6 De overtocht
Het was donderdagavond zes uur en in zijn slaapkamer in het Ritzhotel was Bond bezig zijn koffer te pakken. Het was een varkensleren koffer, die er nu gehavend uitzag maar eens duur was geweest en de inhoud stemde overeen met het omhulsel. Avondkleding; zijn lichtgewicht zwart-witte sportpak waarin hij golf speelde; golfschoenen; eenzelfde donkerblauw kamgaren tropenkostuum als hij aanhad en een paar witte zijden en donkerblauwe, katoenen overhemden met vast boord en korte mouwen. Sokken en dassen, wat nylon ondergoed en twee paar van de lange, zijden pyjamajassen die hij droeg in plaats van tweedelige pyjama's. Geen van deze spullen had een naametiket of een monogram of had dat ooit gehad.
Bond voltooide zijn werk en ging voort met zijn overige bezittingen in te pakken, zijn scheergerei, Tommy Armours boek How to Play Your Best Golf all the Time en zijn ticket en paspoort in een klein plat koffertje, eveneens van versleten varkensleer. Dat was door de 'Dienst Q' voor hem in orde gemaakt en er was een smal vak onder het leer van de achterkant waarin een geluiddemper voor zijn revolver zat en een aantal .25-patronen.
De telefoon ging. Hij nam aan dat het de auto was, eerder dan afgesproken, maar het was de portier die hem meldde dat er een vertegenwoordiger van Universal Export was met een brief die hij persoonlijk aan Bond moest overhandigen.
'Laat hem maar komen,' zei Bond verwonderd.
Een paar minuten later deed hij de deur open voor een man in burger, die hij herkende als een van de boden van het hoofdkwartier. 'Goedenavond, meneer,' zei de man. Hij nam een grote, onbeschreven envelop uit zijn binnenzak en overhandigde hem aan Bond. 'Ik moet dit weer mee terugnemen als u het gelezen hebt, meneer.'
Bond maakte de witte envelop open en verbrak het zegel van de blauwe envelop die erin zat.
Het was een betikt foliovel blauw briefpapier zonder adres of ondertekening. Bond herkende de extra grote letter die M voor persoonlijke contacten gebruikte. Bond wuifde de bode naar een stoel en ging aan het schrijfbureau tegenover het raam zitten.
'Washington,' aldus luidde het memorandum, 'bericht dat "Rufus B. Saye" een alias is van Jack Spang, die ervan verdacht wordt lid te zijn van een bende; hij wordt genoemd in het Kefauver-rapport maar heeft geen straflijst. Hij is echter een tweelingbroer van Seraffimo Spang en een van de bazen van de "Spangled Mob", die door de gehele Verenigde Staten opereert. De gebroeders Spang hebben zich vijf jaar geleden in het "House of Diamonds" ingekocht, bij wijze van investering en er is over deze zaak, die volkomen legaal schijnt te zijn, niets ongunstigs bekend. De twee broers zijn ook de exploitanten van een "telegrammendienst", die niet-erkende bookmakers in Nevada en Californië bedient, en die dus onwettig is. De naam hiervan is "Sure Fire Wire Service". Zij zijn ook eigenaar van het Tiarahotel in Las Vegas, en dat is het hoofdkwartier van Seraffimo Spang en ook, om te profiteren van de belastingwetgeving van Nevada, het bijkantoor van het House of Diamonds.
Washington zegt verder nog dat de "Spangled Mob" belangen heeft in andere illegale activiteiten, zoals verdovende middelen en georganiseerde prostitutie, en deze zaken worden vanuit New York geleid door Michael ('Shade') Tree, die vijf veroordelingen achter de rug heeft voor verschillende overtredingen. De bende heeft onderafdelingen in Miami, Detroit en Chicago.
Washington beschrijft de "Spangled Mob" als een van de machtigste benden van de Verenigde Staten met uitstekende "bescherming" van de federale regering en de regeringen van de staten en van de politie. Met de "Cleveland Outfit" en de "Purple"-bende in Detroit staat de "Spangled Mob" bovenaan.
Van ons belang bij deze zaken is niets aan Washington onthuld, maar ingeval je onderzoek gevaarlijke contacten met deze bende ten gevolge heeft, moet je dat dadelijk rapporteren; dan zullen wij je de zaak uit handen nemen en haar verder aan de FBI overlaten. Dit is een bevel.
Als dit document in een verzegelde envelop wordt teruggebracht, weten wij datje dit bevel ontvangen hebt.' Het stuk was niet ondertekend. Bond liet zijn ogen nog eens over het papier gaan, vouwde het op en deed het in een envelop van het hotel.
Hij stond op en overhandigde de envelop aan de bode.
'Dank je zeer,' zei hij. 'Weetje de weg terug?'
'Ja, dank u, meneer,' zei de bode. Hij liep naar de deur en deed hem open. 'Goedenavond, meneer.'
'Goedenavond.'
De deur ging rustig dicht. Bond liep de kamer door naar het raam en keek uit over Green Park.
Een ogenblik had hij een helder visioen van de schrale man op leeftijd die in het rustige kantoor achterover in zijn stoel leunde.
'Aan de FBI overlaten?' Bond wist dat M het meende, maar hij wist ook hoe zwaar het M zou vallen om aan Edgar Hoover te moeten vragen een zaak van de Geheime Dienst over te nemen en voor de Engelsen de kastanjes uit het vuur te halen. De term waar het in dit stuk op aankwam was: 'gevaarlijke contacten'. Wat gevaarlijke contacten waren, moest Bond zelf uitmaken. Vergeleken met de tegenstanders met wie hij zich had moeten meten, zouden deze kwajongens niet veel te betekenen hebben. Of wel? Bond herinnerde zich plotseling het vierkante, kwartsbrokachtige gezicht van 'Rufus B. Saye'. Nu, het kon in geen geval kwaad eens te proberen of hij de tweelingbroer met de exotische naam te zien kon krijgen. Seraffimo. Een naam voor de portier van een nachtclub of een ijsboer. Maar zo waren die mensen. Goedkoop en theatraal.
Bond haalde zijn schouders op. Hij keek op zijn horloge. Vijf voor halfzeven. Hij keek de kamer rond. Alles was klaar. In een opwelling stak hij zijn rechterhand onder zijn jasje en trok de .25 Beretta met de korte kolf uit de gemsleren holster vlak onder zijn linkeroksel. Het was de nieuwe revolver die M hem na zijn laatste opdracht 'als aandenken' gegeven had, met een briefje waarop M met groene inkt geschreven had: 'Die zul je misschien nodig hebben'. Bond liep naar het bed, deed het magazijn open en wierp de lading ervan op de beddensprei. Hij probeerde het mechaniek verscheidene malen en voelde de spanning van de trekkerveer wanneer hij het lege wapen afvuurde. Hij trok het staartstuk terug en overtuigde zich ervan dat er geen stof om de naald zat, waaraan hij zoveel uren besteed had om er een punt aan te vijlen, en hij gleed met zijn hand over de blauwe loop waarvan hij eigenhandig de stompe vizierkorrel had afgezaagd. Toen deed hij de patronen terug in het reservemagazijn en drukte het magazijn in de kolf van het slanke wapen, beproefde het mechaniek voor de laatste maal, deed de veiligheidspal erop en stopte de revolver weer onder zijn jas. De telefoon belde. 'Uw wagen staat voor, meneer.' Bond legde de hoorn neer. Daar had je het dus. Het startsein. Hij liep peinzend naar het raam en keek nogmaals uit over de groene bomen van Londen. Hij had een licht gevoel van leegte in zijn maag, een plotselinge scheut van pijn dat hij dit in de steek moest laten, deze groene bomen in het hartje van de zomer, en een gevoel van verlatenheid bekroop hem bij de gedachte aan het grote gebouw in Regent's Park, het fort dat nu buiten bereik zou zijn, behalve voor een verzoek om hulp waarvan hij wist dat hij het niet zou doen. Er werd geklopt en toen er een piccolo binnenkwam om zijn koffers te dragen, volgde Bond hem de kamer uit en de gang door, en alles werd uit zijn gedachten gewist behalve datgene wat hem wachtte aan de mond van de pijpleiding, die zich buiten de draaideuren van het Ritzhotel voor hem zou openen. Het was een zwarte Armstrong Siddeley Sapphire met rode firmaborden. 'Misschien wilt u voorin gaan zitten,' zei de chauffeur in uniform. Het klonk niet als een uitnodiging. Bonds twee koffers en zijn golfclubs werden achterin gelegd. Hij ging gemakkelijk zitten en toen zij Piccadilly inreden, onderzocht hij het gezicht van de chauffeur. Alles wat hij kon zien, was een hard, anoniem profiel onder een pet met een klep. De ogen waren bedekt met een zwarte zonnebril. Aan zijn handen, die deskundig aan het stuur draaiden en de versnellingen bedienden, had hij leren handschoenen. 'Ga maar lekker zitten en geniet van de rit, meneertje.' Hij had een Brooklyn-accent. 'Praat maar niet tegen me. Daar word ik zenuwachtig van.'
Bond glimlachte en zei niets. Hij deed wat hem gezegd werd. Veertig, dacht hij. Tachtig kilo. Een meter zeventig. Ervaren chauffeur. Is zeer vertrouwd met het Londense verkeer. Geen tabakslucht. Dure schoenen. Keurig gekleed. Geen stoppelbaard. Scheert zich misschien tweemaal per dag met een elektrisch apparaat.
Toen zij de rotonde aan het einde van de Great West Road waren gepasseerd, reed de chauffeur naar de trottoirkant. Hij deed het handschoenenvakje open en haalde er voorzichtig zes nieuwe Dunlop 65s-ballen in zwart papier uit, met het etiket er nog op. Terwijl hij de motor liet draaien, kwam hij van zijn bestuurdersplaats en deed de achterdeur open. Bond keek over zijn schouder en sloeg de man gade die het ballenvakje van zijn golftas openritste en er één voor één voorzichtig de nieuwe ballen in deed, bij de verschillende oude en nieuwe ballen die er al in lagen. Toen nam de man zonder een woord te zeggen zijn plaats achter het stuur weer in en de rit werd voortgezet.
Op London Airport passeerde Bond onbezorgd de bagageafdeling en de kaartencontrole, kocht de Evening Standard, terwijl hij het zijn arm toestond onder het neertellen van de muntstukken langs een aantrekkelijk blond meisje in een lichtbruin reispakje te strijken, dat ietwat verveeld de bladzijden van een tijdschrift omsloeg en volgde, vergezeld door de chauffeur, zijn bagage naar de douane. 'Alleen uw persoonlijke bezittingen, meneer?' 'Ja.'
'En hoeveel Engels geld hebt u bij u, meneer?' 'Ongeveer drie pond en wat kleingeld.' 'Dank u, meneer.' Het stukje blauw krijt krabbelde over de drie koffers, en de kruier nam de tas en de clubs op en laadde ze op een wagentje. 'Het gele licht volgen naar de immigratiedienst, meneer,' zei hij en hij reed het wagentje naar de laadplaats.
De chauffeur groette Bond ironisch. De vlekken van zijn twee ogen achter de donkere glazen ontmoetten even de zijne en zijn lippen vertrokken zich tot een zwak glimlachje. 'Goedenavond meneer. Goede reis.'
'Dank je, beste man,' zei Bond vrolijk, en smaakte het genoegen de glimlach te zien verdwijnen toen de chauffeur zich omdraaide en snel wegliep.
Bond nam zijn kleine koffertje op, liet zijn paspoort zien aan een aardige jongeman met een fris gezicht die zijn naam op de passagierslijst aanstreepte en liep door naar de wachtkamer. Vlak achter zich hoorde hij de lage stem van Tiffany Case 'dank u' zeggen tegen de jongeman met het frisse gezicht en even later kwam ook zij de wachtkamer binnen en nam een plaats tussen hem en de deur. Bond glimlachte bij zichzelf. Op die plaats zou hij zelf zijn gaan zitten als hij iemand in het oog moest houden die misschien van gedachte zou kunnen veranderen.
Bond nam de Evening Standard en keek over de krant heen terloops naar de andere passagiers.
Het toestel zou bijna vol zijn (Bond was te laat geweest om nog een slaapplaats te kunnen krijgen) en het luchtte hem op te zien dat er zich onder de veertig mensen in de wachtkamer geen enkel gezicht bevond dat hij kende. Verschillende Engelsen, de twee gebruikelijke nonnen die, dacht Bond, 's zomers altijd over de oceaan schenen te moeten vliegen - uit Lourdes misschien - een paar onbeduidende Amerikanen, meestal van het type zakenman, twee baby's op de arm van hun moeder om de passagiers uit de slaap te houden en een handjevol onbestemde Europeanen. Een typische lading, besloot Bond, terwijl hij moest toegeven dat wanneer twee van de passagiers, hijzelf en Tiffany Case, hun geheimen hadden, er geen reden was om aan te nemen dat deze saaie mensen niet allemaal een vreemde opdracht hadden te vervullen. Bond voelde dat hij werd gadegeslagen, maar het was niets anders dan de wezenloze blik van de twee passagiers die hij had geclassificeerd als Amerikaanse zakenlieden. Hun ogen dwaalden onverschillig af en een van hen, een man met een jong gezicht maar voortijdig wit geworden haar, zei iets tegen de ander en zij stonden beiden op, namen hun hoeden die, hoewel het zomer was, in waterdichte hoezen waren gedaan en liepen naar de bar. Bond hoorde dat zij een dubbele cognac bestelden en de tweede, die bleek en dik was, nam een flesje pillen uit zijn zak en slikte er een met een slok cognac door. Dramamine, vermoedde Bond. De man zou wel niet goed tegen reizen kunnen.
De BOAC-Flight-Dispatcher stond vlak bij Bond. Zij nam de telefoon op - naar de verkeerstoren, veronderstelde Bond - en zei: 'Ik heb veertig passagiers in de laatste wachtkamer.' Zij wachtte op het akkoord, legde de telefoon neer en nam de microfoon op.
'Laatste wachtkamer?' Een vrolijk begin voor een vlucht over de oceaan, dacht Bond, en toen liepen zij allemaal over het beton naar de Boeing en stapten in, en terwijl er plotseling olie- en benzinedampen opstegen, begonnen de motoren een voor een te draaien. De hoofdsteward kondigde door de luidspreker aan dat men in Shannon zou landen, waar zij zouden dineren, en dat de reis één uur en vijftig minuten zou duren, en toen rolde de grote dubbeldekse Stratocruiser langzaam naar de oost-weststartbaan. Het vliegtuig trilde tegen zijn remmen toen de gezagvoerder de vier motoren liet draaien, een voor een, tot zij de snelheid hadden waarmee men van de grond zou losraken, en door zijn raampje keek Bond toe hoe de vleugelkleppen werden beproefd. Toen draaide het grote vliegtuig zich langzaam naar de ondergaande zon, er volgde een schok toen de remmen werden losgemaakt en het gras aan beide zijden van de startbaan ging plat op de grond liggen toen de Monarch met toenemende snelheid langs de drie kilometer glad beton taxiede en in het westen opsteeg, in brandend verlangen naar die andere strook betontapijt, aan de andere kant van de wereld. Bond stak een sigaret op en wilde gemakkelijk gaan zitten om zijn boek te lezen, toen de rug van de stoel links vóór hem steil naar beneden ging, naar hem toe. Het was een van de Amerikaanse zakenlieden, de dikke, die achteroverlag met zijn veiligheidsriem al over zijn maag vastgemaakt. Zijn gezicht was groen en bezweet. Hij hield een aktetas tegen zijn borst geklemd en Bond kon de naam op het visitekaartje in het daarvoor bestemde leren vakje lezen: 'W. Winter', en daaronder stond in netjes met rode inkt geschreven hoofdletters: 'Mijn bloedgroep is F'. Arme kerel, dacht Bond. Hij is doodsbenauwd. Hij weet dat het toestel zal verongelukken. Hij hoopt alleen maar dat de mannen die hem uit het wrak zullen halen hem de goede bloedtransfusie zullen geven. Voor hem is dit vliegtuig niets anders dan een reusachtige tube, vol naamloos, dood gewicht, in de lucht gehouden door een paar bougies, en naar zijn bestemming geleid door een beetje elektriciteit. Hij heeft geen vertrouwen in de statistieken die de veiligheid van het vliegen bewijzen. Hij lijdt aan dezelfde angsten die hij als kleine jongen had - de angst voor harde geluiden, en de angst om te vallen. Hij zal niet eens naar het toilet durven gaan uit vrees dat zijn voeten door de vloer van het vliegtuig zullen zakken wanneer hij erop gaat staan.
Er viel een schaduw over de stralen van de avondzon en Bonds blik dwaalde van de man af. Het was Tiffany Case. Zij liep langs hem heen naar de trap die naar de bar op het onderdek leidde en verdween. Bond zou haar graag hebben gevolgd. Hij haalde zijn schouders op en wachtte tot de steward met zijn wagentje met cocktails en kaviaar en gerookte zalm zou komen aanrijden. Hij richtte zijn aandacht weer op zijn boek en las een bladzijde zonder dat hij er een woord van begreep. Hij bande het meisje uit zijn gedachten en begon de bladzijde opnieuw te lezen.
Bond had een kwart van het boek gelezen toen hij de druk op zijn oren begon te voelen terwijl het vliegtuig de zeventig kilometer lange daling naar de Ierse westkust begon. 'Riemen vastmaken. Niet roken', en daar verscheen het groenwitte licht van Shannon en het roodgouden licht van de verlichte landingsbaan kwam op hen af, en toen het stralende blauw van de grondlichten waartussen de Stratocruiser naar het platform rolde. Als diner kregen zij rundvlees en champagne en een heerlijk glas hete koffie met een scheutje Ierse whisky en een laagje van anderhalve centimeter slagroom erop. Een blik op de rommel in de winkels op het vliegveld, de 'Rozenkransen van Iers hoorn', de 'Eikenhouten Ierse harp', en de 'Koperen Leprechaun, alles voor anderhalve dollar, en de afgrijselijke 'Ierse muziekhut' voor vier dollar; de met bont gevoerde, ondraagbare tweedjasjes en de servetten van fijn Iers linnen. En dan het Ierse gewauwel dat uit de luidspreker kwam, waarin alleen de woorden 'BOAC' en 'New York' verstaanbaar waren, de vertaling in het Engels, de laatste blik op Europa, en men klom tot vijfenveertighonderd meter en zette koers naar het volgende contact met het aardoppervlak, de radiobakens op de weerschepen 'Jig' en 'Charlie', die rondom de streken van hun kompas de pas markeerden, ergens midden in de Atlantische Oceaan. Bond sliep goed en werd pas wakker toen zij de zuidkust van Nieuw-Schotland naderden. Hij ging naar het toilet, schoor zich en gorgelde de smaak weg van een in samengeperste lucht doorgebrachte nacht. Toen liep hij terug naar zijn plaats tussen de rijen verkreukelde, roerige passagiers en beleefde zijn gebruikelijke geluksmoment toen boven de rand van de wereld de zon opkwam en de cabine in bloed deed baden.
Met de schemering kwam het vliegtuig langzaam tot leven. Zesduizend meter beneden het toestel begonnen de huizen eruit te zien als op een bruin tapijt gemorste suikerkorrels. Niets op het aardoppervlak bewoog, behalve een dun sliertje rook van een trein, de rechte witte veer van het zog van een vissersboot in een inham en de glinstering van het chroom van een speelgoedautootje waar de zon op viel, maar Bond zag in zijn verbeelding dat de slapende bulten onder de dekens in beweging kwamen en op de plaats waar een sliertje rook opsteeg in de stille morgenlucht kon hij de koffie ruiken die in de keukens werd gebrouwen.
Het ontbijt kwam, dat slecht in elkaar gezette assortiment van gerechten dat de BOAC adverteert als 'een Engels landhuisontbijt', en de hoofdsteward kwam de douaneformulieren van de Verenigde Staten uitdelen - Formulier Nr. 6063 van het ministerie van Financiën - en Bond las de kleine lettertjes: indien men enig artikel niet declareert of opzettelijk valse opgave doet... geldboete of gevangenisstraf of beide', en schreef 'persoonlijke bezittingen' op het formulier en ondertekende welgemoed de leugen. En toen volgden drie uren waarin het vliegtuig heel stabiel tussen hemel en aarde hing en alleen de plekken stralende zonneschijn, die op de wanden van de cabine langzaam een paar centimeter heen en weer schoten, iets van beweging te zien gaven. Maar ten slotte kwam de uitgestrekte huizenmassa van Boston onder hen in zicht en toen het scherpomlijnde klaverbladpatroon van de New Jersey Turnpike, en Bond begon de druk op zijn oren te voelen gedurende de langzame afdaling naar de dampsluier die de voorsteden van New York vertegenwoordigde. Toen volgde het gesis en de misselijkmakende geur van de sproeifles met het insectendodende middel, het schrille, hydraulische geknars van de luchtdrukremmen en het landingsgestel dat werd neergelaten, het overhellen van de neus van het vliegtuig, de woedende dreun van de banden op de startbaan, het kwaadaardige gebrul toen de propellers de andere kant opdraaiden om de vaart van het toestel te verminderen, de dreunende rit over de baan op de grasvlakte naar het betonnen platform, het geluid van de opengaande deur, en zij waren er.