31

Het was een tintelend frisse ochtend, glashelder, bijna windstil. Peter Kressen droeg een lichtgrijs, driedelig kostuum en voelde de blikken van collega’s toen hij over de binnenplaats liep. Zijn auto was ook al te chic, zijn seksuele geaardheid ongrijpbaar, allemaal onbelangrijk volgens individuele collega’s, maar het collectief sloot hem instinctief buiten.

Klein Drienen zat achter een bureau, zijn gezicht bijna net zo grijs als Kressens pak en de kringen onder zijn ogen zwart.

‘Laat geworden?’ vroeg Kressen.

‘Slecht geslapen,’ zei Klein Drienen. Voor hem lag de stugge kartonnen map met gegevens over de verdwijning van een Turks meisje, twee jaar eerder. Klein Drienen was ervan overtuigd dat die oude zaak met de verdwijning van Ayse te maken had.

‘Wat is er?’ vroeg Kressen.

‘Niks,’ zei Klein Drienen. Hij pakte de map. ‘Niks.’

‘Eén dag,’ zei Kressen, ‘niet meer.’ Kressen wilde het verhoor van Peter afmaken. Hij bekeek de lijst met rechercheurs. Alleen Loretta Dorigo was nog niet ingeroosterd. Hij zuchtte.

Ze was rechercheur geweest, maar was teruggeplaatst naar de uniformdienst. Hoewel het uniform op zich geen degradatie betekende, was het voor Loretta Dorigo, met haar één meter vijfentachtig, fikse borsten, pronte billen en smalle middel een verschrikking en niet alleen omdat ze erin uitzag als een donkerblauw paard. Ze vond van zichzelf dat ze een erg goede rechercheur was.

Loretta genoot uitbundig van haar toevoeging aan het rechercheteam, getuige haar blauwe trui met asymmetrische kraag waaronder haar borsten voorwaarts bolden en de strakke stretchbroek. Ze woelde met haar handen door haar lange, roodbruine haar terwijl ze de dagrapportage op de monitor bestudeerde. Kressen keek onder het bureau. Jawel. Hoge hakken.

‘Heb je andere schoenen bij je?’ vroeg Kressen. ‘We gaan een getuige horen.’

Ze keek hem aan, haar blauwe ogen tot spleetjes geknepen.

‘Moet dat?’

Kressen knikte. ‘We gaan naar buiten.’

‘Waarom wil je nog een keer met dat joch praten?’ vroeg Loretta Dorigo terwijl ze over de brug reden.

‘De eerste keer werden we onderbroken omdat Ayse werd gevonden,’ zei Kressen.

‘Wat? Kende hij die plek?’

‘Hij heeft Ayse daar gezien. Met een man.’ Kressen parkeerde de wagen bij het huis op de hoek. Ze troffen Peter en zijn grootmoeder aan het ontbijt. Er lag een smetteloos plastic kleed over het tafelkleed, met daarop twee borden. Peters haar was nog nat van de douche.

‘Moet hij nu alweer mee?’ vroeg zijn oma met grote schrikogen. Peter drukte grote hoeveelheden hagelslag in een zachte, witte boterham. ‘Hij mag niet meer naar het park. Het is niet de eerste keer dat iemand een kind probeert mee te nemen.’

‘Hoe weet u dat?’ vroeg Kressen.

‘Dat weet iedereen,’ zei Peters oma, ‘de kinderen worden in dat park aangesproken. Door een man.’

Kressen keek naar Peter. Hij at zijn boterham met de bijna maniakale aandacht van een achtjarige die even alleen wordt gelaten met zijn lievelingsbeleg. ‘Wij zijn erbij,’ zei Kressen, ‘het duurt niet lang.’

Loretta Dorigo had haar pumps verwisseld voor zwarte politieschoenen die veel te plomp waren voor de strakke strechbroek, maar ze liep trots rechtop langs de sloot alsof het zo hoorde.

‘Was je erg geschrokken, de vorige keer?’ vroeg Kressen. Peter knikte.

‘Daarom hebben andere agenten je toen thuisgebracht.’

‘Moet ik ook in het water kijken?’ vroeg Peter. Kressen schudde zijn hoofd. ‘Geef me maar een hand,’ zei hij. Ze liepen samen over het smalle pad tussen de stugge, dode planten, Kressen voorzichtig om zijn smetteloze pak niet te bederven. Peter keek niet naar de sloot en klemde zich stevig aan Kressen vast zodra het bruggetje in zicht kwam.

‘Zijn er nu geen mannen in het water?’

‘Nee,’ zei Kressen. ‘Wil jij nu aan die mevrouw vertellen wat je hebt gezien?’

Loretta keek vriendelijk naar Peter en hij begon aan zijn verhaal, aanvankelijk met horten en stoten, maar na een poosje werd hij meegesleept door alle aandacht en vertelde hij met verve.

‘Hoe zag je dat het een Turks meisje was?’ vroeg Loretta toen hij de ontmoeting tussen de kleine, kale man en Ayse beschreef.

‘Ze had zo’n doek om haar hoofd.’

‘Dus jij stond hier,’ zei Kressen, ‘en daar stond die man. Op de brug. En dat meisje. Met een doek om haar hoofd.’

‘Nee,’ zei Peter, ‘ze had een fietsje.’

‘Ging ze mee met die man?’ vroeg Loretta.

‘Ja. Daar naartoe.’ Hij wees naar het ruige deel van het park, waar Ayses fietsje was gevonden. ‘Ik denk dat ze mocht schuilen.’

‘Schuilen? Waarvoor?’

‘Nou, voor de regen. Want het ging regenen.’

Loretta keek naar Kressen. ‘En die man? Werd die ook nat?’

‘Ja,’ zei Peter, ‘daarom ging hij hollen, denk ik.’

‘Wat voor jas had hij aan?’

‘Een kouwe jas, zoals die,’ zei Peter en wees naar Kressens colbert.

‘En jij?’

‘Ik werd ook nat. Maar ik had mijn regenjas aan.’

Kressen wreef Peter over zijn hoofd. ‘Weet je dat zeker?’ vroeg hij. Peter knikte ijverig. Kressen en Loretta Dorigo keken elkaar even aan. Op de middag van Ayses verdwijning was er geen druppel regen gevallen.

De rijstijl van Loretta Dorigo was gebaseerd op de voorspelbaarheid van andere weggebruikers en haar beroepsmatige immuniteit voor bonnen. ‘Onze Peter van acht is dus een waardeloze getuige,’ zei ze terwijl ze scherp remde.

‘Het heeft niet geregend op de dag dat Ayse verdween,’ zei Kressen. Hij zette zijn hand tegen het dashboard.

‘Dat bedoel ik. Een waardeloos verhaal.’ Ze blies een pluk haar uit haar gezicht. ‘Die kleine, kale kinderlokker in zijn colbertje kunnen we wel vergeten.’

‘De rest van zijn verhaal klopte met onze gegevens,’ zei Kressen.

‘Maar die stonden in dat pamflet. Haar uiterlijk, het fietsje, haar kleding. Maar hoe kon hij weten dat we Ayse precies bij dat bruggetje zouden vinden?’

‘Na dat pamflet kwamen de mensen met de meest idiote verhalen,’ zei Loretta. ‘Iemand beweerde dat Ayse op een goederenliftje stond. Een volwassen vent!’ Ze trok met loeiende motor op. Kressen pakte zijn telefoon.

‘Die zit niet op z’n plek,’ zei de telefoniste toen Kressen vroeg naar Klein Drienen, ‘maar in het grand café op de markt.’

Kressen stopte de telefoon in zijn zak. ‘Maak jij even een verslag?’ vroeg hij aan Loretta toen ze de auto met een schok tot stilstand bracht op de binnenplaats. ‘Ik ben zo terug.’

Een gevoel van naderend onheil bekroop Kressen toen hij het grand café in liep. Klein Drienen zat kaarsrecht aan een tafeltje, in uniform, zijn pet naast het koffiekopje, formeel bijna. Maar er stond een klein cognacglas recht voor hem en het meisje achter de bar in haar lange, witte schort was zich pijnlijk bewust van de politieman die dronk om halftien in de ochtend.

Kressen ging tegenover Klein Drienen zitten en bestelde een cappuccino. Klein Drienen knikte alleen maar. Het meisje kwam terug met de cappuccino, een kop koffie en een glas cognac.

‘Vertel,’ zei Kressen, ‘nu je nog kan praten.’

Klein Drienen dronk de cognac op. ‘Ik stop ermee.’

‘Moet ik je feliciteren?’

‘Ik zeg gewoon: ik stop ermee.’

‘Waarom?’

‘We hadden hem kunnen arresteren. Twee jaar geleden al.’

Klein Drienen nam een slok koffie. Te heet waarschijnlijk, maar hij was op drift, de dingen gebeurden en hij greep niet meer in als het misging. Kressen proefde voorzichtig van zijn cappuccino. Goed sterk, met romig schuim en net genoeg cacao.

‘Het staat gewoon in het dossier. Twee jaar geleden stapte in Malburgen een Turks meisje uit de bus, bij de eerste halte na de brug. Ze was naar de dierentuin geweest.’

Kressen herinnerde zich de video-opname van het meisje met haar zusje. De opname was gemaakt op Schiphol en bewaard omdat de veronderstelde heroïnehandelaar Bayram Amca met het gezin van het meisje meereisde. Ze was zeven en had lang haar, in een staart.

‘Ze hoefde maar vijf minuten te lopen. Twee straten maar.’ Klein Drienen pakte het lege cognacglas en draaide het tussen zijn handpalmen. ‘Ze is nooit aangekomen.’ Hij bedwong zijn verlangen naar meer alcohol, zag Kressen.

‘Het was een flutonderzoek. Te weinig mensen, te weinig tijd. Eindeloos geouwehoer over mogelijke betrokkenheid van drugshandelaren, het werd allemaal niks.’ Klein Drienen perste zijn lippen op elkaar.

‘Maar iemand heeft haar gezien. Dat meisje werd die avond aangesproken door een man. Ze is met die man ingestapt in een witte Mercedes.’

‘Dat vertelde die anonieme tipgever allemaal?’

Klein Drienen knikte. ‘De bestuurder van de witte Mercedes was klein, kalend en droeg een colbertje. Op zijn auto zat een taxibord. Maar dat was afgeplakt.’

Klein Drienen wenkte naar de bar. Hij had een vreemd soort autoriteit, in uniform. Waarschijnlijk kon hij alleen met zijn blik scooterhelden tot stilstand brengen en winkeldiefjes laten bekennen, maar nu, in dit café, werd die gave pervers, angstaanjagend. Kressen zag de woede in de ogen van het meisje toen ze opnieuw cognac bracht.

‘Is het telefoontje nagetrokken?’

‘Het was een paar keer doorgeschakeld. Niet na te trekken.’

‘Taxibedrijven gecontroleerd?’

Klein Drienen schudde het hoofd. Hij dronk van zijn cognac. Langzaam, dit keer.

‘Waarom deze obsessie?’ vroeg Kressen. ‘We zijn allemaal van slag sinds Ayse is gevonden, maar…’

Klein Drienen wiste het zweet van zijn gezicht en opeens wist Kressen het. Hij was het vergeten omdat het beeld van Ayses been dat door de brandweerman boven water werd getrokken nog altijd zijn ogen deed prikken van verdriet, maar vlak daarvoor, vlak voor de linie van brandweerlieden op Ayse stuitte, had Peter zijn verhaal verteld. Zijn verhaal over de kleine, kalende man die Ayse had meegenomen. Natuurlijk had Klein Drienen niet lang hoeven zoeken in dat dossier.

‘Jij hebt anoniem gebeld,’ zei Kressen. ‘Je werd grijs van ellende toen Peter begon over die kinderlokker omdat je wist over wie hij het had. Jij hebt hem gezien.’

Klein Drienen goot de cognac in zijn keel. Dit ogenblik had hij twee jaar lang gevreesd en die vrees maakte hem nu overmoedig.

‘Jij wilt weten waarom ik dat nooit gewoon heb gezegd?’ Hij zat nog steeds kaarsrecht. ‘Omdat ik, toen ik zag dat ze in die Mercedes stapte, werd gepijpt door een joch dat ik in de buurt had opgepikt. Omdat ik er niet voor uit durf te komen dat ik een verdomde, stiekeme flikker ben.’

Kressen was argeloos op weg naar het schoolplein toen hij werd getroffen door een waarschuwende blik uit haar blauwe ogen, over een afstand van meer dan honderd meter. Half struikelend over zijn benen wist hij de toegang tot het plein te vermijden en hij begon aan een doelloze wandeling langs de flats. Het duurde geen twee minuten of ze liep hem voorbij.

‘Dag Hatice,’ zei Kressen.

‘Stil nou!’ siste ze opzij. ‘Ze kunnen ons nog zien.’

‘Wie?’

‘Die sukkels op het plein.’

Ze liep haastig een stukje voor hem uit op haar laarsjes met dikke blokhakken en pas toen ze de hoek om waren, keek ze hem aan. Ze droeg een strakke, zwarte broek en een zwarte jas over een blauw blousje.

‘Het spijt me vreselijk wat er met je nichtje is gebeurd,’ zei Kressen. Ze hield haar hoofd gebogen en knikte.

‘Hoe is het gebeurd?’ vroeg ze.

‘Dat kan ik je niet zeggen,’ zei Kressen. ‘We weten nog niet hoe ze is gestorven. En als we dat weten, houden we het geheim tot we weten wie het heeft gedaan.’

Ze knikte weer, een snelle, korte beweging. ‘Als jullie maar weten dat het niet mijn oom is,’ zei ze, terwijl ze langzaam verder liep. ‘Dat kan je rustig vergeten.’ Ze fronste voortdurend en haar mond, perfect opgemaakt met lichtbruine lippenstift en een iets donkerder contourpotlood, bewoog ook als ze niet sprak.

‘We weten niet waar we moeten zoeken,’ zei Kressen, ‘daarom is er gezocht in de garage van je oom. We krijgen niets te horen van de Turkse mensen. Ze geven antwoord, maar ze zeggen niks.

Begrijp je?’

Weer dat knikje.

‘Ik weet dat ik je kan vertrouwen. Wat jij me hebt verteld, klopte. Daarom wil ik je nog wat vragen.’

Ze keek op en ondanks de hardblauwe contactlenzen zag hij angst in haar ogen.

‘Weet je nog dat ik met de moeder van Ayse heb gesproken, in de keuken?’

‘Ja.’

‘Toen kwam Ayses vader erbij en werd het een vreselijke ruzie. Niemand wilde ons vertellen waarover.’ Kressen voelde bijna schaamte bij de herinnering aan de vechtpartij tussen Ayses ouders.

‘Ik wil niet roddelen.’

‘Kijk me aan,’ zei Kressen en hij pakte haar schouder. ‘Roddelen doe je met je vriendinnen. Als je met mij praat, help je me de moordenaar van Ayse te vinden. Het gaat om jouw nichtje. Jouw vlees en bloed. Ik zou weleens gewoon ja of nee willen horen, begrijp je dat?’

Haar lippen bewogen weer, maar het taboe was zo sterk dat het letterlijk haar mond gevangenhield, ze moest fysiek iets overwinnen voor ze kon praten.

‘Je moet erachter zien te komen wie Ayses vader geld heeft gegeven,’ zei ze plotseling en ze liep huiverend door, langs het tropisch zwemparadijs in de richting van het lege parkeerterrein bij de evenementenhal. De stad was hier op zijn lelijkst, bij deze grote, lukraak neergekwakte gebouwen met daartussen het nutteloze, vlekkerige asfalt waar de wind vrij spel had.

‘Wie…?’

‘Haar vader! Hikmet! Hij heeft zijn dochter alleen gelaten! Hij is naar de fruitautomaat gegaan!’

‘Heeft hij dat gezegd?’

‘Ha! Natuurlijk niet!’ Zijn gebrek aan begrip ergerde haar, nu ze zich op gevaarlijk terrein bevond.

‘Leg uit wat je bedoelt. Ik begrijp je niet.’

Ze schudde nijdig haar hoofd. ‘Denk je dat Hikmet jou alles vertelt? Dat hij zijn vrouw alles vertelt?’

‘Maar hoe weet je dan dat hij Ayse alleen heeft gelaten?’

‘Dat weet ik,’ zei Hatice. ‘Hij zegt wel dat hij bij haar is gebleven, maar dat is niet zo.’

‘Heeft iemand hem zien weggaan?’ vroeg Kressen.

‘Misschien. Dat weet ik niet. Maar hij denkt niet aan Ayse. Hij denkt aan zichzelf.’

Kressen kreeg zin haar door elkaar te rammelen. ‘Dus je weet het niet zeker?’

Ze schudde geërgerd haar hoofd. Kressen dacht aan het vage, oncontroleerbare verhaal van Ayses vader over haar vertrek uit de flat, zwaar leunend op de veronderstelde Turkse traditie dat mannen niet op kinderen passen.

‘Hij zegt dat hij geen geld had,’ zei Hatice. ‘Ayses moeder had overal gezocht voor ze wegging. En toch had hij geld.’

‘Waarom zocht Ayses moeder naar geld?’

‘Hij heeft toch geld nodig, voor de fruitautomaat?’

Kressen knikte.

‘Daarom mocht hij geen geld hebben. Hij moest toch op Ayse passen.’ Hatice draaide zich bruusk om en liep terug in de richting van de school. ‘Ik moet op tijd in de klas zijn.’

‘Vertel even of ik het goed begrijp,’ zei Kressen. Hij merkte dat ze haar pas versnelde. ‘De vader van Ayse moest oppassen op zijn kind. Zijn vrouw wilde zeker weten dat er geen geld in huis was, want dan wist ze dat hij Ayse alleen zou laten, om naar de fruitautomaat te gaan.’

‘Ja.’

‘Welke fruitautomaat?’

‘Maakt niet uit welke. Alles is goed.’

‘Heeft iemand hem geld gegeven?’

‘Ja. Maar wie? Dat zal wel niemand zeggen.’

Nu begreep Kressen het eindelijk. Het gedrag van Hikmet, Ayses vader, was voorspelbaar. Degene die hem geld had gegeven, had beter moeten weten.

‘Heb jij enig idee wie hem geld heeft gegeven?’

‘Nee. En die zal nu wel zeker zijn mond houden,’ zei Hatice, ‘die wil niet de schuld krijgen.’

Peter Kressen liep door de gang toen de deur van hoofdinspecteur Gavels kantoor energiek openzwaaide en Gavel, iets vooroverhellend, bijna tegen hem aan botste.

‘Wat is dat voor gelazer, Kressen?’ snauwde Gavel, kennelijk niet in het minst verrast. ‘Kom je niet meer op vergaderingen?’

‘Er lag nog wat onafgemaakt werk.’

‘Er lag een agent bezopen in de kroeg zal je bedoelen.’

‘Hij lag niet,’ zei Kressen.

‘Heb jij hem uit die kroeg geplukt?’

‘Ja.’

‘Hij was in uniform. Moeten we hem niet schorsen?’

‘Het viel nogal mee,’ zei Kressen. ‘Hij zit thuis en dat uniform zal hij al wel hebben uitgetrokken.’

‘Ik ben er niet kapot van.’ Gavel fixeerde Kressen. ‘Het was die Achterhoeker toch? Klein Driemen, Drimmelen, hoe heet hij…?’

‘Klein Drienen. Hij had te lang doorgewerkt.’

‘Belachelijk. Een politieman hoort zoiets niet te doen.’

Kressen vroeg zich af waarop Gavel doelde, te lang doorwerken of te veel drinken, maar hij hield zijn mond.

‘Enfin, ondertussen hebben we besloten hoe we het onderzoek aanpakken.’ Gavel keek op zijn horloge. ‘Vraag maar na bij Dorigo. Ik moet weg.’ Hij helde iets verder voorover voor hij de gang in liep. Kressen bleef naast hem lopen.

‘Even in telegramstijl: wat is de aanpak?’ vroeg Kressen.

‘De voetafdruk op de plek waar de takken zijn losgetrokken is een hard spoor van de dader. Dezelfde voetafdruk is aangetroffen bij dat voorraadje kinderporno.’

Gavel greep de leuning om de middelpuntvliedende kracht de baas te blijven terwijl hij de bocht naar de trap nam en dribbelde de treden af. Welk Amerikaans boek zou deze snelheid propageren? Beat them by being fit?

Kressen had geen moeite hem bij te houden, maar Gavels lichte huid toonde inmiddels een zweem van rood.

‘Zeden gaat het kinderpornocircuit doorlichten, op zoek naar de herkomst van die bladen. Hopelijk vinden we de eigenaar.

Dat is één. Punt twee: we gaan alle getuigen uit het park opnieuw horen over de man op het bruggetje, die met dat kind heeft gesproken.’

‘Daar zou die dronken agent het helemaal mee eens zijn.’

Gavel stond met een ruk stil. Kressen schoot twee, drie stappen door.

‘Maak jij flauwe geintjes?’ vroeg Gavel.

‘Klein Drienen werkte twee jaar geleden aan het onderzoek naar dat eerste Turkse meisje dat is verdwenen. Hij herinnerde zich dat er toen een tip is binnengekomen. Anoniem. Iemand had het meisje in een auto zien stappen. De chauffeur had hetzelfde signalement als de man op het bruggetje.’

Gavel zweeg. Hij probeerde te verbergen dat hij hijgde, maar slaagde daar niet helemaal in. ‘Waarom…’ hij slikte, ‘hoor ik dat nu pas?’

‘Ik kreeg vanochtend pas zekerheid.’

Twee passanten, wat oudere gebiedsagenten, stopten en begonnen geroutineerd een praatje terwijl ze Kressen en Gavel in het oog hielden.

‘Twee meisjes. Twee keer in Malburgen. Twee keer…’ Gavel dempte zijn stem tot vrijwel fluisteren ‘…die verdomde Bayram Amca met z’n heroïne en nou twee keer hetzelfde signalement.

Dat is geen toeval meer!’

‘Er is een probleem,’ zei Kressen. ‘Die man op het bruggetje heeft niks met Ayse te maken.’

‘Wat is dat nou voor gelul?’

‘Er is alleen een jochie van acht die de man op het bruggetje heeft gezien terwijl hij met Ayse sprak. En dat joch vertelde vanochtend dat het regende, toen hij dat zag.’

Gavel staarde Kressen aan, maar zei geen woord. In de verte klonken naaldhakken op de granieten vloer. Loretta Dorigo.

‘Het heeft de dag dat Ayse verdween niet geregend.’

Gavel stond bewegingloos, zelfs zijn blonde haar trilde niet bij de uiteinden. Loretta Dorigo’s driftige passen vertraagden, je kon haar verbazing bijna horen.

‘Is dat alles?’ vroeg Gavel plotseling.

‘Ja,’ loog Kressen.

‘Goed. Prima. Je gaat die Turkse getuige uit het park opnieuw aan de tand voelen.’

Gavels stem klonk hard en autoritair. Hij voelt het publiek achter zijn rug, dacht Kressen, dit wordt een show. ‘Zou er niet wat moeten gebeuren met deze informatie?’ vroeg hij zacht, ‘zoals onze mensen vertellen dat die vent op het bruggetje een verregend fantoom is? Een dwaalspoor?’

‘Het lijk van dat meisje is bij dat bruggetje gevonden. Dat is een hard spoor. Jij gaat dat Turkse joch vragen of hij de man op het bruggetje heeft gezien. Dan komen we er wel achter.’

‘We hebben geen idee hoe Ayse van de flat in het park is terechtgekomen,’ zei Kressen. ‘Zou het niet beter zijn om…’ Hij stopte verbaasd, want Gavel had zich omgedraaid en liep de gang in.

Drie, vier paar ogen richtten zich op Kressen.

‘Shit zeg,’ zei Loretta.

‘Was jij op die vergadering, vanochtend?’ vroeg Kressen.

‘Ja.’

‘Heb je verteld dat onze getuige dacht dat het regende toen die vent op dat bruggetje stond?’

Loretta knikte. ‘Maar niemand wilde ervan weten,’ zei ze. ‘Er waren allerlei theorieën over opgepoetste verklaringen en zo.’

Kressen zuchtte. ‘Wat wil jij dan?’ vroeg Loretta. ‘We kunnen toch moeilijk niks doen.’

‘Ik zou willen weten hoe Ayse in dat park is terechtgekomen.

Maar dat heeft momenteel geen prioriteit. Heb jij vullingen?’ Loretta knikte verbaasd.

‘Ik hoop dat ze goed vastzitten,’ zei Kressen, ‘we gaan praten met Arkan. Hij is vijf en heeft een stem als een tandartsboor.’