11

Voor de deur van de familie Kaymak lagen plastic gympen met dikke zolen en dames- en herenschoenen zonder veters. De hielen waren zonder uitzondering scheefgetrapt.

‘Maak je borst maar nat,’ zei Klein Drienen. Kressen bukte zich om zijn veters los te trekken. Hij droeg een zwart pak met een lichtgrijze krijtstreep en een grijze overjas. Klein Drienen was in uniform. Hij had zijn jack in de auto laten liggen.

‘Ik zou die jas uitdoen.’ Klein Drienen klopte op de deur. Een meisje van een jaar of zeventien deed open. Haar ogen waren hemelsblauw, haar haren ravenzwart. Ze was kwaad en dat wilde ze weten.

‘We komen voor meneer en mevrouw Kaymak,’ zei Kressen.

‘Kom maar binnen dan,’ zei het meisje. Ze droeg een kort rokje met een trainingsbroek én panties eronder, maar Kressen vermoedde dat ze die broek uit zou trekken zodra ze de straat uit was. Dan zou er waarschijnlijk ook een knoopje van het witte, hooggesloten blousje opengaan en dan had je een meisje van wie je verwachtte dat ze blauwe contactlenzen droeg. Want dat deed ze.

De geur van vele sigaretten, gemengd met die van gebraden kip, knoflook en pepers kwam hen tegemoet. Het meisje draaide zich om en liep het nauwe gangetje in, waar vrouwen met hoofddoeken grote schalen dampend eten naar de kamer brachten, zonder de twee politiemannen aan te kijken.

Kressen en Klein Drienen probeerden in het kielzog van de vrouwen te komen, maar stuitten op een karavaan met vuile vaat in de omgekeerde richting. Door de open deur klonk alarmerend gejammer.

Kressen bleef op de drempel staan. Overal waren mensen, in het midden een groepje vrouwen dat huilend op de grond zat. Ze sloegen zich met de rechterhand ritmisch op de borst. Af en toe bevatte de jammerklacht een paar woorden voor er werd uitgehaald, als een korte solo boven het orkest uit. Andere groepjes stonden of zaten pratend en etend bij elkaar.

Op de bank zat de vader van Ayse. Hij wendde zijn rode ogen onmiddellijk af toen hij hen zag binnenkomen. Naast hem op de bank zat de man die Kressen had verteld over de dikke oom met zijn borende blik. Kressen herinnerde zich zijn woorden. ‘Gek van verdriet. Hele familie gek geworden!’

Op de grond, achter een bijzettafeltje, zaten de twee jongens uit Duitsland die de deur van de wietkelder hadden ingetrapt. Ze aten met verbijsterende snelheid aardappel met kip in rode saus, zich bewust van Kressen maar hem en de chaos om hen heen totaal negerend.

Kressen zag Ayses moeder nergens. Het meisje met de blauwe contactlenzen leunde tegen de deurpost en zag eruit alsof ze graag zou roken.

‘Waar is de moeder van Ayse?’ vroeg Kressen.

‘Ik weet het niet,’ zei het meisje. ‘Ze zal zo wel weer komen. Wilt u koffie?’

Kressen schudde zijn hoofd en liet zijn overjas van zijn schouders glijden. ‘Probeer jij de moeder te vinden?’

Klein Drienen knikte. Hij keek naar de klaagvrouwen, wier regelmatige ritme was doorbroken. Een van hen lag onmachtig op haar rug, de rest boog zich paniekerig over haar heen. Haar rok werd rechtgetrokken en de scheefgezakte hoofddoek herschikt, een fles reukwater aangereikt.

‘Ik wil even met jou praten,’ zei Kressen, ‘op het balkon.’

Het meisje met de blauwe contactlenzen wrong zich de keuken in, die in het verlengde lag van de gang maar nauwelijks breder was. Op het fornuis kookte water en in de oven spetterde het vet. De twee vrouwen die met het eten bezig waren, de mouwen opgestroopt en hoofddoekjes strak naar achteren geknoopt, weken geen millimeter.

Het meisje met de blauwe contactlenzen wierp een blik over haar schouder voor ze zich langs de vrouwen wrong. Kressen knikte en volgde haar. Het balkon was klein en de kou vrat zich ongenadig in zijn kousevoeten.

‘Ik ben inspecteur Kressen.’

‘Hatice Yildirim,’ zei het meisje. ‘Ik ben de nicht van Ayses moeder.’ Ze sloeg haar ogen neer, geïntimideerd door hun afzondering.

‘Pas jij weleens op Ayse?’

Ze knikte en veegde voorzichtig langs haar ogen.

‘Zijn al die mensen hier familie?’

Ze maakte dat merkwaardige, slissende geluidje tussen haar voortanden terwijl ze haar neus optrok. ‘Idioten. Buren, oude wijven. Ze hebben niks te doen dus komen ze maar hier, kletsen en eten en jammeren. Alsof ze Ayse kennen!’

Ze rilde, haar armen om haar bovenlijf gevouwen. Kressen hing zijn overjas om haar schouders. ‘Waarom doen ze dat?’ vroeg hij.

‘Omdat er wat gebeurt! Iedereen kan weer een jaar lang roddelen, nu…’

Kressen keek haar aan. ‘Waarover roddelen ze dan?’

‘Ik roddel niet,’ zei ze trots.

‘Wij willen heel graag Ayse vinden,’ zei Kressen. ‘Jij niet?’

Ze knikte, maar toen kraakte de deur en sloeg ze haastig haar ogen neer. Kressen keek om. De vader van Ayse kwam het balkon op. Hij deed alsof Kressen er niet was en begon hevig uit te varen tegen Hatice, in het Turks en met opgeheven hand. Kressen greep Hikmet Kaymak bij de pols en draaide hem naar zich toe.

‘Goedemorgen,’ zei hij, ‘ik was in gesprek. Ik kom zo bij u.’

‘Waarover praten?!’ riep de vader van Ayse, alsof hij de buren en de mensen binnen wilde laten meeluisteren. ‘Waarom niet met mij praten?!’

Kressen keek naar het meisje met de blauwe contactlenzen. Ze stond bewegingloos, haar ogen neergeslagen en zijn grijze jas om haar schouders. Ze zou niets meer zeggen, niet zolang Ayses vader in de buurt was.

‘Geef je adres even aan de agent,’ zei Kressen. Zijn voeten waren inmiddels gevoelloos. ‘Laten we naar binnen gaan.’

De vader van Ayse stuurde de vrouwen de keuken uit. Kressen ging tegen het aanrecht staan, Klein Drienen, die het adres van het meisje trouwhartig had genoteerd, stond bij de deur naar de gang. Ayses vader leunde tegen de deur van het balkon.

‘Toen uw dochter gisteren buiten ging spelen,’ zei Kressen, ‘hebt u haar toen beneden gebracht?’

Kaymak schudde zijn hoofd.

‘Wat deed u, toen zij buiten speelde?’

‘Hier geweest.’

Kressen vroeg zich af waar het meisje zijn overjas had gelaten.

‘Ayse is om drie uur naar buiten gegaan. U hebt om halfvijf de politie gebeld. Hebt u haar tussen drie en halfvijf nog gezien?’ Schouderophalen.

De moeder van Ayse kwam de keuken in en zette twee flessen zonnebloemolie op het aanrecht. Haar ogen stonden dof. Ze veegde haar handen af en leunde tegen het aanrecht naast Kressen.

‘Uw vrouw heeft verklaard dat uw dochter nooit alleen buiten kwam, maar altijd samen was met een volwassene of andere kinderen.’

Het bleef stil.

‘Is dat zo?’

Ayses vader wierp een snelle blik op zijn vrouw voor hij antwoordde. ‘Nee. Zij is groot. Zij kan alleen blijven.’

‘Alleen blijven?’

‘Nee. Alleen naar buiten.’ Ayses vader begon te ijsberen door de nauwe keuken. ‘Er waren veel kinderen buiten.’

‘Bent u soms even weggeweest? Het huis uit, even een boodschap doen?’

‘Waarom jullie hier, praten?’ riep Ayses vader wanhopig, ‘waarom jullie niet zoeken?’ Hij wendde zich af en hief zijn hand op. De kleine ruimte en zijn onbegrijpelijke onwil wekten een intense behoefte aan geweld, Kressen zag het in de ogen van Klein Drienen en voelde het in zijn handen, alleen Ayses moeder leek er immuun voor.

‘Ik zal zeggen tegen iedereen: Mijn kind weg, omdat polies niet zoekt!’

Het was een ogenblik doodstil. Toen gilde Ayses moeder en stortte ze zich op haar man, haar handen klauwend naar zijn ogen. Hij sloeg meteen terug. Kressen zat klem tussen het vechtende echtpaar en het aanrecht, de agressie sloeg op hem over en hij greep Ayses vader bij de keel.

Klein Drienen sjorde Ayses moeder naar achteren, Kressen probeerde haar man tegen de ijskast vast te pinnen. Hikmet Kaymak schopte onmiddellijk naar de benen van zijn vrouw toen hij ruimte kreeg, maar Ceren gleed uit de armen van Klein Drienen en raakte haar man op zijn neus.

En toen kwam de cavalerie. Zware, brede gestaltes in beige en bruin drongen Kressen onverbiddellijk opzij en naar achteren, er werd geschreeuwd, sussend, kalmerend. Hout kraakte droog, een pannenrek kwam van de muur maar bleef hangen op de worstelende lichamen. De vrouwen dempten met hun gewicht en volume de agressie. Kressen zag, boven alles uit, de stomverbaasde blik van Klein Drienen.

Toen was er opeens ruimte, de beige golf verdween met Ayses moeder in het centrum. De vriend van Ayses vader kwam de keuken in.

‘Helemaal gek,’ zuchtte hij, ‘gek van verdriet.’ Hij sloeg zijn arm om Kaymaks schouder en sprak hem bemoedigend toe.

‘Ik denk het park,’ zei hij ernstig. ‘Jullie moeten zoeken in het park.’ Ze liepen, de armen om elkaar heen, naar de kamer.

Kressen keek naar het keukentje, dat even ruim was als een tweepersoonsduikboot. Op de vloer lag het gebroken rek en de pannen en deksels. Hatice Yildirim kwam binnen en begon de pannen op te ruimen.

‘Begrijp jij wat er aan de hand is?’ vroeg Kressen, maar Hatice vermeed hem aan te kijken. Kressen liep naar de kamer, waar een doodse stilte heerste. ‘Wij willen weten wat er is gezegd, zojuist, in de keuken.’ Kressen keek om zich heen. Ayses moeder werd bestookt met fluisteringen van de vrouwen die haar ondersteunden. De mannen rookten en keken stuurs.

‘Kind weg,’ zei iemand, ‘moeder heeft verdriet. Zegt soms dingen die zij niet bedoelt. Waarvoor zij zich schaamt, later. Politie erbij, maakt alles nog erger.’

Ayses moeder staarde naar de grond. Kressen wilde naar buiten, diep ademhalen.

‘Wij denken allemaal dat Ayse in het park is.’

‘Nee, de school,’ riep iemand, ‘mijn zoontje zegt dat zij altijd naar de school vroeg.’

‘Zij is ergens in de flats. Ik denk in de garages.’

‘Kelderboxen!’

Kressen draaide zich om en liep de gang in. Zijn jas hing keurig op een knaapje aan de kapstok. Hij graaide hem eraf en liep over het smerige beton naar zijn schoenen. De deur viel dicht.

‘Een tolk heeft ook geen zin, hoor,’ zei Klein Drienen, ‘dan houden ze ook in het Turks hun kaken stijf op elkaar.’

‘Acht jij het mogelijk dat ze iets verzwijgen?’ vroeg Kressen.

‘Nee. Tenminste, niet over de verdwijning van Ayse. Maar over alle andere dingen wel.’

‘Welke dingen?’

‘Er speelt hier van alles.’