37
De volgende dag verscheen Marko Borissowitsj om Pjetkin een sappig stuk vlees voor Kerstmis te brengen. Trots liep hij door het hospitaal, want luitenant Zablinsky had hem een jasje van hondenbont en een paar gevoerde laarzen geschonken. Marko nam revanche met twee dikke leverworsten en de woorden: „Een jonge echtgenoot moet op krachten blijven. Zijn tsjilpend vrouwtje verlangt meer dan de natuur te bieden heeft. Eet de worst, kameraad, maar laat hem niet aan je vrouwtje zien. Tegen zulke vergelijkingen kun jij niet op."
Luitenant Zablinsky lachte tot hij tranen in zijn ogen had, noemde Marko een heerlijke dwaas en rende met de worsten onder zijn dikke uniformjas naar zijn woning.
Pjetkin ontving Marko met een sombere blik. Afwerend bekeek hij een plat lederen etui dat Marko hem bracht en dat eruit zag als een foto-etui. „Dat heb ik zelf genaaid," zei Godunow. „Precies de maat. Formaat van een briefkaart. Dat kun je aan een lint om je hals hangen." „Spreekt hier iemand in de kamer?" Pjetkin keek zoekend om. „Er was toch een stem..."
„Zoontje," zei Marko bedroefd. „Wees niet boos dat ik je voor Kerstmis voorgelogen heb."
„Nee, ik heb van Dunja niets meer gehoord en gezien; nee, ik heb er geen idee van, misschien opereert zij; ik heb maar één uur de tijd, ik moet me haasten, de chauffeurs wachten niet op me; ik heb er geen idee van wat Dunja nu doet... Zeven dagen had ik pijn, mijn hart, mijn hersenen gloeiden, ik zag de wereld nog maar door een rood waas. De angst vrat me op..."
„Zoontje..." Marko stond er handenwringend bij. Dan ging hij op de rand van het bed zitten, een verkreukelde dwerg met een reuzengroot, rond kaal hoofd. „Ik wilde je verrassen. Het zou een echt feest voor je zijn..." „Wie heeft Dunja gefotografeerd?"
„Een reizende fotograaf. De foto heeft me drie pond vlees gekost. Ziet zij er niet als een engel uit, onze Dunja? Zij is eerste arts in het vrouwenkamp. Eindelijk heeft die sukkel van een Dobronin haar op de juiste plaats gezet. Zij is het hoofd van de chirurgische afdeling, en je moet eens gaan kijken wat ze allemaal doet! Zij is zo zacht als een duifje, maar in haar handen zo sterk als een man. De andere artsen staan om haar heen en bekijken haar verbaasd. Zij snijdt buiken open, borstkassen en nierbekkens. Dobronin zit elke dag steunend aan zijn bureau en stelt de lijsten samen die Dunja verlangt: nieuwe medicijnen, moderne chirurgische gereedschappen, een nieuw narcose en beademingsapparaat, zelfs een defibrillator wil ze. Toen Dobronin protesteerde, schreeuwde zij naar hem: ,Zeker, ik wil iemand die klinisch dood is, weer tot leven wekken! Niet om verder in Workuta te lijden, maar opdat ze overleven en later van Workuta kunnen vertellen! Hier geldt elke stem!' En Dobronin ging achter zijn lijst zitten en schreef: dringende bestelling: een defibrillator. - Bekijk haar foto eens goed... zij is sterk en vol hoop, onze Dunja."
Pjetkin haalde de foto uit zijn matras. Het was de enige plaats waar die veilig voor Marianka Dussowa was. Als een heilige icoon droeg hij de foto naar het raam en bekeek hem.
„Wat leven haar ogen...," zei hij zacht. „Ze spreken tegen mij." „Timbaski is een kunstenaar, dat moet ik hem nageven," zei Marko. „Hij zag er wat stom uit en ik dacht eerst: O hemel, die kan een uier van een koe fotograferen, maar geen gezicht van een mens." Marko veegde over zijn ogen. „Ik heb Dunja nooit zo mooi gezien als op deze foto." „Zij is mooier, veel mooier! Haar ogen kunnen, als zij gelukkig is, een deel van de hemel zijn..."
Pjetki haalde het leren etui van de tafel, stopte de foto erin, het etui paste precies, zoals Marko had gezegd. Hij opende zijn hemd, bond het mapje om zijn hals en drukte het tegen zijn naakte borst. Dan knoopte hij zijn hemd weer dicht en trok de witte doktersjas erover. „Het was een goede gedachte, Marko. Ik zal Dunja nooit meer alleen laten."
„En als Dussowa, die vurige duivelin, je uitkleedt?"
Marko keek schuin omhoog naar Pjetkin en verbaasde zich niet dat Igor verlegen werd en in de kamer heen en weer liep. „Hoe staat het met haar?"
„Als ze zin heeft, komt ze mij verkrachten," zei Igor somber.
„En denkt zij dat jij van haar houdt?"
„Zo is het."
„En jij hebt macht over haar, niet waar? Zij smelt onder je handen als kaarsvet."
„Zij doet net als Dobronin. Zij bestelt alles wat ik wil." Pjetkin lachte scheef. „Ik heb al een defibrillator en een nieuw röntgenapparaat. Het is bijna een wonder. Men vraagt niets, men wijst niets af, er zijn geen vertragingen - wij bestellen het, en bij het volgende transport zit alles er, keurig verpakt in kisten, bij. Zelfs Marianka vindt dat vreemd en kolonel Baranurian vraagt zich af wie daar in Moskou op de juiste plaats zit en vreemd genoeg ook nog een hart heeft. Een paar telefoontjes naar Moskou leidden tot niets... de kameraad aan de top was niet te spreken." Pjetkin legde zijn beide handen op zijn borst. Het leren mapje schaafde over zijn naakte huid. „Het is allemaal zo vreemd..."
Op de terugweg van Pjetkin naar de slachterij gebeurde, wat al lang had moeten gebeuren: Marko ontmoette Dussowa. Zij kwam een verbandkamer uitrennen en bleef als door een beroerte getroffen staan, toen zij de dwerg opgewekt de gang zag doorlopen.
„Dat had ik kunnen denken," zei ze met haar donkere stem, waarin je de taïga kon horen ruisen. „Waar Igor is, jankt ook zijn hofhond. Waar kom je vandaan?"
„Dag vrouwtje," zei Marko opgewekt en nam zijn muts af. „Je zult het niet geloven... maar het verlangen dreef mij duizend werst door de wildernis naar Workuta. Dat zat zo: ik zat alleen op mijn bed, in Chelinograd, moet je weten, en ik hoorde het gekakel van de kippen en het gekraai van de hanen. Ik had al het pluimvee van een sowchoz onder mijn hoede. Ik moest de kippen verzorgen en zorgen voor de verplichte leverantie van de eieren. Dat klinkt onschuldig, maar, dochtertje, wat wil je, als de hanen traag zijn als eunuchen en de kippen niet willen leggen? Buiten staan echter de vrachtwagens en de chauffeurs schreeuwen: Waar zijn de kisten met eieren? Hé, luie zak... opschieten, rapen, hoe is het mogelijk, die vent kan toch geen honderden eieren opvreten? Het was een ellende, dochtertje. Terwijl ik daar zo zit, op het punt in tranen uit te barsten, een hard gekookt ei in mijn mond, denk ik aan jou, aan mijn wilde zwaantje met de stevige dijen, en het verlangen overmant me zo dat ik naar de luie hanen spuw, de kippen alleen laat met hun eieren in hun achterste en ik op weg ging naar Workuta. Wat een geluk dat ik jou nu ontmoet..." Dussowa keek Marko met dichtgeknepen ogen aan. Zij was hem niet in de rede gevallen en dat was een kenmerk van gevaar. Zij vroeg ook niet het logische: hoe weet je dat ik hier in Workuta ben? Hoe ben je in het kamp gekomen? Met wat voor gemene leugens leef jij hier gezond en opgewekt te midden van de dode zielen? Nee, zij trok haar mooie, volle lippen slechts tot een streep en zei:
„Als ik je nog één keer ontmoet, zul je als een stuk ongedierte behandeld worden. Weg, vuilak!"
„Wat een dwaalwegen maakt de liefde," zei Marko en schoof langs Dussowa heen. Dan haastte hij zich uit haar ogen te komen. Zij is tot alles in staat, dacht hij en rende weg. Haar duivelse hersenen zijn vol boosheid. Ik moet met Jewronek spreken, als zij werkelijk nagaat, waar ik in het kamp werk. „Kameraad," zal ik zeggen, „zij is alleen maar bang. Zij vermoedt waarom ik in het kamp ben. Ook met haar heeft mijn opdracht te maken, en nu begint haar rug te kriebelen, alsof er duizend mieren over lopen. Zeg tegen haar dat ik gewoon slager ben, specialist in het uitbenen. Zij zal haar zwarte duivelinnenogen wel opensperren, maar weggaan. Kameraad Jewronek, ik reken op je intelligentie!" En Jewronek, dat reuzenschaap, zal zich gevleid voelen en Dussowa met nieuwe raadsels opknappen. Tevreden liep Marko Borissowitsj over de grote appelplaats naar de barakken van de administratie. Hij wist niet dat Dussowa hem vanuit het raam van de apotheek gadesloeg, het hoofd gebogen, het voorhoofd gerimpeld, als peinzend en verdrinkend in langzaam opkomende angst. Hij is niet toevallig hier, dat wist zij. Hij is Pjetkins oog en oor, hand en taal naar buiten. Hij is Pjetkins verlengde lichaam... hoe hoog de hekken ook zijn, door Marko leefde Igor in de vrijheid.
Dunja! Was Marko de brug naar het vrouwenkamp? Liep hij heen en weer, een bij, die de liefdeshoning van kamp naar kamp draagt? Marianka Dussowa sloeg haar vuisten tegen elkaar, wierp haar hoofd in haar nek en liep met vaste tred naar het ziekenhuis. Wie haar van verre zag aankomen, verdween direct naar een kamer. Iedereen kende dit loopje van haar, het gedreun van haar lange laarzen. Als je haar nu tegenkwam, was je nog niet jarig.
Zij ging naar operatiekamer I, waar Pjetkin net een niersteen verwijderde. Alle hoofden werden omgedraaid toen de deur klapte. Pjetkin hief afwerend een hand op.
„Je bent niet steriel, Marianka Jefimowna!" riep hij.
„Hoe vaak moet ik je nog zeggen dat ik altijd steriel ben?" riep zij terug.
„Kom naar buiten, Pjetkin, ik moet met je praten!"
„Ik opereer."
„Die stomme niersteen kan Dr. Tarrasow verder wel aan." Dr. Tarrasow, een jonge arts uit Kiew, kromp in elkaar en keek Pjetkin hulpeloos aan. Hij had nog nooit zelfstandig geopereerd. De niersteen boezemde hem angst in. Het open nierbekken, de reeds gespleten nier, al de klemmen en afsnoeringen... hij stond ervoor als een boer voor een kapotte computer.
„Tarrasow kan dat niet," zei Pjetkin kalm. „Over een half uur sta ik ter beschikking, Marianka Jefimowna."
„Nu!" riep zij. Haar gezicht gloeide. „Wat kan mij Tarrasow schelen? Ik praat nu met je, Igor Antonowitsj!"
Pjetkin legde de lange, gebogen tang weg waarmee hij de niersteen wilde verwijderen. Tegenover hem stond, gebogen over de operatiewond, de jonge vrouwelijke dokter Dr. Pladunewja. Een lelijk meisje met dof, bruin haar en een veel te grote mond. Maar zij had een ziel en keek Pjetkin vaak zwijgend en dankbaar aan, als hij weer een mens had gered. „Ga door, Wanda Nikolajewna," zei hij. „Je kunt het, ik weet het. Houd goede moed. Niet te hard aan de nier trekken. Een steelbloeding is altijd gecompliceerd. En kijk naar de urineleiders, of daar niet een kleinere steen vast zit. Geen paniek, Wanda Nikolajewna je speelt het wel klaar." Hij verliet de tafel, rukte zijn gummischort af, veegde het zweet van zijn voorhoofd, gooide de gummihandschoenen in een emmer en liep dan langs de kwaad kijkende Dussowa de operatiekamer uit. Zij volgde hem en knarsetandde toen hij naar haar kamer ging en niet naar zijn kamer. „Ik sta tot je beschikking," zei hij stijf, toen ze alleen in de kamer waren. „Jij hebt hier te bevelen, ook al komt het leven van een mens in gevaar. Praat maar."
„Ik ben in levensgevaar!" riep Dussowa. Haar lichaam, dat de natuur uit een droom geschapen moest hebben, beefde. „Ik heb Marko gezien!" Pjetkin voelde een ijzige kalmte in zijn hart vallen. „Ja, hij is hier," zei hij onverschillig.
„Je hebt het niet tegen me gezegd." „Waarom? Is hij zo belangrijk?" „Hij brengt je nieuws over Dunja..."
„Hoe zou hij dat kunnen? Dunja is immers naar Omsk overgeplaatst." „Is zij dat?"
„Dat heb je zelf gezegd." Pjetkin lachte kwaadaardig. „Of heb je me voorgelogen, Marianka?"
„Zij is weg! Weg! Naar de hel! Igor..." Zij wierp zich op hem en omklemde zijn nek. Haar mond leek op een vuurspuwende vulkaan. „Ik dood ons allebei, als jij verder op Dunja let. Ik kom het te weten... denk maar niet dat je het geheim kunt houden. Ik lees het in je ogen, ik hoor het in je adem, ik merk het aan het strelen van je handen..." Zij duwde zich van hem af, botste tegen de kast en was weer de duivelin, gevreesd door duizenden gevangenen, destijds in Sergejewka en nu in Workuta. „Ik zal het gevaar afsnijden, gewoon afsnijden als een vergane draad," zei ze zacht en donker. „Ik zal Marko Borissowitsj vernietigen... en jij kunt het niet verhinderen, mijn verachtelijke lieveling..."
Zij rende de kamer uit voor Pjetkin kon antwoorden. Met een doffe kreet snelde hij haar na, de gang door. De angst om Marko benam hem zijn adem.
Niet Godunow moest in het zand bijten, maar Dr. Wyntok, de
vrouwenjager met zijn haakneus. Hij lag op een morgen dood in de
sneeuw, zijn schedel was ingeslagen, en hij zag er niet begeerlijk
uit, hij zat onder het bloed, hij was vies, zijn gezicht was van
pijn vertrokken. Skopeljeff moest hem vinden... hij slaakte een
lichte kreet van ontzetting, maakte een luchtsprong en rende
weg.
Al twee uur later nam een speciale commissie het onderzoek ter hand. De politieke commissaris van het vrouwenkamp had direct na de bezichtiging van het niet fraaie lijk zijn superieuren in de stad Workuta opgeroepen en die telefoneerden met de centrale van de KGB in Perm. Dobronin nam het op zich de doodsoorzaak van Wyntok vast te stellen. Nadat het lijk van alle kanten gefotografeerd was, werd het plein afgezet en het lange lichaam werd naar het hospitaal vervoerd. Daar kwamen alle artsen om Wyntok staan, keken naar zijn verwrongen gezicht en voelden geen medelijden.
„Laten we beginnen," zei Dobronin en gooide Dunja een gummischort toe. Zij ving het op en deed het met een strak gezicht om. Kutjukow bond het aan de achterkant vast en hielp haar de rubber handschoenen aan te trekken. „Dunja Dimitrowna, jij hebt de beste zenuwen. Jij hebt de levende Nikolai Michailowitsj weerstaan... dan zul je voor de dode niet bang zijn." Dobronin waste de schedel die vol geronnen bloed zat en toen werd alles duidelijk. De hersenpan was in elkaar geslagen, alsof er een rotsblok midden op Wyntoks hoofd was gevallen.
„Wat een slag!" zei Dobronin ontzet. „De moordenaar moet een ijzeren stang gebruikt hebben..."
„Een eenvoudige lat van hout." Dunja haalde wat splinters uit het haar en hield ze in de hoogte. „Bij het slaan moet de lat versplinterd zijn." „Kun je een mens als Wyntok met een lat doodslaan?" Dobronin staarde naar het hout, alsof de splinters diamanten waren. „Hij had toch een normale schedel. Hij was toch geen ei dat je met een lepeltje stuk tikt."
„Als je de lat draait en met de kant slaat. .."
„Dat is het!" Dobronin ging op een krukje naast de operatietafel zitten. „Dunja Dimitrowna, je hebt een enorme ervaring en beschikt over kennis hoe een mens gedood kan worden."
„Wij hebben aan de Amoer, als in de winter de wolven uit de taïga sluipen, de beesten met zulke latten doodgeslagen. Wij hadden kunnen schieten, maar de munitie was te kostbaar. De winters zijn lang en onberekenbaar. Maar een knuppel, een lat, is overal te vinden. Wat voor een wolf goed is, is ook voldoende voor een Wyntok."
„Prijst de vrouwen, want hun ziel is gevoelig...," zei Dobronin plechtig. „Ik kom uit een grote stad en ik ken een wolf alleen uit de dierentuin. Wat voor mensen zijn jullie eigenlijk in Siberië! Daar ligt de arme Wyntok, zijn hersenen sijpelen uit zijn hoofd en het lieve meisje vertelt heel kalm, hoe je wolven en mensen kan doden. Dunja... we gaan verder met de sectie..." Dobronin - wij weten dat - was een slecht chirurg, maar hij had wel verstand van sectie. Misschien hinderde het hem bij de operatie dat zijn patiënten nog leefden en dat het helemaal aan zijn bekwaamheid lag, of ze zijn ingreep overleefden. Dat maakte hem elke keer onzeker, en het gevolg was, dat zijn chirurgische slachtoffers ook stierven... hier echter, bij iemand die echt dood was, kwam het er niet meer zo op aan, je hoefde de bloedvaten niet af te binden en af te klemmen, hier kon je met elan snijden en wegdrukken wat je in de weg lag. En zo werd de maag door Dobronin geopend, hij legde Wyntoks darmen bloot en haalde de maaginhoud eruit. Een ei en een klompje harde worst waren nog niet verteerd, ook vonden ze al enigszins verteerde broodresten in de pap van voedsel en thee. „Hij heeft ontbeten, maakte een wandeling en krak - zijn hersenpan ingeslagen." Dobronin wenkte Dunja. Zij drukte de grote sneden toe en naaide ze met grove steken dicht. Op schoonheid kwam het niet meer aan, ook waren er geen familieleden die prijs stelden op Wyntoks lijk en het jammerend in een open kist naar het graf droegen. Hij zou verbrand worden in het crematorium van het mannenkamp en de as zou dan in een bronzen urn komen en op het soldatenkerkhof bijgezet worden. Of het Wyntoks as werkelijk was, kon niemand zeggen. De kameraden in het crematorium namen het zo nauw niet. Elke dag zijn er zo'n tien of twintig doden en dan kun je de as niet zo pijnlijk nauwkeurig sorteren en bovendien lijkt alle as op elkaar. Wat wil je dus, kameraden? Als het in de urn ritselt, is dat genoeg voor de piëteit.
Dobronin dekte Wyntok met een laken toe en liet hem op de operatietafel liggen, hoe zeer Dunja ook protesteerde. „Dat is gemeen!" riep zij. „Een operatietafel is geen doodkist! Bovendien heb ik hem om tien uur nodig. Er staat een galblaas op het programma."
„Het is gemeen dat zo maar een collega van ons vermoord wordt!" riep Dobronin terug. „En die galstenen kunnen ook tot morgen wachten! Weet je wat er nu gebeurt? De speciale commissie uit Perm landt over een half uur met een straaljager. Natuurlijk is Moskou al lang op de hoogte gebracht. Wij zullen hier geen rustige minuut meer hebben. O hemel..." Dobronin staarde Dunja aan. „Heb je in Irkoetsk niet een arts met een lat doodgeslagen?"
„Met een fles, kameraad. Maar hij leeft nog."
„Door toeval. Hij is verlamd." Dobronin snoof luid door zijn neus. „Of het nu een fles is of een lat... er zijn hier overeenkomsten. Dunja Dimitrowna, is Wyntok je vanmorgen te na gekomen?" „Nee."
„Waar was je toen Wyntok doodgeslagen werd?" „In de banja."
„Mijn God! Dertig meter van de banja is Wyntok gevonden!" „Een toeval."
„Leg dat de speciale commissie uit Perm eens uit!"
„Dat is mogelijk. Anna Stepanowna was bij me in de banja."
„Dat klopt." De dikke dokteres met het boerengezicht trad uit de kring van witte jassen naar voren. „Wij lagen naast elkaar in de kuip. Wij zijn er samen heengegaan en we hebben samen de banja verlaten."
„En jullie hebben Wyntok niet in de sneeuw zien liggen?"
„De weg naar het ziekenhuis ligt aan de andere kant."
Dobronin zat met zijn handen in het haar. De telefoon in de operatiekamer rinkelde. Dr. Kutjukow nam de hoorn op.
„De speciale commissie is geland," zei hij.
„Dank je, Andron Fjodorowitsj." Dobronin veegde zijn voorhoofd met een buikdoek af. „Dunja, je hebt ervaring... kan een vrouw het gedaan hebben? Hij heeft tal van affaires met vrouwen gehad. Kan het een moord uit jaloezie zijn?"
„Waarom niet?" Dunja bond haar gummischort weer los. „Er zijn vrouwen genoeg die hem dood wensten. En elk van hen had de mogelijkheid een lat te bemachtigen. Ook de speciale commissie zal de oplossing niet brengen. De moordenaar wordt nooit gevonden, denk ik..." De speciale commissie onderzocht tien dagen lang de geheimzinnige dood van Dr. Wyntok. Men verhoorde zevenenzestig vrouwen, tot de chef van de commissie, kameraad Burasjewski, kreunend het dossier sloot. „Die Wyntok moet een stier geweest zijn," zei hij ontdaan. „Zevenenzestig vrouwen, en het zijn ze nog niet allemaal. Hij heeft met hen gehoereerd! Bij negentien heeft hij afgedreven. Hoe heeft hij dat voor elkaar gekregen? Waar haalde hij de potentie vandaan? Verdomme, ik sluit de zaak. Moet ik nog eens tien dagen aanhoren wat hij in bed heeft uitgespookt? Goed, iemand heeft hem de hersens ingeslagen, en het was een dunne schedel, omdat alle opbouwstoffen direct bij hem naar het midden vlogen. De zaak is klaar! Dader onbekend. Jullie kunnen kameraad Wyntok naar het crematorium rijden. Meer dan honderd vrouwen... die man had een ruggenmerg van staal..."
De elfde dag werd Dr. Wyntok verbrand. Ze hadden zijn lichaam geconserveerd door het een nacht buiten in de vorst te leggen. Stijf bevroren als een plank werd hij in het magazijn opgebaard.
Na drie uur brachten Dobronin en Dr. Kutjukow Wyntok in een urn terug. „Het beste was zijn gebit," zei Dobronin en schudde de urn. Binnenin weerklonk een gerammel. „Dat zijn zijn kiezen, echte slagtanden van een wild zwijn. Kameraden... laten wij onze geachte collega waardig begraven." Marko zocht Pjetkin deze dag weer op. Hij wist niets van Dussowa's plan, hem te vermoorden. Destijds had Pjetkin het nog kunnen verhinderen. Hij had Marianka naar binnen gehaald, haar van achteren omhelsd en vast gehouden. En omdat zijn handen precies op haar borsten lagen en die drukten, werd zij zacht, zuchtte en legde haar hoofd achterover. „Kom -" had hij met schorre stem gezegd. „Wees weer als de steppewind. .. Wij moesten elkaar alleen in de liefde vermoorden..." En terwijl de kleine, bangige Wanda Nikolajewna en de bevende Dr. Tarrasow hun eerste niersteen opereerden, lag Dussowa in Pjetkins armen en schreeuwde als een sperwer, door de pijl van de jager doorboord. Marko kwam Dussowa toen nog twee keer tegen. Zij deed net of zij hem niet zag, liep langs hem heen alsof hij lucht was, en toen hij een keer zei: „De duivel groet je, zustertje!" spuwde zij hem in zijn gezicht. Dat was niet erg damesachtig, maar het hielp. Marko sprak haar nooit meer aan. De dag waarop Dr. Wyntok op zijn kiezen na verbrandde, zat Marko bij Pjetkin in de kamer en toonde hem zijn handpalmen. „Zie je wat?" vroeg hij somber. Pjetkin bekeek de handen als medicus. „Nee."
„Ik heb ze elke dag gewassen. Drie keer. De eerste dagen heb ik ze met zand geschuurd, tot de huid stuk geschaafd was. Nu moeten ze wel schoon zijn."
„Natuurlijk. Ben je gek, Marko?"
„Nee, Igor... een moordenaar." Marko keek naar zijn handen, ze beefden enigszins. „Ik had niet gedacht dat ik het kon, maar ik heb met deze handen een mens gedood. Ene Dr. Wyntok. Hij beloerde Dunja in de banja en wachtte haar op. Ik heb hem met een gewoon stuk hout de hersens in geslagen. Vlug, onbegrijpelijk vlug en gemakkelijk. Hij kraakte als een droog stuk rijshout. En toen lag hij in de sneeuw als een weggegooide baal lorren. .. en ik was een moordenaar. Met deze handen." Marko stak ze weer naar Pjetkin uit. De binnenkant was rood, afgeschaafd. „Wilde hij Dunja overvallen?" vroeg Igor zacht.
„Ja. Hij zag haar door het raam, zij liep naakt door de banja. Dan sloop hij als een kat weg."
„Je handen zijn schoon." Pjetkin drukte Marko's handen omlaag en hield ze vast. Zij keken elkaar aan en dachten hetzelfde. „Laten we die Wyntok vergeten... ik zal je zalf voor je handen geven."