'Feuilles mortes'

Bond voelde dat de liftbediende hem nakeek toen hij de lange gang doorliep naar de laatste kamer: kamer 350. Het verraste hem niet. Hij wist dat er in dit hotel meer kleine diefstallen werden gepleegd dan in elk ander Londens hotel. Vallance had hem eens de grote maandelijkse kaart met de in Londen gepleegde misdaden laten zien. Hij had het woud van vlaggetjes aangewezen rondom het Trafalgar-Palacehotel. 'Dat plekje bezorgt de mensen in de kaartenkamer veel last,' had hij gezegd. 'Dit hoekje wordt iedere maand door zoveel spelden doorstoken dat zij er een nieuw papiertje overheen moeten plakken om er de spelden van de volgende maand in te kunnen prikken.'

Toen Bond aan het einde van de gang kwam, kon hij horen dat er op een piano een tamelijk droevig deuntje werd gespeeld. Toen hij voor de deur van kamer 350 stond, wist hij dat de muziek daarachter vandaan kwam. Hij herkende het wijsje. Het was 'Feuilles mortes'. Hij klopte aan. 'Binnen.' De portier in de hal had opgebeld en de eigenares van de stem verwachtte hem.

Bond liep de kleine zitkamer binnen en deed de deur achter zich dicht. 'Draai de sleutel om,' zei de stem, die uit de slaapkamer kwam.

Bond deed wat hem gezegd werd en liep de kamer door tot hij voor de slaapkamerdeur stond. Toen hij langs de draagbare grammofoon op het schrijfbureau liep, begon de pianist aan 'La ronde'.

Zij zat, halfnaakt, schrijlings op een stoel voor haar toilettafel en staarde door de rug van de stoel in de driedubbele spiegel. Haar blote armen hield zij over elkaar op de hoge leuning van de stoel en haar kin rustte op haar armen. Haar rug was gebogen en er lag iets arrogants in de manier waarop zij haar hoofd en haar schouders hield. Het zwarte lint van haar bustehouder over haar naakte rug, het nauwsluitende kanten broekje en haar gespreide benen prikkelden Bonds zinnen.

Het meisje hield op haar eigen gezicht te bestuderen en bekeek hem in de spiegel, kort en koel.

'Jij bent de nieuwe kracht, neem ik aan,' zei ze met een lage, tamelijk hese stem en op een toon die tot niets verplichtte. 'Ga zitten en geniet van de muziek. De beste lichte plaat die ooit gemaakt is.'

Het amuseerde Bond. Hij deed gehoorzaam de paar passen naar een diepe leunstoel, verzette hem een beetje, zodat hij haar door de deur heen nog kon zien en ging zitten. 'Heb je er bezwaar tegen dat ik rook?' zei hij, terwijl hij zijn koker voor de dag haalde en een sigaret in zijn mond stak. 'Als je daaraan wilt doodgaan.'

Juffrouw Case hield ermee op haar gezicht in de spiegel te bekijken terwijl de pianist 'J'attendrai' speelde. Toen was de plaat afgelopen.

Onverschillig wipte zij haar dijen van de stoel en stond op. Zij draaide haar hoofd half om en het blonde haar dat weelderig tot onderaan haar hals naar beneden viel, bewoog mee en ving het licht. 'Draai hem maar om, als je wilt.' Zij verdween uit zijn gezichtsveld. Bond liep naar de grammofoon en nam de plaat op. Het was George Feyer met ritmische begeleiding. Hij keek naar het nummer en nam het goed in zich op: Vox 500. Hij onderzocht de andere kant en, terwijl hij 'La vie en rose' oversloeg omdat daar voor hem bepaalde herinneringen aan verbonden waren, liet de naald bij het begin van 'Avril au Portugal' in de groef zakken. Voor hij van de grammofoon wegliep, haalde hij zachtjes de hoes eronderuit en hield hem onder de staande lamp naast het schrijfbureau. Hij hield hem schuin onder het licht en bekeek hem helemaal. Er stond geen merk op. Hij haalde zijn schouders op, legde hem terug onder de grammofoon en liep terug naar zijn stoel.

Hij bedacht dat de muziek precies bij het meisje paste. Alle melodieën schenen haar toe te behoren. Geen wonder dat het haar lievelingsplaat was. Hij had dezelfde onbeschaamde vrouwelijkheid als zij, het tikje grofheid in haar optreden en de stekeligheid die in haar ogen lag toen zij hem vanuit de spiegel zo nors had aangekeken. Bond had zich geen voorstelling gemaakt van de juffrouw Case die hem tot in Amerika zou schaduwen. Hij had gedacht dat zij een of andere afgelikte slons met fletse ogen zou zijn - een harde, sombere vrouw van wie het lichaam voor de bende waarvoor zij werkte geen enkel belang meer had. Dit meisje was wel degelijk ruw, zij had een ruwe manier van optreden, maar wat haar verleden ook mocht zijn, haar huid had geglansd onder het licht.

Wat was haar voornaam? Bond stond op en liep opnieuw naar de grammofoon. Er zat een label van Pan American Airways aan het handvat. 'Miss T. Case'. T.? Bond liep terug naar zijn stoel. Teresa? Tess? Thelma? Trudy? Tilly? Geen enkele van die namen scheen bij haar te passen. Zeker niet Trixie, of Tony, of Tommy.

Hij speelde nog met de gedachte toen zij geluidloos in de slaapkamerdeur verscheen, met één elleboog hoog tegen de deurpost leunde en haar hoofd opzijboog tegen haar hand aan.

Bond stond zonder haast op en keek terug. Ze was gekleed om uit te gaan, op haar hoed na, een klein zwart dingetje dat zij in haar hand heen en weer liet bungelen. Ze droeg een keurig zwart mantelpakje en een diep olijfgroene blouse die van boven gesloten was, lichte nylons en zwarte krokodillenleren schoenen met vierkante neuzen die er zeer duur uitzagen. Ze had een klein gouden armbandhorloge met een zwart bandje om haar ene arm en een zware gouden armband om de andere. Een grote diamant schitterde aan de middelvinger van haar rechterhand en aan haar rechteroor was een platte oorhanger met een parel te zien, die in gevlochten goud was gevat, op de plaats waar het bleekgouden haar was weggekamd.

Zij was heel mooi, op een achteloze manier, alsof ze haar uiterlijk voor zichzelf hield en het haar niet kon schelen wat de mannen van haar dachten, en er was een ironisch trekje in de mooie wenkbrauwen boven de grote, koele, tamelijk spottende ogen dat scheen te beduiden: 'Goed. Probeer het maar. Maar je moet wel erg goed zijn, jongen.' De ogen zelf hadden de zeldzame eigenschap een weerschijn te hebben. Als edelstenen een weerschijn hebben, verandert de kleur binnen in de steen als je hem in het licht beweegt en de kleur van de ogen van dit meisje scheen te wisselen tussen lichtgrijs en diep grijsblauw.

Haar huid was lichtelijk gebruind en zonder make-up, behalve haar lippen, die dieprood waren geverfd; de lippen waren vol en zacht en tamelijk somber en zij bezorgden haar wat men noemt een 'zinnelijke mond'. Maar geen mond die vaak zondigde, dacht Bond - als men afging op de koele ogen en het zweempje autoriteit en gespannenheid daarachter. De ogen keken nu onpersoonlijk in de zijne. 'Dus jij bent Peter Franks?' zei ze, en haar stem was laag en aantrekkelijk, maar er klonk een tikje neerbuigendheid in door.

'Ja,' zei hij. 'En ik heb me afgevraagd waar die T voor staat.' Ze dacht even na. ik denk datje daar bij de receptie wel achter had kunnen komen,' zei ze. 'Hij staat voor Tiffany.' Ze liep naar de grammofoon en onderbrak de plaat middenin 'Je n'en connais pas la fin'. 'Maar dat mag niet iedereen zeggen,' voegde zij er koel aan toe.

Bond haalde zijn schouders op, liep naar de vensterbank en leunde er op zijn gemak tegenaan, met over elkaar geslagen benen.

Zijn nonchalance scheen haar te ergeren. Ze ging voor het schrijfbureau zitten. 'Nou,' zei ze en haar stem klonk scherp. 'Laten we tot zaken komen. In de eerste plaats, waarom heb jij dit baantje op je genomen?' 'Er is iemand doodgegaan.'

'O.' Zij keek hem opmerkzaam aan. 'Ze hebben me verteld dat diefstal je specialiteit was.' Ze zweeg even. 'Uit hartstocht of in koelen bloede?' 'Na een gevecht.' 'Dus je wilt weg.' 'Zo is het ongeveer. En het geld.'

Ze veranderde van onderwerp. 'Heb je een houten been? Een vals gebit?'

'Nee. Alles is echt.'

Ze fronste haar wenkbrauwen. 'Ik vraag ze altijd een man met een houten been voor me op te zoeken. Nou, heb je hobby's of zo? Enig idee waar je die stenen in kunt verstoppen?' 'Nee,' zei Bond. ik kaart en ik speel golf. Maar ik dacht dat het handvat van een koffer of een tas daar heel geschikt voor was.'

'Dat denken ze bij de douane ook,' zei ze droog. Ze zat een ogenblik zwijgend na te denken. Toen trok ze een stuk papier naar zich toe en nam een potlood. 'Wat voor golfballen gebruik je?' vroeg zij zonder te glimlachen. 'Ze heten Dunlop 65s.' Hij was even ernstig als zij. 'Dat is misschien een goed idee.'

Ze leverde geen commentaar, maar schreef het op. Ze keek op. 'Heb je een paspoort?'

'Ja, dat heb ik wel,' zei Bond, 'maar dat staat op mijn eigen naam.'

'O.' Ze werd weer achterdochtig. 'En hoe is die dan wel?' 'James Bond.'

Ze snoof. 'Waarom niet Joe Doe.' Zij haalde haar schouders op. 'Het doet er in elk geval helemaal niet toe. Kun je binnen twee dagen een visum voor Amerika krijgen? En een vaccinatiebewijs?'

'Ik zou niet weten waarom niet,' zei Bond. (De 'Dienst Q' zou dat allemaal in orde maken.) 'In Amerika heeft niemand iets tegen mij. Hier sta ik trouwens ook niet in de politiedossiers. Dat wil zeggen, niet onder de naam Bond.' 'Goed,' zei ze. 'Luister. Bij de immigratiedienst moet je het volgende vertellen. Je gaat naar de Verenigde Staten om iemand op te zoeken die Tree heet, Michael Tree. Je logeert in het Astorhotel. Hij is een Amerikaanse vriend van je. Je hebt hem in de oorlog ontmoet.' Ze kwam een beetje meer uit de plooi. 'Voor het geval dat ze het ooit nagaan: die man bestaat werkelijk. Hij zal je verklaringen bevestigen. Maar hij is niet algemeen bekend als Michael. Zijn vrienden kennen hem onder de naam "Shady" Tree. Als hij tenminste vrienden heeft,' voegde ze er zuur aan toe. Bond glimlachte.

'Hij is niet zo grappig als zijn naam klinkt,' zei het meisje kortaf. Ze trok een lade van het bureau open en nam er een pakje vijfpondsbiljetten uit met een elastiekje eromheen. Ze telde ze na, haalde er ongeveer de helft af en legde deze terug in de la. De rest rolde ze op, deed er een elastiekje om en slingerde het pakje door de kamer heen naar Bond. Bond bukte zich en ving het vlak boven de vloer op. 'Het is ongeveer vijfhonderd pond,' zei ze. 'Neem een kamer in het Ritzhotel en geef dat adres op aan de immigratiedienst. Neem een flink versleten tas en doe daarin wat je zou meenemen als je een dagje ging golfen. Neem je golfclubs mee. Hou je een beetje gedekt. BOAC-Monarch naar New York. Donderdagavond. Het eerste dat je morgenochtend doen moet, is een ticket kopen. Ze zullen je op de ambassade geen visum geven als je geen vliegticket hebt. Donderdagavond om halfzeven zal een wagen je bij het Ritz afhalen. De chauffeur zal je de golfballen geven. Doe ze in je tas. En,' zei ze terwijl zij hem recht in de ogen keek, 'denk niet dat je die rommel zelf kunt gaan verhandelen. De chauffeur zal bij je blijven tot je bagage in het vliegtuig is. En ik zal ook op London Airport zijn. Begrepen?'

Bond haalde zijn schouders op. 'Wat zou ik met dat spul moeten beginnen? Veel te groot voor mij. En wat gebeurt er aan de overkant?'

'Als je door de douane bent, zal er weer een chauffeur op je staan wachten. Hij zal je vertellen watje dan moet doen. En,' drukte zij hem op het hart, 'als er bij de douane iets gebeurt, aan welke kant ook, dan weet je van niets. Je weet helemaal niet hoe die ballen in je tas komen. Wat ze je ook vragen, zeg steeds maar: "Ik heb ze er gewoon in gedaan". Hou je van de domme. Ik zal op je passen. En misschien ook nog anderen. Dat weet ik niet. Als ze je in Amerika opsluiten, vraag dan naar de Britse consul en blijf daarnaar vragen. Van ons kun je geen hulp verwachten. Maar daar word je voor betaald. Oké?'

'Het is redelijk genoeg,' zei Bond. 'De enige die ik in moeilijkheden zou kunnen brengen ben jij.' Hij keek haar met waardering aan. 'En dat zou ik niet graag willen.' 'Onzin,' zei ze minachtend. 'Je hebt niets met mij te maken. Maak je over mij geen zorgen, vriend. Ik kan wel op mezelf passen.' Zij stond op en kwam voor hem staan. 'En behandel me niet als een klein meisje,' zei ze scherp. 'We moeten een opdracht uitvoeren. En ik kan voor mezelf zorgen. Je zou ervan staan te kijken.'

Bond stond op en liep van het raamkozijn weg. Hij glimlachte en keek in de stralende grijze ogen beneden hem, die nu donker waren van ongeduld. '"Ik kan alles veel beter dan jij." Maak je geen zorgen. Ik zal je niet teleurstellen. Maar laat je eens een beetje gaan en wees nu eens voor één minuut niet zo verdraaid zakelijk. Ik wil je graag nog eens zien. Kunnen we elkaar in New York ontmoeten als alles goed gaat?' Bond voelde zich een verrader terwijl hij die woorden zei. Hij mocht dit meisje wel. Hij wilde vriendschap met haar sluiten. Maar het kwam erop neer dat hij haar vriendschap zou gebruiken om verder te komen in de pijpleiding. Ze keek hem even peinzend aan en haar ogen werden langzaam minder donker. Haar stijf op elkaar geknepen lippen ontspanden zich en gingen een beetje van elkaar. Ze hakkelde enigszins toen ze hem antwoord gaf. 'Ik, ik... dat is.' Ze wendde zich bruusk van hem af. 'Verrek,' zei ze, maar het klonk kunstmatig. 'Vrijdagavond heb ik niets te doen. We zouden misschien samen kunnen eten. In de "21 "-Club in de 52ste Straat. Alle taxichauffeurs weten het te vinden. Acht uur. Als alles goed gaat. Komt dat je gelegen?' Ze draaide zich weer naar hem toe en keek naar zijn mond, niet naar zijn ogen.

'Mooi,' zei Bond. Hij bedacht dat het tijd werd om weg te gaan vóór hij een fout zou maken. 'Nou,' zei hij zakelijk. 'Is er verder nog iets?'

'Nee,' zei ze. Toen vroeg ze scherp, alsof ze zich ineens iets herinnerde: 'Hoe laat is het?' Bond keek op zijn horloge. 'Tien voor zes.' 'Ik moet aan de slag,' zei ze. Met een gebaar alsof ze hem ontsloeg liep ze naar de deur. Bond volgde haar. Met haar hand op de sleutel draaide ze zich om. Ze keek hem aan en er was vertrouwen en bijna warmte in haar ogen te lezen. 'Het zal wel lukken met jou,' zei ze. 'Blijf alleen uit mijn buurt in het vliegtuig. Raak niet in paniek als er iets misgaat. Als je het er goed afbrengt,' zei ze en er kwam weer iets beschermends in haar stem, 'zal ik proberen nog meer van dergelijke opdrachten voor je te krijgen.'

'Bedankt,' zei Bond. 'Dat zou ik erg fijn vinden. Ik vind het heerlijk met je samen te werken.'

Terwijl ze eventjes haar schouders ophaalde, deed ze de deur open en Bond liep de gang op.

Hij draaide zich om. 'Tot ziens dan in die "21 "-tent van jou,' zei hij. Hij wilde nog meer zeggen, een excuus zoeken om nog langer bij haar te blijven, bij dit eenzame meisje dat grammofoonplaten draaide en naar zichzelf in de spiegel staarde. Maar nu trok ze een gereserveerd gezicht. Hij zou een volkomen vreemde voor haar kunnen zijn geweest. 'Zeker,' zei ze onverschillig. Ze keek hem nog eens aan en toen deed ze langzaam maar vastberaden de deur voor zijn neus dicht. Terwijl Bond door de lange gang naar de lift liep, stond het meisje vlak achter de deur en luisterde tot zijn voetstappen niet meer te horen waren. Toen liep ze met peinzende blik langzaam naar de grammofoon en zette hem aan. Ze pakte de plaat van Feyer op en zocht de groef die zij wilde hebben. Ze legde de plaat op de pick-up en vond de plaats waar zij de naald moest laten zakken. Het was het wijsje 'Je n'en connais pas la fin'. Ze stond ernaar te luisteren en dacht aan de man die zomaar ineens uit de lucht was komen vallen en in haar leven terecht was gekomen. God, dacht ze bij zichzelf, met plotselinge woede en wanhoop, weer zo'n verdomde oplichter. Kon ze dan nooit van hen afkomen? Maar toen de plaat uit was keek ze gelukkig, en ze neuriede het melodietje terwijl ze haar neus poederde en zich gereedmaakte om uit te gaan. Toen ze op straat was, stond ze even stil en keek op haar horloge. Tien minuten over zes. Vijf minuten om erheen te gaan. Ze liep over Trafalgar Square naar Charing Cross Station en stelde bij zichzelf vast wat ze zou zeggen. Toen ging ze het station binnen en liep naar een van de telefooncellen waar zij altijd gebruik van maakte.

Het was precies kwart over zes toen ze het nummer van Welbeck draaide. Nadat men zoals gewoonlijk tweemaal had laten bellen, hoorde ze het klikje van het automatische opnameapparaat dat het gesprek registreerde. Twintig seconden hoorde ze niets anders dan het scherpe gekras van een naald in een wasplaat. Toen zei de vlakke stem die haar onbekende meester was het enkele woord: 'Spreek.' En toen was het, op het gekras van de naald na, weer stil. Zij was er allang overheen geagiteerd te worden door het abrupte, lichaamloze bevel. Zij sprak snel maar duidelijk in de zwarte hoorn. 'Case voor ABC. Ik herhaal: Case voor ABC.' Zij wachtte even. 'Koerier is oké. Zegt dat zijn echte naam James Bond is en wil die naam op zijn paspoort gebruiken. Speelt golf en zal golfclubs dragen. Stel golfballen voor. Gebruikt Dunlop 65s. Verder alles geregeld. Zal op 1915 en 2015 bellen om inlichtingen. Dat is alles.'

Zij luisterde even naar het gekras van het opnameapparaat; toen hing ze de hoorn op en liep terug naar het hotel. Ze belde voor een grote dry martini en toen die gebracht werd, zat ze te roken en platen te draaien en te wachten tot het kwart over zeven was.

Dan, of misschien niet voor ze om kwart over acht weer belde, zou de neutrale, gedempte stem over de telefoonkabel naar haar terugkeren: ' ABC aan Case. Ik herhaal, ABC aan Case...' En dan zouden instructies volgen. En ergens in een huurkamer in Londen zou het gekras van het opnameapparaat ophouden zodra zij de hoorn op de haak legde. En dan zou er, misschien, een onbekende deur dichtgaan en op een paar trappen zouden voetstappen klinken en later in een onbekende straat te horen zijn en wegsterven.