39

Peter Kressen vond Iskender kebab het leukste gerecht dat de Turkse keuken in Arnhem te bieden had. Dun gesneden, geroosterd lamsvlees met yoghurt op repen plat, Turks brood. In combinatie met gestoofde groenten en bulgur met olijven een licht verteerbare en heerlijke maaltijd. Van het restaurant was nooit met zekerheid te zeggen wie de eigenaar was en wie er werkte was een bron van zorg voor de vreemdelingenpolitie, maar ze verstonden hun vak. Helaas was de keuze van de wijn beperkt tot rood, wit of rosé. Peter Kressen stond op het punt een laatste tequila te bestellen toen zijn telefoon ging.

‘Waar zit je?’ zei Gavel, zonder verdere introductie.

‘Aan tafel,’ zei Kressen. Hij had zijn telefoon uit moeten zetten.

‘Zorg dat je als de sodemieter naar de Turkenflat gaat,’ zei Gavel.

‘Hoezo?’

‘De auto van Bayram Amca is in de fik gestoken.’

Kressen wenkte de ober. Het was een jongen van een jaar of achttien, die beleefd knikte. ‘Een dubbele tequila graag. Met drie partjes citroen. Ernaast.’

‘Luister je?’ Gavel klonk een tikje paniekerig. ‘Hij heeft zijn auto niet op zijn vaste plekje gezet, dus nu hebben we niks op video, maar mogelijk heeft iemand de dader gezien.’

‘Wat voor onderzoek is dit eigenlijk?’ vroeg Kressen. Hij glimlachte. De drank had toch invloed, hij hoorde de neiging tot provoceren in zijn stem.

‘Zorg dat je getuigen vindt. Dit is mafia, Kressen. Turkse mafia.’

‘Om hoeveel kilo gaat het?’ vroeg Kressen. Het was de zuiverste graadmeter. Op beleidsniveau werden vaak eenvoudige afwegingen gemaakt, zoals mensuren tegen het aantal kilo’s dat men verwachtte te onderscheppen.

‘Vijf,’ zei Gavel met tegenzin. ‘Het is mogelijk een proefzending.’

‘Waar moet ik die getuige vandaan halen?’ vroeg Kressen.

‘Die wagen had een alarminstallatie,’ zei Gavel. ‘Een auto in de fik steken duurt weliswaar niet erg lang, maar waarschijnlijk is de dader wel gesignaleerd.’

‘Dit is mijn onderzoek niet,’ zei Kressen.

‘Zorg dat je er godverdomme over vijf minuten bent.’

Het ging niet goed met Gavel, dacht Kressen. De jongen bracht hem een fors glas tequila en een schoteltje vol citroen met een paar olijven. Kressen vroeg hem een taxi te bellen.

De BMW was inmiddels geblust. Het zwaailicht van een brandweerwagen, midden op straat, wierp onrustig licht op de gevels. Het uniform van de agenten die bij het wrak stonden om het publiek tegen te houden, stak bleekjes af bij de grove beschermende kleding van de brandweerlieden, die rondliepen alsof ze de straat in eigendom hadden. Overal waren buurtbewoners, volwassenen en jongeren, tot vlak bij het kale, druipende chassis. De ruiten waren verdwenen en de hele straat stonk naar verbrande kunststof.

‘Zijn er getuigen?’ vroeg Kressen aan de agenten.

‘Nog niks van gehoord,’ zei de agent. ‘De eigenaar wordt gehaald.’

Kressen keek om. Bayram Amca kwam de flat uit. Zijn jas van dun leer hing open, zijn imposante borst en buik staken eruit. Er straalde woede uit zijn ogen en de gebedsketting in zijn rechterhand werd met felle rukjes rondgezwiept. Hij liep naar voren tot vlak bij Kressen en staarde naar de uitgebrande auto.

Hikmet Kaymak, de vader van Ayse, kwam haastig van achter de flat aanlopen op plastic slippers, geflankeerd door de twee Duitse Turken die hadden ‘meegeholpen’ bij het zoeken naar Ayse. Hikmet keek benauwd naar Bayram Amca en Kressen, maar kreeg meteen een duwtje van zijn begeleiders. Kressen zag, achter hem, Ceren Kaymak lopen. Ze droeg dezelfde kleren als die middag in het park.

‘Mij auto,’ zei Hikmet tegen de geüniformeerde agent. ‘Ik ga zelf meenemen, naar de sloop. Mijn vriend werkt bij autosloop.’

‘U bent meneer Kaymak? H. Kaymak?’ De agent keek ernstig.

‘Jammer van die wagen. Enig idee wie hem in brand heeft gestoken?’

Hikmet haalde zijn schouders op.

‘Al is het dan uw auto,’ zei de agent tegen Hikmet, ‘u mag er niet aankomen. Hij wordt pas na onderzoek vrijgegeven. Dan mag u hem laten slopen.’

‘Ik moet meenemen,’ zei Hikmet dringend.

Kressen liep op het groepje af. ‘Is dat uw auto?’

Hikmet keek opzij. Hij knikte. Zijn vrouw keek naar Bayram Amca, die zijn sombere ogen op hun groepje richtte.

‘U moet hem ophalen,’ zei Kressen. ‘Maar van wie?’ Hikmet zei niets meer, maar Ceren Kaymak spreidde de vingers van haar beide handen, greep haar zwarte haren beet en trok vertwijfeld, zo hard ze kon. ‘Jouw auto!’ riep ze, ‘jouw auto?!’ Ze liet haar haren los en liep op Bayram Amca af. De hele straat hield de adem in. Ceren keek Bayram Amca recht in zijn ogen. Toen spuwde ze op de grond, tussen zijn voeten.

Kressen wist nu dat er voor Ceren een raadsel was opgelost dat haar had achtervolgd vanaf het ogenblik dat ze slaags was geraakt met haar man, in de keuken. Zij had Hikmet alleen de zorg over hun dochter durven toevertrouwen omdat er geen geld in huis was. Ze kende haar mans gokverslaving, ze wist dat hij met geld, zijn dochter ten spijt, onmiddellijk naar de fruitmachine zou hollen en al die tijd had ze zich afgevraagd wie hem dat geld had gegeven. Nu had ze haar schuldige gevonden.

Er bewoog niets, in de straat. Bayram Amca stond als een standbeeld voor de moeder van Ayse, die haar speeksel als gif tussen zijn voeten had gespuwd. De Nederlanders aan het einde van de straat, de brandweerlieden en agenten bij de uitgebrande auto en de Turken die er met hun neus bovenop stonden, niemand bewoog. Kressen hoorde bluswater in de plas onder het wrak druppelen.

Bayram Amca’s ogen, dreigend onder de grijzige wenkbrauwen, richtten zich op het gezicht van Ayses moeder, maar niet voordat hij een blik op Kressen had geworpen. Kort, miniem. Maar Kressen wist op dat ogenblik dat Bayram Amca niet meer onkwetsbaar was.

Ceren Kaymak trok haar hoofd iets naar achteren en spuwde hem recht in zijn gezicht. Kressen zag met absurde helderheid hoe Bayram Amca zich oppompte, niet alleen zijn buik en borst, het was alsof zijn huid opzwol, zijn ogen puilden uit en de rug van zijn rechterhand was klaar om toe te slaan. In zijn blik smeulde een kwaadaardigheid die de omstanders deed terugdeinzen, maar Ceren Kaymak gooide haar hoofd in de nek en daagde hem uit zijn dreiging waar te maken. Er was geen verschrikking zo groot als het verlies van haar kind. Zij leefde al in de hel, niets kon haar nog angst aanjagen.

Zoals de meeste gokkers was Hikmet Kaymak niet bestand tegen werkelijke spanning. Hij wierp zich op zijn vrouw en probeerde haar in het gezicht te slaan. Ceren duwde hem weg zonder te kijken, haar ogen boorden zich in die van Bayram Amca. Diens woede ontlaadde zich eindelijk in een simpele veeg met zijn rechterarm.

Hikmet lette alleen op zijn vrouw dus zag hij de klap niet aankomen. Hij werd geraakt door de schuin omhoogzwaaiende, gestrekte arm van Bayram Amca. Hij werd net onder zijn kaak getroffen en het leek alsof hij iets loskwam van de grond, voor hij ruggelings achteroversmakte. De Nederlandse toeschouwers drongen zich dichterbij om niets te missen, de agenten stonden opeens voor Bayram Amca, die zijn gezicht bette met een papieren zakdoekje.

Mustafa Yildirim drong zich naar voren en sloeg een arm om de schouders van zijn zus. Hij trok haar mee, voorzichtig, zonder dwang.

‘Inspecteur?’

Kressen keek om, recht in het besnorde gezicht van een brandweerman.

‘Ja?’

‘Het spijt me dat ik moet storen bij dit volkstoneel, maar het schijnt dat we bij u moeten rapporteren voor we naar huis mogen.’

Kressen knikte. De brandweerman ging hem voor naar het wrak van de BMW. Kressen keek om. Hikmet Kaymak krabbelde overeind, zijn handen op zijn kaak. Niemand lette op hem.

‘Simpel klusje,’ zei de brandweerman. ‘Ruit ingetikt. Fles benzine erin, lucifer, en hoppa. Er is nog een fles bijgemikt. Die is ontploft. We hoorden van een paar jochies dat er iemand vlak bij stond.’

‘En? Gewond?’

‘Mogelijk, maar niet ernstig, anders hadden we wel iemand horen gillen. Niemand weet wie het is.’

‘Waar zijn die jochies die dat vertelden?’ vroeg Kressen.

‘Al slaat u me dood. We moesten blussen.’

Kressen bedankte de brandweerman en pakte zijn telefoon. Gavel nam op in de eerste bel. ‘Met mij,’ zei hij.

‘Met Kressen. Die wagen staat op naam van de vader van Ayse.’

‘Ja.’

‘Maar hij is van Bayram Amca,’ zei Kressen. ‘Tenminste, dat zei jij.’

‘Klopt,’ zei Gavel ongeduldig. ‘Schiet je een beetje op daar?’

‘Dus Hikmet is de katvanger van Bayram Amca. Voor een rotbeetje geld.’ Opnieuw deed de tequila Kressens woede bijna ontvlammen.

‘Ja,’ zei Gavel. Kressen verbrak de verbinding, want Mustafa Yildirim kwam de flat uit. Alle Turken keken naar Bayram Amca. Yildirim bleef onder aan de trap staan.

Bayram Amca verhief zijn stem. Niet veel, maar genoeg om iedereen te laten zwijgen. Hij sprak in het Turks de aanwezigen toe. Kressen liep naar Mustafa Yildirim en tot zijn verbazing was hij niet de enige. Een aantal Turkse mannen koos bijna ongemerkt positie. Kressen gaf Mustafa een hand.

‘Waar heeft die man het over?’ vroeg hij, terwijl hij de ogen van Bayram Amca in zijn rug voelde. De mannen om Mustafa gingen iets dichter bij hem staan, maar Mustafa zelf glimlachte.

‘Hij zegt: Niemand beledigt mij. Ik lik niet op, wat ik heb gespuwd.’

Kressen fronste.

‘Dat betekent: ik doe wat ik beloof,’ zei een jonge man.

Kressen draaide zich om naar Bayram Amca. ‘Meneer,’ zei hij, ‘het bedreigen van anderen is verboden, ongeacht in welke taal u dat doet.’

‘Wat?!’

‘Als Ayses moeder ook maar iets overkomt, als haar familie iets overkomt, als de melk in haar ijskast zuur wordt, kom ik achter u aan. Ik persoonlijk. Begrijpt u dat?’

Bayram Amca staarde hem aan. Kressen draaide hem de rug toe en liep naar Hikmet, die nog altijd zijn kaak vast hield. ‘Uw oom heeft u geslagen. Wilt u een klacht indienen?’

Hikmet Kaymak keek hem niet-begrijpend aan, schudde toen voorzichtig zijn hoofd. ‘Jammer,’ zei Peter Kressen. Ik moet uitkijken met die tequila, dacht hij.