41
Er verliepen zes weken en Starobin zweeg uit Moskou. In Midden-Rusland smolt de sneeuw al en veranderde de dorpsstraten in modder, aan de Don en Wolga begonnen de bomen te bloeien, het rook er naar zoete populierbloesem, de veldmuizen glipten uit hun holletjes en wilde katten gingen op jacht... in Workuta lag het sneeuwkleed nog als vastgewalst en alleen de blauwe hemel toonde aan dat er een nieuw jaar begon, dat de winter gebroken was. Heel gauw zouden de velden en toendra's weer bloeien. Kolonel Baranurian sprak er met Dussowa over. „Je zorg was ongemotiveerd, Marianka Jefimowna.. . Starobin is beter, en met zijn gezondheid is zijn vergeetachtigheid teruggekeerd. De belofte... het is toch zeker dat Moskou zich niet laat chanteren. Het leven gaat door. Misschien krijgt Igor gratie, wordt hij weer burger en laten ze hem hier in het kamp als arts. Dat zou geheel met jouw wens overeenkomen."
„Meer verlangde ik niet van het leven," zei Dussowa eerlijk. „Ik had me erop ingesteld: ik zou iedereen verscheuren die Igor van me afneemt. Ik zou naar Moskou reizen en over hen heen vallen als een onweer." Pjetkin zelf sprak er niet over. Hij geloofde ook niet meer aan Starobins belofte, maar hij begon zich zelf voor te liegen en vooral met zijn illusie te leven.
Hij leerde Duits.
Elk vrij uur buitte hij uit. Hij wierp zich op de leerboeken. Hij had ze geleend uit de school van Workuta, de administratie van het kamp had ze hem gegeven, nadat kolonel Baranurian het verzoek had afgetekend. Veel kwam er weer in Pjetkin boven, de Hans Kramer uit Koningsbergen was niet helemaal gestorven, maar toch was het moeilijk, want de Duitse taal was hem vreemd. Verbeten leerde hij de grammatica en sprak hij de Duitse zinnen hardop uit om aan de klank te wennen en zich te herinneren. Marianka overhoorde hem. Eerst had zij de boeken tegen de muur geslingerd en erop getrapt. .. maar Pjetkin raapte ze weer op met een geduld waar zij tenslotte niet tegen opgewassen was.
„Goed," zei ze. „Jij bent de sterkste. Leer die vervloekte taal... ik leer hem mee."
De weken verliepen.
Langzaam smolt in Pjetkin de hoop als sneeuw voor de zon. Starobin was hem vergeten. Dat was nu duidelijk. Het was onmogelijk hem eraan te herinneren. Zo iets kwam nooit terug. Het was uniek en gemeen. .. Pjetkin aanvaardde het zonder klacht als straf dat hij verraden was. Hij had de medische ethiek geschonden, hij had een stervende gedwongen... hij had nu geen recht van verraad te spreken.
„Ik heb de hemel gesmeekt," zei Dunja deze weken tegen Marko. En zij schreef het ook aan Pjetkin. „Zo dichtbij als nu kunnen wij als onvrijen nooit meer zijn. Ik weet wat je van Duitsland verwacht... maar is het geen utopie, Igor? Wie is het gelukt een vrouw uit Rusland te halen, als de autoriteiten het niet willen? Lieveling, Rusland is je vaderland, wij zijn jong, en ergens in ons heerlijke land zullen wij elkaar terugzien. In Duitsland - nooit-"
Pjetkin begon dat in te zien. Hij was Starobin bijna dankbaar dat hij hem vergeten was.
„Ik blijf bij je," schreef hij aan Dunja. „O mijn God, waarom kan liefde zo pijn doen..."
Toen alles weer zijn gangetje ging, kwam er uit Moskou een bevel. Een kort schrijven waarvan de duidelijkheid alle nadenken wegwiste. „De arts Dr. Igor Antonowitsj Pjetkin, op het ogenblik BA-Kamp I Workuta, moet zich direct bij het ministerie van binnenlandse zaken, afdeling VI, kamer 162 melden. Hij mag zonder begeleiding reizen. Dit schrijven geldt tegelijkertijd als legitimatie en reisvergunning."
Handtekening onleesbaar. Stempel. Een document dat het leven van Pjetkin veranderde.
„Je hebt het dus voor elkaar, Igor Antonowitsj," zei kolonel Baranurian, die hem de brief met een scheef lachje overhandigde. „Reizen zonder begeleiding. .. dat is heel voornaam uitgedrukt. Vanaf heden ben je vrij man. Maar het allerbelangrijkste is: je gaat naar Duitsland." „Ja, dat ga ik..."
Pjetkin hield de brief uit Moskou in zijn hand als een muziekblad waarvan hij direct iets zou gaan zingen.
„En wat ga je in Duitsland beginnen?"
„Dat weet ik nu niet meer." Pjetkin liet de brief los. Hij fladderde op de grond. „Ik heb mijn recht gewonnen. Maar wat moet ik in Duitsland...?"
Direct, luidde het bevel uit Moskou. Wat betekent direct?
Is direct: dezelfde dag? Morgen? Over een week? Men kan direct uitleggen als de woorden van een politicus, en steeds krijg je andere resultaten. Bij iemand uit het zuiden is direct een tamelijk lange tijd - in het noorden is direct: onmiddellijk. Voor een Rus is direct eerst een discussie over de betekenis van direct, met één uitzondering: als dat direct uit Moskou komt, is morgen al te laat.
Igor Antonowitsj begon eerst zijn spullen bij elkaar te pakken en zijn nalatenschap te regelen, en dat was een ziekenhuis, modern, progressief, schoon, een toonbeeld van organisatie en vaste wil en hij vroeg kolonel Baranurian, het ministerie van binnenlandse zaken op te bellen en te zeggen dat de arts Dr. Pjetkin nadat alles in Workuta was afgewikkeld, direct naar Moskou zou komen.
„Dat is verdomd slim uitgedrukt," zei Baranurian waarderend. „Je kunt het nu rekken als stroop."
Marko werd een atleet. Hij pendelde telkens tussen het mannenkamp en het vrouwenkamp. Hij bezorgde Dunja's verdrietige brieven en bracht de sussende brieven van Igor terug, wanhopige en moedgevende regels, volgeschreven papier met de belofte dat hij haar nooit zou vergeten en toch afscheidswoorden, hoe innig ze ook klonken.
Steeds stond er hetzelfde in de brieven: „Ik haal je naar Duitsland, Dunja. Blijf dat geloven! Er zal een mogelijkheid komen - als ik eerst maar in Duitsland ben. Laten we nu gebruiken wat niemand ons Russen kan nadoen: ons geduld. Mijn engel, laten wij deze deugd in liefde en wanhoop uitoefenen, laten we alles doorstaan, laten we leren wat het moeilijkst is: geduld, geduld, geduld. Vergeet nooit: de tijd werkt voor ons. Ook al schakelt men het hele technische en politieke apparaat tegen ons in... tegen de liefde staat men machteloos. Wie weet hoe Ruslands politiek tegenover het westen verandert. .. dan zal het voor Moskou van grote propagandistische waarde zijn als ze jou naar mij laten vertrekken. Alles is in beweging, alles verandert. .. lieveling, ik weet het heel zeker: de toekomst behoort ons toe!" Het waren mooie woorden, maar ze waren als bloemen die direct verwelkten. Dunja spelde ze onder gesnik en Marko analyseerde ze met een scherpte die Pjetkin uit zijn beschermende, maar dunne zelfverzekerdheid dreef. „Concreet-," zei Marko. „Wat komt ervan terecht?" „Eerst moet ik in Duitsland zijn. Hoe kan ik van tevoren alles weten?" „En waar moet ik blijven? In Workuta? Hoe moet ik contact met Dunja houden? Denk je dat er ook maar één brief van jou bij haar aankomt? Ook ik moet weg uit Rusland."
„Marko, dat is waanzinnig! Wij verhezen Dunja uit het oog..."
„Als ik blijf zeker. Maar als ik weg ben..." „Hoe wil je in Duitsland komen?"
„Wie heeft het nu over Duitsland, stommeling? Ik zal me in Finland vestigen."
Pjetkin vroeg Marko niets meer. De plannen van Godunow waren steeds zo raadselachtig dat er maar één mogelijkheid overbleef - je moest ze bewonderen. Als Marko aan Finland dacht, had hij ook een idee die alleen in zijn hersenen mogelijk was. Het was zinloos erover te discuteren - je zou het toch niet begrijpen. Aan Dunja schreef Pjetkin dus:
„Marko zal contact met ons houden. Wat zouden we zonder hem moeten? Hij zit vol plannen die niemand begrijpt, maar wij kunnen erop bouwen als op het beste fundament. Wat een wonderkerel! Dunja, lieveling, mijn enige ster aan de hemel... wees sterk. Ik verlaat Rusland met een verscheurd hart, want ik houd van dit land en ik voel me Rus. Dat ze nu een Duitser van me maken, alleen omdat ik in Koningsbergen ben geboren, zal ik nooit begrijpen. Wat betekent het eigenlijk: Rus, Duitser, Fransman, Engelsman, Italiaan, Amerikaan, Chinees, Arabier, Eskimo... het zijn slechts namen. We hebben één ding gemeen: we zijn mensen! Wanneer zal de mensheid begrijpen dat die uit mensen bestaat?" Woorden... woorden... woorden. .. Reëel was slechts één ding: het bevel uit Moskou. Direct!
Baranurian sprak met het ministerie van binnenlandse zaken. Een slecht gehumeurde kerel die maaglijder scheen te zijn, was aan de lijn, hoorde alles aan en zei droog: „Kameraad kolonel - wij wachten niet graag. Een man heeft minder dan een half uur nodig om zijn boeltje te pakken..." Baranurian legde neer, spuwde op de hoorn en stak een sigaar op. Het is zinloos met Moskou te redetwisten. Dat zie je telkens weer. Marianka Jefimowna had een volkomen andere opvatting van direct. De brief uit Moskou was voor Dussowa een bliksemstraal midden in haar hart. Wie kan haar niet begrijpen? Voor haar was Pjetkin een vervuld wonder. De nachten met hem, ook al waren ze meer een worstelwedstrijd tegen zijn passiviteit, leken een hemelvaart. Nu was alles stuk, uit elkaar gespat als een zeepbel. Pjetkin pakte zijn oude, vuile, gerepareerde reiszak in. Hij nam niets mee wat hij in Workuta had verkregen. Slechts wat hij uit Chelinograd had meegenomen, beschouwde hij als voorwerpen van een gezonde wereld. Marianka rende rond alsof zij in haar hersenen was gestoken. Eerst haalde zij alles weer uit de zak wat Pjetkin had ingepakt, dan liep zij naar kolonel Baranurian en schreeuwde naar hem dat hij een klootzak was, dat hij zich door Moskou liet castreren en zo weinig ondernam als een opgeblazen kikker. Werkelijk, dat waren geen mooie woorden en ze klonken ook niet vrouwelijk - maar Baranurian begreep haar verdriet en probeerde haar tevergeefs uit te leggen dat een kolonel en een kampcommandant een nul waren. Voor het eerst maakte Workuta een Dussowa mee die uit haar voegen was geraakt. Alle ziektemeldingen liet zij de volgende morgen opnemen. Zoals ze vroeger rondrende en „arbeidsgeschikt" riep, zo riep zij nu: „Ziek! Ziek! Ziek!"
De colonne van de ellendigen bleef staan, men kon het niet geloven, hun monden vielen open, tot ze met knuppels naar het ziekenhuis werden gedreven, precies in de richting waarvan ze altijd verjaagd werden. Dat herhaalde zich elke morgen, tot de kamers uitpuilden en Pjetkin voor het eerst zelf de selecties op zich nam. Hij stond tegenover een leger van simulanten, schudde treurig het hoofd en zei luid:
„Dat moesten jullie niet doen, kameraden. Is dat nu kameraadschap? Je bezet een plaats van iemand die echt ziek is..."
Maar wie waagde het Dussowa tegen te houden, als zij als een vulkaan losbarstte? Baranurian capituleerde, zijn logische argumenten schreeuwde Marianka in elkaar. Zij omhelsde Pjetkin alleen nog als hij met haar sprak, zij huilde luid, kuste hem en zwoer dat zij zelfmoord zou plegen. „Er zijn honderden manieren om dat te doen, ik zal de spectaculairste manier gebruiken!" riep zij met schelle stem. Niemand herkende haar. De donkere warmte was uit haar stem verdwenen. „Ze moeten je bij me laten, Igor! Naar Duitsland? Dat is naar de maan! O hemel, als het allemaal niet helpt, moet alles ook maar naar de duivel gaan! Ik vermoord jou en mezelf. Niemand zal ons meer hebben!"
Pjetkin nam al die bedreigingen niet ernstig. Marko wel. Maar voor het eerst sedert zijn vriendschap met Pjetkin was hij veroordeeld tot toekijken. Wat nu in het ziekenhuis gebeurde, viel niet meer tegen te houden. Marianka leek tegen een doodvonnis te vechten. Zij belde zelf Moskou op, het zich achter elkaar alle toonaangevende kameraden geven, ja zelfs de eerste secretaris van het ministerie van binnenlandse zaken, de chef van de KGB, een paar hoge partijfunctionarissen. Tenslotte zei een belangrijk man uit het ministerie van binnenlandse zaken grof:
„Kameraad Dussowa, houd nu toch eindelijk je mond! Dat is een politieke beslissing. Er zijn dingen die je nooit begrijpt. Wij hoeven het je ook niet uit te leggen. Wij kunnen maar één ding: je veroordelen volgens paragraaf 58." „Hang me maar aan de vlaggenmast van Workuta!" schreeuwde Marianka en trommelde met haar vuisten op de tafel. De man in het verre Moskou hoorde het heel goed. „Als Pjetkin naar Duitsland wordt afgeschoven, ben ik geen mens meer."
Zij kreeg geen antwoord. Moskou had neergelegd.
„Die schoften...," stamelde Dussowa. „Die ellendige schoften. Ik zal door het land trekken en het overal verkondigen: in Rusland is al sedert duizend jaar niets veranderd... wij zijn een volk van slaven!" „Houd je werkelijk zo veel van Pjetkin dat je jezelf kunt vernietigen?" vroeg kolonel Baranurian. Hij was niet uit het vertrek gegaan, toen Dussowa met Moskou sprak. Wie wist wat zij allemaal in haar opwinding in de telefoon schreeuwde en later zou men tegen Baranurian zeggen: „Dat had je kunnen verhinderen! De telefoon staat in jouw kamer."
Met Moskou moest je voorzichtig zijn, je moest je moed in pantoffels stoppen.
„Wat weet je van liefde?" Haar stem was giftig. Zij rookte met trillende vingers de ene sigaret na de andere, dronk de wodka die Baranurian haar inschonk als water en staarde onafgebroken naar de telefoon. Wie wil zij nu nog opbellen, dacht Baranurian. Bresjnew zelf? Kosygin? Podgorny? Wil zij de kranten mobiliseren? Wat een waanzin. Wie zou erover schrijven? Wie zou het wagen ook maar één regel over Workuta en de problemen van Dussowa te publiceren? Het hemd is nader dan de rok. Het zijn allemaal lafaards, reetlikkers, stroopsmeerders, pummels als honderd jaar geleden, voor de slagen met de zweep dankte men met handkussen. Daarin was Rusland onsterfelijk, eeuwig, jong als geen ander volk op deze aarde: zijn mensen hielden van strengheid.
„Liefde?" Kolonel Baranurian keek naar het plafond. „Ik ben al zestien jaar weduwnaar. Ik heb vier volwassen kinderen. Ook ik ben jong geweest, zeker, en ik zat achter de rokken aan als een kater achter een poes. Maar ik zou mezelf nooit opgeven voor een vrouw. Er zijn genoeg vrouwen, hield ik me altijd voor als een of andere affaire slecht afliep. De wereld is vol mooie borsten, heupen en dijen. En ik ging dan wandelen, doelloos, door straten en over pleinen, en kijk... het krioelde van leuke vrouwtjes, je hoefde je hand maar uit te strekken. Marianka Jefimowna, zo moest je er ook over denken. Pjetkin is te vervangen."
„Zo kan een man alleen over een andere man praten." Zij sloeg weer een glas wodka achterover en Baranurian vroeg zich af wanneer zij van haar stoel viel en zij volkomen dronken weggedragen moest worden. „Igor Antonowitsj is mijn eindstation, kolonel. Of mijn geboorte. Met hem begint een leven of een niets. Wat heb ik tot dusver van dit verdomde leven gehad? Een luis heeft meer... die paart en mag bloed zuigen. - Begrijp je mij?"
„Slechts gedeeltelijk. Je denkt te eenzijdig. Marianka, je bent de vrouw aan wie compagnieën van mannen kunnen verbranden. Je bent een vlammenwerper. En juist Pjetkin..."
„Alleen hij... hij... hij!" Zij sprong op en greep de telefoon weer. Baranurian greep haar arm beet en haar hand. „Wat wil je?" vroeg hij hoofdschuddend.
„Allemaal! Allemaal in Moskou! Steeds opnieuw. Tot ze murw worden." „Dat heeft toch geen zin, Marianka Jefimowna. Pjetkin zal naar Duitsland vertrekken, zoals hij het wilde. Hij krijgt een verklaring dat hij Duitser is en als hij ginds aankomt, zullen ze zich met blijdschap op hem storten en hem als een echte Duitser vieren. Dan zal ook Pjetkin vergeten dat hij eigenlijk Rus wil zijn. Ze verbannen jou echter naar de wildernis. Er zijn nog eenzamere kampen dan hier. Workuta is er een grote stad bij." Baranurian trok Marianka's hand van de telefoon. „Pjetkin heet trouwens Hans Kramer." „Dat weet ik. Uit zijn dossier. Maar Igor Antonowitsj zal nooit een Duitser worden." „Ben je daar zo zeker van? Ik niet, Marianka. Wat kent de jongen tot dusver van de wereld? Weeshuis, scholen, universiteit, Zuid-Siberië, en ook dan alleen het kamp Sergejewka, Chelinograd, nu Workuta. Een echte troosteloze levensloop. Nu komt hij in een andere wereld - hoe zal hij zich dan gedragen? Een goedkope vergelijking: hier staat een glas van het beste Siberische bronwater - daar een glas met zoete krimwijn. Proef het allebei - wat drink je op?" „Siberisch bronwater."
„Daar zie je niet naar uit, Marianka. Je wilt de zoete wijn. Als zoete wijn zal het leven in het decadente westen over Pjetkin stromen, hij zal er zoveel van drinken dat hij de komende jaren totaal bezopen is. Heel natuurlijk. Later ontwaakt hij uit zijn roes, heel zeker, en dan komt de grote ellende over hem, maar hij zal niet meer de kracht hebben naar het Siberische water te grijpen. .. de zoete wijn heeft hem vernield. Hoop dus niet dat Pjetkin, de grote, heilige Pjetkin, altijd de held, altijd de engel blijft. Sluit dat hoofdstuk van je leven..."
„Ik sluit helemaal," zei Dussowa somber. „Waarvoor leef ik eigenlijk?" „Je bent arts."
„O hemel - een slechte arts!"
„Dat maak je jezelf wijs. Je haat jezelf en daarom zie je op je bekwaamheid neer. Ik weet wat je naast Pjetkin aan de operatietafel hebt gepresteerd." „Naast Pjetkin. Ja! Altijd Pjetkin! Alleen met hem. Zie je nu in dat hij mijn leven is?"
„Mobiliseer je vaardigheden."
„In strafkampen? Wat was mijn taak tot dusver? Arbeidsgeschikten ter beschikking stellen. De ziektenorm handhaven. Stervenden over het hoofd zien. De duivelin van de bannelingen worden. Heb ik daarvoor zes jaar medicijnen gestudeerd?"
„En waarom heb je niet meer gedaan, Marianka Jefimowna?" „Vergeet je dat ik het kind ben van een gedeporteerde? Ik ben nooit uit de wereld van de houten barakken gekomen. Zelfs tijdens de studie woonde ik buiten Chabarowsk in een barak die door de NKWD gecontroleerd werd. Ik zat altijd in de kelder van het leven en heb van de schoonheid slechts de enkels gezien."
„Je moest het hiervandaan eens proberen, Marianka, ik heb ook vrienden in Moskou, in hoge militaire kringen. Moet ik met hen praten? Over jou praten. .. over een overplaatsing naar een interne of chirurgische kliniek? Ik weet dat je het allebei kunt. Ze zullen je gelegenheid geven je te specialiseren."
Marianka schudde het hoofd. Peinzend zat zij aan de tafel, omklemde haar wodkaglas, de alcohol lag als een waas over haar ogen. „Ik wil niet meer, Baranurian, wat heeft dat allemaal nog voor zin? Als Igorenka weggegaan is, zal ik waanzinnig worden. Lach niet - ik ben een slechte arts, maar zover kan ik in de toekomst nog wel de diagnose stellen. Ik zal gek worden, gewoon gek." Ze stond moeilijk op, leunde op het tafelblad, vermande zich dan en liep langzaam naar de deur. Kaarsrecht als een stok op wielen. Bij de deur draaide zij zich nog een keer om. „Wanneer gaat Igor naar Moskou?" „Als hij het klaarspeelt - morgen."
„Dan zal ik overmorgen krankzinnig zijn. Baranurian, bestel voor overmorgen bij de kistenmaker een kist voor mij. Mijn maat ken je wel, een goedkope kist, dat is voldoende."
Kolonel Baranurian hield haar niet tegen, maar hij nam haar woorden ook niet lichtvaardig op. Haar dreigement was echt, gegrond en zelfs mogelijk. Het begin van de waanzin lag al diep in haar blik... het was verlammend zo iets te erkennen.
Nogmaals probeerde Baranurian het met zijn vrienden in Moskou. Hij telefoneerde zo veel als er in Workuta in een hele maand niet was getelefoneerd. Wat bereikte hij? De soldaten konden natuurlijk niet helpen, en zo stuurde men hem verder en hij kwam bij de kameraden die al door Dussowa tot wanhoop waren gebracht.
„Jij ook al, kameraad kolonel?" beet men hem toe. „Is het besmettelijk in Workuta? De Pjetkinkoorts zeker? Wij wensen in deze zaak geen enkele interventie meer. De zaak is gesloten! Maar één ding kunnen wij werkelijk doen: je van Dussowa bevrijden."
Verbazingwekkend, hoe vlug Moskou kan werken als je de juiste mensen maar op hun jasje spuwt en hun gevoelige plaatsen raakt. Nog voor Pjetkin vertrok, landde er een vliegtuig op het kleine militaire vliegveld van Workuta en een commissie van de KGB stapte uit. Een majoor stond aan het hoofd, hij begroette kolonel Baranurian ondanks het rangverschil stijf en bijna beledigend en vroeg kort: „Waar is zij?" „In het ziekenhuis, waar anders?"
Dussowa was op alles voorbereid. Over drie uur verliet Pjetkins trein Workuta. Marko was nu bij hem en bracht hem - geheim als altijd - de laatste regels van Dunja. Pjetkin vouwde de korte brief op en stopte die bij Dunja's foto in het leren borstzakje dat hij nu kon dragen. Marianka raakte haar niet meer aan... zij was deze laatste nacht als een steppebrand geweest en hij was bang geworden dat zij hem als een tijger zou verscheuren of zijn keel zou doorbijten. Tegen de morgen had zij gehuild, was uit bed gesprongen, had zich nog eenmaal in haar volkomen, heerlijke, door de natuur geschonken naaktheid voor hem geplaatst en gezegd:
„Neem dit beeld mee, Igor... morgen is het vernield. Het verstand druipt uit mijn hoofd als het zweet uit mijn poriën."
Hij had haar aangekeken, lang en zwijgend en hij had als Baranurian tot zijn grote ontzetting gezien dat er krankzinnigheid in haar ogen ontwaakte. „Ook jou zal ik niet vergeten," had hij schorrig gezegd. „Jij bent Rusland in zijn volmaaktste vorm..."
Toen zij zijn kamer uit ging, viel ook haar leven in elkaar. Nu zat zij gereed, klaar voor haar laatste grote optreden. Een ondergang met bliksem en donder, zoals het bij Dussowa paste.
De majoor uit Moskou, zijn naam is niet belangrijk, bekeek Marianka met kwade ogen. Zij beantwoordde zijn blik als een kat, klaar om te springen. „Een vraag...," zei hij hard. „Ben je gek?" „Ja."
„Je dwingt ons, therapeutische maatregelen te nemen. Wij zullen je naar een rustige omgeving brengen, waar je kunt herstellen." „Wat een fijngevoelige omschrijving van een gekkenhuis, kameraad." Dussowa lachte donker. Het was weer de stem die strelen en vernietigen kon. „Wij hebben voor voorname patiënten sanatoria. Wij dachten in jouw geval aan Sotsji."
„Een villa, met tralies voor de ramen. Een hel onder palmen. Je ziet de zon en de hemel, je hoort de zee ruisen en de wind waaien, je ruikt de rozen en het aangespoelde zeewier... en toch ben je dood! Willen jullie me daarheen brengen? O jullie idioten!"
Zij sprong op en slingerde een bloemenvaas van glas naar het hoofd van de majoor. Hij had geen tijd meer om zich te bukken... de vaas raakte hem vol, brak tegen zijn voorhoofd, scheurde het open, in een oogwenk stroomde het bloed over zijn gezicht.
Dat was Marianka's laatste daad. Vier soldaten grepen haar, draaiden haar armen op haar rug en sleepten haar de kamer uit.
Zij lachte, haar wilde gezicht was één lachende kreet - een uit elkaar springende, ondergaande zon...
Pjetkin naaide de wonden van de majoor... ook bij hem was het zijn laatste handeling. Hij had over zijn reiskostuum - Baranurian had een redelijk goed kostuum en een jas uit Workuta laten komen - nog één keer zijn witte jas aangetrokken en greep naar de atraumatische naalden.
„Je zult nauwelijks een litteken overhouden, kameraad majoor," zei hij bij het naaien. „Misschien slechts een dun streepje."
„Je bent Pjetkin, niet waar?" vroeg de majoor.
„Ja."
„Weet je dat je een beroemdheid bij ons bent?"
„Dat is mogelijk, maar ik wil alleen maar een mens zijn."
Een antwoord dat de majoor niet beviel. Zij zijn hier allemaal van slag af, dacht hij. Goed dat de een naar Duitsland en de ander naar de vergetelheid vertrekt...
Een half uur later brachten de soldaten Marianka Jefimowna Dussowa uit het kamp naar een vrachtauto. Zij had geen bagage bij zich, droeg een mantel van lamsvel tot de vloer en een hoofddoek om haar lange, zwarte haar. Zij klom in de vrachtwagen, achterop de laadbak, het zeil viel omlaag en daarmee was eigenlijk het leven van Dussowa afgesloten. Vlug reed de vrachtwagen weg, naar de stad Workuta, naar het station. De majoor van de KGB volgde na korte tijd uit het ziekenhuis. Hij had zijn muts diep over zijn gezicht vol pleisters getrokken. Baranurian ving hem in het commandogebouw op.
„Wat gebeurt er met Marianka Jefimowna?" vroeg de kolonel stijf. Hij had een paar glazen wodka gedronken en nu de moed harde vragen te stellen. „Ik weet het niet, kameraad kolonel." De majoor groette onverschillig. „Wat betekent dat? Je neemt haar mee en weet niets?" „Er is gewoon een bevel van het commando in Perm, en Perm heeft bevel gekregen uit Moskou. De tekst luidt: Dussowa moet direct uit de kampdienst verwijderd worden..."
Verwijderd worden... dat was een uitdrukking die Baranurian helemaal niet beviel. Overplaatsen zou beter geklonken hebben, geruststellender - maar verwijderd worden? Wie de woordspelletjes van de Russen kent, vermoedt, dat hier iets definitiefs was gebeurd.
„Ze hebben Marianka afgehaald... ik heb een bevestiging van ontvangst van je nodig."
De majoor staarde de kolonel ongelovig aan. „Is zij een pakje?" „Ja. Jullie hebben het afgehaald en sturen het ergens heen." „Moskou zal je de ontvangst bevestigen." De stem van de majoor klonk sarcastisch. „Ik kan je beloven dat wij aangetekend en per expresse versturen. .."
„Een afgrijselijke kerel," zei kolonel Baranurian, toen de majoor vertrok. „Een figuur om te bespuwen! Staat mijn wagen klaar?" „Ja." Luitenant Zablinsky, de verse echtgenoot, salueerde. Over enkele weken zou hij vader zijn... zo vlug vergaan de maanden als je vooruit gewerkt hebt.
Pjetkin stond voor het raam toen men Marianka wegbracht. Hij kon haar niet helpen, maar het benauwde hem bijna dat haar ondergang de laatste uiting van haar liefde voor hem was. Hij had altijd alleen willen opbouwen, voltooien... en nu het hij puinhopen na.
Over een paar dagen was hij in Duitsland. Door eigen wil uitgespuwd uit een land dat zijn vaderland was. En plotseling was hij bang ook in Duitsland alles stuk te slaan.
We zullen het maar ineens verklappen. Nooit werd er meer iets van Marianka Jefimowna Dussowa gehoord. In elk geval dook zij in geen kamp meer op, want dan zou men het gehoord hebben. De inlichtingendienst van kamp naar kamp is voortreffelijk. Iedereen die overgeplaatst wordt, en er wordt altijd iemand overgeplaatst, er zijn zoveel overstapjes van het ene kamp naar het andere, anders hebben de ambtenaren niets te doen en kleven ze met hun dikke reten aan de stoelen vast, sleept altijd een zak vol nieuwtjes met zich mee. Zo weet men altijd wat er elders is gebeurd.
Als Dussowa ergens was opgedoken, zou dat het eerste nieuwtje zijn geweest. Maar zij bleef verdwenen - Siberië zoog haar op. Een lot dat verwaait als het stof op het gras.
Wat is een mens eigenlijk, kameraden? Een stofje aan de weegschaal...