31

Pjetkin was juist klaar met de ronden en had een kapo van afdeling V uitgescholden, omdat drie patiënten in hun vuil lagen - natuurlijk politieke patiënten die men op die manier wilde belasteren - toen de slagers met hun toegedekte plank kwamen aanrennen. Een voorbode had al luidkeels verkondigd: „Bloedvergiftiging, kameraad dokter! De hele arm!" En voor Pjetkin nadere inlichtingen kon vragen, was de slager al weer verdwenen. „Naar kamer vier!" riep Pjetkin over de gang, toen de dragers met de plank verschenen. „Ik kom zo!"

Kamer 4 was pas ingericht, een operatiekamer voor septische operaties. Het was de eerste daad van Pjetkin na zijn weerzien met Dussowa. „Moeten wij ook infectie oplopen?" had hij gevraagd, toen op een dag vleeswonden, etterende ruggen, enorme steenpuisten en dan een galblaas, boordevol met stenen, op dezelfde tafel werden getild. Een verpleger deed als voorzorgsmaatregel slechts het allernoodzakelijkste en waste met een oude lap die naar lysol stonk, de buizen af. „Ik ga niet opereren als de kleinste voorwaarden voor steriliteit niet vervuld zijn."

„Schreeuw niet zo, mijn wolfje," had Dussowa geantwoord, „Jij krijgt hier alles... ook mij."

„Een tweede operatiekamer is meer nodig."

Dussowa had toen op haar mooie tanden geknarst, maar twee dagen later stond kamer 4 voor alle ettergevallen klaar.

De vier slagers zetten Marko neer, een verpleger trok de bontjas weg, ontdekte daaronder een monster, een insect met een mensengezicht, hij schrok ontzettend en rende weg. De slagers volgden hem. Het is bekend dat juist mannen die beroepsmatig aan de lopende band doden, bij het zien van een injectiespuitje duizelig worden en zuchtend flauwvallen. Dus lag Marko alleen en tamelijk ongemakkelijk op zijn bed, hij grijnsde en wachtte af. Hij zal geen woord kunnen uitbrengen van verbazing, mijn Igor, dacht hij. Nu zijn we weer bij elkaar. Alsof er ooit, behalve de dood, een macht bestaat die ons uit elkaar kan houden. ..

Pjetkin kwam de kamer in. Van de plaats waar Marko lag gezien, een reus, een toren in wit.

„Waar is de bloedvergiftiging!" riep hij bij de deur, toen herkende hij Marko, de woorden braken af alsof iemand ze doorhakte, hij trapte de deur dicht, rende naar Marko die van zijn plank hipte als een kikker en zijn armen uitspreidde, en dan lagen zij in elkaars armen, drukten zich tegen elkaar en zwegen een hele tijd van aandoening.

Er was op dit ogenblik geen Workuta meer, geen troosteloosheid, niet de wetenschap dat zij aan het eindstation van hun leven waren. „Verdomde kerel," zei Pjetkin en tilde Marko op de operatietafel. De tranen liepen de dwerg over de wangen, hij zag en keek door een sluier naar Igor en probeerde te lachen. „Vervloekte, verdomde kerel... waar kom je vandaan? Waarom word je hier binnengebracht? En de bloedvergiftiging?" Marko hield zijn duim omhoog. Een snee waar al een korstje op zat. „Ik ben weer bij je," zei hij met onzekere stem. „Ik heb je gevonden. Ik werk in het kamp als uitbener. Mijn moeilijkste baan tot dusver... zelfs de kippenfarm in Chelinograd was er kinderspel bij... maar ik ben bij je. Eén ding kun je vanaf heden niet meer: verhongeren!"

Pjetkin bekeek de snee in de duim, haalde een pleister uit de kast en plakte die erop. Toen een verpleger de deur opende, draaide hij zich om en schreeuwde: „Weg! Ik wil een half uur niet gestoord worden!" De verschrikte man gooide de deur weer dicht en vertelde op de gang dat Dr. Pjetkin iemand op de tafel had liggen die uit een gehaktmolen scheen te komen. „Heb je iets van Dunja gehoord?" vroeg Pjetkin. „Ik heb alles geprobeerd. .. voor ons houdt deze wereld bij het hek op. Wat daarachter gebeurt, is volkomen een raadsel."

„Dunja is dokteres in het vrouwenkamp. Ik zie haar morgen."

„Jij? Zien en spreken?" Pjetkin staarde langs Marko het raam uit. Sneeuw wervelde omlaag... een gescheurde lijkwade.

„Spreken... dat weet ik niet. Maar ik zal haar zien, en als zij mij ziet, zal zij weten dat jij in de buurt bent." „En hoe kom je in het kamp?"

„Met twee vrachtwagens vlees. Dat gaat heel eenvoudig! Plotseling zal ik pijn in mijn duim krijgen en dan zal Dunja hem onderzoeken." „Een andere dokteres zou je kunnen onderzoeken." „Dan zal het bij de volgende vleesleverantie gelukken." Marko hupte van de operatietafel en klopte met zijn armen tegen zijn magere lichaam. Ondanks de bontjas was de kou als een mes door zijn lichaam gegaan. „Er zullen wel genoeg mogelijkheden komen die ik eventueel kan benutten. Schrijf een brief." „Die vinden ze bij je..."

„Wie onderzoekt mij? Ik ben slager, ik geef hun te vreten, en als er iemand komt die zegt:,Staan blijven, schoft, til je armen op en laat je betasten,' dan antwoord ik: ,Ga je gang, duiveltje, maar je gezicht, je platte bek, zal ik onthouden. Bij de volgende leverantie krijg je vergif in je worst. En je zult het pas merken als je onder de tafel ligt.' " Marko grijnsde breed. Hij zonde zich in zijn macht dat hij nu slager was. Alleen wie in een kamp honger heeft geleden, kan de vriendschap van iemand die eten levert waarderen. Een voldane maag is een bereikte hemel. „Niemand zal me iets doen, Igor. Schrijf een paar regels..."

Pjetkin knikte. Hij zocht papier en potlood en daar beide niet in een aseptische operatiekamer te vinden zijn, streek hij twee lagen celstof glad en schreef hij er met een dunne spatel op, die hij in jodiumtinctuur doopte. Een brief aan Dunja. Met jodium geschreven op verband. „Lieveling. Mijn hart van de wereld. Ik leef. Ik werk. Ik hoop. Ik droom van jou. Ik kus je in gedachten. Geloof dat je blijft leven... Je Igor." Dan omwikkelde Pjetkin de hand van Marko met de celstof, legde de arm in een doek en hijgde van pret.

„Een voortreffelijke truc!" riep Marko. Hij zwaaide met zijn dik verbonden arm en vertrok zijn gezicht smartelijk. „Ik zal de komende maanden wel voortdurend onder medische behandeling moeten blijven... Zo'n bloedvergiftiging is een langdurige kwestie..."

Er werd op de deur geklopt. Pjetkin zag in, dat hij, zonder achterdocht te wekken, niet langer meer alleen met Marko in kamer 4 mocht blijven. „Nog drie minuten!" riep hij naar de deur. „Wie wil er iets?" „Dr. Kalanenkow moet een bloedzweer opensnijden." „Direct!" Pjetkin greep Marko bij de schouders. „Als je Dunja kunt spreken, vertel dan niets over Marianka Jefimowna. Zij is ook hier." „Ik weet het. Ik heb haar gezien. Ze hebben de hel compleet uitgerust. Hun organisatie valt te bewonderen."

„Tot op heden heb ik alles van haar gekregen wat ik wilde. Zij is tam als een konijntje." „En heeft zij al weer aan de deur gerammeld?" „Nog niet."

„Wacht maar, Igor. Wacht maar af. Dan verliest het konijntje zijn zachte velletje..."

„Zij gloeit, ik weet het. Als zij naast me staat, het doet er niet toe waar, bij de operatietafel, voor de bedden van de zieken, is het of zij hitte uitstraalt. .."

Marko keek Pjetkin peinzend aan. Zij gezicht werd gerimpeld van inspannend denken. Dan zei hij langzaam:

„Je zult niet aan haar kunnen ontkomen, Igor. Men heeft haar in jouw leven geplant, nu moet je haar begieten. Wil je verdorren door haar verzengende adem? Neem haar in bed..." „En Dunja?"

„Die bedrieg je niet, mijn zoon. Alles wat nodig is om in leven te blijven, wordt je vergeven. Marianka hoort daarbij als eten en drinken... zij behoort tot je voedingsbodem, dus ploeg haar om! Er zijn zonden die je kunt afwassen, en God schrobt daarbij nog je rug. Verzet je niet meer, Igor." „Je ziet alles zo eenvoudig, Marko."

„Het is ook eenvoudig. Wij hebben de top van de menselijke eenvoud bereikt. Nog maar één ding is van ons: het leven. Daarvoor is niets te duur, te gemeen, te gering en te verschrikkelijk. Wat betekent dan een Marianka Dussowa..."



Jewronek slaakte een zucht van verlichting toen Godunow weer in de slagerij verscheen, stevig verbonden, maar opgewekt van humeur. „Nu zou een slokje me goeddoen," zei hij. En Jewronek beschouwde dat weer als een bewijs dat die afzichtelijke dwerg ook op de hoogte was van Jewroneks wodkavoorraden.

„Ben je gered?" vroeg hij ontwijkend en haalde een platte fles onder zijn bed vandaan en schonk twee waterglazen half vol.

„Dat is hoe je het opvat... het acute gevaar is voorbij. Maar gered? Wie kan zulke verwachtingen uitspreken? Ik had al negen miljoen bacteriën in mijn duim."

„Negen miljoen! Heeft de dokter ze geteld?" „Hoe zou hij het anders weten?"

„Wat een geniale arts." Jewronek klonk met Marko en dronk. Hij was diep onder de indruk... van de negen miljoen bacteriën in de duim en de dokter die een rekenwonder moest zijn.

„Als je bedenkt dat één enkele bacterie voldoende is om een mens te doden.

En ik had er negen miljoen..." peinsde Marko hardop.

Jewronek kreeg er kippenvel van. De vrees van alle Russen voor infectie deed zijn hart ineenkrimpen. Hij hijgde en schoof van Marko vandaan.

„Je kunt natuurlijk niet meer werken?" vroeg hij voorzichtig.

„Niet aan open vlees." Marko trok spijtig zijn brede schouders op. „Ik zal voor de transporten zorgen, kameraad. Moet ik je soms vertellen hoe voortreffelijk ik auto's kan besturen?"

„Nee, dank je. Ik geloof het wel, kameraad." Jewronek gromde inwendig. Hij zal alles ontdekken, maakte hij zich bezorgd. Hij heeft röntgenstralen in zijn hersenen. Zou hij om te kopen zijn? Kun je als vriend met hem praten? Laten we ons in veiligheid brengen... de kans dat men alles in beslag neemt en mijn schedel kaalgeschoren wordt, zit er altijd in. Misschien is hij gevoelig voor een hartelijk woord en gerammel van veel roebels... „Ga je morgen al mee?"

„Natuurlijk." Marko legde zijn rechterhand over het verband. Pjetkins brief uit jodium en celstof. „Geen onnodige bezorgdheid. Ik voel me sterk genoeg om de vleestransporten te begeleiden, broedertje."

„Op je gezondheid, Marko Borissowitsj," antwoordde Jewronek met dikke tong. Het glas trilde in zijn vingers.

Hij weet alles al, dacht hij. Hij weet alles! De hemel zij me genadig...