'Shady' Tree

De douanebeambte, een buikig patertje goedleven met donkere zweetplekken onder de oksels van zijn grijze uniformshirt, slenterde vanuit het inspectiebureau traag naar Bond toe, die daar met zijn drie stukken bagage voor hem stond, onder letter B. Bij de volgende deur, onder C, nam het meisje een pakje Parliaments uit haar tasje en stak een sigaret tussen haar lippen. Bond hoorde dat ze verscheidene malen ongeduldig de aansteker aanknipte en het zwaardere geluid toen ze de aansteker weer in haar tasje deed en de sluiting dichttrok. Bond was zich bewust van haar waakzaamheid. Hij wilde dat haar naam met een Z begon, zodat ze niet zo dicht bij hem zou staan. Zarathustra? Zacharias? Zophany? 'Meneer Bond?' 'Ja.'

'Is dit uw handtekening? 'Ja.'

'Alleen persoonlijke bezittingen?' 'Ja, dat is alles.'

'In orde, meneer Bond.' De man scheurde een douanezegel uit zijn boekje en plakte hem op de koffer. Hij deed hetzelfde met het platte koffertje. Hij was vervolgens aan de golftas toe. Hij wachtte even, met het boekje in zijn hand en hij keek Bond aan.

'Wat schiet u, meneer Bond?'

Het werd Bond een ogenblik zwart voor de ogen.

'Dat zijn golfclubs.'

'Zeker,' zei de man geduldig. 'Maar wat schiet u? Hoever komt u?' Bond kon zichzelf wel schoppen omdat hij het Amerikanisme vergeten was. 'O, midden in de tachtig, geloof ik.'

'Nooit van mijn leven verder gekomen dan honderd,' zei de douanebeambte. Hij plakte gelukkig een zegel op de zijkant van de tas, een paar centimeter van de rijkste smokkelbuit die op Idlewild ooit over het hoofd werd gezien. 'Prettige vakantie, meneer Bond.'

'Dank u,' zei Bond. Hij wenkte een kruier en volgde zijn koffers naar de laatste hindernis, de inspecteur bij de deur. Er volgde geen onderbreking. De man boog zich voorover, zocht de zegels, plakte er weer een andere overheen en wuifde hem naar buiten. 'Meneer Bond?'

Het was een lange man met een smal en scherp gezicht, modderkleurig haar en gemene ogen. Hij droeg een donkerbruine broek en een koffiekleurig overhemd. 'Ik heb een wagen voor u.' Toen hij zich omdraaide en Bond voorging door de uitgang, onder de hete morgenzon, merkte Bond een vierkante uitstulping in zijn achterzak op. Die had ongeveer het formaat van een revolver van klein kaliber. Typerend, dacht Bond. Mike-Hammermanieren. Die Amerikaanse gangsters deden veel te demonstratief. Zij hadden te veel misdaadstrips gelezen en te veel films gezien. Het was een zwarte Oldsmobile Sedan. Bond wachtte niet op orders. Hij ging voorin zitten en liet het aan de man in het bruin over om zijn bagage achterin te leggen en de kruier een fooi te geven. Toen zij de troosteloze prairie van Idlewild hadden verlaten en waren opgegaan in de stroom forensenverkeer op de Van Wyck Parkway had hij het gevoel dat hij iets moest zeggen. 'Hoe is het weer hier geweest?'

De chauffeur wendde zijn ogen niet van de weg af. 'Boven de 38 °c: 'Dat is flink warm,' zei Bond. 'In Londen kwamen we niet ver boven de 24.'

'Wat staat er nu op het programma?' vroeg Bond even later. De man keek in de spiegel en reed de middenbaan op. Over een afstand van een kilometer hield hij zich bezig met het passeren van een groep langzaam rijdende wagens op de middelste banen. Zij bereikten een verlaten stuk weg. Bond herhaalde zijn vraag, ik zei: wat staat er op het programma?' De chauffeur keek hem snel even aan. 'Shady wil je spreken.' 'O ja?' zei Bond. Hij verloor plotseling zijn geduld met deze mensen. Hij vroeg zich af wanneer hij eindelijk eens iets van belang zou kunnen doen. Maar het was zijn taak in de pijpleiding te blijven en haar verder te volgen. Eén teken van onafhankelijkheid of gebrek aan medewerking en hij zou worden afgedankt. Hij zou zich klein moeten maken en klein blijven. Hij moest wel aan het idee wennen. Zij sloegen de weg naar Manhattan in en volgden de rivier tot de veertigstraten. Toen staken zij over naar de stad en reden de helft van West 46th Street af, de Hatton Garden van New York. De chauffeur parkeerde voor een onaanzienlijke ingang. Hun plaats van bestemming stond ingeklemd tussen een smerig winkeltje waar men bijouterieën verkocht en een elegante winkelgevel die bekleed was met zwart marmer. Het opschrift in cursieve zilveren letters was zo bescheiden dat wanneer Bond het niet in zijn achterhoofd had gehad, hij niet in staat zou zijn geweest het vanaf de plaats waar hij zat te ontcijferen. Er stond: 'The House of Diamonds, Inc.' Toen de wagen stopte, stapte er een man van het trottoir die om de auto heen slenterde. 'Alles kits?' vroeg hij aan de chauffeur.

'Zeker. De baas thuis?'

'Ja. Wil je dat ik de wagen parkeer?'

'Ja, graag.' De chauffeur wendde zich tot Bond. 'We zijn er, man. Laten we de koffers uitladen.'

Bond stapte de wagen uit en deed het achterportier open. Hij nam zijn kleine platte koffertje op en stak zijn hand uit naar de golfclubs.

'De stokken zal ik wel nemen,' zei de chauffeur achter hem. Gehoorzaam sleepte Bond zijn koffer naar buiten. De chauffeur reikte naar de golfclubs en gooide de deur van de auto dicht. De ander zat al op de bestuurdersplaats en de wagen reed weg in het verkeer terwijl Bond de chauffeur over het trottoir en door de onaanzienlijke deur volgde. In de kleine hal zat een man in een portiersloge. Toen zij binnenkwamen, keek hij op uit de sportrubriek van The News. 'Hallo,' zei hij tegen de chauffeur. Hij nam Bond aandachtig op.

'Hallo,' zei de chauffeur. 'Vind je 't goed dat we de koffers bij jou laten staan?'

'Ga je gang,' zei de man. 'Ze kunnen heel goed daar staan.' Hij wenkte met zijn hoofd naar achteren. De chauffeur, met Bonds clubs over zijn schouder, wachtte naast de deur van de lift aan de andere kant van de hal op Bond. Toen Bond hem naar binnen volgde, drukte hij op het knopje voor de vierde etage en zij stegen zwijgend op. Zij kwamen weer in een kleine hal. Er stonden twee stoelen, een tafel en een grote koperen spuwbak en er hing een muffe geur van verhitte lucht.

Zij liepen over het versleten tapijt naar een glazen deur en de chauffeur klopte aan en liep meteen naar binnen. Bond volgde hem en deed de deur dicht.

Een man met vlammend rood haar en een groot, vredig vollemaansgezicht zat achter een bureau, Er stond een glas melk voor hem. Hij stond op toen zij binnenkwamen en Bond zag dat hij een bochel had. Bond herinnerde zich niet ooit eerder een bultenaar met rood haar te hebben gezien. Hij kon zich voorstellen dat de combinatie geschikt was om de ondergeschikten die voor de bende werkten schrik aan te jagen.

De bultenaar liep langzaam om het bureau heen naar de plaats waar Bond stond. Hij liep om Bond heen, nam hem met veel vertoon omstandig van top tot teen op, ging toen vlak voor Bond staan en keek hem in zijn gezicht. Bond keek onbewogen terug in een paar porseleinen ogen die zo leeg en gevoelloos waren dat hij ze wel van een preparateur van dieren kon hebben geleend. Bond had het gevoel dat hij aan een of andere test werd onderworpen. Onverschillig keek hij terug naar de bultenaar, stelde vast dat hij grote oren had met bijna overdreven lellen, droge rode lippen om zijn grote, half openhangende mond, bijna in het geheel geen nek en korte, sterke armen in een duur, geelzijden overhemd, erop gemaakt om de als een ton zo dikke borst en de scherp uitstekende bult te kunnen bevatten.

'Ik wil de mensen die wij in dienst hebben graag eens goed bekijken, meneer Bond.' Zijn stem was scherp en hoog. Bond glimlachte beleefd.

'Ik hoor uit Londen dat u een man hebt gedood. Ik geloof hen. Ik kan zien dat u ertoe in staat bent. Zou u graag meer werk voor ons doen?'

'Dat hangt ervan af wat het is,' zei Bond. 'Of liever,' hij hoopte dat het niet te theatraal klonk, 'hoeveel u betaalt.' De bultenaar liet een kort, krijsend lachje horen. Hij wendde zich abrupt tot de chauffeur. 'Rocky, haal de ballen uit de tas en snijd ze open. Hier.' Hij schudde snel met zijn rechterarm en stak zijn open hand uit naar de chauffeur. Er lag een mes met een dubbel lemmet in zijn hand dat een klein, met plakband omwonden heft had. Bond zag dat het een werpmes was. Hij moest toegeven dat het goocheltrucje keurig was uitgevoerd.

'Ja, baas,' zei de chauffeur, en Bond merkte de bereidwilligheid op waarmee hij het mes nam en op de vloer neerknielde om het ballenvakje van de golftas open te doen. De bultenaar liep van Bond weg en ging naar zijn stoel terug.

Hij ging zitten en pakte het glas melk op. Hij keek er met afkeer naar en slikte de inhoud in twee enorme teugen door. Hij keek naar Bond alsof hij commentaar verwachtte. 'Maagzweren?' vroeg Bond meelevend. 'Vraag ik u iets?' zei de bultenaar boos. Hij droeg zijn boosheid over op de chauffeur. 'Waar wacht je op, Rocky? Leg die ballen op tafel, zodat ik kan zien wat je doet. Het nummer van de bal is het midden van de vulling. Haal het eruit.' 'Komt voor elkaar, baas,' zei de chauffeur. Hij stond op en legde de zes nieuwe ballen op het bureau. Vijf ervan waren nog in zwart papier verpakt. Hij nam de zesde en draaide hem in zijn vingers rond. Toen nam hij het mes, stak de punt in het oppervlak van de bal en wrikte. Een cirkelvormig stukje van ongeveer een centimeter doorsnee kwam op de punt van het mes naar boven en hij overhandigde de bal over het bureau heen aan de bultenaar, die de inhoud ervan op het leren oppervlak van het bureau schudde. De bultenaar veegde geïrriteerd de stenen bij elkaar. De chauffeur ging door met zijn werk tot Bond achttien stenen op de tafel telde. In hun ruwe staat maakten zij geen indruk, maar als zij van de beste kwaliteit waren, kon Bond gemakkelijk geloven dat zij na geslepen te zijn honderdduizend pond waard zouden zijn.

'Akkoord, Rocky,' zei de bultenaar. 'Achttien. Zoveel zijn het er. Zorg nu dat die verdomde golfsticks hier wegkomen en laat de jongen ze met de koffers van deze vent naar het Astorhotel brengen. Daar staat hij geboekt. Begrepen?' 'Begrepen, baas.' De chauffeur liet het mes en de lege golfballen op de tafel liggen, deed het ballenvakje van Bonds tas dicht, hees de tas op zijn schouder en ging de kamer uit. Bond ging naar een stoel die tegen de muur stond en trok hem naar voren om tegenover de bultenaar achter het bureau te gaan zitten. Hij nam een sigaret en stak hem op. Hij keek over het bureau naar de bultenaar en zei: 'En nu wil ik wel graag, als het u gelegen komt, die vijfduizend dollar hebben.'

De bultenaar, die Bonds bewegingen zorgvuldig gevolgd had, richtte zijn blik op de ordeloze hoop diamanten voor hem. Hij duwde ze in een cirkel. Toen keek hij Bond aan. 'U zult volledig betaald worden, meneer Bond.' De hoge stem klonk correct en zakelijk. 'En misschien krijgt u meer dan vijfduizend dollar. Maar wij zullen zowel voor uw eigen veiligheid als voor de onze een regeling treffen. We zullen u niet rechtstreeks betalen. En u zult begrijpen waarom, meneer Bond, omdat u in uw inbrekerscarrière leergeld betaald zult hebben. Het is voor een man heel gevaarlijk plotseling veel geld te hebben. Hij praat erover. Hij smijt ermee. En als de politie hem vraagt waar het vandaan komt, kan hij geen antwoord geven. Zijn we het eens?' 'Ja,' zei Bond, verrast door het gezond verstand en het gezag waarmee de man sprak. 'Dat is heel verstandig.' 'Dus,' zei de bultenaar, 'mijn vrienden en ik betalen maar heel zelden en met kleine bedragen tegelijk voor bewezen diensten. In plaats daarvan regelen we het zo dat de man het geld voor zichzelf verdient. Neem uzelf. Hoeveel geld hebt u bij u?'

'Ongeveer drie pond en wat kleingeld,' zei Bond. 'Goed,' zei de "bultenaar. 'Vandaag zult u uw vriend meneer Tree ontmoeten.' Hij richtte zijn vinger op zijn borst. 'Dat ben ik. Een volmaakt achtbare burger die u in 1945 in Engeland leerde kennen, toen hij zich bezighield met de verkoop van overtollige legergoederen. Herinnert u zich dat?' 'Ja.'

'Ik was u vijfhonderd dollar schuldig voor een spelletje bridge dat we in het Savoyhotel hebben gespeeld. Herinnert u zich dat?'

Bond knikte.

'Als we elkaar vandaag ontmoeten, wed ik er met u om, quitte of dubbel. En u wint. Akkoord? Dus nu hebt u duizend dollar en ik, een belastingbetalend burger, zal uw verhaal bevestigen. Hier is het geld.' De bultenaar nam een portefeuille uit zijn achterzak en schoof tien biljetten van honderd dollar over de tafel.

Bond pakte ze op en deed ze achteloos in zijn jaszak. 'En dan,' vervolgde de bultenaar, 'zegt u dat u, nu u hier bent, graag eens paardenrennen zou willen zien. Dan zeg ik tegen u: "Waarom ga je niet eens een kijkje nemen in Saratoga? De rennen beginnen maandag". En u vindt het goed, en u gaat naar Saratoga, met uw duizend dollar op zak. Goed?' 'Prachtig,' zei Bond.

'En daar wedt u op een paard. Dat paard zal winnen. Dus dan hebt u uw vijfduizend dollar en als iemand vraagt waar ze vandaan komen, hebt u ze verdiend en dat kunt u bewijzen.' 'En als het paard verliest?' 'Het zal niet verliezen.'

Bond gaf geen commentaar. Zo kwam hij dus al ergens - met één klap was hij in de gangsterwereld terechtgekomen. In de afdeling paardenrennen. Hij keek in de fletse, porseleinen ogen tegenover hem. Het was onmogelijk te zeggen of zij iets zagen. Zij staarden wezenloos naar hem terug. Maar nu moest hij de grote stap wagen. 'Nou, dat is prachtig,' zei Bond, in de hoop dat vleierij het hem doen zou. 'Jullie schijnen de zaken goed te organiseren. Ik werk graag voor voorzichtige mensen.'

Er was in de porseleinen ogen geen aanmoediging te lezen. 'Ik zou graag een tijdje uit Engeland wegblijven. U kunt waarschijnlijk geen extra kracht gebruiken?' De porseleinen ogen dwaalden van de zijne af en gleden peinzend over Bonds gezicht en schouders, alsof de bultenaar paardenvlees keurde. Toen keek de man naar de cirkel van diamanten die voor hem lag en voorzichtig en bedachtzaam duwde hij ze in een vierkant.

Er viel een stilte in de kamer. Bond keek naar zijn nagels. Ten slotte keek de bultenaar hem weer aan. 'Misschien,' zei hij peinzend. 'Misschien is er iets anders voor u. U hebt tot nu toe geen fouten gemaakt. Gaat u zo door en pas op uw tellen. Bel me na de rennen op en ik zal u vertellen hoe het ermee staat. Maar zoals ik zeg, kalmpjes aan en doe wat u gezegd wordt. Begrepen?'

Bonds spieren ontspanden zich. Hij haalde zijn schouders op. 'Waarom zou ik buiten mijn boekje gaan? Ik zoek een baan. En u kunt uw medewerkers vertellen dat ik niet kieskeurig ben als er maar goed betaald wordt.' Voor de eerste maal was er bewogenheid in de porseleinen ogen te lezen. Zij keken gekwetst en boos, en Bond vroeg zich af of hij overdreven had.

'Wie denkt u dat wij zijn?' piepte de bultenaar verontwaardigd. 'De een of andere laag-bij-de-grondse oplichtersbende? Wel verdomme.' Hij haalde berustend zijn schouders op. ik kan niet verwachten dat een Engelsman zal begrijpen hoe de zaken hier tegenwoordig gaan.' De ogen werden weer dof. 'Luister goed. Dit is mijn nummer. Schrijf het op. Wisconsin 7-3697. En schrijf dit ook op. Maar hou het voor je of je tong wordt misschien uitgesneden.' Shady Trees korte, schrille lach klonk niet vrolijk. 'Vierde race op dinsdag. Perpetuities Stakes. Eén en een kwart mijl voor paarden van drie jaar oud. En zet je geld in net vóór de loketten sluiten. Je moet met die duizend dollar de verhoudingen omdraaien. Akkoord?'

'Akkoord,' zei Bond. Een potlood gleed gehoorzaam over een blaadje van zijn agenda.

'Goed,' zei de bultenaar. 'Shy Smile. Groot paard met een bles en vier witte sokken. Dat zal winnen.'