21
Sadowjew, de dorpssovjet van Issakowa, haalde op zijn oude dag alles in, wat hij tot dusver in zijn kalme leventje gemist had. Hij pakte een reiszak van geborduurd linnen in, hing die om zijn hals, kuste zijn vrouw Anna, gaf alle dorpsbewoners een hand, benoemde de smid Jakob Iwanowitsj Sjiskij tot zijn plaatsvervanger en behoeder van zijn rechten - hij vond geen ander, want al was Sjiskij iemand met een beperkt verstand, hij had toch de spieren van een stier, en dat is veel waard bij discussies of als er plaatselijke maatregelen genomen moeten worden - ging voor het partijhuis staan en riep: „Broeders en zusters, ik trek de wereld in, want ik moet voor Dunja mijn dochter zorgen! Het onrecht is ten hemel schreiend! Ik zal die varkensstal eens uitmesten! Dertig jaar ben ik in de partij - ik zal me gehoor verschaffen, ook al moet ik ervoor naar Moskou reizen! Zorgt goed voor Anna, gedragen jullie je als beschaafde mensen en denkt eraan dat ik terug kom en dat ik iedereen over wie geklaagd is, de rekening zal presenteren met de knuppel. Het beste, kameraden!"
De mensen van Issakowa schreeuwden: „Hoera, hoera!" Zij hielpen Sadowjew in de koets van de deftige paardenkoopman Wassja en zwaaiden hem na, toen hij ervandoor ging. Anna huilde hard, want zij kende Sadowjew goed genoeg en vermoedde dat de man in moeilijke situaties zou komen. Maar wie kan hem tegen houden als het zijn Dunja betreft? Probeer eens een stier van een koe te scheiden als hij er eenmaal bovenop is. Hele boomstammen kun je op zijn rug stukslaan, hij laat niet los. Hoe zou je dan een Sadowjew tegen moeten houden?
„Hij is als een onweer," zei Anna huilend en ging naast haar haard zitten, drukte haar schort voor de ogen en snikte hard. „Maar de vijand van het onweer is de wind. Hij zal ook Sadowjew in een hoek blazen. Heilige Stefan, laat hem terugkomen..."
Sadowjews rondreis begon in Chabarowsk. Hij schreeuwde tegen de ambtenaren van de geneeskundige dienst, hij dreigde met de partijleiding in Moskou en de gedelegeerden van de Amoerprovincie in de Opperste sovjet. Men was genadig, ze gooiden hem alleen de deur uit, ze noemden hem een krompotige, naar paardenpis stinkende boerenpummel. Sadowjew had zich voorgenomen net te doen alsof hij de beledigingen niet hoorde, want wie nu te fijngevoelig was, zou niet verder komen. De beledigingen werden steeds heviger, hoe verder hij zich in de hiërarchie van de ambtenaren woelde, als een made, die tegen andere maden niet lekker gaatjes in hun gaten boort, maar daarbij ook nog geluiden slaakt die wel gehoord moeten worden. Vooral leerde Sadowjew een nieuwe kant van het bestuur kennen: niemand was meer bevoegd.
Sadowjew begreep dat maar heel langzaam. „Hoe zit dat?" schreeuwde hij, als men hem tenminste aan het woord liet komen. „Iemand moet toch bevolen hebben dat mijn dochtertje naar Irkoetsk gaat. Of zijn er hier geesten die transportbriefjes uitschrijven, nou? Wie heeft mijn schoonzoon naar Chelinograd gestuurd, nou zeg op, kameraden? Een mannetje dat 's nachts stiekem in de dossiers knoeit? Ik wil de man spreken die het bevel heeft gegeven, verduiveld! Prikkel me niet verder, broedertjes! Jullie kunnen een oeroude partijgenoot niet voorliegen. Toen jullie nog in jullie luiers pisten, marcheerde ik al achter de rode vlag aan. Dat verdient respect, burgers!" Wat hielp het? Ze stuurden Sadowjew verder, tot ze er allemaal genoeg van hadden naar hem te luisteren. Daarna dreigden ze hem openlijk te arresteren, omdat hij ambtenaren beledigde. „Ga terug naar Issakowa," zeiden ze tegen hem. „Ga vissen, melk de koeien, laat de hengsten springen en kneedt de borsten van je Anna... dan heb je genoeg te doen. Maar bemoei je niet met dingen die politiek zijn. Wie zijn neus in de honing steekt, kan verwachten dat de beer zijn neus afbijt. Ga ons dus uit de weg, Dimitri Ferapontowitsj!"
Sadowjew zag ervan af in Chabarowsk verder zijn recht te zoeken. Hij overnachtte nogmaals aan de rand van de stad in een schuur en telde zijn geld. Het was genoeg voor een kaartje met de trein naar Irkoetsk, maar dan begon het probleem met een lege zak verder te komen. In Irkoetsk had hij moeite zijn dochter Dunja op te sporen. Eerst zei men hem in de universiteitskliniek dat een Dunja Dimitrowna daar helemaal niet bestond.
„Ik ben haar vader!" riep Sadowjew buiten zichzelf van woede en sprong rond alsof duizenden vlooien hem plaagden. „Ik heb haar verwekt, dat moet ik toch weten. Wie wil dat betwijfelen, nou? En zij is dokteres in die rotkliniek. Ik heb al negen keer met haar getelefoneerd, vier brieven heeft zij geschreven... toen hield het plotseling op. Heb ik soms gedroomd? Hier!" Hij sloeg een bestuursambtenaar met een brief van Dunja in het gezicht en kleefde hem de arme kerel dan met spuug op zijn voorhoofd. „Lees hem, idioot!"
Het was te begrijpen dat je met zo'n gedrag geen vriendschap oogst. De administratie stuurde Sadowjew daarom naar Prof. Dr. Bulak, hoofdchirurg. Een arts kan alles beter oplossen, dachten ze. Hij kan met mensen spreken, ook al zijn ze nog zo uit hun voegen geraakt als deze Sadowjew. Professor Bulak nam het zuchtend op zich, een weinig licht in Sadowjews verduisterde wereld te brengen. Hij bood hem een sigaar aan die Sadowjew tussen zijn vingers verkruimelde en in zijn reusachtige pijp stopte. Dan mocht hij twee glazen goudbruine cognac drinken, klakte met zijn tong en blies de geurige rook van de sigaar weg.
„Je bent eindelijk een goed mens tussen al dat gebroed, al die duivelse krengen," zei hij. „Je merkt dat je een gestudeerd man bent, een collega van mijn kleine Dunja. Hoe staat het ermee? Nu wil ik graag mijn dochter zien."
„Dat zal wat moeilijkheden geven, mijn beste Sadowjew." Prof. Bulak draaide de sigaar tussen zijn vingers. „Dunja Dimitrowna, wij mochten haar allemaal graag, zij was een goede kameraad, een uitstekend arts en zij had ook een grote carrière voor zich..." „... mijn vaderhart jubelt, kameraad!" onderbrak Sadowjew hem met schitterende ogen.
„Dunja is niet meer in de kliniek, Sadowjew. Je bent een hard man, een oude Kozak, aan de grens geboren en opgegroeid, je bent tegen alle stormen opgewassen. Luister: Dunja is gearresteerd."
Sadowjews ogen vielen dicht. Maar dat niet alleen... het was alsof hij in elkaar schrompelde. Hij werd kleiner en zat als een hoopje ellende op zijn stoel.
„Gearresteerd...," zei hij zacht.
„Zij heeft een collega, de arts Dr. Tsjepka, tot een niet meer te genezen invalide geslagen."
„Mijn duifje?" stotterde Sadowjew. „Mijn blonde zwaantje? Zij had er zeker reden toe?"
„Dr. Tsjepka wilde haar kussen. Als een furie is zij op hem afgevlogen, zij heeft bijna zijn schedel gespleten."
„Dat is goed," zei Sadowjew en groeide weer tot zijn normale lengte. „Dat is mijn opvoeding. Wie je aanvalt, heb ik gezegd, is altijd een schoft. En schoften sla je de schedel in... Dunja heeft het gedaan. Ik ben trots op haar."
„Maar ze hebben haar gearresteerd." Prof. Bulak drukte zijn sigaar uit. „En ze zullen haar deporteren, ergens naar Siberië, waar de wolven van eenzaamheid jammeren. Ik heb alles gedaan wat in mijn vermogen lag... de autoriteit aan de andere kant is sterker. Geloof me, Sadowjew, ik heb je Dunja bijzonder gewaardeerd. Maar wat kan ik doen?" Prof. Bulak hief beide armen op en liet ze weer vallen. Sadowjew begreep zijn onmacht. Hij stond op, liep om de tafel heen, omhelsde en kuste de verblufte professor en rende de kamer uit.
Gearresteerd! Dat was een woord dat Sadowjew begreep. Dat hoefde men hem niet uit te leggen... naast brood en zout, water, wind en sneeuw is arrestatie een oerwoud van de Russische taal. Zolang er Russen bestaan, bestaan er ook arrestaties. Daarvoor heeft God Siberië geschapen... sedert duizend jaren stroomde een mensenmassa naar dit oneindige land en daar bloedde die dood.
Wij hebben allemaal een vader, en die wordt een held, als zijn kind leed wordt aangedaan. Waarom zou Sadowjew anders zijn? Hij verzamelde al zijn moed, informeerde bij de politie tot hij het adres van de KGB van Irkoetsk wist, en dan liep hij met opgeheven hoofd het gebouw in, als iemand die niets te vrezen heeft, omdat hij alles al kwijt is. Laten we eerlijk zijn, kameraden: Sadowjew werd door de beambten van de KGB beleefd behandeld, want hij was ook beleefd. Hier hielp geen geschreeuw, hier streed men met de ijzige kou van de macht. „Dunja Dimitrowna is al veroordeeld," zei de man van de KGB al bij voorbaat. „Je mag het als vader weten. Zij zal niet als bannelinge, maar als gestrafte arts in een kamp komen. Dat is een onderscheiding, een soort voorwaardelijke straf. Als zij zich goed gedraagt, kan zij over twee jaar weer in een groot ziekenhuis werken. Maar daarover beslist de centrale. Heb je nog vragen, kameraad? Dat is retorisch bedoeld - wij zullen geen vragen meer beantwoorden."
Sadowjew was met datgene wat hij wist, tevreden. Hij had Dunja, zijn dochter, opgespoord. Er was geen reden nu te klagen of te jammeren, zijn haar uit zijn hoofd te trekken en overal rond te bazuinen: „Ze hebben haar veroordeeld! Gewoon veroordeeld! En alleen omdat zij haar lichaam beschermde! Is dat soms strafbaar? Moet zij zich juichende laten verkrachten?" Nee, hij zweeg verbeten, ging voor het KGB-gebouw op straat staan, telde zijn roebels en overdacht hoe men aan geld kan komen. Er was werk genoeg, maar het probleem was: geld verdienen en toch overdag vrij zijn. Want Sadowjew had zich voorgenomen van zonsopgang tot zonsondergang het KGB-gebouw in het oog te houden. Eens zal Dunja eruit komen, dacht hij. Eens wordt zij weggevoerd. Daar wil ik bij zijn. En hij nam zich verder voor, steeds in haar buurt te blijven, onverschillig waar zij heen gebracht werd. Waar Dunja leeft, is ook plaats voor mij, zei hij bij zichzelf. Ik heb twee handen en een helder hoofd... dat is voldoende om ook in het diepst van Siberië niet te verhongeren.
Hij zat nog op de straat en dacht aan de toekomst, toen iemand hem de hand op zijn schouder legde en uitriep:
„Wat een geluk! Is dat niet Dimitri Ferapontowitsj uit Issakowa? Aan mijn borst, broedertje!"
Sadowjew draaide zich vlug om en zag een dwerg voor zich staan, wiens lelijkheid hem altijd al afgestoten had. Nu echter was hij de mooiste mens wijd en zijd, en zijn kussen waren balsem op de gewonde ziel van Sadowjew.
„Marko Borissowitsj!" riep hij. „Jij hier? Zoek jij ook mijn Dunja?"
„Ik heb haar nog gesproken voor men haar wegbracht. Zij weet dat Igor Antonowitsj ook gearresteerd is."
„Hij ook? Heeft hij ook zijn onschuld verdedigd?"
„Hij wilde naar Duitsland. Een stomme kerel. Maar wat doe je eraan? Ze zijn allebei te jong om nuchter te denken. Nu zitten ze in de bak en wij moeten voor hen zorgen, wij twee oude mensen."
Marko had in Irkoetsk al een net van kennissen geknoopt. Elke dag belde hij Chelinograd, beloofde een kippetje en vroeg naar Pjetkin. „Nog geen transport," werd er steeds gezegd. „Maar er wordt een transport samengesteld. Bel morgen weer op."
Sadowjew kreeg goed werk door een kennis van Marko: hij moest 's nachts kisten en manden naar de markthal slepen. Het loon was voldoende om van te leven... en overdag was hij vrij. Ongehinderd zat hij dan voor het KGB-gebouw en liet het leven aan zich voorbij gaan. Niets veranderde, alleen de geur van Sadowjew: nu eens rook hij naar vis, dan weer naar zuurkool, de volgende dag naar kippenpoep en eens zelfs naar bananen. Dat was een grote dag voor Sadowjew... voor het eerst at hij de voor hem vreemde vrucht. Hij smaakte hem helemaal niet.
„Wij blijven met elkaar in contact," zei Marko, toen hij weer terug ging naar Chelinograd. „Die idioten denken dat zij Dunja en Igor kunnen scheiden. Wij zijn ter plaatse, mijn beste, daar rekenen ze niet op. Heb je al een idee hoe je Dunja kan vergezellen?"
„Ik zal me als hulpstoker bij de machinist melden," zei Sadowjew trots.
„En jij, mijn broedertje?"
„Ik zal de trein als monteur begeleiden."
„Zonder papieren?"
„Wie zal me controleren? Tegen het personeel van de locomotief zeg ik dat de soldaten me aangesteld hebben. En tegen de soldaten zeg ik dat de directie van de spoorwegen me heeft aangesteld. Niemand zal bij de ander naar mij informeren. Is dat een idee?"
„Je bent een schoft, Marko Borissowitsj," lachte Sadowjew. „Laat me je omhelzen."
Godunow kuste Sadowjew innig en verliet hem dan vlug. Deze dag stonk Sadowjew weer naar haring.