19
Meneer Yildirim, Ayses oom, werd gesignaleerd door het observatieteam toen hij thuiskwam. Hij liep na tien minuten weer naar buiten met een sleutelbos in zijn hand en werd door twee agenten aangehouden nog voor hij bij de deur van zijn garage was. Volgens hen reageerde hij ‘afwezig’ toen hem werd verteld dat hij voor een gesprek moest meekomen naar het bureau.
Kressen besloot hem zelf op te halen. Yildirim had Ayse als laatste gezien en hij had gelogen over de tijd die hij met haar had doorgebracht. Hij had een halfuur verdonkeremaand. Er was een getuige die hem Ayse had zien ophalen en hij was te laat gekomen volgens de absentielijsten van bureau Maatwerk. Dat waren tamelijk harde feiten.
Terwijl ze over de oude brug reden keek Yildirim naar de grijsbruine rivier. Klein Drienen had de achteruitkijkspiegel zo gedraaid dat hij hem in het oog kon houden. Er was weinig aan hem te zien. Onverschilligheid? Kressen vreesde dat Yildirim, als hij zijn nichtje iets had aangedaan, dat uit schaamte zelfs tegenover zichzelf zou ontkennen.
‘Hebt u gezocht naar Ayse?’ vroeg Kressen.
Yildirim knikte.
‘Waar?’
‘Overal. Park. School. Sportveld.’ Zijn stem klonk moe. Misschien had hij niet geslapen. ‘Veel mensen zoeken Ayse, uit Nederland en Duitsland.’ Yildirims ogen waren een beetje rood.
‘Hebt u met hen samen gezocht? Met Bayram Amca, bijvoorbeeld?’
Yildirim fronste even. ‘Nee. Ik ken Ayse. Ik ken de buurt. Ik zoek zelf.’ Hij wreef over zijn ogen.
‘Kent u Bayram Amca?’
‘Hij is de oom van Hikmet.’
Yildirim trok zijn jas niet aan voor de korte wandeling van de parkeerplaats naar het politiebureau. Zijn colbertje hing open en de bovenste twee knopen van zijn groene overhemd ook. Kressen verbaasde zich over de manier waarop Turkse mannen hun kleding droegen. Hoe goed de kwaliteit ook was, het leek altijd alsof ze erin hadden geslapen. Yildirim slenterde meer dan dat hij liep, zijn hoofd naar beneden. Ze leidden hem naar de kantoren van de technische recherche.
‘We hebben iets gevonden, meneer Yildirim,’ zei Kressen. ‘U mag er alleen naar kijken. U mag het beslist niet aanraken. Begrijpt u dat?’
‘Wat gevonden?’
Kressen moest alles nog een keer herhalen, maar toen knikte meneer Yildirim. Ayses fietsje was zo in de kamer gezet dat je helemaal naar binnen moest voor je er iets van kon zien, om meneer Yildirim goed in beeld van de camera’s te hebben voor zijn eerste reactie. Als hij iets met de verdwijning van Ayse te maken had, was hij degene die het fietsje in de struiken had gesmeten.
Yildirim werd lijkwit. Toen liep hij ernaartoe. Eromheen. Zijn ogen knipperden niet één keer.
‘Herkent u dit?’ vroeg Kressen.
‘Fietsje van Ayse.’ Meneer Yildirim fluisterde in het Turks.
‘Weet u dat zeker? Waaraan herkent…?’
‘Kijk,’ zei Yildirim, ‘wieltjes. Ik olie gegeven. Loopt soepel.’ Zijn stem brak. ‘Ik had niet…’ Hij onderbrak zichzelf. Klein Drienen wierp een snelle blik op Kressen.
‘Wat bedoelt u, meneer Yildirim?’
‘Waar fiets gevonden, waar?!’
‘In het park.’
Yildirim keek in de verte, zijn handen begonnen te trillen en hij sprak opnieuw, zacht, in zijn eigen taal. ‘Ik had haar niet moeten geven, dat fietsje,’ zei hij opeens.
‘Wanneer hebt u Ayse dat fietsje gegeven?’
‘Vorig jaar.’
Als je werd verrast tijdens een verhoor, was de beste methode om met een uitgestreken gezicht te zwijgen. Dat deed Kressen.
‘Voor verjaardag,’ zei Yildirim. ‘Zij was bijna te klein. Maar zij was heel blij.’
‘Hebt u dat fietsje gekocht voor Ayse?’ vroeg Kressen. Yildirim knikte. ‘Mijn zus heeft kleine geld.’ Hij maakte een verontschuldigend gebaar, had het waarschijnlijk liever niet gezegd.
‘En u bewaarde het fietsje in uw garage?’
Yildirim knikte.
‘Waarom daar? Waarom niet in de garagebox van Ayses ouders?’
Yildirim maakte een vreemd, kreunend geluid. ‘Dat heeft mijn zuster mij gevraagd,’ zei hij.
‘We moeten nog een keer praten over gistermiddag,’ zei Kressen, ‘u bent de laatste die haar heeft gezien.’
Yildirim kreunde nog een keer.
‘Waar zag u Ayse voor het eerst, gisteren?’ vroeg Kressen. ‘Denkt u goed na.’
Yildirim keek niet meer naar iets of iemand in de kamer. ‘Ayse speelde alleen bij de struiken. Ze was te klein voor de andere kinderen. Ik ben naar buiten gegaan en heb haar gehaald. Het was eerste dag van zomer. Zij was fiets vergeten.’ Hij glimlachte. ‘Het was alsof zij opnieuw cadeau kreeg.’ Yildirim trilde.
‘Eerst ik moet helpen. Ze leerde snel.’
‘Weet u nog hoe laat dat was, meneer Yildirim?’
Hij kreunde weer en sloeg zich met beide vuisten op zijn buik, verbeten, vastbesloten de tranen binnen te houden. ‘Ik kwam naar buiten om naar Maatwerk te gaan. Kwart voor vier.’
‘Niet eerder?’
‘Nee!’
‘Hoe lang bent u met haar in de garage geweest?’
Een kreet, in het Turks. Yildirim draaide zich om en liep naar de deur. Kressen en Klein Drienen zagen het allebei, sprongen naar voren maar waren hopeloos te laat. Ayses oom haalde zijn hoofd naar achteren en sloeg het vervolgens met al zijn kracht tegen de muur, net naast de deurpost. Het gaf een misselijkmakende klap en zijn hoofd stuitte terug, voor hij als een blok neerging.
Kressen en Klein Drienen bekeken nog een keer de band van Yildirims confrontatie met het fietsje samen met een Turkse tolk, die ontdaan de gebeurtenissen volgde.
‘Wat verschrikkelijk,’ zei hij, ‘hoe gaat het…?’
‘Kijk jij nou maar,’ zei Klein Drienen, ‘en vertaal.’
De eerste keer dat Yildirim Turks sprak, was nadat hij had gehoord waar het fietsje was gevonden.
‘Mijn kleine meisje, mijn lieve schat… Jij leeft niet meer.’ De tolk sprak haperend, alsof hij moest zoeken naar de goede formulering. Hij wendde zijn ogen af toen Ayses oom zichzelf op de buik sloeg.
‘Blijf kijken,’ zei Kressen, ‘hij praat!’
De gevoelige microfoon had het doffe geluid opgepikt van Yildirims vuisten die zijn buikspieren ranselden. Het leidde de tolk nogal af.
‘Mijn zuster, jij hebt alleen nog die… slechte echtgenoot.’ De tolk keek op naar Kressen. ‘Hij heeft veel zorgen.’
Op de band sprak Yildirim verder.
‘Ik wil niet meer leven,’ vertaalde de tolk trouwhartig. ‘Het is mijn schuld, mijn lieve schat is dood.’
Klein Drienen keek naar de monitor, waarop Ayses oom zich naar de muur draaide en zijn hoofd ertegenaan sloeg. ‘In hoeverre is dit…?’
‘… cultureel bepaald?’ vulde de tolk aan. ‘Turkse cultuur kent intensieve rouw. Is moeilijk te begrijpen voor Nederlandse mensen. In de Nederlandse cultuur…’
‘Maar die opmerking dat het zijn schuld is?’ vroeg Kressen, ‘is dat een bekentenis, in de Turkse zin van het woord?’
‘Ik mag alleen maar vertalen,’ zei de tolk, ‘ik mag niet oordelen.’
Toen ze omliepen naar de kamer waar Yildirim zat, dook aan het einde van de gang hoofdinspecteur Gavel op. Hij liep iets voorovergeheld, alsof zijn hoofd sneller was dan zijn rap bewegende voeten, maar tegenover Kressen en Klein Drienen stond hij kaarsrecht. ‘De brandweer is besteld om vanaf morgen te gaan dreggen en er gaat vanavond een pamflet de wijk in. Al wat verder met die oom?’
‘Moeilijk te beoordelen,’ zei Kressen.
Gavel keek geïrriteerd. ‘Wat houdt dat in?’
‘We kregen net de vertaling van een paar opmerkingen die hij maakte toen hij dat fietsje zag. Daar willen we hem mee confronteren.’
‘Wat voor opmerkingen?’
‘Dat Ayses verdwijning zijn schuld is. En dat ze dood is.’
Gavel knikte kort. ‘Nou, ga daar in ieder geval op verder. We kammen die garage uit, misschien dat we daar wat vinden.’
‘Kan dat niet even wachten?’ vroeg Kressen, ‘we zijn nog met die man bezig…’
‘Het gaat om een verdwenen kind, verdorie,’ zei Gavel terwijl hij kwaad naar Kressen keek. ‘We laten ons niet meer aan het lijntje houden.’ Hij liep zonder groet verder.
Meneer Yildirim drukte een zak met ijsklontjes tegen zijn voorhoofd, maar hij stond direct op toen Kressen het kantoor binnenkwam. ‘Ik moet terug. Ayse zoeken.’
‘Waarom zegt u dat het uw schuld is dat Ayse weg is?’ vroeg Kressen plompverloren.
‘Zij is een klein meisje, ze kan niet ver lopen. Maar met de fiets…’
Yildirim had gehuild, toen hij bijkwam. Zijn ogen waren rood.
‘Ik heb haar fiets gegeven.’
‘Waarom is Ayses vader een waardeloze man?’
Wat Yildirim zei klonk als een krachtterm. ‘Fruitmachine.’ Hij schaamde zich. ‘Hij gek van machine. Verkoopt alles voor geld, voor machine.’ Kressen zweeg.
‘Daarom staat het fietsje van Ayse in mijn garage.’
‘Waarom zegt u dat Ayse dood is?’
‘Zij is al weg vanaf gisteren. Nacht. Nieuwe dag. Fietsje is in park gevonden.’ Yildirims ogen keken treurig in de zijne. ‘Wat denkt u?’
Kressen voelde de blik van Klein Drienen, die hetzelfde dacht als hij. De kans dat Ayse nog leefde, was erg klein.
‘Wij willen graag in uw garage zoeken,’ zei Kressen. ‘Het is de plaats waar Ayse het laatst is gezien. Wilt u daarvoor toestemming geven?’
Yildirim keek hem verrast aan. ‘Als u moet zoeken, prima. Maar Ayse is niet daar. Ik denk dat zij in het park is. Niet ver van het fietsje.’
‘Waarom?’
‘Ze is een klein meisje. Zover fietsen, dan is ze moe. Geen zin meer om te lopen.’
Hij durft niet aan de mogelijkheid te denken dat iemand haar heeft meegenomen, dacht Kressen. ‘Gaat u mee?’ zei hij. ‘We brengen u even thuis.’
Kressen probeerde vanuit de auto naar Gavel te bellen, maar die hield zich onbereikbaar. De technisch rechercheurs waren ook niet meer in hun kantoren. Kressens vrees werd bewaarheid toen ze de Vliegenzwamstraat in reden. Voor de garage stond een massa mensen te kijken hoe rechercheurs in witte weggooioveralls de garage in en uit liepen. De dikke vrouw stond, met haar hondje op de arm, vooraan, haar paarse lippen in een tevreden glimlach geplooid. Kressen zag Yildirim verbaasd naar de drukte kijken. Zijn voorhoofd was gezwollen en klopte angstig, maar Yildirim liet niets merken van pijn of duizeligheid.
‘Hoe openmaken?’ vroeg hij. ‘Wij hebben maar één sleutel.’
Het antwoord werd duidelijk toen ze voor de deur stonden. Het slot was opengebroken, een smet op de verder keurige garage. Middenin stond een grote, petrolkleurige Audi, langs de ene zijkant een paar fietsen, aan de andere kant een werkbank met gereedschap.
‘Waarom is de deur kapot?’ vroeg Yildirim.
‘Het spijt me,’ zei Kressen. Yildirim sprak met een paar mannen uit de groep. Ze klonken niet vriendelijk. Een grote, brede man met een dunne, leren jas aan boog zich voorover uit de rij toeschouwers. Het grijze hoofd draaide en de zeldzaam kwaadaardige blik van Bayram Amca viel op Kressen.