’ Toen Marla niet meteen antwoord kon geven, knikte Kalan tevreden, alsof ze niet anders had verwacht. ‘Zie je nou wel. Het kan je niets schelen wat ik zou kunnen – alleen maar met wie ik het zou kunnen. Nou, zorg dan maar voor een goede court’esa voor me als het zover is, moeder. Want die zal ik nog nodig hebben als ik getrouwd ben met de ouwe viezerik die je voor me hebt uitgekozen om je geweldige bondgenootschap te bezegelen.’
Marla veerde overeind, buitengewoon gekwetst door Kalans bijtende toon. Ze kon niet geloven dat haar eigen dochter meende dat ze zo kil en berekenend was. Wat had Luciena ook alweer gezegd? Er gaan geruchten over uw meedogenloosheid. ‘Ik spreek jou nog wel, jongedame, als je weer wat beschaafder kunt praten.’
‘Of bedoel je soms vleiender?’
Marla gunde de beschuldiging van het kind geen antwoord. Abrupt draaide ze zich om en beende de kamer uit, nog het meeste gekwetst door het besef dat er meer dan een kern van waarheid in Kalans woorden school.
Maar toen ze de deur opendeed en de gang op stapte, was Kalans beschuldiging terstond vergeten. Er viel iets stuk en er werd geschreeuwd in de kamer naast die van Kalan. Damins kamer.
Meteen trokken de wachters voor de deur hun wapens en stormden naar binnen om te reageren op Damins hulpgeroep. Met bonzend hart rende Marla achter hen aan.
Wat Marla in de kamer van haar zoon aantrof, sloeg haar met stomheid.
Damin stond bij Luciena Marinier, die op haar buik op het tapijt lag, met Damins laars niet al te zachtzinnig in haar nek om haar hoofd tegen de vloer gedrukt te houden. Met zijn rechterhand hield hij haar rechterpols vast, in een pijnlijke hoek naar boven gedraaid, en in zijn linker hield hij een klein mes met een gouden heft. Op de vloer lag een met edelstenen ingelegde schede bij Luciena’s gezicht. Op haar kin zat een snel kleurende blauwe plek van een klap, en uit haar neus druppelde bloed op het peperdure Fardohnyaanse zijden tapijt, dat langzaam een vlek vormde.
Tranen van pijn liepen geluidloos over de wangen van de jonge vrouw, en in haar ogen stond diepe doodsangst. De gruwelijke stilte die volgde, werd slechts verbroken door Luciena’s zachte gesnik en de misplaatste tegenstem van het orkest dat in de balzaal beneden een vrolijk deuntje speelde.
Ontzet staarde de prinses naar Luciena en keek toen naar haar zoon. Hij zag er niet uit als een kind. Hij hijgde, ongetwijfeld van de inspanning om Luciena te overmeesteren. Zijn ogen fonkelden helder, bijna wild. Heel even had Marla het gevoel dat ze een blik wierp in de toekomst en de man zag die Damin op een dag zou worden – en dat was een gevaarlijke.
‘Wat is hier aan de hand?’ vroeg ze streng toen ze haar stem eindelijk terugvond. Ze kon geen enkele reden bedenken waarom Damin Luciena zo bruut zou aanvallen.
‘Ik hoopte juist dat iemand míj dat kon vertellen,’ antwoordde Damin. Met een duw liet hij Luciena’s arm los en hij deed een stap achteruit. Zodra Damins laars werd opgelicht, krabbelde Luciena overeind. Zittend keek ze rond, wezenloos, angstig. Hij had nog steeds het mes in zijn hand. Gelukkig kon Marla bij Luciena of haar zoon niets ontdekken wat leek op een steekwond.
‘Damin!’ riep ze ongeduldig, niet in de stemming voor nog meer streken vanavond.
Haar zoon staarde op Luciena neer en sprak tot de wachters. ‘Misschien moesten jullie haar maar in bedwang houden voordat ze nog iets probeert.’
‘In bedwang houden?’ vroeg Marla, de wachters terug wuivend. ‘Damin? Wat is er gebeurd?’
‘Wat is er gebeurd?’ herhaalde hij ongelovig, plotseling weer een kind. ‘Ik zal je vertellen wat er is gebeurd, mama. Dat geweldige nieuwe stiefzusje dat je voor ons hebt meegebracht... nou, die probeerde me net te vermoorden.’