36

Elena lag zwaar ademend op haar zij in bed. Dennis bekeek haar terwijl hij leunde op het keukenblok, haar vermoeide gezicht en de ronde vormen onder de deken. Strikt genomen kon hij kiezen tussen het gezelschap van René, onder de vrachtwagen, of dat van Elena in bed.

Hij haastte zich naar de douchecel en liet zijn kleren van zich afglijden. Hij waste zich vluchtig, droogde zich af en sloop met een kloppende erectie de kamer in. Hij gleed voorzichtig het bed in, maar kon niet voorkomen dat zijn eikel langs haar billen gleed.

‘Rot op!’

Ze bewoog alsof ze klaarwakker was, maar haar buik belemmerde haar goed te richten toen ze hem een elleboogje probeerde te geven.

‘Ik ben het…’ begon Dennis, maar verder kwam hij niet. Hij zag niet precies wat ze deed, maar zijn reflexen namen het over. Hij voelde hoe hij een slag afweerde met zijn pols. Elena rolde naar hem toe en stootte met haar elleboog naar zijn gezicht. Dit keer zag hij het aankomen. Haar ogen waren helderblauw en hard als porselein. Ze herkende hem waarschijnlijk niet eens.

Haar elleboog zwaaide naar beneden, met haar draai mee. Hij voelde haar zware buik half over de zijne rollen en besefte dat hij de slag niet kon afweren zoals de eerste, duwde haar arm een tikje uit de richting maar voelde dat, als hij doorzette, hij haar schouder zou ontwrichten.

Het puntje van haar elleboog was op weg geweest naar zijn neus, maar raakte hem nu vol op zijn voorhoofd. De wereld werd wit, een vreemde gevoelloosheid verspreidde zich over zijn gezicht. Hij knipperde met zijn ogen, tot de doffe pijn kwam die bij een klap op je hoofd hoorde.

Haar nagels waren vlak bij zijn gezicht en hij hoorde onbegrijpelijke, Kroatische woorden.

‘Ik ben het,’ zei Dennis. Hij raakte voorzichtig zijn voorhoofd aan. Elena keerde hem de rug toe. Dennis ging zitten. Het was lang geleden dat ze hem had geslagen. Het had iets te maken met haar verleden, toen ze verslaafd was, misschien met die vervloekte verkrachting. Ze sprak er nooit over.

En dan te bedenken dat ik lekker met René onder de vrachtwagen had kunnen liggen, dacht hij moedeloos. Dennis trok zijn kleren aan en maakte een theedoek nat.

‘Ga je weg?’ vroeg ze zacht.

Dennis drukte de natte doek tegen zijn hoofd. ‘Weet je weer wie ik ben?’

Ze knikte.

‘Ik moest maar weer eens aan het werk.’

‘Het spijt me.’

‘Wat precies?’ vroeg Dennis.

‘Kunnen we niet gewoon teruggaan naar de flat?’

Dennis zuchtte. ‘Daar hebben we een bovenbuurman die ons dood wenst.’

‘Deze plaats is niet goed.’

‘Hoe kan het aan de plaats liggen? Waarom sla je mij opeens in elkaar? Ik verkracht je niet!’

Elena ging rechtop zitten, zwaaide haar benen buiten het bed en probeerde op te staan. Dennis voelde zijn weerstand alweer afbrokkelen toen het haar pas bij de derde keer lukte en hij sloeg zijn armen om haar heen.

‘Ik wist niet wat ik deed. Ik ben bang.’

Hij trok haar langzaam mee naar het raam. Hoge, statige woningen voor teruggekeerde kolonialen, gebouwd langs brede lanen. Het prostitutiegebied, drie straten verderop, veroorzaakte, sinds het actieplan van de gemeente, alleen nog parkeeroverlast, maar Dennis herinnerde zich de eindeloze wandelingen van de heroïnehoertjes, wankelend op hun hoge hakken.

‘Vertel me waarvoor je bang bent,’ zei hij.

Dennis had zich vaak afgevraagd of hij Elena hier ooit had gezien. Ze had nooit met zoveel woorden gezegd dat ze had getippeld, maar het ook niet ontkend. Hij had zich haar voorgesteld, opgetuigd met hoerenmake-up, rode pumps, te kort rokje of te strakke broek. Misschien had hij het verdrongen.

‘Ik ben schuldig,’ fluisterde ze, terwijl ze zich aan hem vastklemde.

‘Kijk naar buiten,’ zei hij, ‘dat is de straat en dit ben jij. Je bloed is schoon, je hoofd is helder. Ons kind leeft in jouw buik.’

Hij pakte haar schouders en draaide haar om naar het raam. Sloeg zijn armen om haar heen en ondersteunde haar zware borsten.

‘Ik zie iets anders dan jij.’

Hij keek met haar mee naar de straat, de passerende auto’s. Hij voelde de rilling door haar heen gaan.

‘Wat dan?’

Ze schudde haar hoofd, maar Dennis liet haar niet los. ‘Ik zie de hoekjes waar ik kon gebruiken. De jongens waar je voor moest oppassen, de rippers. Ik denk aan de auto’s waar ik bang voor was.’

Dennis voelde hoe het zweet hem uitbrak. ‘Hoezo auto’s?’

‘Het is als in een klein dorp. Je kent iedereen. De BMW van die dikke Turk bijvoorbeeld. Hij kwam altijd met een paar jongens in een blauwe BMW met Duits kenteken.’

Dennis fronste. ‘De totrijders,’ mompelde hij verbaasd.

‘Ik wilde niet dat hij me zag.’

Dennis streelde haar rode haren. ‘Maar dat is toch voorbij?’ Elena schudde haar hoofd. ‘Ik krijg een kindje. Dan moet ik haar ooit vertellen dat ik hier heb gelopen. Dat ik me heb laten verkrachten. Dat ik dat heb toegelaten.’

Dennis kuste zachtjes haar hals.

‘Of ik moet het verzwijgen,’ zei Elena. ‘En ik weet niet waar ik het meest bang voor ben.’

Dennis zette zijn boodschappen op de lopende band bij de kassa. Hij had met alles rekening gehouden, alles goed overdacht.

Dit was het begin van de uitvoering.

‘En een pakje shag graag,’ zei hij, terwijl hij automatisch zijn kortingskaart voor de supermarkt uit zijn portemonnee haalde. Pas toen de caissière zijn kaart boven de infraroodsensor hield, besefte hij zijn blunder. Met een zacht piepje verdwenen zijn persoonlijke code en de gegevens over zijn aankopen in de computer.

Dennis grijnsde vriendelijk. ‘Geen zegels, dank u.’ Hij betaalde en zette de vier flessen Grolsch in de tas bij het brood en de tomaten voor Elena.

De volgende supermarkt verkocht gelukkig ook beugelflessen.

Dennis kocht er twee. Het meisje achter de kassa toonde geen enkele belangstelling voor hem.

Elena lag op bed en keek naar een Amerikaanse tv-show waar de gasten elkaar sloegen en aan de haren trokken. Wat ze tegen elkaar zeiden was niet te volgen omdat het voor meer dan vijftig procent werd weggepiept door de fatsoenscensor, maar het onderwerp van de show kwam af en toe, in massieve letters, over het scherm schuiven.

‘Wat ben je toch een schatje!’ riep Elena toen hij het bord met brood, kaas en tomaat op het bed zette.

Ex-hookers confronting partners with their hidden past! las Dennis.

‘Wil je thee?’ Hij zette de ketel op het gas. Ze wilde altijd thee.

‘Ja, lekker,’ zei ze. Dennis drukte een beugel open en keerde de fles om boven de wasbak.

‘Wat doe je?’

‘Het bier is verschaald. Dat heb je soms met die sluiting.’ Ze keek hem verbaasd aan. ‘Die rubberen ring sluit soms niet goed.’

Hij goot de tweede leeg, terwijl de frisse geur van het bier zijn neus prikkelde, spoelde de flessen zorgvuldig en zette ze terug in de plastic tas, naast het pakje met rubberhandschoenen.

‘Ik moet aan het werk,’ zei Dennis, ‘het zou weleens laat kunnen worden.’

‘Niet doen,’ zei ze smekend, ‘je werkt veel te hard.’

‘Het moet af,’ zei Dennis. ‘Kan ik nog wat doen voor jou?’ Nog geen uur geleden had ze bijna zijn neus gebroken, opgejaagd door de spoken uit haar verleden, maar nu wreef ze tevreden over haar buik. ‘Met ons gaat het goed, pappie.’

Dennis voelde zijn hart in zijn keel slaan. ‘Pas op jezelf,’ zei hij en pakte de plastic tas en kuste haar zacht op haar wang. ‘Tot vanavond. Ik heb de telefoon aanstaan.’

Hij fietste over de oude brug en reed Malburgen in. Efgenbankstrasse, had de bestuurder van de BMW gezegd. De Elfenbankstraat was de eerste van de korte dwarsstraten met één flat.

Hij sloeg de hoek om.

Een groepje Turkse mannen stond voor de flat. Ze spraken zacht, gebaarden met hun handen. Dennis hoorde de gebedskettinkjes klikken. Dit was de straat van het vermiste meisje, dacht hij opeens. De straat van de Turkenflat. Hij keerde en fietste weg, zonder te weten waar zijn schaamte precies vandaan kwam.

Er waren nog twee dwarsstraten. De blauwe BMW stond midden voor de flat in de laatste straat. Duitse kentekenplaten. Dennis begon te zweten. Hij stopte, stapte van zijn fiets af en deed alsof hij naar de flat keek terwijl hij het pakje shag te voorschijn haalde. Hij draaide traag een sigaret.

Een gebruikte wagen. Strak in de lak, dat wel. Hij hoopte dat het een dure was. Dennis likte aan het sigarettenpapier en rolde de sigaret dicht.

De straat liep dood, maar met de fiets of te voet kon je over het voetpad wegkomen. Dennis pakte de lucifers uit zijn zak. Het glas, kijk naar het glas. Hij streek een lucifer af en hield die bij de sigaret. Een carglass-sticker in de hoek van de voorruit. Gewoon autoglas. Mag geen probleem zijn. Hij inhaleerde en werd prompt duizelig. Shag hakte er altijd zwaarder in dan sigaretten.

‘Ja, waar doen ze het van, denk je dan,’ klonk het vlak achter hem. Dennis hoestte. Rond zijn voeten snuffelde een nerveus, vuilwit hondje. Het werd aan de lijn gehouden door een dikke vrouw met dunne, paarse lippen. Ze keek hem aan met een vreemde mengeling van verontwaardiging en onzekerheid.

‘Denk jij dat niet?! Ik wel hoor. Waar verdienen die Turken nou het geld voor zo’n wagen?’

‘Waar heb je het over?’ vroeg Dennis.

‘Dat het ons geld is. En dan rijden zij ermee rond.’

Ik had mijn bek moeten houden, dacht Dennis, ik had beslist mijn bek moeten houden.

‘Dat vind ik hoor,’ zei ze kribbig. Dennis hoorde slurpende geluidjes bij zijn gympen.

‘Wie betaalt het vreten voor dat hondje?’ vroeg Dennis. ‘De Sociale Dienst, of niet soms?’

‘Kom mee, Karel,’ zei de vrouw gedecideerd en ze wandelde met kleine, kwaaie stapjes weg. Het hondje keek verlangend om naar Dennis’ schoenen. Ik had mijn grote bek moeten houden. Hij liet zijn shaggie vallen en fietste de straat uit. Bij de hoek keek hij om. De blauwe BMW stond daar, groot en massief, als een belofte.