44
Peter Kressen had helemaal geen zin om wakker te worden. Hij sliep op de groenleren bank in zijn woonkamer vanwege zijn logé, die in zijn bed was gedoken. Hij had geen zin gehad om Klein Drienen wakker te maken en te vragen waarom hij niet gewoon in de logeerkamer was blijven liggen. Hij hield zijn ogen dicht en stond op het punt weg te dommelen toen hij merkte dat hij niet meer alleen was.
Hij opende zijn ogen en zag de harige, magere benen van Klein Drienen vlak voor zijn neus. Om de dijen spanden de korte pijpen van het grijs-zwart gestreepte hansopje. Klein Drienen zakte langzaam door zijn knieën. Het strakke, doorschijnende nylon snoerde Klein Drienens erectie, lang en dun als hijzelf, tegen zijn buik als een made onder een worstenvel.
Kressen tilde zijn hoofd op, maar voor hij iets kon zeggen greep Klein Drienen hem bij zijn haar, perste zijn lippen op Kressens mond en probeerde zijn tong naar binnen te wurmen.
Kressen, stomverbaasd, draaide zijn hoofd weg maar Klein Drienen greep met zijn vrije hand Kressens onderkaak en trok zijn gezicht omhoog. Leunend op zijn rechterelleboog stootte Kressen de stijve vingers van zijn linkerhand in de keel van Klein Drienen, vlak onder het strottenhoofd. De greep op zijn gezicht verslapte. Hij liet zijn linkerhand langs Klein Drienens hals glijden en greep hem van achteren bij zijn haar, sjorde zich omhoog en sloeg zijn rechterarm om die van Klein Drienen.
De ruwe lippen kleefden niet meer aan zijn gezicht. Hij trok de greep met zijn rechterarm aan en voelde hoe hij het punt van breken van Klein Drienens elleboog naderde.
‘Je bent kennelijk niet op de hoogte van de huisregels,’ zei Kressen, ‘maar evengoed een goedemorgen.’
De pijn had de laatste weerstand van Klein Drienen gebroken. Kressen liet hem los en stond op. ‘Je moet niet alles geloven wat ze vertellen,’ zei hij. Voor hij de kamer uitliep zei hij: ‘En dan nog is het onbeleefd.’
Kressen gooide de ramen van zijn slaapkamer open, trok het beddengoed van het bed, propte het in de wasmand en ging douchen. Hij koos een zwart, driedelig pak met een donkerblauw overhemd.
Klein Drienen zat, ongeschoren, in uniform aan de tafel. Hij bekeek Kressen met een diepe frustratie. ‘Wie of wat ben jij?’ vroeg hij met schorre stem.
‘Niet iemand als jij,’ zei Kressen, terwijl hij naar de espressomachine liep. ‘En doe voortaan normaal. Voor jezelf, bedoel ik. Zwart of met melk?’
‘Melk.’
Kressen schoof een paar diepvriesbroodjes in de oven, liep met zijn koffie naar het antwoordapparaat en luisterde de boodschappen af.
‘Ik moet opschieten,’ zei Kressen toen hij terugkwam. ‘Ben jij evenwichtig genoeg om aan het werk te gaan?’
Klein Drienen knikte.
‘Ik heb met Ramazan Bülbül gesproken. Je had gelijk. Het is een prima vent.’ Kressen rook de broodjes. ‘Hij gaf hoog van je op.’
‘Moet je me per se in de stront trappen?’ gromde Klein Drienen.
‘Je bent getuige geweest van de verdwijning van zijn dochter. Je gaat daarover een verklaring uitschrijven en die geef je aan Gerda Dalfsen, van Zeden.’ Kressen zette de oven uit. ‘Eet smakelijk. Ik moet gaan.’
Kressen draaide de keukendeur op slot. ‘Gewoon de voordeur dichttrekken.’ Hij pakte zijn jas, liep naar buiten en belde een taxi. De lijkschouwing van Ayse Kaymak was een uur geleden al begonnen.
Kressens voetstappen klonken hard op de grijze tegeltjes. De patholoog, onder de felle operatielampen, keek op van de metalen tafel. Kressen ging naast de technisch rechercheur staan, die vanaf een meter of twee toekeek.
Ayse was bij leven een klein meisje geweest, maar in de dood leek ze nog kleiner. Haar armpjes en beentjes lagen zo dicht tegen het metaal dat ze erin leek te verdwijnen, haar buik was ingezakt. De grote incisie in het midden was alweer dichtgenaaid, maar haar borstje lag open. Haar hoofdje was opzij gekanteld en als je alleen naar haar gezicht keek, leek het nog steeds alsof ze sliep. De technisch rechercheur staarde met rode ogen voor zich uit.
‘Hoever is hij?’ vroeg Kressen zacht.
‘Bijna klaar.’
‘Weet hij al of ze seksueel is…?’ De grote man schudde zijn hoofd.
De patholoog werkte voorzichtig en verlegde haar ledematen alsof hij bang was haar wakker te maken. Na tien minuten draaide hij zich naar de toeschouwers. Het was een brede man met borstelig, grijs haar. ‘Ik zal haar straks netjes dichtmaken,’ zei hij. ‘Wordt ze islamitisch begraven?’
Kressen knikte.
‘De familie kan me bellen voor de rituele wassing,’ zei de patholoog. ‘Als er dan vragen zijn over wat ik heb gedaan, kan ik die direct beantwoorden.’
‘Dat stellen we op prijs,’ zei Kressen.
‘Ze is niet seksueel misbruikt,’ zei de patholoog. Kressen voelde een immense opluchting en opeens prikten zijn neus en ogen.
‘Dit was een kerngezond meisje. Ze is gestorven aan een gebrek aan zuurstof. Officieel heet dat verstikking. Er zit slootwater in haar longen.’ De patholoog keek hen ernstig aan. ‘Er is geen spoor van geweld, inwendig noch uitwendig. Geen verdraaide kleding, beschadiging, niets. Ze is een natuurlijke dood gestorven ten gevolge van verdrinking.’
Het grauwe ochtendlicht dat door de ramen naar binnen viel, schoot tekort. De blauwe lampen boven de grote vergadertafel brandden en de ogen van de vier rechercheurs om de tafel ook. Ze waren vanaf de dag dat Ayse was verdwenen al zo’n achttien uur per etmaal in touw. Hoofdinspecteur Gavel zat aan het hoofd, zijn haar scherp in model geplakt, zijn ogen onverminderd fel.
‘Natuurlijke oorzaak…’ zei hij. ‘Wat betekent dat? Concreet?’
De technisch rechercheur legde zijn handen met de palmen op het gevlamde hout. ‘Dat er geen geweldsinwerking is geweest. En ze is godzijdank niet misbruikt.’
Gerda Dalfsen verborg een geeuw achter haar hand.
‘Maar kan hij uitsluiten dat ze onder water is gehouden?’ vroeg Gavel. ‘Of dat iemand zijn hand over haar mond en neus heeft gehouden en haar zodoende heeft verstikt?’
‘Nee. Maar ze leefde toen ze in het water terechtkwam. Er zat water in haar longen,’ zei de technisch rechercheur. ‘Ik heb zelf haar kleding bekeken. Daar was niks mis mee. Persoonlijk ben ik ervan overtuigd dat als ze onder water is gehouden, we sporen van verzet hadden moeten vinden. Striemen van kleding die strak werd aangetrokken, krasjes op haar huid, bloeduitstortingen, iets. Maar er is niets.’
‘Haar onderbroek zat achterstevoren,’ zei Gavel.
‘Ja. Maar er heeft niemand aan haar gezeten.’
Het bleef even stil. ‘Er verandert voor ons niks,’ zei Kressen ten slotte. ‘Het enige dat we moeten bijstellen zijn onze verwachtingen.’
‘Welke verwachtingen?’ vroeg Gavel.
‘Dat het gaat om een kinderverkrachter.’
Politiemensen werden getraind in het observeren van hun gesprekspartners. Een bijverschijnsel daarvan was hun neiging om alles waaraan hun eigen stemming was af te lezen te onderdrukken. Bij hoofdinspecteur Gavel had die kunst van de schokbetonnen façade een hoogtepunt bereikt, maar even liet hij zijn masker vallen, en zag Kressen hem twijfelen. ‘Heb je gisteren nog iets van die oom gehoord? Yildirim?’ vroeg Gavel.
‘De oom van Ayse heeft een pakje heroïne gevonden in Ayses fietstasje. Hij veronderstelde dat Bayram Amca erachter zat. Hij heeft het weggespoeld, maar vreesde Bayrams wraak. Dat verklaart zijn paniek toen Ayse een paar uur later verdwenen was.’ Voor Gavel gloorde er hoop. ‘Bayram zou haar nooit zelf ontvoeren. Hij laat zijn zetbaasjes zo’n klusje klaren. En als zo’n zetbaasje in paniek raakt…’
Kressen ging niet mee in Gavels gedachtegang. ‘We weten zeker dat Ayse aanvankelijk alleen speelde, toen ze buiten kwam. Haar oom gaf haar het fietsje. Daarna is ze samen met andere Turkse kinderen gezien. Nog iets later was ze op weg naar het park met twee Turkse meisjes. Met hoofddoekjes.’
‘Wie hebben dat gezien?’ vroeg Gavel.
‘De verklaringen zitten in het dossier,’ zei Kressen. ‘Een anonieme Turkse getuige bevestigt het verhaal van de meisjes en de geruchtenmachine draait momenteel op volle toeren. Misschien dat er binnenkort namen opduiken.’
De technisch rechercheur nam het onmiddellijk over. ‘We hebben het voetspoor van degene die de takken heeft afgebroken waaronder Ayse verstopt lag. Hetzelfde spoor is aangetroffen bij de kinderporno.’
Gavel draaide zich naar Gerda Dalfsen. ‘Zit er een beetje schot in dat pornogedoe?’ Gerda Dalfsen verborg opnieuw een geeuw achter haar hand. ‘Er is een rij-instructeur die het spul zou verhandelen. Hij woont ergens bij de Duitse grens. Ik heb vanochtend geïnformeerd bij een collega.’ Ze kantelde haar hand. ‘Hij is nooit veroordeeld, maar er waren wel twee zaken met kleine meisjes die zijn geseponeerd.’
‘Wat voor zaken?’
‘Verhalen van de kinderen dat die man vreemde voorstellen had gedaan. Geen hard bewijs. De meisjes zijn alleen geweest met hem. Zes en zeven jaar.’
‘Wat komt me dat bekend voor,’ gromde Gavel. Gerda Dalfsen knikte. ‘We gaan hem in stilte na tot we bewijzen hebben.’
‘Verder nog iets?’
De technisch rechercheur ging verzitten. ‘We weten van wat voor schoen de afdruk is,’ zei hij. ‘Een ouwe Nike-air. Maat tweeënveertig. Helemaal zwart, met een Nike-logo in grijs. De eigenaar kan ons vertellen wat er is gebeurd met Ayse.’
Gavel nam Kressen na de vergadering even apart. ‘Wat ga je nu doen?’
‘Ik ga de familie inlichten over de uitslag van de lijkschouwing.
Wordt het lichaam vandaag vrijgegeven?’
Gavel knikte. ‘Is die wijkagent alweer op de been?’ vroeg hij,
‘Klein… Klein…’
‘Die is op de been,’ zei Kressen.
‘Neem hem maar mee,’ zei Gavel, ‘dan zetten we Dorigo weer achter de balie. En nog wat, Kressen.’ Hij keek kribbig. ‘Er zat maar een pondje heroïne in die uitgebrande wagen. Een gruttersportie. Terwijl er een geheime ruimte was voor een kilo of tien.’
Kressen trof Klein Drienen in het kantoor van het RBT. ‘Is jouw verklaring al af?’ vroeg Kressen. Er sprak pijn uit Klein Drienens grijze ogen toen hij Kressen een print gaf met de onbestemde tint die aan het vergelen voorafgaat.
‘Die is al twee jaar af,’ zei Klein Drienen. ‘Ik heb nooit de moed gehad.’ Hij sloeg zijn ogen neer. ‘Ik heb net rondgebeld. De taxibedrijven sturen de werkstaten van die nacht op.’
Kressen legde de verklaring van Klein Drienen in het postvak van Gerda Dalfsen. Hij dacht aan de moeder van Ayse, en aan wat hij haar moest vertellen.
Mevrouw Yildirim deed open, knipperend als een mol tegen het licht dat boven de deur brandde.
‘We komen voor de moeder van Ayse,’ zei Kressen.
‘Ceren is naar haar eigen huis,’ zei mevrouw Yildirim angstig.
Kressen fronste. ‘Is er iemand bij haar?’
Mevrouw Yildirim schudde haar hoofd. ‘Mijn man is naar Maatwerk. Ceren zou snel terugkomen.’ Ze wrong haar handen.
‘Hoe lang is ze weg?’
‘Een uur of twee…’
Kressen liep de trap al af. Klein Drienen volgde hem. ‘Wat denk je?’ vroeg hij.
‘Ik verwacht niet veel goeds,’ zei Kressen. ‘Als we naar binnen gaan, is Hikmet Kaymak voor jou.’
Het duurde lang voor de deur openging. Hikmet Kaymak keek door een kier.
‘Mogen we binnenkomen?’ vroeg Kressen. ‘We wilden even met u spreken over uw dochter.’
‘Kan hier wel,’ zei Kaymak.
‘Waar is uw vrouw?’ vroeg Kressen. Kaymak probeerde de deur te sluiten maar Kressen zette zijn schouder ertegen en duwde. Kaymak struikelde achteruit en durfde Kressen niet tegen te houden toen die de gang in liep. ‘Let op hem,’ zei hij tegen Klein Drienen.
De gordijnen van de slaapkamer waren gesloten, maar Ayses moeder kwam langzaam overeind toen ze hem hoorde. In het vage licht zag hij dat haar rechteroog dichtzat. Haar gezicht was opgezwollen. ‘Wat is er gebeurd?’ vroeg Kressen.
‘U komt praten over Ayse,’ fluisterde Ceren Kaymak. Ze kreeg haar lippen nauwelijks van elkaar, maar uit haar ene oog sprak de angst die ze al die tijd had onderdrukt.
‘We weten nog niet precies wat er is gebeurd,’ zei Kressen zacht.
‘Maar Ayse heeft niet geleden. Zij is niet verkracht, niet aangerand. Zij is verdronken in de sloot.’
Ayses moeder zakte tegen hem aan en huilde. Ze had geen kracht meer om zich in te houden, lag als een groot kind op zijn schouder en liet haar verdriet de vrije loop. Na een paar minuten probeerde ze iets te vragen. Kressen knikte. ‘U krijgt haar nu terug.’ Ceren verborg haar gezwollen gezicht in zijn hals.
Ze wilde de schande van een ambulance vermijden, dus liet Kressen een politiewagen komen. Toen Ayses moeder was vertrokken, ondersteund door een agente, haar gezicht verborgen achter een hoofddoek en een zonnebril, liep Kressen naar de woonkamer. Klein Drienen zat in een fauteuil, Kaymak op de bank. Zijn mond met de slappe lippen bewoog nerveus.
‘Ik heb meneer ingelicht over de feiten rond de dood van zijn dochter,’ zei Klein Drienen formeel.
‘Waarom kwam uw vrouw hier?’ vroeg Kressen.
‘Ze woont hier.’
‘Uw vrouw zegt dat ze iets wilde ophalen uit de kamer van Ayse.’ Kressen staarde Kaymak zwijgend aan. ‘Zij is mijn vrouw,’ zei Kaymak ongelukkig. ‘Jullie niks mee te maken.’
‘Was Bayram Amca hier?’
‘Ja. Hij is toch mijn oom.’
‘Er is heroïne in die BMW gevonden. Uw BMW. U wordt daarvoor vervolgd. Uw oom niet.’
Kaymaks mond trok en tuitte en Kressen had de neiging die weke lippen te verpletteren, maar hij bewoog niet. Kaymak had al eerder bewezen echte spanning niet aan te kunnen. Toch nog plotseling sloeg Kaymak met de vuist op tafel. ‘Bayram Amca is hier, Ceren komt binnen. Zij heeft hem beledigd! Wat moet ik doen?’ Hij keek Kressen verontwaardigd aan. ‘Ik zeg: breng ons koffie. Zij heeft een kans, zij kan laten zien dat zij een goede vrouw is.’ Kaymak hief zijn handen in wanhoop. ‘Ze doet niks. Bayram lacht mij uit. Ik ben weer niet baas over mijn vrouw.’
Klein Drienen keek moedeloos toe.
‘Bayram Amca pakt haar vast. Hij zegt: sla haar, tot zij luistert. Anders moet ik het doen.’ Hikmet keek even op. ‘Ik schaam mij! Maar ik moet slaan. Als Bayram slaat, zij misschien dood.’ Hij sloeg zijn ogen weer neer. ‘Hij zegt, wij moeten opnieuw kind krijgen. Is goed voor familie. Goed voor ons. Ceren hoeft niet meer aan Ayse te denken met nieuw kind.’
Kressen staarde hem aan. ‘Heeft ze koffie gemaakt?’
Kaymak sloeg zijn ogen neer voor hij knikte.
‘Hoeveel moet u uw oom betalen voor de heroïne die uit de garage is verdwenen?’ Kaymak durfde niet meer op te kijken.
‘Uw oom verdient het geld. U wordt vervolgd.’
De stilte hing zwaar tussen hen in.
‘Denkt u nog weleens aan Ayse?’
Kaymak bewoog niet, maar zijn tranen druppelden op het gebloemde tapijt.
‘U moet met ons mee,’ zei Kressen ten slotte. Hij reikte Kaymak een zakdoekje aan, waarin hij luidruchtig zijn neus snoot. Pas in de auto sprak hij eindelijk.
‘Ik ben niks. Mijn vrouw lacht mij uit. Mijn oom zegt: doe dit, doe dat. Nooit geld. Alleen bij de fruitmachine kan ik alles vergeten.’ Hikmet Kaymak keek in de spiegel naar Kressen met de wanhoop van iemand die zijn lot onder ogen ziet.
‘Waar is Bayram nu?’ vroeg Kressen.
Kaymak haalde moedeloos zijn schouders op. ‘Hij moet nieuw spul halen.’ Kressen keek opzij naar Klein Drienen. ‘Nieuw spul?’
Kaymak knikte. ‘Wit spul. Maar dat is op een geheime plek.’
Kressen drukte het gaspedaal naar beneden. ‘Zorg dat je Gavel aan de lijn krijgt,’ zei hij tegen Klein Drienen.