44
Toen de hoorns de komst van zijn neef hadden aangekondigd, had Mahkas Damaran verwachtingsvol opgekeken als iemand die meende dat zijn mooiste dromen op het punt stonden uit te komen. Hij haastte zich om het ontvangstcomité te verzamelen en naar buiten te loodsen en boven aan de brede paleistrap Damins komst af te wachten. Ondertussen wreef hij over de zere plek op zijn arm, zoals hij altijd deed als zijn spanning steeg. Hij was vastbesloten om ervoor te zorgen dat Damin wist hoe blij ze waren dat hij weer thuiskwam.
Sinds de jonge prins op dertienjarige leeftijd was vertrokken om als pleegzoon bij Rogan Beerboog in Izcomdar te worden opgenomen, was dit de eerste keer dat Damin zonder prinses Marla terugkeerde, en zeker de eerste keer dat hij voor een langere periode naar huis kwam. Zijn andere bezoeken hadden te kort geduurd en waren te druk bezet geweest om de jongelui enige kans te geven elkaar beter te leren kennen.
Damins meest verontrustende bezoek, herinnerde Mahkas zich terwijl hij terloops over zijn arm wreef, was acht jaar geleden geweest, in het jaar waarin Damin zestien werd. Marla had in Groenhaven een court’esa voor haar zoon aangeschaft en de jonge vrouw voor het zomerreces naar Krakandar gebracht. Reyna heette ze, wist Mahkas nog. Ze was, niet zo verwonderlijk, een beeldschone jonge vrouw. Marla had een recordbedrag voor haar neergeteld. Er was in Groenhaven nog maanden over gepraat. (Een paar mensen hadden haar er zelfs van beschuldigd dat ze de prijs van slaven kunstmatig had opgedreven, zodat haar man winst kon maken op een scheepslading slaven die hij omstreeks diezelfde tijd uit Fardohnya had aangevoerd.) Damin was begrijpelijkerwijs smoorverliefd geworden op zijn nieuwe court’esa en had al die tijd dat hij thuis was nergens anders oog voor gehad. Tegen de tijd dat hij terugging naar Rogan in Izcomdar, had hij de hele zomer nauwelijks twee woorden tegen Leila gezegd. Woedend dat zijn neefje zich zo gemakkelijk liet afleiden, had Mahkas beloofd Reyna naar Natalandar te sturen, samen met Damins bagage, die hem een paar dagen na zijn vertrek uit Krakandar achternagezonden zou worden. Maar in plaats van tegen Reyna te zeggen dat ze haar spullen moest pakken, had Mahkas op de dag nadat Damin met Marla en Ruxton was vertrokken, haar brits laten doorzoeken. Daar hadden zijn mannen verscheidene sieraden van Bylinda aangetroffen, verstopt onder haar kussen. Zonder naar Reyna’s luide betuigingen van onschuld te luisteren had Mahkas het meisje laten afranselen totdat ze voor het leven getekend was, en haar vervolgens verkocht als fruitplukster aan een wijngaard vlak over de grens met Elasapine. Hij had Marla een brief gestuurd waarin hij uitlegde dat het meisje had gestolen en een passende straf had gekregen, en daarmee was de kous af.
Interessant genoeg had Damin tot zijn verhuizing naar Groenhaven nooit om een andere court’esa gevraagd maar zich tevredengesteld met de slavinnen die tot Rogans huishouden behoorden.
Dit onverwachtse bezoek was door het lot beschikt, wist Mahkas. Nu zou er alle tijd zijn voor de gewenste ontwikkelingen. Tijd voor Damin en Leila om verliefd te worden. De pest in Groenhaven en alle vreselijke sterfgevallen die daarvan het gevolg waren, waren de manier van de goden om Damin te krijgen waar hij wezen moest, zodat Mahkas’ dromen allemaal in vervulling konden gaan.
Iedereen had zijn eigen plaats gekregen in het ontvangstgezelschap, dat strikt naar rangorde was georganiseerd. Zijn vrouw en dochter stonden samen met Mahkas boven aan de trap. Bylinda zag wat bleekjes, maar Leila stond naast hem, rijzig en mooi in het stralende lentelicht, gekleed in een prachtige lavendelkleurige japon die hij speciaal uit Fardohnya had laten komen. Ze zag er van top tot teen uit als een passende gemalin voor een hoogprins, en Mahkas was er heel zeker van dat Damin dat zou onderkennen zodra hij zijn nicht weer zag.
Mahkas deed zijn best te begrijpen waarom Marla aarzelde om de verloving formeel af te kondigen. De algemene opvatting was dat een man niet hoorde te trouwen voordat hij vijfentwintig of dertig was, al had ze Xanda op zijn zeventiende vlot genoeg met Luciena laten trouwen toen er een scheepvaartfortuin op het spel stond, herinnerde hij zich enigszins zuur. In principe stond Mahkas achter het idee dat een man zich wat jeugdzonden mocht veroorloven voordat hij zijn wilde haren verloor. Het probleem was dat Leila er niet jonger op werd. Damin was pas vierentwintig, en als hij met trouwen wachtte tot zijn dertigste, zou Leila dan al bijna negenentwintig zijn en ruimschoots in de gevarenzone wat betrof het baren van kinderen.
Als dat gebeurde, was Mahkas’ grootste vrees dat Marla misschien zou besluiten voor haar dierbare Wolfsblad-nageslacht uit te kijken naar een jongere bruid – een meisje in haar late tienerjaren of voor in de twintig, dat met minder risico een aantal gezonde kinderen kon baren. Die vrees was gegrond, wist Mahkas. Het was Bylinda niet gelukt meer dan één gezond kind te voldragen (en nog een dochter bovendien). Gezien de povere prestaties van haar moeder zou Marla zich terecht kunnen afvragen of de dochter misschien dezelfde problemen zou hebben. Bij het idee alleen al kreeg Mahkas de kriebels en wreef hij over zijn onderarm. Uit gewoonte sloeg Bylinda zijn hand bijna werktuigelijk weg, zoals altijd wanneer ze hem daarmee bezig zag, dus bij wijze van afleiding draaide hij zich de andere kant op om te controleren of iedereen op zijn plaats stond.
Achter de regent van Krakandar en zijn gezin stonden een stuk of twintig paleisfunctionarissen en daarachter de bedienden en slaven die Mahkas de eer waardig had gekeurd om zijn neef te begroeten. De oude Lirena stond er, zwaar op haar stok geleund, de slavin die Damin en zijn broertje en zusje als baby’s had verzorgd, samen met andere paleisdienaren die Damin al sinds zijn geboorte kende. Het was belangrijk dat Damin het gevoel kreeg dat hij thuiskwam, en dat kon alleen hier. Mahkas wist wat het waard was dat een man zich ergens waarlijk thuis kon voelen. Toen hij de menigte welkomheters overzag, fronste hij zijn voorhoofd. Starros ontbrak. Orleon stond alleen, en van zijn jonge assistent was geen spoor te bekennen.
‘Voelt Starros zich niet lekker?’ vroeg Mahkas aan zijn vrouw, verbaasd dat de jongeman er niet was. Al was hij laaggeboren, Starros had zich in zijn kinderjaren als een van Damins beste vrienden beschouwd. Zolang hij niet bewusteloos was, zou niets hem ervan kunnen weerhouden deze gebeurtenis bij te wonen.
‘Ik geloof het niet,’ antwoordde Bylinda, al even verbaasd over zijn afwezigheid.
‘Hij had iets te doen in de stad,’ lichtte Leila hen in. ‘Hij is vast gauw terug. Starros zou deze dag voor geen goud willen missen.’
Mahkas knikte. ‘Ik weet het. Dat doet me eraan denken, Leila, dat ik nu al een paar dagen iets had willen zeggen, maar door al dat gedoe rond Damins komst is het me steeds maar door het hoofd geschoten.’
‘Wat dan, papa?’
‘Nu Damin thuis is, zou het de moeite kunnen lonen als je wat... omzichtiger bent in je omgang met Starros.’
Leila staarde hem geschokt aan. ‘Hè?’
‘Kom, kom, niet van je stuk raken. Ik weet dat je met Starros bevriend bent. Maar jullie zitten niet meer samen in de kinderkamer, Leila. Je moet voortaan met vrienden van je eigen stand omgaan. Starros is een bastaardjong dat tot assistent van de opperhofmeester is bevorderd. Je verloofde mag niet gaan denken dat er iets ongepasts is aan je omgang met de bedienden.’
‘Damin ís mijn verloofde niet, papa,’ zei Leila met klem, haar toon zacht en geërgerd omdat ze besefte dat anderen hen zouden kunnen horen. ‘En Starros is meer dan een bediende.’
Mahkas raakte serieus geïrriteerd door de constante weigering van zijn dochter om de realiteit van haar situatie in te zien. ‘Dat je verloving met Damin nog officieel afgekondigd moet worden, wil niet zeggen dat het niet gaat gebeuren, Leila. En hoe sneller je de waarheid omtrent Starros’ positie in het leven onder ogen ziet, hoe beter.’ Voordat Leila met hem over de kwestie in discussie kon gaan, nam hij haar hand en kneep erin met een bemoedigend lachje. ‘Nou niet kwaad op me zijn. Lach eens tegen je vader. Anders gaan de mensen nog denken dat je niet blij bent met Damins thuiskomst.’
Leila weigerde te antwoorden, maar er kon wel een flauw lachje af, wat Mahkas een hele opluchting vond. Ze was alleen maar slecht geluimd, hield hij zich voor. Misschien had ze haar maandstonden wel. Vrouwen waren rond die tijd notoir wispelturig en prikkelbaar. Maar hij had geen tijd meer om zich er druk over te maken. Er schalde weer een hoorn, en ten slotte baande de erewacht zich een weg door de mensenmenigte voor de muur om onder het grote poortgewelf de binnenplaats op te rijden.
Twee voorrijders met de vaandels met daarop de wolfskop, het wapenschild van de Wolfsbladen, en de klimmende kraken van Krakandar, gingen de stoet voor, de binnenplaats op, gevolgd door nog twee ruiters. Daarachter reed de kapitein van de wacht, Almodavar, en naast hem een jonge man en vrouw die naar Mahkas vermoedde Kalan en haar metgezel Rorin waren. Omdat hij Damin niet meteen zag, keek hij nog eens naar de twee ruiters aan het hoofd van de stoet, en hij fronste zijn wenkbrauwen. Die aan de linkerkant, besefte Mahkas plotseling ongerust, was zijn neefje Damin Wolfsblad, eenvoudig gekleed in een hemd en broek, veel te informeel voor zo’n belangrijke binnenkomst in de stad. Hoe haalt hij het in zijn hoofd?
En vervolgens stolde het bloed in zijn aderen toen het tot hem doordrong dat de man die naast Damin reed, op de ereplaats aan de rechterhand van de prins – een stuitender inbreuk op het protocol kon Mahkas zich niet herinneren – de assistent van de opperhofmeester was, het bastaardjong Starros.
Mahkas en Bylinda kwamen naar voren om Damin te begroeten toen die onder aan de trap afsteeg. De prins liep met twee treden tegelijk naar boven, bleef vlak onder het bordes waar zij wachtten stilstaan en boog eerbiedig voor zijn oom.
‘Welkom thuis, Damin!’ verklaarde Mahkas luidkeels, en hij stapte naar voren om zijn neefje te omhelzen met een gedwongen glimlach die hij beslist niet meende. ‘We hebben je erg gemist, hier in je eigen huis.’
Damin leek werkelijk opgetogen te zijn dat hij terug was. ‘Ik heb het ook erg gemist, oom. Hallo, tante Bylinda.’
Bylinda maakte een hoffelijke reverence en bood Damin haar hand. ‘Fijn om je weer te zien, Damin.’
Damin kuste haar handpalm en glimlachte hartelijk. ‘Het is altijd een genoegen om mijn lievelingstante te zien, mijn vrouwe. U bent eigenlijk de ware reden waarom ik naar huis wilde.’
Bylinda bloosde om Damins vleiende woorden, niet ongevoelig voor zijn charme, al had ze ook geholpen de jongen groot te brengen. Toen Mahkas zich opzij draaide, ontdekte hij dat Leila tegen zijn expliciete instructies in niet was toegeschoten om haar neef te begroeten. Ze hield zich op de achtergrond alsof ze niet met de festiviteiten wilde meedoen. ‘Niet zo verlegen, Leila. Kom! Heet Damin eens welkom thuis!’
Met enige aarzeling kwam Leila naar voren, maar ze deed geen poging Damin te omhelzen. Koeltjes bood ze hem haar hand. Mahkas had haar wel kunnen slaan omdat ze zo onbuigzaam was, maar Damin leek het niet erg te vinden. Hij nam de hand aan, kuste de palm even gracieus als hij haar moeder de hand had gekust en glimlachte naar haar.
‘Je ziet me kennelijk heel graag komen, nicht.’
In Damins stem klonk een zweempje ironie door dat Mahkas nogal zorgwekkend vond.
‘Je moest eens weten, Damin,’ antwoordde ze zonder te glimlachen.
‘We spreken elkaar binnenkort wel,’ beloofde hij, waarna hij opnieuw haar handpalm kuste. ‘Onder vier ogen.’
Daarop glimlachte Leila tegen haar neef en stak haar arm door de zijne nadat hij het bordes was opgestapt. Grenzeloos opgelucht door dit opvallende blijk van genegenheid van zijn dochter keerde Mahkas zich naar zijn nichtje en haar metgezel van het Tovenaarscollectief toe om hen te begroeten.
Kalan begroette hem redelijk beleefd en stelde hem voor aan Rorin, terwijl de rest van het ontvangstcomité twee rijen vormde naar de paleisdeuren toe. Mahkas had altijd gevonden dat Kalan een slechte invloed op Leila had en was nogal opgelucht geweest toen Marla haar uit het paleis had gehaald om bij het Collectief in de leer te doen, samen met Rorin Marinier, die neef van Luciena die uit het niets leek te zijn opgedoken en zonder enige uitleg door de familie was geadopteerd. Op het bordes werkte Damin, nog steeds arm in arm met Leila, de rijen af, waarbij hij iedereen met name begroette.
En toen bleef hij abrupt staan en keerde zich naar Mahkas toe. ‘O, nu ik eraan denk, oom – Starros zei dat u iets op het oog had voor de optocht van vanmiddag.’
‘Dat klopt,’ zei Mahkas, zich afvragend wat er gezegd was. Als Starros zijn verrassing ook maar een klein beetje had bedorven, dan zou hij dat bastaardjong dat zoveel slimmer was dan goed voor hem was met zijn blote handen vermoorden, beloofde hij zichzelf.
‘En hij zegt dat ik als voornaamste attractie bedoeld ben.’
‘We moeten Kaelarn eer bewijzen, Damin, en ik dacht...’
Damin lachte. ‘We zijn mijlenver van de oceaan, oom. Kaelarns toorn zal ons hier heus niet treffen als ik niet deelneem aan die optocht van u. Het is een lange rit geweest vanaf het kruispunt vanmorgen, en ik heb de halve stad al persoonlijk begroet. U vindt het toch niet erg als ik de optocht alleen maar vanaf de weergang boven de poort bekijk?’
Zonder Mahkas’ antwoord af te wachten keerde Damin zich terug om nog meer bedienden te begroeten. Met een stille triomf in haar blik keek Leila haar vader aan.
Razend greep Mahkas Starros bij zijn arm toen die hen wilde volgen en trok hem opzij. ‘Wat denk jij dat je aan het doen bent?’ siste hij.
Starros keek hem verbaasd aan. ‘Ik was me er niet van bewust dat ik iets deed.’
‘Je komt hier binnenrijden aan de rechterhand van de prins van Krakandar, alsof je recht op speciale aandacht hebt. Je verpest mijn optocht. Wie denk je wel niet dat je bent?’
‘Damin had me gevraagd om naast hem te rijden, heer. We zijn vrienden.’
‘Dan moet mijn neefje er maar eens goed over nadenken wie zijn vrienden zijn,’ zei Mahkas met een gedempte, boze stem, in het besef dat de mensen zich afvroegen wat hij tegen de jongeman zei. ‘En nu terug naar Orleon, jongen. En ik wil je pas weer zien als je je meerderen dient, en niet probeert te doen alsof je een van hen bent.’
Met een zet liet Mahkas Starros los, en hij haastte zich achter zijn neefje en zijn dochter aan. Zodra hij Damin en Leila veilig aan elkaar had uitgehuwelijkt, moest hij zo zoetjesaan maar eens een manier bedenken om Starros volledig uit het paleis te verwijderen.