13 Modder en zwavel

In de kleine rode bus zat alleen een negerin met een verschrompelde arm en, naast de chauffeur, een meisje dat haar zieke handen aan het gezicht onttrok en van wie het hoofd geheel in een dikke zwarte sluier was gehuld die zonder haar gezicht te raken tot op haar schouders viel, als het masker van een bijenhouder.

De bus, waarop aan beide zijden stond 'Acme Modder- en Zwavelbaden', en boven de voorruit 'Elk uur op het hele uur', reed de stad door zonder nog ergens passagiers op te nemen en draaide vanaf de hoofdweg een slecht onderhouden grindpad op, dat door een aanplanting van jonge dennen liep. Na een kilometer gereden te hebben sloeg hij een hoek om en rammelde een kleine heuvel af, in de richting van een groepje goor-grijze houten gebouwen. Te midden van de gebouwen verhief zich een lange schoorsteen van gele baksteen waaruit een dun sliertje rook recht in de windstille lucht opsteeg. Er was geen teken van leven vóór de baden, maar toen de bus het met onkruid overwoekerde grind opreed, dat lag voor wat de ingang scheen te zijn, kwamen door de met gaas bespannen deur twee oude mannen en een hinkende kleurlinge naar buiten, die boven aan de trap bleven staan tot de buspassagiers waren uitgestapt.

Toen hij de bus uitkwam, sloeg de zwavellucht Bond met misselijkmakende hevigheid tegemoet. Het was een vreselijke lucht, die ergens uit de maag van de wereld scheen op te stijgen. Bond liep van de ingang weg en ging op de ruwe houten bank zitten onder een groepje dennen die dood schenen te zijn. Hij bleef daar een paar minuten zitten om zich te harden tegen wat er achter de gazen deuren met hem zou gebeuren en om het gevoel van benauwdheid en afkeer van zich af te schudden. Het was ten dele, stelde hij vast, de reactie van een gezond lichaam op het contact met ziekte, en ten dele de hoge, grimmige Bergen-Belsen-schoorsteen met zijn onschuldige rookpluimpje. Maar bovenal het vooruitzicht door deze deuren naar binnen te gaan, een kaartje te nemen en dan zijn schone lichaam te ontbloten en het over te geven aan de anonieme handelingen die in dit griezelige, gammele etablissement werden verricht.

De bus rammelde weg en hij was alleen. Het was volkomen stil. Bond merkte op dat de twee zijramen en de ingang twee ogen en een mond leken. Het gebouw scheen naar hem te kijken, hem gade te slaan, op hem te wachten. Zou hij binnenkomen? Zouden zij hem te pakken krijgen? Bond bewoog zich ongedurig in zijn kleren. Hij kwam overeind, liep het grind over en beklom de houten treden; de gazen deuren sloegen achter hem dicht. Hij bevond zich in een gore receptieruimte. De zwaveldampen werden nog penetranter. Er stond een receptietoonbank achter een ijzeren rooster. Aan de muren hingen ingelijste dankbetuigingen, sommige met zegels van rood papier onder de handtekening, en er stond een vitrine met een glazen voorruit vol pakjes in doorschijnend papier. Er hing een kaartje boven waarop in onhandig met de hand geschreven hoofdletters stond: 'Neem een pak Acme mee naar huis. Behandel u thuis zelf. Op een reclamekaart voor een goedkoop transpiratiebestrijdingsmiddel was een prijslijst geplakt. De slagzin eronder was nog leesbaar.

Een verlepte vrouw met oranje pijpenkrullen boven een gezicht als een kleffe roomsoes keek langzaam op en zag hem door de tralies heen aan, terwijl zij een vinger hield op de plaats waar zij in Werkelijk gebeurde liefdesgeschiedenissen gebleven was.

'Kan ik u helpen?' Het was de stem die zij reserveerde voor vreemdelingen, voor mensen die het klappen van de zweep niet kenden.

Bond keek door de tralies met de behoedzame weerzin die zij had verwacht, ik wilde een bad nemen.' 'Modder of zwavel?' 'Modder.'

'Wilt u een strippenkaart? Dat is goedkoper.' 'Eén maar, alstublieft.'

'Eénvijftig.' Zij duwde een bleekpaars kaartje naar voren en hield er een vinger op tot Bond het geld had neergeteld. 'Welke kant moet ik op?'

'Rechtuit,' zei zij. 'De gang door. Waardevolle voorwerpen kunt u beter hier laten.' Zij schoof een grote witte envelop onder het rooster door. 'Schrijft u uw naam erop.' Zij keek van opzij toe hoe Bond zijn horloge en de inhoud van zijn zakken in de envelop deed en zijn naam erop krabbelde. De twintig biljetten van honderd dollar zaten in het zakje van zijn hemd. Hij vroeg zich af wat hij ermee moest doen. Hij schoof de envelop terug. 'Dank u.' 'Tot uw dienst.'

Achter in de ruimte was een laag hekje en er hingen twee witgeschilderde houten handen waarvan de uitgestoken wijsvingers naar rechts en naar links wezen. Op de ene hand stond modder en op de andere zwavel. Bond passeerde het hekje en sloeg rechtsaf een vochtige gang in met een hellende cementen vloer. Hij liep de gang door en passeerde aan het eind ervan een draaideur; hij bevond zich in een lange, hoge ruimte met een gedeeltelijk glazen dak en hokjes langs de muren.

Het was er heet en er hing wasem en zwaveldamp. Twee jeugdige mannen die een weke indruk maakten, naakt op een grijze handdoek om hun middel na, zaten aan een tafeltje bij de ingang te kaarten. Op het tafeltje stonden twee asbakken vol sigarettenpeuken en een etensbord vol sleutels. De mannen keken op toen Bond binnenkwam, en een van hen nam een sleutel van het bord en hield hem Bond voor. Bond liep er heen en nam hem aan. 'Twaalf,' zei de man. 'Hebt u een kaartje?' Bond gaf het af en de man gebaarde naar de hokjes achter hem. Hij wenkte met zijn hoofd naar een deur achter in het vertrek. 'De baden zijn daarachter.' De twee mannen concentreerden zich weer op hun kaartspel. In de muffe cel lag niets anders dan een opgevouwen handdoek die door voortdurend wassen zeer dun geworden was. Bond kleedde zich uit en bond de handdoek om zijn middel. Hij vouwde het dikke pakje bankbiljetten op en propte het in het borstzakje van zijn jasje, onder zijn zakdoek. Hij hoopte dat dat de laatste plaats was waar een kruimeldief bij een haastige inspectie zou zoeken. Hij hing zijn revolver in de schouderholster aan een haak aan de muur, liep naar buiten en deed de deur achter zich op slot.

Bond had er geen idee van wat hij achter de deur in het vertrek zou aantreffen. Zijn eerste gedachte was dat hij een lijkenhuis was binnengegaan. Vóór hij echter zijn indrukken kon ordenen, kwam er een dikke, kale neger met een gegolfde hangsnor naar hem toe, die hem van top tot teen opnam. 'Wat scheelt eraan, meneertje?' vroeg hij onverschillig. 'Niets,' zei Bond kortaf. 'Ik wilde alleen maar eens zo'n modderbad proberen.'

'Goed,' zei de neger. 'Een of andere hartkwaal?' 'Nee.'

'Goed. Daarheen.' Bond volgde de neger over de glibberige betonnen vloer naar een houten bank die bij een paar bouwvallige hokjes stond; in een ervan werd een naakt met modder bedekt lichaam door een man met een gezwollen oor schoongespoten.

'Kom dadelijk bij u,' zei de neger onverschillig, en zijn voeten klepperden op de natte vloer toen hij wegslenterde naar zijn bezigheden. Bond keek naar de grote, rubberachtige man en hij kreeg kippenvel bij de gedachte zijn lichaam aan deze slingerende, mollige handen met de roze handpalmen uit te leveren.

Bond koesterde een natuurlijke genegenheid voor kleurlingen, maar hij bedacht hoe gelukkig Engeland was in vergelijking met Amerika, waar je vanaf je schooljaren met het rassenprobleem te maken had. Hij glimlachte bij de gedachte aan wat Leiter eens tegen hem had gezegd toen zij voor de laatste keer samen in Amerika een opdracht vervulden. Bond had over Mr. Big, de beruchte Harlemmisdadiger, gesproken als over 'die verdomde nikker'. Leiter had hem op de vingers getikt. 'Pas op, James,' had hij gezegd. 'De mensen hier zijn op het punt van huidskleur zo verdomd gevoelig dat je in een speelgoedwinkel waar een neger bedient niet eens naar knikkers kunt vragen.'

De herinnering aan Leiters geestigheid had Bond weer vrolijk gemaakt. Hij wendde zijn ogen van de neger af en keek het Acme-Modderbad eens rond.

Het was een vierkant lokaal van grijs beton. Vanaf de zoldering wierpen vier naakte elektrische lampen een akelig schel licht over de druipende wanden en de vloer. Tegen de muren stonden tafels op schragen. Bond telde ze automatisch. Twintig. Op iedere tafel stond een zware houten kist, voor driekwart door een deksel afgedekt. In de meeste kisten was over de houten zijkanten heen een zwetend gezicht te zien dat naar de zoldering lag te staren. Enkele blikken werden onderzoekend op Bond gericht, maar de meeste rode congestielijdersgezichten schenen te slapen. Eén kist stond open, het deksel stond tegen de muur en één kant hing naar beneden open. Deze kist scheen voor Bond bestemd te zijn. De neger drapeerde er een zwaar, groezelig laken overheen en streek het glad om het als voering voor de kist te gebruiken. Toen hij klaar was, liep hij naar het midden van het lokaal, waar een rij tot de rand toe met dampende modder gevulde emmers stond, nam er twee van af en zette ze met een dof gerinkel een voor een naast de open kist. Toen dompelde hij zijn grote hand in een van de emmers, smeerde het dikke, kleverige goedje over het laken onder in de kist en ging ermee door tot er op de bodem een laag modder van vijf centimeter dik lag. Toen liet hij het spul liggen - om af te koelen, vermoedde Bond - liep naar een gedeukt zitbad vol ijsblokken, tastte erin en trok er verscheidene druipende handdoeken uit. Hij legde ze over zijn arm en deed de ronde langs de bezette kisten; hier en daar stond hij stil om een koele handdoek om het hoofd van een zwetende kistbewoner te leggen.

Verder gebeurde er niets, en het was heel stil in het lokaal, op het gesis van de tuinslang na dat Bond vlak naast zich hoorde. Het hield op en iemand zei: 'Zo meneer Weiss. Dat is dat voor vandaag', en een dikke, naakte man met veel zwart haar op zijn lichaam waggelde slap uit het douchehokje en wachtte terwijl de man met het gezwollen oor hem in een badjas hielp, hem in de jas flink afwreef en de deur uit leidde waardoor Bond was binnengekomen. Toen liep de man met het gezwollen oor naar de deur achter in het lokaal en ging naar buiten. Enkele ogenblikken stroomde er licht door de deur naar binnen en Bond zag buiten het gras en een heerlijk stukje blauwe lucht; en toen kwam de man terug met weer twee dampende emmers modder. Hij schopte de deur achter zich dicht en zette de twee emmers bij de rij midden in het lokaal.

De neger liep naar Bonds kist en bevoelde de modder met zijn platte hand. Hij draaide zich om en wenkte Bond. 'Zo is 't goed, meneer,' zei hij.

Bond liep erheen, de man nam zijn handdoek en hing zijn sleutel aan een haak boven de kist.

Bond stond naakt voor hem.

'Hebt u ooit eerder een modderbad genomen?'

'Nee.'

'Dat dacht ik eigenlijk al, daarom geef ik u de modder op tweeënveertig graden. Als u geacclimatiseerd bent, kunt u vijftig of zelfs vijfenvijftig graden nemen. Gaat u maar liggen.'

Bond klom voorzichtig in de kist en ging liggen; zijn huid deed pijn onder de eerste aanraking met de modder. Hij strekte zich langzaam in zijn volle lengte uit en legde zijn hoofd op de schone handdoek die over het kapokkussen was gelegd.

Toen hij lag, dompelde de neger zijn handen in een van de emmers en begon de modder over Bonds gehele lichaam te kwakken.

De modder was diep chocoladebruin en voelde zacht en zwaar en glibberig aan. Er steeg een geur van brandende turf in Bonds neusgaten op. Hij keek toe hoe de glimmende beblubberde armen van de neger zich over het walgelijke zwarte heuveltje bewogen dat eens zijn lichaam was geweest. Had Felix Leiter geweten hoe het zou gaan? Bond grijnsde woedend naar de zoldering. Als het een grap van Felix was... Eindelijk was de neger klaar en Bond was bedolven onder de hete modder. Alleen zijn gezicht en een plek om zijn hart waren nog wit. Hij had het gevoel of hij gesmoord werd en het zweet begon van zijn voorhoofd te stromen. Met een snelle beweging boog de neger zich voorover, nam de punten van het laken op en sloeg het stevig om Bond heen. Toen tilde hij de andere helft van de vuile lap op en wikkelde de andere kant om hem heen. Bond kon nog net zijn vingers en zijn hoofd bewegen, maar verder had hij minder vrijheid van beweging dan in een dwangbuis. Toen deed de man de open zijde van de kist dicht, liet het zware deksel neer en dat was dat.

De neger nam een leitje dat boven Bonds hoofd aan een muur hing, keek op de klok aan de andere kant en krabbelde er de tijd op. Het was precies zes uur. 'Twintig minuten,' zei hij. 'Voelt u zich goed?' Bond stootte een gebrom uit dat niets betekende. De neger liep weer weg en Bond staarde zwijgend naar het plafond. Hij voelde het zweet van zijn haren in zijn ogen lopen. Hij vervloekte Felix Leiter.

Om drie minuten over zes ging de deur open en de naakte, broodmagere Tingaling Bell kwam binnen. Hij had een scherp, spits gezicht en een ellendig lichaam waarop de ribben te tellen waren. Hij liep verwaand naar het midden van het vertrek.

'Hallo, Tingaling,' zei de man met het gezwollen oor. 'Ik hoorde datje vandaag moeilijkheden gehad hebt. Vervelend voor je.'

'Die jury is een stelletje smeerlappen,' zei Tingaling zuur. 'Waarom zou ik tegen Tommy Lucky aan willen rijden? Een van mijn beste maten. En waar is het voor nodig? Hé, verdomde zwarte.' Hij stak zijn voet uit om de neger, die met een emmer modder langskwam, te laten struikelen. 'Je moet zien datje er drie ons afkrijgt. Ik heb net een bord gebakken aardappelen gegeten.'

De neger stapte over de uitgestoken voet heen en giechelde vettig. 'Maar je geen zorgen, jongen,' zei hij vriendelijk. 'Ik kan altijd nog je armen erafbreken. Makkelijke manier om af te vallen. Kom zo bij je.'

De deur ging opnieuw open en een van de kaartspelers stak zijn hoofd naar binnen.

'Hé, Boxer,' riep hij naar de man met het gezwollen oor, 'Mabel zegt dat ze het eethuis niet te pakken kan krijgen om je eten te bestellen. Telefoon kapot. Kabel stuk of zoiets!' 'Hè, jasses,' zei de ander. 'Vraag Jack of hij het met zijn volgende rit meebrengt.' 'Goed.'

De deur ging weer dicht. Een storing in de telefonische verbindingen is in Amerika een zeldzaamheid, en op dit ogenblik zou er in Bonds geest een klein alarmsignaal hebben moeten klinken. Maar dat gebeurde niet. In plaats daarvan keek hij op de klok. Nog tien minuten in de modder. De neger slenterde met de koude handdoeken over zijn arm naar hem toe en wikkelde er een om het voorhoofd en het haar van Bond. Het friste hem heerlijk op en Bond vond een ogenblik dat het hele gedoe misschien best te verdragen was. De seconden tikten voorbij. De jockey legde zich met een reeks krakende vloeken in de kist die precies tegenover die van Bond stond, en Bond vermoedde dat hij de modder wel op een temperatuur van vijfenvijftig graden zou krijgen. Hij werd in het laken gewikkeld en het deksel sloeg over hem dicht.

De neger schreef 6.15 uur op het leitje van de jockey. Bond deed zijn ogen dicht en vroeg zich af hoe hij de jongen het geld in handen moest spelen. In het rustlokaal na het bad? Er was vermoedelijk wel ergens zo'n lokaal waar men na dit alles kon gaan liggen. Of in de gang als zij weggingen? Of in de bus? Nee, beter niet in de bus. Hij moest liever niet met hem samen gezien worden.

'Mooi zo. Verroer je niet. Als jullie allemaal kalm blijven, zal niemand wat overkomen.'

Het was een harde, doodse stem en het klonk vastberaden. Bond sloeg zijn ogen op en zijn lichaam tintelde toen hij het gevaar rook dat het lokaal was binnengekomen. De deur aan de achterkant, waardoor de modder werd binnengedragen, stond open. Er stond een man in de deuropening en een andere liep naar het midden van het lokaal. Zij hadden beiden een revolver in de hand en zwarte kappen over hun hoofd met gaten voor ogen en mond. Het was stil in het lokaal, op het geluid van het vallende water in de douchecellen na. In elk hokje bevond zich een naakte man. Zij gluurden door het gordijn van water het lokaal in, hun monden hapten naar lucht en hun haren hingen voor hun ogen. De man met het gezwollen oor stond zo onbeweeglijk als een pilaar. Hij draaide met zijn ogen en uit de slang in zijn hand stroomde water over zijn voeten.

De lopende man met zijn revolver stond nu midden in het lokaal en dicht bij de dampende emmers met modder. Hij bleef staan bij de neger, die een volle emmer in iedere hand hield. De neger beefde een beetje, zodat de emmers enigszins rammelden.

Terwijl de man met de revolver de neger strak aankeek, zag Bond dat hij de revolver in zijn hand omdraaide, zodat hij hem bij de loop vasthield. Plotseling bewoog hij zijn arm naar achteren en met een slag waar hij de volle kracht van zijn schouder achter plaatste, beukte hij met de kolf van de revolver midden op de buik van de neger. Alleen het scherpe geluid van de slag was te horen, maar de emmers kletterden op de vloer omdat de neger zijn handen naar zich toe haalde en naar zijn lichaam greep. Hij liet een zacht gekreun horen en zakte op zijn knieën voorover, zijn glimmende, kaalgeschoren hoofd boog hij zo diep dat het bijna op de schoenen van de man kwam te liggen en het scheen of hij in aanbidding voor hem lag. De man tilde een voet op. 'Waar is die jockey?' vroeg hij dreigend. 'Bell. Welke kist?' De neger stak zijn rechterarm uit.

De man met de revolver zette zijn voet neer. Hij draaide zich om en liep naar de plaats waar Bond en Tingaling Bell tegenover elkaar lagen. Hij keek eerst in het gezicht van Bond. Hij scheen te verstijven. Twee glinsterende ogen keken door de ruitvormige openingen in de zwarte kap op hem neer. Toen liep de man naar links en boog zich over de jockey heen.

Even bleef hij onbeweeglijk staan. Toen sprong hij snel op, hees zich naar boven, zodat hij op het deksel van Tingalings kist kwam te zitten en keek hem in de ogen. 'Wel, wel. Als dit Tingaling Bell niet is.' Hij zei het ijzingwekkend vriendelijk.

'Wat is er?' De stem van de jockey klonk schril en verschrikt. 'Nou, Tingaling.' Het klonk heel redelijk. 'Wat zou er zijn? Enig idee?'

De jockey hapte naar lucht.

'Heb je soms nog nooit gehoord van een paard dat Shy Smile heet, Tingaling? Was je er soms niet bij toen hij het paard naast hem hinderde, vanmiddag om ongeveer halfdrie?' Aan het eind van de zin schoot zijn stem schel uit. De jockey begon zachtjes te janken. 'Jezus, baas, daar kon ik niets aan doen. Dat kan iedereen gebeuren.' Het was het gejengel van een kind dat bang is voor straf. Bond huiverde. 'Mijn vrienden hebben zo het idee dat je misschien dubbelspel hebt gespeeld.' De man boog zich diep over de jockey heen en hij begon heftiger te spreken. 'Mijn vrienden hebben zo het idee dat een jockey als jij zoiets alleen met een bepaalde bedoeling kan doen. Mijn vrienden hebben je kamer doorzocht en een briefje van duizend in een lamp verstopt gevonden. Mijn vrienden willen dat jij me vertelt waar die duiten vandaan komen.'

Gelijktijdig klonken een harde klap en een schrille kreet. 'Zeg op, verdommeling, of ik schiet je voor je kop.' Bond hoorde dat hij de veiligheidspal overhaalde. Er steeg een gestamel op uit de kist. 'Mijn spaargeld. Alles wat ik heb. Ik heb het in de lamp verstopt. Mijn spaargeld. Ik zweer het. Christus, u moet me geloven. U móét...' Hij snikte en smeekte.

De man gromde van ongenoegen en hield zijn revolver zo hoog dat hij in Bonds gezichtsveld verscheen. Een duim met een grote ontstoken wrat op het eerste kootje zette de veilig