Inhoud:
Als de Russen in 1945 Kònigsberg veroveren treft de sovjetkapitein Pjetkin tussen de graven op het kerkhof een van angst halfverlamde kleine jongen aan. Zijn ouders zijn vermist of dood, de jongen weet het niet. De kapitein neemt hem mee., maar de jongen kan niet bij hem blijven. De opmars naar Berlijn gaat verder... Met een Russische gewondentrein wordt de jongen naar Moskou getransporteerd en belandt hij ten slotte in een weeshuis. Hier groeit hij op als Rus, onder de naam Igor Antonowitsje Pjetkin, naar de kapitein die hem heeft geadopteerd. Igor is intelligent. Gaat medicijnen studeren en wordt chirurg. Een schitterende carrière ligt voor hem. Een eervolle benoeming roept hem nar Zuid Siberië aan de Amoer, in de steppe in de rand van Azië het `maagdelijke land`, zoals de Rus Siberië noemt. En hier leert hij Dunja kennen, evenals hij arts. Igor en Dunja beleven beiden hun eerste grote liefde, afschoon Igor zich tegelijkertijd moet verweren tegen Marianka, een vrouw als en vulkaan, die hem met haar hartstocht als een steppewind neervelt.