35
Loretta Dorigo reed bruusk de parkeerhaven in en trok de handrem omhoog. ‘Wie dit keer?’
Kressen streek zijn donkere haar uit zijn gezicht. ‘De familie Bülbül.’
‘Waarom?’
‘Twee jaar geleden is hun dochter verdwenen. De kleine, kale man is volgens een anonieme tip hier gesignaleerd. En die Bayram Amca heeft toen ook naar het vermiste kind gezocht.’ Kressen liep de smalle straat in. Op de vensterbank van de familie Bülbül stonden kleurige porseleinen beeldjes van een herder met een lammetje en achter de gedrapeerde vitrage flikkerde het licht van een televisie. Toen hij aanbelde hoorde hij Turkse muziek, door het raam heen. Een meisje van een jaar of twaalf deed open. ‘Mijn vader is er niet,’ zei ze verlegen. Iemand zong mee, binnen, met lange, trillende uithalen.
Het meisje knikte.
‘Wil je haar even halen?’
‘Mijn moeder komt toch niet,’ zei ze verlegen, ‘en mijn vader is bij die mensen.’ Ze keek even naar Loretta. ‘Waar dat meisje weg is.’
‘Dan gaan we daar naartoe,’ zei Kressen, maar de deur was alweer dicht.
‘Ik dacht dat Turken zo gastvrij waren,’ zei Loretta, toen ze weer in de auto zaten.
‘Ze zijn gastvrij,’ zei Kressen, ‘maar ze schamen zich nogal snel.’ Voor de Turkenflat stonden mannen te roken en te praten, de hoofden dicht bij elkaar. Kressen herkende Ramazan Bülbül onmiddellijk. Hij leek op Jean-Paul Belmondo en had dezelfde brede glimlach als op de video-opname van de aankomst op Schiphol, twee jaar geleden. Hij was de enige van het groepje die glimlachte toen Kressen hen aansprak. Hij groette de mannen en pakte Kressen zacht bij de binnenkant van de elleboog.
‘Laten we even lopen,’ zei hij, terwijl achter hen de mannen mompelden.
‘Heb ik iets verkeerds gezegd?’ vroeg Kressen. Ramazan maakte een moedeloos gebaar. ‘Problemen, problemen…’ Hij schudde zijn hoofd. ‘De familie wil Ayse terug. Ze willen haar snel begraven. Logisch.’
‘Hoezo?’ vroeg Loretta. Ze wist waarschijnlijk niet dat Ramazans dochter na twee jaar nog altijd niet was gevonden.
‘Van ons geloof. Als zij volgens de regels is begraven, kunnen de engelen haar geest ophalen. Zij is een kind, zij mag meteen naar het paradijs. Als zij niet is begraven, moet zij wachten. Is zielig.’
‘Wordt ze in Turkije begraven?’
‘Natuurlijk.’ Ramazan glimlachte naar Loretta. ‘Bij het dorp van haar vader.’ Ze zwegen, alleen het klikken van Dorigo’s hakken op de tegels verstoorde de stilte.
‘Kent u de ouders van Ayse?’ vroeg Kressen.
‘Nee. Maar de mensen zeggen: Ramazan, jij hebt ook een dochter verloren. Ga praten. Misschien helpen.’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Haar moeder… is als ik. Ik hoef niks te zeggen. Hikmet weet niks. Hij is bang, maar voor de verkeerde dingen.’
Kressen voelde Loretta’s gretigheid. Hij moest snel ingrijpen.
‘Wat zijn die… verkeerde dingen?’
‘Hij denkt aan wat de familie zegt. Geld, tickets.’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Hij denkt aan zichzelf.’
Kressen keek hem aan. De rimpels om Ramazans ogen vormden een fijn craquelé. ‘Onze dochter weg, ons leven is eigenlijk over. Ik ga door, voor mijn andere kinderen. Maar niet voor mijzelf.’ Een koppel zwanen vloog laag over de flats, op weg naar het natuurgebied achter de dijk. Kressen hoorde het ruisen van hun vleugels.
‘Wij doen onderzoek,’ zei Kressen, ‘maar het lijkt alsof de mensen ons niet willen helpen.’
‘Ze zijn bang voor roddels. Bang voor de politie. Bang dat iemand denkt dat ze ermee te maken hebben.’ Hij schudde weer zijn hoofd.
‘Dom. Bij ons was een hele goede agent. Hij werd vriend.’
‘Klein Drienen,’ zei Kressen. Ramazan knikte. ‘Dat is zijn naam. Ik vertel de Turkse mensen dat ze de politie moeten helpen. Ze luisteren niet.’
‘Waarom niet?’
‘Misschien luisteren ze naar anderen.’
‘Zoals Bayram Amca?’
Als Ramazan glimlachte, leek hij verwarrend veel op Jean-Paul Belmondo. ‘Misschien.’
‘Kent u hem?
‘Hij is een… harde oom.’ Hij grinnikte om Kressens verbaasde blik. ‘Iemand die veel respect krijgt.’
‘Waar iedereen bang voor is,’ zei Loretta. Ramazan grinnikte.
‘Als je je bang laat maken.’
‘Maar is hij uw oom?’ vroeg Kressen. Ramazan veegde met zijn handpalmen langs elkaar alsof ze stoffig waren. ‘Nee. Ik hoef niks van hem, dan hoeft hij niets van mij.’
‘Ik heb een video-opname waar hij op staat, samen met u. Schiphol, twee jaar geleden.’
Ramazan hoefde niet lang na te denken. ‘Na de vakantie. We zaten in hetzelfde vliegtuig. Hij begon te praten, te praten… Hij hoort alleen zichzelf.’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Gelukkig had hij zelf vervoer vanaf het vliegveld.’
‘Hij vertelde ons dat hij heeft geholpen toen uw dochter werd vermist.’
‘Ha!’ Ramazan lachte nu echt. ‘Zelfs de politie gelooft hem. Als ik hem zie, lach ik niet meer met mijn mond, maar met mijn reet.’ Hij stampte met zijn voeten op de tegels. ‘Wie is hij dat hij praat over mijn dochter? Hij heeft niks gedaan. De politie heeft haar gezocht. Ik heb haar gezocht. Mijn vrouw zoekt haar nog steeds. Ze luistert naar liedjes over liefde en leed, de hele dag lang en ieder liedje gaat over Inci.’
Kressen zag tranen in zijn ogen toen hij de naam van zijn verdwenen dochter noemde.
Ze liepen naast elkaar over het smalle wandelpad langs de flats, Peter Kressen in zijn grijze pak en Ramazan Bülbül in zijn zwarte spijkerbroek en overhemd. Achter hen ergerde Loretta Dorigo zich ongetwijfeld een ongeluk dat ze niet naast hen kon lopen, maar haar hoge hakken zouden wegzakken in de zachte klei naast de tegels.
‘We horen allerlei verhalen over een man die met kinderen praat. Die vraagt of kinderen meekomen.’ Kressen keek opzij naar Ramazan of die opmerking niet te gevoelig lag. ‘Kent u die verhalen?’
‘Ja.’ Ramazan zuchtte. ‘Het eerste jaar dat Inci weg was, moest ik veel denken.’ Uit zijn ogen sprak een vreselijke vermoeidheid. ‘Ze kwam uit de bus. Vijf minuutjes lopen naar huis. Ik denk: wat is gebeurd? Is zij verdwaald? Is zij weggelopen? Heeft iemand haar meegenomen?’
Hij balde zijn vuist en tikte ermee tegen zijn hoofd. ‘Niemand kon haar vinden. Dan moet iemand haar hebben meegenomen. Dan moet je denken aan wat die man met haar heeft gedaan. En hoe. Dan denk je aan haar pijn. Haar angst. Aan hoe zij heeft gehuild. Geroepen om vader en moeder.’
Hij liep verder, zweeg even.
‘Ik hoor mensen praten: er is een man die kleine meisjes bang maakt. Vraagt of ze meegaan, in het park. Bij de dijk. Bij de nieuwe brug. Ik ging die man zoeken.’
‘Hoe zocht u die man?’ vroeg Kressen.
‘Gewoon. Lopen, ’s avonds, door het park. Langs de dijk.’ Hij glimlachte naar Kressen. ‘Veel mensen waren verbaasd. Zij hadden allemaal een hond. Ik niet. Ik heb nog gedacht, ik moet maar een hond kopen.’
‘Hoe zag die man eruit, die u zocht?’
‘Sommigen zeiden: is een kleine man. Andere mensen zeiden: is een grote man, een neger.’ Ramazan grinnikte. ‘Ik zocht in de struiken. Ik wachtte op stille plekjes. Op een avond zag ik kleine kinderen, te klein om nog buiten te zijn. Ik denk, ik moet ze naar hun huis brengen. Ik kom uit de struiken. Zij zien mij. Gillen, huilen. Hollen hard weg.’
Ramazan zuchtte. ‘Ik was de enge man. Ik had kinderen bang gemaakt.’ Ramazan wreef met zijn handen over zijn gezicht. ‘Nu denk ik aan mijn dochtertje. Niet aan die man. Als u hem ooit vindt, breng hem naar de gevangenis.’ Ramazan haalde zijn schouders op. ‘Die man kan mij niets meer schelen. Ik wil alleen van hem weten waar mijn meisje is.’
Kressen hoorde, achter zich, Loretta Dorigo snuiven.
‘Ik wil haar kunnen begraven.’
Loretta snoof weer. Kressen was verrast door haar emoties.
‘Als u die politieman ziet,’ zei Ramazan, ‘Kleine Drienen, doet u hem de groeten. Hij is een goede man.’
‘Dat zal ik doen,’ zei Kressen.
‘Wilt u nog meer vragen?’
‘Nee. Bedankt voor uw medewerking,’ zei Kressen. Ze draaiden zich om, Kressen er half en half op voorbereid om Loretta Dorigo met een zakdoekje tegen haar neus gedrukt te zien, maar in plaats daarvan priemde die neus omhoog en waren haar dikke wenkbrauwen gefronst. Kressen schudde Ramazan Bülbül de hand en keek hem na hoe hij terugliep langs de flats.
‘Ik ruik een hennepplantage,’ zei Loretta en ze keek verlangend naar de ontluchtingsroosters van de kelderboxen. Kressen zag, op de derde etage van de flat, het silhouet van de punker achter een raam zonder gordijnen. ‘Dat is de eigenaar,’ zei hij. ‘Die plantage is voor eigen gebruik en wij hebben andere zaken aan ons hoofd.’
Loretta loerde omhoog. ‘Hij zal de stroom wel aftappen. Wie weet hoeveel van die plantages hij heeft.’
Kressen zag de punker zwaaien en gebaren dat hij naar beneden kwam.
‘Krijg nou wat,’ zei Loretta zacht.
Na een minuutje ging de deur van de kelderbox open. De punker droeg een broek met een Schotse ruit en zijn hanenkam stak perfect omhoog. Kressen liep schuin over het gras naar de achterkant van de flat. ‘Hallo,’ zei hij. De ogen van de punker waren net zo rood als het ruitje in zijn broek.
‘Ik wist eerst niet of jij het was,’ zei hij. Traag brak een brede grijns door op zijn gezicht. ‘Jij bent wel rielekst.’ Zijn tanden waren bedekt met grijzige aanslag.
‘Vertel het maar,’ zei Kressen.
‘Nou. Er is iets aan de hand. Met dat meisje, snap je.’
Kressen knikte geduldig. Loretta’s hakken klikten naderbij over de tegels.
‘Het zal wel niet belangrijk zijn. Maar ik heb haar gezien.’
‘Ja?’ zei Kressen. ‘Wanneer?’
‘Het was lekker weer. Het was die dag van die Turkse invasie.’
‘Dat de deur van jouw kelderbox sneuvelde, bedoel je?’ vroeg Kressen. De punk zweeg. Kressen vreesde dat de onzekerheid die langdurig wietgebruik veroorzaakt, de jongen dicht zou doen slaan. Hij hoopte vurig dat Loretta haar mond kon houden.
‘Nee, het was ervoor,’ zei de punker alsof hij een kind iets moest uitleggen, ‘ik was nog helemaal rielekst. En dat was ik niet na die… invasie.’
Kressen knikte.
‘Ik had het anders wel eerder verteld, maar ik dacht er pas aan toen met dat papiertje.’
‘Het pamflet.’
‘Daar stond maar één kind in. Dat is een foutje, hoor.’
Kressen zei niets.
‘Hier op het pad. Die ene op dat fietsje. Met een blauw jasje aan. En die twee anderen.’
‘Twee anderen. Hoe zagen ze eruit?’
‘Turkse kinderen. Meisjes. Ze hadden van die hoofddoekjes om.’
Ze zaten in het teamkantoor, Loretta Dorigo met haar ellebogen op haar knieën en haar kin in haar handen, Gavel op een bureau, de ene knie op de andere getrokken. Hij droeg een nauw model broek, waardoor Kressen uitzicht had op een streepje bleke huid met rode poriën net boven Gavels grijze sok. Gerda Dalfsen van de afdeling Jeugd en Zeden zat achter een computer en klikte af en toe met de muis.
‘Beargumenteer eens waarom je alles opnieuw wilt bekijken,’ zei Gavel.
‘Ayse heeft bij de flat gespeeld. Ze heeft van haar oom dat fietsje gekregen. Dan is er een groot gat, totdat Peter haar ziet bij het bruggetje met de kleine, kale man. Die speelt de hoofdrol in een verhaal dat al tijden in de wijk rondzingt, over een kinderlokker die niemand ooit echt heeft gezien.’
‘Maar die Peter ziet hem bij de vindplaats van het lichaam,’ zei Gavel.
‘Geen idee hoe dat kan.’
‘Dat pleit voor hem,’ vond Gavel.
‘Het is een jochie van acht dat zijn neurotische oma verhalen over kinderlokkers hoort vertellen tegen zijn moeder. Ik twijfel sterk.’
‘Hij werd toch gesteund door een Turkse getuige?’ Gavel bladerde in een verhoorverslag.
‘Arkan. Vijf jaar. Hij wijzigde zijn verhaal bij het tweede verhoor. Hij probeerde ons een lol te doen.’
Gavel draaide zich naar Loretta Dorigo. ‘Wat denk jij?’
‘Geen idee,’ zei ze, ‘ik kreeg geen vat op Arkan. Ik ben niet zo…’
‘Je staat alleen in je visie, Kressen,’ zei Gavel. ‘Een feit is dat twee getuigen hetzelfde hebben gezien. En ook nog eens op de vindplaats van het lijk.’
‘Volgens mij hebben we twee kinderen die verhalen over een enge man navertellen.’
Gavel trok zijn wenkbrauwen op terwijl hij weer naar de papieren in zijn hand keek. ‘Wat is dat trouwens voor gedoe met hoofddoekjes?’
‘De eerste keer dat Arkan werd verhoord, vertelde hij dat Ayse in het park samen was met twee Turkse meisjes, voorzien van hoofddoekjes,’ zei Kressen. ‘Een volwassene heeft Ayse bij de flat gezien in gezelschap van twee Turkse meisjes met hoofddoekjes.’
‘Waarom is Arkan de eerste keer wel betrouwbaar, en de tweede keer niet?’ Gavel hield zijn toon keurig neutraal.
‘De eerste keer wist hij nog niet dat praten met de politie een geweldige manier is om aandacht te krijgen.’
Gavel keek opzij naar Loretta Dorigo. ‘Die volwassene die de twee gesluierde dames zag, wat vond je daarvan?’
‘Een thuisteler. Hij was zo stoned als een aap.’ Loretta sprak de waarheid. Ze heeft geen bijbedoelingen, dacht Kressen, net zo min als twijfels.
‘Een thuisteler.’ Gavel keek weer naar Kressen.
‘Hij heeft een plantage in zijn kelderbox,’ zei Loretta. Zo voelt drijfzand aan, dacht Kressen.
‘We hebben beleid op het gebied van hennepplantages.’
Kressen keek naar de hoofdinspecteur. Zijn blonde kuifje zat stevig vastgeplakt, zijn bleke huid met de fijne, rode adertjes leek hard als steen. Van dit soort ogenblikken genoot Gavel, realiseerde Kressen zich opeens.
‘Op de eerste dag van het onderzoek brak er bijna oproer uit toen zoekende Turken de garagebox van die jongen openbraken. Ik heb de zaak gesust en ben niet doorgegaan op die paar wietplanten.’
‘Die getuige had een reden om jou een lol te doen.’
‘Hij weet toch niet wat ik lollig vind,’ zei Kressen, maar het besluit was allang genomen.
‘Weet je wat me heel verstandig lijkt?’ zei Gavel. ‘Dat je gewoon de zaken op papier zet en de interpretatie overlaat aan degenen die de tactiek bepalen.’ Hij glimlachte vriendelijk, stond op en liep naar de deur.
‘Wanneer wordt het lichaam van Ayse vrijgegeven?’ vroeg Kressen.
‘Na de lijkschouwing.’
‘Is dat nog niet gebeurd?’
‘De specialist kon morgen pas,’ zei Gavel. Hij liep het kantoor uit. Kressen hoorde een hoestje. Hij keek opzij naar Gerda Dalfsen. ‘Misschien dat Gavel net een managementcursus heeft gevolgd over het ambassadeursprobleem,’ zei ze.
Kressen glimlachte. Loretta Dorigo fronste. ‘Wat?’
‘Het ambassadeursprobleem,’ zei Gerda Dalfsen. ‘Als een ambassadeur te lang in China zit, praat en denkt hij ten slotte als een Chinees. En dat is nou net niet de bedoeling van een ambassadeur.’
De frons bleef op het gezicht van Loretta hangen.
‘Ik onderhoud het contact met de Turken,’ zei Kressen. ‘Hij is bang dat ik meer Turk dan politieman word.’
‘Aha,’ zei Loretta.
‘De naam Dennis Hiemstra, zegt die je wat?’ vroeg Gerda Dalfsen. Kressen knikte.
‘Hij werkt in een schuur, vlak bij het park. Er is daar kinderporno aangetroffen. Is dat wat voor hem?’
‘Onwaarschijnlijk,’ zei Kressen, ‘ik ken hem alleen met volwassen vriendinnen.’
‘Als handeltje? Het brengt goudgeld op.’
‘Dennis Hiemstra heeft nooit geld, volgens mij.’
‘Hij is gek,’ zei Loretta, ‘hij kwam bij mij met het verhaal dat hij Ayse op een lift had zien staan.’ Ze keek heen en weer tussen de verbaasde gezichten van Kressen en Gerda Dalfsen. ‘Ayse was toen al twee dagen dood en hij kwam uit de kroeg. Een alcoholprobleem heeft hij zeker.’
‘Misschien heeft hij ook wel een ambassadeursprobleem,’ zei Gerda Dalfsen. ‘Hij gaat om met Ibrahim Yücedag. Da’s een vast klantje bij ons.’
‘Wat is zijn probleem?’ vroeg Kressen.
‘Zijn vader.’
Loretta keek niet begrijpend van Kressen naar Dalfsen.
‘Die Dennis Hiemstra deugt wel, Gerda,’ zei Kressen.