25 Het einde van de pijpleiding

Er leefde nu geen schorpioen meer onder de wortels van de grote doornstruik die bij het verenigingspunt van de drie Afrikaanse staten stond. De smokkelaar uit de mijnen had niets anders te doen dan te kijken naar een eindeloze colonne werkmieren die voortstroomde tussen de lage walletjes die de strijdmieren aan weerszijden van hun acht centimeter brede verkeersweg hadden opgeworpen. Het was heet en zwoel en de man die zich onder de doornstruik schuilhield was ongeduldig en slecht op zijn gemak. Dit was de laatste keer. Dat stond vast. Ze moesten maar iemand anders zien te vinden. Natuurlijk zou hij fair zijn. Hij zou hen waarschuwen dat hij ermee ophield en hun de reden daarvan vertellen - de nieuwe tandheelkundige assistent die bij de staf was gekomen en niet zo heel veel verstand van tandheelkunde scheen te hebben. De man was ongetwijfeld een spion - die waakzame ogen, de kleine hangsnor, de pijp, zijn schone nagels. Was een van de jongens betrapt? Had een van hen tegen zijn medeplichtigen getuigd? De smokkelaar ging even verzitten. Waar bleef die helikopter, verdomme nog aan toe? Hij nam een handvol aarde en gooide hem midden in de voortstromende mierencolonne. Ze aarzelden en rolden over de walletjes van hun pad toen de zich voortspoedende achterhoede ze voortstuwde. Toen begonnen de strijdmieren verwoed te graven en het zand weg te dragen en binnen een paar minuten was de weg weer vrij. De man trok zijn schoen uit en sloeg er hard mee op de voortmarcherende mieren. Er volgde weer een kortdurend moment van verwarring. Toen wierpen de mieren zich op hun dode makkers, verslonden ze en de weg lag weer open en de zwarte colonne stroomde verder.

De man vloekte even in het Afrikaans en trok zijn schoen weer aan. Zwarte krengen. Hij zou ze leren. Ineengedoken en met zijn arm omhoog om zich te beschermen tegen de doorns stampte hij over de hele mierensnelweg tot hij in het maanlicht stond. Daar hadden ze wel even genoeg aan. Toen vergat hij de haat die hij alles wat zwart was toedroeg, hield zijn hoofd schuin en keek naar het noorden. De hemel zij dank! Hij liep om de struik heen om de lantaarns en het pakje diamanten uit de gereedschapstassen te halen. Anderhalve kilometer verder, in de lage bosjes, was het grote ijzeren oor van de geluiddetector al opgehouden met zoeken, en de man die het apparaat bediende en de drie mannen die naast de legertruck stonden zachtjes de richting had toegeroepen, zei nu: 'Vijfenveertig kilometer. Snelheid dertig. Hoogte tweehonderdvijftig meter.'

Bond keek op zijn horloge. 'Het ziet ernaar uit dat de ontmoeting om middernacht met volle maan plaatsvindt,' zei hij. 'En hij zal ongeveer tien minuten te laat zijn.' 'Het schijnt zo, meneer,' zei de officier van de Freetown Garrison Force die naast hem stond. Hij wendde zich tot de derde man. 'Korporaal, overtuig je ervan dat het metaal niet door het camouflagenet heen te zien is. Onder deze maan zie je alles.'

De truck stond onder dekking van het lage struikgewas op een zandweg die in de richting van het dorp Telebadou in Frans-Guinea door de vlakte liep. Die avond waren zij vanuit de heuvels vertrokken zodra de geluiddetector het geronk van de motorfiets van de tandarts op het evenwijdig lopende pad had opgevangen.

Zij hadden zonder licht gereden, en zij waren gestopt zodra de motorfiets stopte en zij niet langer gedekt werden door het geluid daarvan. Zij hadden een camouflagenet over de truck.

over de geluiddetector en over de uitstulping van het snelvuurkanon dat ernaast gemonteerd was, gegooid. Toen hadden zij gewacht, niet wetend wie of wat de tandarts zou ontmoeten - een andere motorrijder, een ruiter, een jeep, een vliegtuig?

Nu werd er in de verte een geratel in de lucht hoorbaar. Bond lachte even. 'Een helikopter,' zei hij. 'Er bestaat niets anders dat zo'n herrie maakt. Houd je klaar om het net weg te nemen als hij landt. We moeten misschien een waarschuwingsschot lossen. Is de luidspreker aan?' 'Ja, meneer,' zei de korporaal aan het afluisterapparaat. 'En hij komt snel hierheen. U moet hem over een minuut kunnen zien. Ziet u daar die lichten verschijnen, meneer? Dat moet het landingsterrein zijn.'

Bond keek naar de vier smalle lichtstraaltjes, en toen richtte hij zijn blik weer op de grootse Afrikaanse hemel. Dus hier kwam de laatste man van de bende, de laatste en toch ook de eerste. De man naar wie hij in Hatton Garden eens was gaan kijken. De voornaamste figuur van de Spangled Mob, de bende die in Washington zo berucht was. De enige, behalve de ongevaarlijke en vrij sympathieke Shady Tree, die Bond nog niet had moeten doden - of, hij dacht aan de Pink Garter Saloon en de twee mannen uit Detroit, bijna doden. Niet dat hij deze mensen had willen doden. De opdracht die M hem gegeven had, was alleen het een en ander over deze mensen aan de weet te komen. Maar stuk voor stuk hadden zij geprobeerd hem en zijn vrienden te doden. Geweld was voor hen de eerste, niet de laatste toevlucht geweest. Geweld en wreedheid waren hun enige wapens. De twee mannen in Las Vegas die uit de Chevrolet op hem geschoten hadden en Ernie Cureo hadden geraakt. De twee mannen in de Jaguar die Ernie hadden neergeslagen en toen het op vechten aankwam de eersten waren geweest om hun revolver te trekken. Seraffimo Spang die begonnen was met hem dood te martelen en vervolgens getracht had hem dood te schieten of hem op de spoorbaan te pletter te rijden. Wint en Kidd, die Tingaling Bell hadden mishandeld, en toen Bond, en daarna Tiffany Case. En van die zeven had hij er vijf gedood - niet omdat hij dat prettig vond, maar omdat iemand het doen moest. En hij had geluk gehad en drie goede vrienden, Felix, Ernie en Tiffany. En de schurken waren dood.

En nu kwam daar de laatste van de schurken, de man die de dood van hem en van Tiffany had bevolen, de man die volgens M de diamantsmokkelhandel had opgebouwd en de pijpleiding georganiseerd en haar door de jaren heen meedogenloos en doeltreffend had beheerd. Toen M hem in Boscombe Down opbelde, was hij kortaangebonden geweest en zijn stem had scherp geklonken. Hij had Bond een paar minuten vóór de Canberra naar Freetowa vertrekken moest op de lijn van het ministerie van Luchtvaart te pakken gekregen. Bond had het gesprek in het kantoor van de basiscommandant aangenomen, terwijl op de achtergrond de gierende straalmotoren van de Canberra proefdraaiden.

'Blij datje heelhuids terug bent.' 'Dank u, meneer.'

'Wat is dat in de avondbladen over die dubbele moord op de Queen Elisabeth! Er lag meer dan verdenking in M's stem. 'Dat waren de twee moordenaars van de bende, meneer. Zij reisden als Winter en Kitteridge. Mijn steward heeft me verteld dat men aanneemt dat zij onder het kaarten ruzie hebben gekregen.'

'Denk je datje steward gelijk heeft?' 'Het lijkt me wel mogelijk, meneer.' Het bleef even stil. 'Vindt de politie dat ook?' 'Ik heb nog niemand gesproken, meneer.' 'Ik zal er met Vallance over spreken.'

'Ja, meneer,' zei Bond. Hij wist dat dit M's manier was om te zeggen dat als Bond de twee mannen had gedood, M ervoor zou zorgen dat Bond noch de dienst bij het onderzoek werden genoemd. 'In elk geval,' zei M, 'waren het onbelangrijke figuren. Die Jack Spang, of Rufus Saye, of ABC, of hoe hij zich ook noemen mag. Ik wil datje die te pakken krijgt. Voor zover ik kan nagaan, reist hij langs de pijpleiding terug. Hij gaat de zaak opheffen. Dat zal sommige mensen waarschijnlijk het leven kosten. Aan het eindpunt van de leiding staat die tandarts. Probeer ze allebei te pakken te krijgen. Ik heb 2804 ongeveer een week naast die tandarts laten werken, en in Freetown denken ze dat ze aardig van de plaatselijke situatie op de hoogte zijn. Maar ik wil de zaak afmaken en je voor je eigenlijke werk terug hebben. Dit is een vuil zaakje geweest. Het stond me van het begin af al niet aan. Meer geluk dan wijsheid dat we zover gekomen zijn.' 'Ja, meneer," zei Bond.

'En dat meisje Case?' zei M. 'Ik heb Vallance gesproken. Hij wil niet tot vervolging overgaan tenzij je daarop staat.' Klonk M's stem een tikje té onverschillig? Bond probeerde te voorkomen dat zijn antwoord al te opgewekt zou klinken. 'Ze heeft me erg geholpen, meneer,' zei hij, naar hij hoopte ongedwongen. 'Misschien kunnen we daarover beslissen als ik mijn eindrapport heb ingediend.' 'Waar is ze nu?'

De zwarte hoorn in Bonds hand werd vochtig. 'Ze is in een gehuurde Daimler op weg naar Londen, meneer. Ik breng haar in mijn flat onder dak. In de logeerkamer, bedoel ik. Ik heb een heel goede huishoudster. Die zal op haar passen tot ik terug ben. Ik ben ervan overtuigd dat zij in goede handen is, meneer.' Bond haalde een zakdoek tevoorschijn en wiste het zweet van zijn gezicht. 'Ik twijfel er niet aan,' zei M. Er lag geen ironie in zijn stem. 'Goed dan. Nou, veel succes.' Het was even stil. 'Hou je goed.

En...' De stem aan de andere kant klonk plotseling bars, 'denk niet dat ik niet blij ben dat alles tot nu toe zo is verlopen. Je bent natuurlijk buiten je boekje gegaan, maar je schijnt tegenover deze mensen je mannetje te hebben gestaan. Dag James.' 'Dag meneer.'

Bond keek naar de met sterren bezaaide hemel en dacht aan M en aan Tiffany, en hoopte dat dit werkelijk het slot zou zijn en dat het snel en gemakkelijk zou gaan, en dat hij spoedig thuis zou zijn.

De smokkelaar uit de mijnen stond met de vierde lantaarn in zijn hand te wachten. Daar was hij. Hij vloog dwars over de maan. Een hels lawaai, zoals gewoonlijk. Weer zo'n risico waarvan hij blij zou zijn dat hij eraf was. Hij kwam naar beneden, en nu zweefde hij zes meter boven zijn hoofd. De hand kwam naar buiten en flitste A, en de man op de grond knipperde de B en de C terug. Toen begonnen de schroefbladen trager te wentelen en langzaam zakte het grote metalen insect naar de aarde. Het stof sloeg neer. De diamantsmokkelaar nam zijn hand van zijn ogen weg en zag de piloot langs het laddertje naar buiten klimmen. Hij had een vlieghelm op en een stofbril. Iets ongewoons. En hij leek langer dan de Duitser. Er ging een tinteling langs de ruggengraat van de man. Wie was dit? Hij liep langzaam op hem af.

'Heb je de rommel?' Twee kille ogen onder rechte zwarte wenkbrauwen keken hem van achter de stofbril scherp aan. Toen de man zijn hoofd bewoog en de maan op de glazen viel, waren de ogen verdwenen. Nu waren er alleen nog maar twee blikkerende witte cirkels midden onder de glimmende zwarte helm.

'Ja,' zei de man uit de mijnen nerveus. 'Maar waar is de Duitser?' 'Hij zal niet meer komen.' De twee witte cirkels staarden de smokkelaar blind aan. 'Ik ben abc. Ik ben de pijpleiding aan het opheffen.'

Het was een Amerikaanse stem, hard, vlak en beslist. 'O.'

De smokkelaar stak automatisch zijn hand in zijn overhemd. Hij nam het vochtige pakje eruit en stak het naar voren alsof het een soort vredesaanbod was. Zoals een maand tevoren de schorpioen, voelde hij de opgeheven steen boven zich dreigen.

'Help me even met de benzine.'

Het was de stem van een opzichter die een koelie een bevel geeft, maar de smokkelaar haastte zich te gehoorzamen. Zij werkten zwijgend. Toen waren zij klaar en stonden zij weer op de grond. De smokkelaar had wanhopig nagedacht. Hij mat zich de stem aan van een partner met gelijke rechten, de stem van iemand die weet hoe de kaarten liggen en evenveel zeggenschap heeft.

Hij tuurde naar de donkerblauwe plek duisternis waar de piloot met zijn hand op het laddertje stond. 'Ik heb er eens over nagedacht en ik geloof...' En toen hield de stem op te spreken en de lippen trokken zich van de tanden terug in de open mond en de mond bracht een geluid voort dat tussen een snauw en een schreeuw lag. De revolver in de hand van de piloot blafte drie keer. De smokkelaar liet een gedempt 'ooh' horen. Hij viel achterover in het stof en lag na één stuiptrekking stil. 'Verroer je niet.' De galmende stem klonk over de vlakte met de krassende echo van de geluidsversterker. 'We hebben je onder schot.' Hij hoorde een motor aanslaan. De piloot nam er niet de tijd voor zich af te vragen waar de stem vandaan kwam. Hij sprong naar de ladder. De deur van de cockpit sloeg dicht en de starter bromde. De motor brulde en de schroefbladen begonnen te draaien en namen langzaam in snelheid toe tot er twee zilverkleurige draaikolken in de lucht hingen. Er volgde een schok en de helikopter hing in de lucht en steeg verticaal op.

Beneden in het struikgewas kwam de truck met een schok tot stilstand en Bond sprong op de ijzeren zitting van het snelvuurkanon.

"Omhoog, korporaal,' snauwde hij tegen de man bij de hendel. Hij boog zich voorover naar het vizier terwijl de loop in de richting van de maan omhoogging. Hij stak zijn hand op om de hendel van 'veilig' over te halen naar 'enkel vuur'. 'En tien links.'

'Ik zal u lichtspoorgranaten aanreiken.' De officier naast Bond had twee rekken geelgeverfde granaten in zijn handen. Bond zette zijn voeten in de pedalen en nu had hij de helikopter in het centrum van het vizier. 'Kalm aan,' zei hij rustig. Boempa!

De granaat met de lichtende staart steeg langzaam op in de lucht, tot even onder het wegstervende geluid van het toestel.

Te laag en te ver naar links.

De korporaal verstelde nauwgezet de hendels.

Boempa!

De lichtspoorgranaat zwaaide met een grote boog over het stijgende toestel heen. Bond bukte zich en zette de hendel op 'snelvuur'. Hij deed het met tegenzin. Het zou zeker de dood van de piloot betekenen. Het moest nog één keer gebeuren.

Boempa - boempa - boempa - boempa - boempa! De lucht was vervuld van rode vlammetjes. De helikopter bleef richting de maan stijgen en vloog nu naar het noorden. Boempa - boempa!

Bij de staartschroef schoot een gele vlam omhoog en zij hoorden het geluid van een verre ontploffing. 'We hebben 'm,' zei de officier. Hij nam een nachtkijker op. 'Staartpropeller eraf,' zei hij, en toen opgewonden: 'Goh, het ziet ernaar uit dat de hele cabine met de hoofdpropeller ronddraait. Die piloot moet het benauwd krijgen.' 'Nog meer?' zei Bond, terwijl hij het ronddraaiende toestel in het oog hield.

'Nee, meneer,' zei de officier. 'We moeten hem zo mogelijk levend in handen zien te krijgen. Maar het schijnt dat ja, ... hij heeft het toestel niet meer in zijn macht. Hij komt met grote zwaaien naar beneden. Er moet iets met de grote schroef aan de hand zijn. Daar gaat ie.' Bond keek op van zijn vizier en hield zijn hand tegen het felle maanlicht boven zijn ogen.

Ja, daar kwam hij aan. Hij had nu nog maar driehonderd meter hoogte, de motor brulde en de grote schroefbladen wentelden nutteloos rond, terwijl de verwarde massa metaal waggelend als een dronkenman door de lucht sprong en slingerde.

Jack Spang. De man die de dood van Bond en Tiffany had bevolen. De man die Bond éénmaal, een paar minuten, had gezien, in een smoorhete kamer in Hatton Garden. De heer Rufus B. Saye. Onderdirecteur voor Europa. De man die golf speelde op Sunningdale en eens per maand naar Parijs ging. 'Een modelburger', had M hem genoemd. Spang van de Spangled Mob, die zojuist een man had gedood - de laatste van hoeveel andere?

Bond kon zich het toneel voorstellen dat zich in de kleine cockpit afspeelde: de forse man die zich met één hand vasthield en met de andere aan de instrumenten morrelde en zag hoe de wijzer van de hoogtemeter met honderden tegelijk naar beneden ging. En er zou een rode glans van schrik in zijn ogen zijn, en de handvol diamanten ter waarde van honderdduizend pond zouden evenzoveel dood gewicht zijn, en de revolver die hem vanaf zijn jongensjaren behulpzaam was geweest, zou nu nergens meer toe dienen. 'Hij komt recht op het struikgewas af,' schreeuwde de korporaal boven het geraas in de lucht uit. 'Hij is er nu wel geweest,' zei de kapitein, half tegen zichzelf. Zij keken toe hoe het luchtvaartuig nog een paar heftige slingerbewegingen maakte en hielden hun adem in toen het, wild zigzaggend, voor de laatste maal zijn neus omhoogwipte, en alsof hij het struikgewas tot vijand had, na een twintig meter lange boog beschreven te hebben naar beneden dook en zich met roterende schroefbladen in de doornstruiken stortte. Vóór de echo's van de val waren weggestorven, hoorden zij een hol geluid uit de struiken komen en onmiddellijk daarna verscheen een kluwen van spichtige vlammen, die groter en groter werd en oplaaide naar de hemel, zodat het licht van de maan erbij verflauwde en de hele vlakte baadde in een oranje gloed.

De kapitein was de eerste die sprak.

'Oef!' zei hij vol gevoel. Hij liet langzaam zijn kijker zakken en wendde zich tot Bond. 'Nou, meneer,' zei hij berustend. 'Dat was het dan. Ik ben bang dat het morgen zal worden voor we in de buurt van dat zootje kunnen komen. En dan zal het nog uren duren voor we erin kunnen gaan poken. En de Franse grenswachters zullen erin galop op afkomen. Gelukkig staan we nogal op goede voet met ze, maar de gouverneur gaat een prettige tijd tegemoet als hij de zaak met Dakar moet uitpraten.' De officier kreeg een visioen van een eindeloze hoeveelheid bureauwerk. Het vooruitzicht maakte hem nog vermoeider dan hij al was. Hij was heel zakelijk. Hij had voor vandaag genoeg gehad. 'Hebt u er bezwaar tegen dat we een dutje gaan doen, meneer?' 'Ga uw gang,' zei Bond. Hij keek op zijn horloge. 'U kunt het beste onder de truck gaan liggen. Over een uur of vier zal de zon opkomen. Ik ben zelf niet moe. Ik zal een oogje op de zaak houden voor het geval dat de brand zich uitbreidt.'

De officier keek deze rustige, raadselachtige man, die na een stortbui van berichten met 'onvoorwaardelijk voorrang verlenen' zo plotseling in het protectoraat was verschenen, nieuwsgierig aan. Als er ooit iemand slaap nodig had gehad... Maar Freetown had met dit alles niets te maken. Het was een zaak voor Londen. 'Dank u, meneer,' zei hij en hij sprong van de truck af.

Bond trok langzaam zijn voeten uit de trekkerpedalen en leunde achterover in zijn ijzeren zitplaats. Terwijl zijn ogen nog op de laaiende vlammen waren gericht, tastten zijn handen in de zakken van het verschoten kakitropenhemd, dat hij van de garnizoenscommandant had geleend, naar zijn aansteker en zijn sigaretten; hij nam een sigaret, stak hem aan en deed de rest weer in zijn zak. Dus dit was het einde van de diamantpijpleiding. En de laatste bladzijde van het dossier. Hij zoog de rook diep in zijn longen en liet hem met een lange, vredige zucht tussen zijn tanden door ontsnappen. Zes doden om te gedenken. Het spel was uitgespeeld. Bond bracht een hand omhoog en veegde ermee langs zijn druipende voorhoofd. Hij streek de vochtige haarlok boven zijn rechterwenkbrauw naar achteren en de rode gloed verlichtte het harde, magere gezicht en flikkerde in de vermoeide ogen.

Dus deze grote rode punt markeerde het einde van de Spangled Mob en het einde van hun fabelachtige diamantsmokkel. Maar niet het einde van de diamanten die in het heetst van het vuur werden gebakken. Zij zouden het overleven en weer door de wereld trekken, verkleurd misschien, maar onverwoestbaar, zo eeuwig als de dood. En Bond herinnerde zich plotseling de ogen van de dode die eens bloedgroep F had gehad. Zij hadden ongelijk. De dood is voor eeuwig. Maar diamanten ook. Bond kwam van de truck af en liep langzaam naar het laaiende vuur. Hij glimlachte grimmig bij zichzelf. Al dat gedoe met de dood en die diamanten was al te plechtig. Voor Bond was het gewoon het einde van wéér een avontuur. Weer een avontuur waarvoor dat wrange zinnetje van Tiffany Case tot grafschrift kon dienen. Hij kon haar hartstochtelijke, ironische mond zien zeggen: 'Het klinkt mooier dan het is.'