18

Vuile kleren lagen door de hele gang. Dennis verzamelde alles en propte het in de oude wasmachine, hing de afvoerslang in het lavet, ontdekte dat er weer geen waspoeder was gekocht, schraapte de aangekoekte klonten uit de hoeken van de doos en propte ze in het wasbolletje. Uit de kamer klonk het geluid van een Amerikaanse talkshow.

‘Allemaal namaak,’ riep hij, ‘acteurs, of gekken die acteur willen worden.’

‘Maar wel leuk!’ riep Elena. Ze had de tafel aan de kant geschoven, twee dekbedden op de grond gelegd en alle kussens om zich heen verzameld. Dennis maakte thee, koffie en brood in de keuken, bracht alles naar de kamer en liet zich op de bank achter Elena’s geïmproviseerde bed zakken.

‘Heb je geen salade gemaakt?’ vroeg Elena teleurgesteld. Ze leunde met haar hoofd achterover op zijn knie. Haar rode haar viel opzij, haar ogen hadden een middenkleur blauw.

‘Ik eet,’ zei Dennis. Haar ogen verkleurden, maar niet naar hardblauw zoals hij had verwacht en ze streelde haar buik. ‘Ik denk dat zij op jou gaat lijken. Als ze slaapt, kan ze ook zo stil liggen.’ Elena glimlachte. Dennis voelde de paniek pas toen hij zijn mond weer vol brood met pindakaas had gepropt. Hij kauwde en slikte.

‘Stil liggen? Hoezo stil liggen?’

‘Gewoon,’ zei Elena terwijl ze over haar buik streek, ‘slapen. De hele ochtend al.’

‘Hoe weet je dat? Hoor je haar snurken of zo?’ Hij stond op en schopte het kussen dat hem voor de voeten lag de kamer door, rukte de kastdeur open en staarde woedend naar de volgepropte planken.

‘Je zou kunnen stapelen!’ schreeuwde hij getergd, ‘vuilnis bij vuilnis, boeken bij boeken…’

Dreigbrieven van de bibliotheek lagen er, sinaasappelschillen, een bord met een rimpelige schimmelkorst, onderbroeken, oude kranten, bankafrekeningen en badstof rompertjes, maar uiteindelijk vond hij de plastic hoorn. De ene kant liep wijd uit, de andere kant was een ronde voet als van een wijnglas, met een klein gat in het midden. Hij was meegekomen in de ‘blijde doos’ die door de verkopers van babyproducten gratis werd bezorgd bij iedere aanstaande moeder in Nederland en diende om de hartslag van het ongeboren kind mee te beluisteren.

‘Liggen,’ zei Dennis en hij zette de televisie uit. ‘Buik bloot.’

Elena gehoorzaamde hem onmiddellijk. Dennis zette de toeter op haar matglanzende huid en legde zijn oor op de koude, platte voet. Niets. Zoekend schoof hij het ding heen en weer terwijl hij zijn oor ertegen perste. Boven de navel, onder de navel… Zijn oor deed pijn en wat hij hoorde kwam zelfs niet in de buurt van de gewijde stilte net voor je de hartslag ontdekte.

Hij keek naar de voet. Het gat was klein, misschien perste hij een welving van zijn oorschelp net op de opening. Of hij hield de hoorn verkeerd om.

De platte voet leek aan Elena’s buik te kleven, maar toen Dennis zijn oor in de wijde toeter stak, hoorde hij alleen ruis, de ruis die je hoort als je een grote schelp bij je oor houdt, het ruisen van de zee. Door de ruis heen klonk van ver een hartslag, precies gelijk met de zijne die hoog in zijn keel beukte. ‘Hoe werkt dit godverdomde kloteding?!’ brulde Dennis. Elena haalde haar schouders op, maar aan haar ogen kon hij zien dat ze moest lachen. Hij smeet de hoorn in de hoek en perste zijn oor tegen haar huid, wanhopig op zoek naar het geluid dat hij zo duidelijk had gehoord bij de verloskundige: de snelle, soepele hartslag van een ongeborene.

Elena’s buik schokte. En weer. Ze glimlachte. ‘Jouw meisje heeft de hik.’ Ze pakte zijn gezicht. ‘Ik voel wat er gebeurt met haar.’

‘Verdomde hekserij,’ mompelde Dennis, ‘echo’s wil ik zien. Een uitdraai met pieken en dalen.’

‘Je schrok,’ constateerde Elena. Dennis ging tegen haar aan liggen, een hand op haar buik. ‘Dat vind ik lief, dat je je zorgen maakt.’

‘Straks krijg ik een hartaanval.’

Ze streelde zijn haar en het was even stil.

‘Welke dealers werken er via pizzakoeriers?’ vroeg Dennis. Haar ademhaling veranderde, werd iets hoger en oppervlakkiger. Hij keek in haar ogen. Donkerblauw. Angstig.

‘Het gaat niet om jou. Of mij.’

Elena liet niet veel los over haar eerste twee jaar in Nederland. Ze zat nog in ‘de procedure’ toen ze het dodelijk eentonige opvangcircuit verruilde voor een leven in de nachtelijke binnensteden met verkeerde vriendjes, verkeerde middelen en nog veel meer waarover ze niet sprak. Ze had zichzelf eruit gevochten, maar de herinneringen zaten als teken in haar ziel.

‘Ibrahim wordt door zo’n figuur gebruikt.’

Elena keek hem bevreemd aan. ‘Wat moet jij toch met die jongen?’

‘Je mag kinderen niet laten stikken.’

Ze schudde haar hoofd. ‘Als hij dat doet, is hij geen kind meer.’

Dennis bleef haar aankijken.

‘Als hij nog geen schulden heeft, kan hij er zelf uitstappen,’ zei ze. ‘Als hij er dieper in zit…’ Haar ogen waren donkerblauw. ‘Ga met zijn vader praten.’

‘Je wilde wat anders zeggen.’

‘Wij wonen hier. We hebben bijna een kind.’

Dennis bleef Elena aankijken tot ze toegaf. ‘Als hij er dieper in zit, beslist het hoofd van de familie van die pizzabaas.’

‘Valt er met dat soort mensen te praten?’

Elena schudde haar hoofd. ‘Vraag je eens af hoe prettig die mensen het zullen vinden dat jij weet dat zij dealen, Dennis.’

Hij schrok wakker van Elena’s onrustige gedraai. Blosjes op haar wangen, kortademig. Hij keek op zijn horloge. Vier uur in de middag. Het zweet brak hem opeens uit. Zouden de weeën zijn begonnen? Hij rolde opzij en stond op. Elena sliep gelukkig verder. Hij had de middag verslapen, kostbare tijd verknoeid.

Dennis liep met de telefoon naar de keuken terwijl hij in zijn achterzak tastte. Hij vond het stugge kartonnetje met het nummer van het gritstraalbedrijf. Zij zouden de bus in een halve ochtend schoon hebben. Toen de telefoon voor de eerste keer overging, kwam Elena binnenschommelen en sloeg haar armen om zijn nek.

‘Zelfs mijn neus is gezwollen van het vocht,’ kreunde Elena, ‘ik wou dat ze opschoot!’

‘Van mij mag ze nog even blijven zitten,’ zei Dennis gedachteloos.

‘Eerst moet ik persen om het op gang te brengen, nu weer wachten! Wil jij wel een kind?’

Dennis schudde zijn hoofd en wees op de telefoon.

‘Gebroeders Evers straalbedrijf!’ De gebroeders Evers hadden een opgewekte telefoniste. Dennis draaide zich om en informeerde naar de prijs voor het stralen van een vrachtwagenbodem.

‘Is die wagen gestript? Kaal?’

‘Nee. Ingericht en al,’ zei Dennis.

‘Zij is jouw kind!’ riep Elena, expres overdrijvend. ‘Je mag haar niet afwijzen!’

‘Dat wordt boven de tweeduizend,’ zei de telefoniste streng.

‘Dank u,’ zei Dennis en zette de telefoon uit. Hij keek Elena aan.

‘Overmorgen vertrekt René, een dag later is de keuring van de bus en daarna moet ik rijexamen doen. En dan moet ik met elf wandelaars op reis. Ik zit echt een beetje… vol.’

‘Dan moet iemand jou helpen,’ zei Elena. Dennis staarde langs haar rode haar door het keukenraam en zag een bekende gestalte langs de dichtgetimmerde winkels slenteren. Hij kuste Elena’s kruin. ‘Soms ben je heel slim,’ zei hij. ‘Hou je benen gekruist. Doe het voor mij!’

Dennis rende de trappen af naar de achteringang bij de kelderboxen, deed de deur open en wenkte Ibrahim. Ibrahim slenterde achteloos tot bij de deur en glipte naar binnen. Hij zei niets voor ze in Elena’s kelderbox zaten.

‘Waarom werk jij als pizzakoerier?’ vroeg Dennis.

‘Geld,’ zei Ibrahim schouderophalend.

‘Je kan bij mij geld verdienen. Veel uren maken. Als je vrij bent, meteen naar de schuur. ’s Avonds ook. Omdat het rotwerk is, krijg je zeven gulden vijftig per uur.’

Ibrahim knikte. ‘Ik moet wel om vijf uur mijn zussen halen.’

‘Geen probleem.’

‘Goed.’

Dennis kon het nauwelijks geloven. ‘Dit is serieus, Ibrahim. Alleen maar krabben. En snel werken.’

‘Is goed.’

‘Morgen beginnen. Hoe laat ben je er?’

‘Twaalf uur. Er is een leraar ziek.’ Ibrahim keek op een plastic horloge. ‘Ik moet mijn zussen halen.’ Dennis keek hem na terwijl hij door de achterdeur naar buiten rende.

Op de terugweg kwam hij in het trappenhuis de dikke Turkse jongen en zijn blonde vriendje tegen.

‘Hallo, Arif,’ zei Dennis, ‘was het leuk op de werkplaats?’ De Turkse jongen knikte en grijnsde verlegen toen Dennis hem op de brede schouder sloeg. De blonde jongen zag zijn kans schoon. Hij trok razendsnel het deurtje van de goederenlift open, greep het bruine kokostouw en zwiepte het heen en weer. Het liftje, een houten kist met een contragewicht in een koker, dreunde ergens boven hen heen en weer.

‘Dat mag niet!’ kreet Arif terwijl hij de blonde jongen wegtrok, ‘niet leuk! Iedereen geschrokken!’

‘Is Bert er nog?’ vroeg Dennis, ‘jullie chauffeur?’

‘Bert geeft ook rijles,’ zei Arif, ‘en hij heeft honden. Hij is heel knap!’

Buiten stond alleen het busje van het taxibedrijf, maar na een poosje kwam Bert in zijn rode colbertje kwiek de hoek om lopen. Hij droeg een paar enveloppen met de afslankmiddelen die hij, tijdens werkuren, verhandelde. Zelf slikte hij uit een groezelig plastic doosje met acht vakjes een formidabel aantal pillen per dag en spoelde ze weg met liters thee die rook naar oud afwaswater.

‘Jij bent verstandig geworden,’ zei Bert zodra hij Dennis zag, ‘jij wilt een starterspakket van “Vit for Life”.’ Hij stak een gele envelop naar voren.

‘Nee,’ zei Dennis, ‘ik wil nog wat lessen in de vrachtwagen.’

Bert lachte. ‘Oók verstandig.’ Hij ging in het busje zitten en pakte zijn agenda. ‘Vanavond, acht uur?’

‘Vanaf morgen,’ zei Dennis.

‘Dat wordt kort dag,’ zei Bert.

‘Wat bedoel je? Heb ik nog zoveel lessen nodig? Heb jij zo weinig tijd?’

‘Ik heb tijd zat,’ zei Bert.

‘Goed,’ zei Dennis, ‘morgen. Van acht tot tien?’

Bert knikte. Ibrahim kwam de straat weer inlopen.

‘Als die knul in de buurt is, kan je beter je handen op je zakken houden.’ Bert keek Ibrahim besmuikt na. ‘Meer zeg ik niet. Meer hoef ik ook niet te zeggen.’

Op tien meter afstand volgden Ibrahims zusjes. Het waren stille meisjes in lichte, lange kleren. Ze droegen allebei een witte hoofddoek met een geborduurd randje. De jongste maakte piepkleine hinkelpasjes, nauwelijks zichtbaar onder de jurk die over haar enkels viel. De oudste zag het busje en stootte haar zusje aan. Prompt leken ze allebei te verdwijnen in hun kleding, alsof ze niet meer bewogen maar er twee aangeklede zuiltjes over straat schoven.

‘Morgen, acht uur,’ zei Dennis.

‘Die mogen niks,’ zei Bert. Hij knikte naar de meisjes die de trap op liepen. Ze hielden zelfs hun handen onder hun kleding verborgen. ‘Helemaal niks.’