16 Tiarahotel
Bond lunchte in de
Sunburst Room met airconditioning, naast het niervormig aangelegde
zwembad ('badmeester: Bobby Bilbo - het bad wordt dagelijks
schoongespoten met de hydrojet', stond er op een bordje) en toen
hij tot de conclusie gekomen was dat maar één procent van de gasten
met goed fatsoen in badpak kon verschijnen, liep hij heel langzaam
door de hitte over het twintig meter brede in de zon gebakken
gazon, dat zijn gebouw scheidde van het hoofdgebouw, trok zijn
kleren uit en wierp zich naakt op zijn bed. Er waren zes gebouwen
waarin de slaapkamers van het Tiarahotel waren ondergebracht en zij
droegen de namen van edelstenen, Bond huisde gelijkvloers in de
'Turkoois'. Het gebouw was in porseleinblauw gehouden en de
stoffering was donkerblauw en wit. Zijn kamer was uiterst
comfortabel en voorzien van goed ontworpen moderne meubelen van
zilverachtig hout, dat berkenhout zou kunnen zijn. Er stond een
radio bij zijn bed en een televisietoestel met een beeldscherm van
veertig centimeter naast het grote raam. Buiten voor het raam was
een kleine, omheinde binnenplaats en zelfs de thermostaat die de
airco regelde, maakte geen geluid. Bond sliep bijna
onmiddellijk.
Hij sliep vier uur lang, en gedurende die tijd verspilde het bandopnameapparaat dat onder het nachtkastje verborgen was wel honderd meter band aan het opnemen van doodse stilte.
Toen hij ontwaakte, was het zeven uur. Het apparaat registreerde dat hij de telefoon opnam, naar juffrouw Tiffany Case vroeg en na enige tijd zei: 'Wilt u haar alstublieft doorgeven dat James Bond heeft gebeld?' en de hoorn weer neerlegde. Toen ving het apparaat het geluid op van Bonds voetstappen in de kamer, het geruis van de douche en om half acht de klik van zijn sleutel in het slot toen hij wegging en de deur sloot.
Een halfuur later hoorde het apparaat dat er op de deur werd geklopt en dat de deur even later openging. Er kwam een man binnen, gekleed als een kelner, die een mand fruit droeg waarop een kaartje lag met de woorden: 'Met de beste wensen van de directie'. De man liep snel naar het nachtkastje. Hij draaide twee schroeven los, haalde de spoel met de band eraf en verving hem door een nieuwe spoel, zette de fruitmand op de toilettafel, ging weg en deed de deur achter zich dicht. En toen draaide het apparaat verscheidene uren in stilte door, zonder iets op te nemen.
Bond zat aan de lange bar van het Tiarahotel, nipte aan een wodka-martini en onderwierp de grote gokzaal aan een beroepsmatig onderzoek.
Het eerste wat hij opmerkte, was dat er in Las Vegas een nieuwe richting in de functionele architectuur was opgekomen, die men, dacht hij, de 'verguldemuizenvalschool' zou kunnen noemen; het voornaamste streven van deze school was de klanten in de centrale gokval te lokken, of zij de kaas wilden hebben of niet.
Er waren maar twee ingangen, een vanaf de straat en een vanaf de appartementen en het zwembad. Als men eenmaal door een van deze deuren was binnengekomen, of men nu een krant of sigaretten wilde kopen bij de kiosk, iets wilde eten of drinken in een van de twee restaurants, zijn haar wilde laten knippen, zich laten masseren in de Health Club of alleen maar naar het toilet wilde, er was geen andere weg waarlangs men zijn doel kon bereiken dan via de rijen gokautomaten en goktafels. En wanneer men gevangen was in de draaikolk van snorrende apparaten, waarin zich altijd wel ergens het bedwelmende geluid van een zilveren waterval van munten in een metalen bakje liet horen, of nu en dan de kreet 'Jackpot!', was men verloren. Het zou wel een muis van steen moeten zijn die zich door de verleidelijke werveling van de twee roulettes, het rinkelen van de zilveren dollars in de groene poelen van de blackjacktafels en het opgewonden gemompel aan de drie grote goktafels heen zou slaan zonder eens aan het heerlijke brokje kaas te knabbelen. Maar, peinsde Bond, het was alleen een val voor bijzonder onverstandige muizen - muizen die door de grofste kaas in verleiding zouden worden gebracht. Het was een onelegante val, doorzichtig en vulgair, en het geluid van de apparaten was van een afschuwelijke, mechanische lelijkheid die in het hoofd bleef nakloppen. Het leek op het voortdurende gerammel van de motoren van een oud, ijzeren vrachtschip, dat op weg was naar de sloperij, ongeolied en afgedankt. En de gokkers stonden daar en trokken aan de hendels alsof zij een hekel hadden aan wat zij deden. En als zij eenmaal hun lot in het kleine glazen ruitje hadden afgelezen, wachtten zij niet tot de radertjes ophielden te wentelen, maar stopten een nieuwe munt in de gleuf en tilden een rechterarm op die precies wist waar hij wezen moest. Klik-ratel-ping. Klik-ratel-ping.
En als er af en toe eens een zilveren waterval uit het apparaat kwam, zou het metalen bakje overvloeien van munten en de gokster zou op haar knieën moeten gaan liggen om onder de apparaten naar een wegrollend geldstukje te grabbelen. Want, zoals Leiter had gezegd, het waren meestal vrouwen, oudere vrouwen van het type welvarende huisvrouw, en zij stonden in drommen bij de rijen apparaten als kippen in een batterij, in conditie gehouden door de heerlijke koelte van de zaal en de muziek van de wentelende wieltjes, om ermee door te gaan hun spaargeld over de balk te smijten. Toen hoorde Bond dat een meisje 'Jackpot!' riep, en een paar vrouwen keken op en het toneel veranderde. Nu deden zij Bond denken aan de honden van Pavlov, die kwijlden bij het geluid van de verraderlijke bel die geen eten bracht, en hij huiverde bij de gedachte aan de lege ogen van deze vrouwen en hun huid en hun vochtige, halfopen monden en hun bezeerde handen.
Bond draaide het toneel de rug toe en dronk met kleine slokjes zijn martini op, terwijl hij met een half oor luisterde naar de muziek van de band met de beroemde naam, die aan de andere kant van de zaal dicht bij de winkels zat. Boven een van deze winkels stond in lichtblauwe neonletters The House of Diamonds. Bond wenkte de barman. 'Is meneer Spang hier vanavond geweest?'
'Ik heb hem niet gezien,' zei de buffetbediende. 'Hij komt meestal na de eerste voorstelling. Omstreeks elf uur. Kent u hem?'
'Niet persoonlijk.'
Bond rekende af en liep naar de blackjacktafels. Hij bleef bij de middelste staan. Dit moest de zijne zijn. Om precies vijf over tien. Hij keek op zijn horloge. Halfnegen. Het was een klein, boonvormig tafeltje, bedekt met groen laken. Acht spelers zaten op hoge krukken tegenover de bankhouder, die zijn maag tegen de tafelrand gedrukt hield en twee kaarten gaf in elk van de acht genummerde ruimten op het laken voor de inzetten. De inzet was doorgaans vijf of tien zilveren dollars, of fiches ter waarde van twintig dollar. De croupier was een man van een jaar of veertig. Hij had een vrolijk, flauw glimlachje op zijn gezicht. Hij had een uniform aan - een wit overhemd met lange mouwen, een smal zwart western-gokkersdasje, een groene zonneklep boven zijn ogen en een zwarte broek. De voorkant van zijn broek werd tegen de wrijving van de tafel beschermd door een klein lakens schortje. In een hoek was de naam 'Jake' geborduurd. De croupier gaf de kaarten en manipuleerde met rimpelloze gladheid met de inzetten. Er werd aan de tafel niet gepraat, behalve wanneer een van de spelers 'uit beleefdheid' iets te drinken bestelde of sigaretten kocht bij een van de meisjes in zwartzijden pyjama's die op het middenpad tussen de automaten rondliepen. Vanaf dit middenpad werd het spel bewaakt door twee ruige opzichters met lynxogen en pistolen aan hun middel.
Het spel werd snel en geroutineerd gespeeld en was saai. Het was mechanisch, zoals de gokautomaten. Bond keek er een tijdje naar en liep toen naar de twee deuren in de achterwand van de zaal, waarop respectievelijk 'Rookkamer' en 'Kruitkamer' stond. Onderweg passeerde hij vier 'sheriffs' in keurige grijze westernuniformen. Hun broekspijpen staken in halve laarzen. Deze mannen stonden daar onopvallend, zij keken nergens naar, maar zagen alles. Op iedere heup droegen zij een revolver in een open holster en het gepoetste koper van vijftig patronen glom in hun koppels. Er is toezicht genoeg, dacht Bond toen hij de openzwaaiende deur van de rookkamer binnenging. Binnen hing aan de betegelde muur een bordje waarop stond: 'Kom wat dichterbij. De letters zijn kleiner dan u denkt'. Humor uit het westen! Bond vroeg zich af of hij dit zou durven opnemen in zijn volgende rapport aan M. Hij besloot dat het niet zou staan. Hij ging terug en liep tussen de tafels door naar de deur met het opschrift in neonletters: 'Opaalkamer'. Het lage, cirkelvormige restaurant, dat in roze, wit en grijs was gehouden, was voor de helft bezet. De 'gastvrouw' kwam aanvliegen en loodste hem naar een hoektafeltje. Zij boog zich voorover om de bloemen midden op het tafeltje te schikken en hem te laten zien dat haar boezem voor minstens de helft echt was, glimlachte bevallig en verdween. Na tien minuten kwam er een juffrouw die een broodje op zijn bord legde en een klontje boter. Zij zette ook een bord neer waarop olijven lagen en wat selderij, omzoomd met oranje kaas.
Toen kwam er een tweede, oudere juffrouw aansnellen die hem het menu aanreikte en zei: 'Ik kom dadelijk bij u.' Nadat hij daar twintig minuten gezeten had, werd Bond in staat gesteld een dozijn mosselen en een steak te bestellen, en aangezien hij weer een lange wachttijd voorzag, een tweede wodka-martini. 'De ober komt dadelijk bij u.' Veel hoffelijkheid en weinig bediening, dacht Bond, en hij legde zich neer bij het gracieuze ritueel. Terwijl hij het voortreffelijke maal nuttigde dat ten slotte werkelijkheid werd, dacht Bond na over de avond die voor hem lag en overwoog hoe hij het tempo waarin hij zijn opdracht uitvoerde kon opvoeren. De rol van leerling-crimineel die op het punt staat betaald te worden voor zijn eerste proefwerkje en dan misschien, als hij genade vond in de ogen van Spang, regelmatig werk zou krijgen, net als de andere pubers waaruit de bende bestond, verveelde hem buitengewoon. Het zat hem dwars dat hij het initiatief niet kon nemen - dat hij naar Saratoga en daarna naar deze afschuwelijke muizenval had moeten gaan op last van een handvol zware jongens. Hier zat hij, at hun eten en sliep in hun bed, terwijl zij hém, James Bond, in de gaten hielden, en hem taxeerden en erover discussieerden of zijn hand vast genoeg was, of zijn verschijning voldoende vertrouwen wekte en of zijn gezondheid bestand zou zijn tegen het een of andere smerige baantje. Bond kauwde op zijn steak alsof het de vingers van Seraffimo Spang waren en vervloekte de dag waarop hij deze idiote rol op zich had genomen. Maar toen hield hij even op en at wat kalmer verder. Waar voor de duivel maakte hij zich zo druk over? Dit was een belangrijke opdracht en tot nu toe was alles goed gegaan. En nu was hij rechtstreeks tot het einde van de pijpleiding doorgedrongen, rechtstreeks de salon binnengekomen van meneer Seraffimo Spang, die met zijn broer in Londen en met de mysterieuze ABC de grootste smokkelhandel ter wereld dreef. Wat deden Bonds gevoelens ertoe? Het was maar een ogenblik van afkeer van zichzelf, iets van walging omdat hij, een vreemdeling, te lang en te dicht in de buurt van deze onverkwikkelijke, machtige Amerikaanse bendes was geweest, te dicht bij het naar kruitdamp ruikende 'aangename verblijf van de aristocratie van gangsterland.
De waarheid was, besloot Bond toen hij zijn koffie dronk, dat hij heimwee had naar zijn ware gedaante. Hij haalde zijn schouders op. Naar de duivel met de Spangs en het door boeven geregeerde Las Vegas. Hij keek op zijn horloge. Het was precies tien uur. Hij stak een sigaret op, kwam overeind en liep langzaam het restaurant door het casino in. Hij kon de rest van het spel op twee manieren spelen: door zich koest te houden en te wachten tot er iets gebeurde - of door het tempo te forceren, zodat er iets gebeuren móést.