9
Dimitri Ferapontowitsj Sadowjew was helemaal niet gelukkig dat zijn dochter een vreemde man thuis bracht en naast hem ook nog een wezen dat je eigenlijk met een schok dood moest slaan. Anna Sadowjewa, het anders onvervaarde, ja moedige moedertje, voor wie iedereen in Issakowa de muts afnam en alle strijd uit de weg ging, liet de pan op het fornuis vallen, bedekte haar gezicht met haar schort en liep weg. Marko vertrok zijn gezicht tot een verlegen grijns.
„Ik kan er niets aan doen, kameraad," zei hij tegen Sadowjew, die erover tobde dat zo iets nog een mens kon zijn en zelfs verstaanbare geluiden slaakte. „Toen God de schoonheid verdeelde, maakte mijn moeder net het schijthuis van de duivel schoon..."
„Zo is het," antwoordde Sadowjew met grote moeite. „Wij zijn allemaal producten van het toeval."
Later stond hij alleen in de slaapkamer voor de spiegel en bekeek zich tevreden. „Je bent lelijk, Dimitri Ferapontowitsj," zei hij tegen zichzelf en was blij, „maar tegen Marko Godunow ben je het ware evenbeeld van de heer. Op een of andere manier is de wereld toch volmaakt." Nadat ze samen gegeten hadden, een kasja van maïspap en vruchten, waarop als bekroning gebakken vis met veel spek en uien volgde en een glaasje zelf gebrouwen berkewijn, waarop Anna, het moedertje, bijzonder trots was, vertelde Igor zijn verhaal. Marko rookte een pijpje, een fascinerende aanblik, die pijp in zijn mond en de rook die langs zijn misvormde schedel omhoog trok. Anna kon bij alle huiveringen die over haar rug liepen, de blik niet van hem afhouden. Marko merkte dat en blies een muur van rook tussen zichzelf en haar.
„Dat is geen probleem," zei Sadowjew en schonk iedereen nog eens van Anna's berkewijn in. „Ik breng je morgen naar Blagowjesjtsjensk. Het is iets meer dan dertig werst, voor twee flinke paarden een aardig stuk. Alleen vandaag is het te laat, dat moeten jullie inzien." Hij leunde achterover en stak zijn handen in de zakken van zijn oude, gelapte rijbroek. „Je bent arts. Net als mijn Dunjusja. Is dat een toeval! Als dat zo doorgaat, verdrinken we hier nog in de artsen, haha! Eerst is hier niemand in een omtrek van 100 werst, en dan zitten er gelijk twee bij me aan tafel. Moedertje, haal het verse brood uit de provisiekast. Houd je van honing, kameraad arts? Ik heb die vorig jaar zelf gemaakt."
Igor knikte afwezig. Hij keek naar Dunja. Zij stond naast het fornuis en waste de vaat, in een grote houten trog, waar de stoom uit opsteeg. Zij was op dit ogenblik geen dokteres meer maar niets anders dan een dochtertje van de grote stroom de Amoer, een boerenmeisje uit Issakowa, opgegroeid in de hete steppewind, die van China's roodgele verten kwam aanwaaien over de brede rivier, en sterk geworden in de ijskoude storm die uit de besneeuwde taïga over de daken en om de luiken van Issakowa huilde. Ik houd van haar, dacht Igor Antonowitsj. Wat een toekomst hebben wij voor ons. Zij een dokteres, ik arts... dat betekent dat wij heel Rusland zouden kunnen veroveren. Wat is er naast tractoren en automatische zagen nu in Siberië meer nodig dan artsen?
Sadowjew nam hem op en begreep de blikken die Igor op Dunja wierp. Zijn vaderlijke hart werd zwaar, hij zuchtte en keek bedroefd naar zijn glas. Het verging hem zoals alle vaders die een mooie, volwassen dochter hebben, plezier in haar hebben, en dan komt er plotseling zo'n vreemde kerel, die dartelt om zijn dochtertje heen, maakt op raadselachtige manier haar hoofd op hol en neemt haar gewoon mee. Welke vader kan dat eigenlijk begrijpen? „Ik laat je het dorp zien, kameraad dokter," zei Sadowjew daarom en sprong plotseling op. „Kom mee. Ook het eind van de wereld is belangwekkend." Drie uur bezichtigden zij Issakowa en de vervallen schoonheden. Marko vergezelde hen niet... hij liet zich door Anna in de schuur de plekken wijzen waar ze moesten overnachten. Het was een voormalige opslagplaats van voer. Marko veegde hem schoon en richtte hem behaaglijk met twee bossen stro in. Dan ging hij in de zon zitten, stak zijn pijp weer aan en liet zich door de kinderen bekijken. Zij stonden op eerbiedige afstand achter het gaas en beschouwden hem als een sprookjesdier. 's Avonds had Dunja praktijk in Issakowa.
Negen patiënten wachtten buiten in de gang en kwamen als ze opgeroepen werden, ze waren schuchter, groetten vol eerbied en vertelden van hun ziekten. Ze kenden allen Dunja nog als kind, herinnerden zich het magere dochtertje dat aan de oever van de Amoer speelde en bij Iwan Temsjuk kersen pikte, zij brak eens haar onderarm en - zij was negen jaar - tijdens een door de Satan gestuurde ijskoude winter was zij bijna aan de koorts gestorven. De oude Borja Semjonowitsj had haar met geheimzinnige omslagen met kruiden gered. Een arts was er toen niet in de verste omtrek en Sadowjew vervloekte zijn lot, juist aan de Amoer te wonen.
Dat alles was nu al lang geleden... Dunja was dokteres geworden, men kleedde zich voor haar uit, toonde de pijnlijke plaatsen en was benieuwd of zij werkelijk kon genezen. Vadertje Sodowjew regelde intussen het patiëntenverkeer. Hij stond in de gang en bepaalde wie het eerst aan de beurt was. Het ging niet op volgorde, maar zoals gebruikelijk, naar de aard van de klachten. Wie verbaast zich erover dat iedereen die kwam het sterven nabij was. Hijgend, rochelend, zich de buik vasthoudend, met verdraaide ogen stonden zij in de gang en overtuigden Sadowjew van de ernst van hun kwaal. „Wassja eerst!" zei Sadowjew bijvoorbeeld. „Hij ziet doodsbleek, je ziet alleen het wit van zijn ogen."
„Dat is een oplichter!" riep iemand uit de derde rij. „Hij heeft zijn gezicht met meel ingesmeerd. Neem mij eerst, Dimitri Ferapontowitsj - ik heb het aan mijn blaas, mijn water laat ik zo maar lopen... ik kan het niet ophouden. .. als je niet wilt dat ik je huis bevuil, moet je mij eerst nemen."
Drie uur lang onderzocht Dunja de zieken. Zij deed het nauwgezet, zoals Igor constateerde. Hij zat wat afzijdig bij de muur en onderzocht in stilte mee. Dunja's diagnosen waren raak, alleen de therapie was anders dan zij het op de universiteiten hadden geleerd. Daar was bijvoorbeeld de oude Marfa. Zij klaagde over buikpijn, leed aan verstoppingen en zuchtte als een lam, blind paard, toen Dunja op de buikwand drukte.
„Een moeilijk geval," zei Dunja met een ernstig gezicht. „Neem een slang, Marfa, steek het eind in je achterste, houd het andere eind omhoog en giet er dan twee liter maïsolie in. Dan zul je huppelen als een lammetje en over twee dagen heb je weer een zachte, vlakke buik."
„Een paardenmiddel," zei Igor, toen de oude Marfa weg was.
„Tegen wie heb je het?"
„Er zijn elegantere middelen, Dunja."
Dunja lachte en waste haar handen in de trog met dampend water. „Maar Marfa weet dat zij geen paddestoelen mag eten. Zij kan ze niet verteren, het ontbreekt haar aan een paar fermenten. Toch laadt zij haar buik vol met paddestoelen. Na deze darmspoeling zal ze geen paddestoelen meer eten." Na het avondeten bracht de familie Sadowjew hun gasten naar de schuur. „Het was een grote vreugde je bij ons te hebben, kameraad arts," zei Sadowjew. „Slaap goed. Morgen vroeg om zeven uur wek ik je..." Anna, het moedertje, gaf Igor een hand en knikte hem zwijgend toe. In haar ogen lag een onuitgesproken vraag, een moederlijk vorsen. Het deed Igor pijn niets te kunnen antwoorden. Te vroeg, dacht hij. Veel te vroeg. Nog is Dunja slechts een droom.
Dan stonden zij tegenover elkaar, onder de waakzame ogen van de oude Sadowjew, drukten elkaar de hand en lachten naar elkaar. „Welterusten, Dunja," zei Igor met zware tong.
„Welterusten, Igor Antonowitsj. Als je tijd hebt, bezoek je ons weer." Dat was meer dan Sadowjew wilde. Hij zwaaide met de petroleumlamp, zette die op de grond en onderbrak zo de handdruk tussen Igor en Dunja. „De nacht is kort," bromde hij. „En als het ergens ritselt, hoef je niet bang te zijn, kameraad. Het zijn muizen of onschuldige slangen die warmte zoeken. Slaap lekker."
Hij duwde Anna en Dunja uit de voederopslagplaats en gooide de deur dicht. Marko zat op zijn strooien bed. Hij kneedde een lange rol van zijn jas. Een gemeenschappelijk kussen. Igor stond voor de gesloten deur, met slappe armen alsof hij opgesloten was.
„Wat is er?" vroeg Marko terwijl hij zich uitstrekte. „Wordt zij onze huisvrouw?"
„Ik houd van haar," zei Igor zacht. „O verdomme, ik houd van haar als een waanzinnige van zijn krankzinnige wereld. Maar zij weet het niet en zij merkt het ook niet."
„Laten we afwachten." Marko geeuwde. Zijn grote vissenbek klapte open als de bek van een haai. „Een hoekige steen heeft miljoenen jaren nodig om een ronde kiezelsteen te worden... maar in de liefde zijn duizend jaar als een seconde."
Hij blies de lamp uit en Igor ging naast hem in het stro liggen. Heel anders was het bij Dunja en haar ouders toen zij teruggingen naar het huis. De oude Sadowjew had moeite met zijn kromme benen zijn dochter te volgen, maar toen hij haar had ingehaald, hield hij haar bij haar mouw vast.
„Houd je van hem?" vroeg hij rechtstreeks. „Zeg het maar eerlijk!"
„Ik weet het niet, vadertje," antwoordde Dunja en liep verder.
„Een verstandig woord!" riep Sadowjew en trok aan zijn schaarse haren.
„Een verduiveld woord! Bij vrouwen betekent zo iets ja."
Dan trok hij aan zijn lange snor, keek Anna, zijn vrouw, woedend aan en mopperde: „Kunnen wij dat verhinderen?"
Anna lachte goedig voor zich uit. „Wie heeft de liefde tussen jou en mij verhinderd?" vroeg zij. „Nou, vadertje, was dat mogelijk?" „Je hebt gelijk, Anna." Sadowjew trok de snorharen tussen zijn tanden door. „Maar alles komt zo plotseling als een zomeronweer..."
's Morgens reden Igor, Godunow en Sadowjew naar Blagowjesjtsjensk
terug. Een wagen met vier wielen en twee vurige paarden schommelden
hen langs de Amoer. Het gras glinsterde van de dauw, de rivier rook
zoetig naar verrotting. Twee reusachtige adelaars cirkelden over de
weg. Zij kwamen van de bossen aanvliegen en zochten spitsmuizen,
hazen of verdwaalde lammeren.
Igor had Dunja niet meer gezien. Hij had ook niet gezien dat zij achter het raam stond en hen nakeek tot het wagentje achter een bocht in de weg verdween. „Zou hij terugkomen?" vroeg zij zich af toen zij aan de tafel ging zitten. Moedertje Anna kookte al pap. Sadowjew hield ervan 's morgens de hete, pas gemolken melk te slurpen.
„Als hij een man is - vast en zeker," zei ze bij zichzelf en roerde in de ketel. „Vadertje mag hem niet."
„Daar kan een man ook overheen komen." Anna leunde tegen de stenen van het fornuis. „Mijn vader heeft Dimitri Ferapontowitsj vier keer het huis uitgegooid. De laatste keer brak hij zelfs zijn rechtervoet. Met een houten doos om zijn been en krukken kwam hij terug. Er viel niets aan te doen, de hele familie zei tandenknarsend ja. En zijn wij niet gelukkig geworden, Dunja? Is je vader Dimitri geen geweldige kerel?" „En als Igor niet terugkomt?"
„Vergeet hem dan, dochtertje. Vergeet hem vlug! Alleen rotte appels vallen vanzelf van de boom..."
Na vier uur rijden bereikte de wagen de bossen van Blagowjesjtsjensk. Een dwarsweg liep het bos in, stoffig, uitgereden, vol gaten. Een scheef, verweerd bord hing aan een boom, nauwelijks leesbaar, maar dat was ook niet nodig, iedereen in de omgeving van zo'n vijftig werst kende de tekst uit zijn hoofd en respecteerde die.
„Verboden weg. Het betreden is strafbaar."
„Stoj!" brulde Sadowjew en trok de paarden hun hoofd in de nek. „Hier zijn we er, vrienden. Het beste."
„Maar dat is toch geen stad?" vroeg Igor verwonderd.
„Nee. De stad ligt nog drie werst verder. Maar jullie willen naar het kamp en dat ligt aan het eind van deze weg." Sadowjew greep de teugels steviger vast, alsof hij direct met de tong moest klakken en wegstuiven in galop.
„Verlang niet dat ik jullie tot voor de poort rijd. Niemand brengt me ertoe die vervloekte weg te betreden. Het is nog twintig minuten lopen. Het beste, kameraden."
Hij bleef op zijn bok en keek toe hoe Igor en Marko hun bagage op de schouder namen en de verboden weg opliepen. Pas toen ze tussen de bomen verdwenen, gaf Sadowjew de teugels vrij, draaide de wagen en ratelde vlug terug naar Issakowa.
„Een kamparts!" riep hij verachtelijk en liet de zweep knallen. „Een vieze kamparts! Doodslaan zal ik hem, als hij Dunja aanraakt..."