31

2 december – 3 december

Ove Levin werd in een opperbeste stemming wakker op Slot Häringe, na een lange conferentie over de digitalisering van de media, die was afgesloten met een groot feest waarop de champagne en de sterkedrank rijkelijk hadden gevloeid. Een zeikerige, mislukte vakbondsvertegenwoordiger van het Noorse Kveldsbladet had zich weliswaar laten ontvallen dat Serners feesten ‘duurder en luxueuzer worden naarmate jullie meer mensen ontslaan’ en een kleine scène geschopt die tot gevolg had dat Ove rode wijn op zijn maatcolbertje had gekregen, maar dat nam hij graag op de koop toe, vooral omdat hij in de kleine uurtjes Natalie Foss mee had kunnen nemen naar zijn hotelkamer.

Natalie was een zevenentwintigjarige controller en verdomd sexy, en ondanks zijn beschonken toestand had Ove haar vannacht en vanmorgen toch flink kunnen nemen. Nu was het al negen uur; zijn mobieltje rinkelde en zoemde, en hij had een onbehoorlijke kater, zeker gezien alles wat hij nog moest doen. Aan de andere kant: hij was een knokker op dat gebied. ‘Work hard, play hard’ was zijn lijfspreuk, en Natalie, allemachtig! Hoeveel vijftigjarigen weten zo’n grietje te strikken? Niet veel.

Maar nu moest hij opstaan. Hij was duizelig en misselijk, en wankelde naar de badkamer om te plassen. Daarna checkte hij zijn aandelenportefeuille. Dat was altijd een goede start op ochtenden waarop je een kater had, dus hij pakte zijn mobieltje en ging naar de website van zijn bank. Eerst begreep hij het niet. Er moest iets fout zijn gegaan, een technisch malheur.

De waarde van zijn aandelenportefeuille was gekelderd en toen hij trillend de inhoud ervan inspecteerde, zag hij iets heel merkwaardigs. Zijn grote belegging, Solifon, was zo goed als niets meer waard. Hij snapte er niets van. Koortsachtig ging hij naar de beurspagina’s en overal stond hetzelfde:

 

nsa en solifon gaven opdracht tot moord

op professor frans balder. onthulling

tijdschrift millennium schokt wereld

 

Wat hij daarna deed, kon hij zich later niet goed meer herinneren. Waarschijnlijk schreeuwde hij het uit en vloekte hij en sloeg hij met zijn vuisten op de tafel. Hij herinnerde zich nog vaag dat Natalie wakker was geworden en had gevraagd wat er aan de hand was. Maar het enige wat hij zeker wist, was dat hij lange tijd boven de toiletpot had gehangen en had overgegeven alsof er geen eind aan kwam.

 

Gabriella Granes bureau bij de veiligheidsdienst was keurig opgeruimd. Ze zou nooit meer terugkomen. Toch zat ze nog even achterover in haar stoel in Millennium te lezen. De voorpagina zag er niet uit zoals ze verwachtte van een blad dat de scoop van de eeuw bracht. Hij was op zichzelf wel mooi, zwart, verontrustend, maar er stonden geen foto’s op, alleen boven aan de tekst:

 

ter nagedachtenis aan andrei zander

 

Verder daaronder stond:

 

de moord op frans balder en hoe

de russische maffia samenwerkte met de nsa

en het grootste amerikaanse computerconcern

 

Op pagina 2 stond een portret van Andrei en hoewel Gabriella hem nooit had ontmoet, werd ze er erg door geraakt. Andrei zag er aantrekkelijk en een beetje broos uit. Zijn glimlachje was onzeker, aarzelend. Zijn houding had iets fels en toch onzekers. In de begeleidende tekst, ondertekend door Erika Berger, stond dat Andreis ouders bij een bomaanslag in Sarajevo waren omgekomen. Er stond dat hij hield van het tijdschrift Millennium, de dichter Leonard Cohen en de roman Sostiene Pereira van Antonio Tabucchi. Hij droomde van de grote liefde en de grote primeur. Zijn lievelingsfilms waren Zwarte ogen van Nikita Michalkov en Love Actually van Richard Curtis, en hoewel Andrei een enorme hekel had aan mensen die anderen kwetsten, sprak hij nooit kwaad over iemand. Zijn reportage over dak- en thuislozen in Stockholm beschouwde Erika als een journalistieke klassieker. Ze schreef:

 

Mijn handen trillen terwijl ik dit schrijf. Gisteren is onze vriend en medewerker Andrei Zander dood aangetroffen op een vrachtschip in Hammarbyhamnen. Hij was gemarteld. Hij heeft zwaar geleden. Dit verdriet zal ik de rest van mijn leven niet meer kwijtraken. Maar ik ben ook trots.

Ik ben er trots op dat ik het voorrecht heb gehad met hem te werken. Ik heb nog nooit een zo toegewijd journalist en zo oprecht aardig mens gekend. Andrei is zesentwintig jaar oud geworden. Hij hield van het leven en van journalistiek. Hij wilde onrechtvaardigheden aan de kaak stellen en weerlozen en ontheemden helpen. Hij werd vermoord omdat hij een klein jongetje wilde beschermen dat August Balder heet, en wanneer we in dit nummer een van de grootste schandalen van deze tijd onthullen, eren we Andrei daarbij in elke zin.

Mikael Blomkvist schrijft in zijn artikel: ‘Andrei geloofde in de liefde. Hij geloofde in een betere wereld en een rechtvaardigere samenleving. Hij was de beste van ons!’

 

Dit artikel, dat meer dan dertig pagina’s van het tijdschrift besloeg, was misschien wel het beste journalistieke proza dat Gabriella Grane ooit had gelezen en hoewel ze tijd en ruimte vergat en soms tranen in haar ogen kreeg, moest ze toch lachen toen ze las:

 

Topanalist Gabriella Grane van de Säpo

toonde unieke burgermoed
.

 

Het verhaal kwam eenvoudigweg hierop neer: een groep, geleid door commander Jonny Ingram – die in functie vlak onder nsa-directeur Charles O’Connor stond en nauwe contacten onderhield met het Witte Huis en het Congres – had een grote hoeveelheid bedrijfsgeheimen waarover de organisatie beschikte gebruikt om er zelf beter van te worden, daarbij geholpen door een stel omgevingsanalisten van de afdeling Y van Solifon. Als het daarbij was gebleven, was het een schandaal geweest waarvoor je in zekere zin nog begrip had kunnen opbrengen.

Maar de gebeurtenissen namen een kwaadaardige loop toen de criminele bende de Spiders ten tonele verscheen. Mikael Blomkvist kwam met bewijzen dat Jonny Ingram samenwerkte met de rijzende ster in de Russische Doema, Ivan Gribanov, en met Thanos, de mysterieuze leider van de Spiders, en dat ze samen voor duizelingwekkende bedragen ideeën en nieuwe technologieën van hightechbedrijven hadden gestolen en doorverkocht. Toch stortten ze pas echt in de morele afgrond toen professor Frans Balder hen op het spoor kwam en ze besloten hem uit de weg te ruimen. Dat was natuurlijk het meest onvoorstelbare van het hele verhaal: een van de hoogste bazen van de nsa was ervan op de hoogte dat een Zweedse topwetenschapper zou worden vermoord en stak geen vinger uit om dat te voorkomen.

Toch – en daar toonde Mikael Blomkvist zijn grootheid – werd Gabriella niet het meest geraakt door de beschrijving van de politieke vuiligheid, maar door het menselijke drama, door het toenemende inzicht dat we in een zieke wereld leven, waarin alles, of het nu belangrijk is of niet, in de gaten wordt gehouden en waar alles wat geld kan opleveren voortdurend wordt uitgebuit.

Toen Gabriella klaar was met lezen, merkte ze dat er iemand in de deuropening stond. Het was Helena Kraft, in even mooie kleren als altijd.

‘Hallo,’ zei ze.

Gabriella dacht er onwillekeurig aan terug hoe ze Helena ervan had verdacht dat zij het lek was in het onderzoek, maar dat was een verzinsel van haar eigen demonen geweest. Wat ze had aangezien voor de schaamte van een schuldige was in werkelijkheid alleen Helena’s schuldgevoel omdat het onderzoek niet professioneel werd uitgevoerd – dat had Helena tenminste gezegd tijdens hun lange gesprek na de bekentenis en aanhouding van Mårten Nielsen.

‘Hallo,’ antwoordde Gabriella.

‘Ik kan niet genoeg benadrukken hoe jammer ik het vind dat je weggaat,’ zei Helena.

‘Aan alles komt een eind.’

‘Heb je enig idee wat je gaat doen?’

‘Ik ga naar New York. Ik wil iets doen met mensenrechten en zoals je weet heb ik een tijd geleden al een aanbieding van de VN gehad.’

‘Het is vervelend voor ons, Gabriella, maar het is je van harte gegund.’

‘Dus mijn verraad is me vergeven?’

‘Niet door ons allemaal, kan ik je verzekeren. Maar ik zie het alleen als blijk van je goede karakter.’

‘Dank je, Helena.’

‘Ga je hier op kantoor nog iets zinnigs doen voordat je stopt?’

‘Vandaag niet. Ik ga naar de herdenkingsbijeenkomst voor Andrei Zander in het perscentrum.’

‘Dat klinkt goed. Ik moet me bij de regering verantwoorden voor deze chaos. Maar vanavond zal ik het glas heffen op de jonge Zander en op jou, Gabriella.’

 

Alona Casales zat van een afstandje naar de paniek te kijken en glimlachte heimelijk. Ze keek vooral naar admiraal Charles O’Connor, die aan kwam sluipen alsof hij helemaal niet de baas was van de machtigste inlichtingendienst van de wereld, maar eerder een geïntimideerd schooljongetje. Aan de andere kant zag iedereen die een gezaghebbende functie bij de nsa had er vandaag geïntimideerd en miezerig uit. Iedereen behalve Ed natuurlijk.

Maar Ed was eigenlijk ook niet vrolijk. Hij zwaaide met zijn armen, zweette en was opvliegend. Hij straalde echter zijn gebruikelijke autoriteit uit en je kon zien dat zelfs O’Connor bang voor hem was. Maar dat was ook niet zo gek. Ed was van zijn reisje naar Stockholm teruggekomen met pure dynamiet. Hij had een ontzettende heibel gemaakt en op alle niveaus beterschap geëist, en daar was de nsa-baas niet bepaald blij mee. Die had Ed het liefst meteen naar Siberië gestuurd.

Toch kon hij niets doen. Hij kroop helemaal in elkaar terwijl hij naar Ed toe liep, die gewoontegetrouw niet eens de moeite nam om op te kijken. Ed negeerde de baas net zoals hij alle arme drommels negeerde voor wie hij geen tijd had. En het werd er bepaald niet beter op voor O’Connor toen het gesprek eenmaal op gang kwam.

Ed leek nogal tekeer te gaan en hoewel Alona er geen woord van kon verstaan had ze wel degelijk een vermoeden van wat er werd gezegd, of liever gezegd: van wat er niet werd gezegd. Ze had lang met Ed gesproken en wist dat hij weigerde ook maar iets te zeggen over hoe hij aan zijn informatie was gekomen en dat hij sowieso niet van plan was op welk punt dan ook iets toe te geven, en ze merkte dat ze dat leuk vond.

Ed bleef zich opwinden en Alona nam zich heilig voor zich in te zetten voor het fatsoen binnen de organisatie en Ed alle steun te geven die hij maar nodig had als er problemen ontstonden. Ze nam zich ook voor Gabriella Grane te bellen en een laatste poging te wagen haar mee uit te vragen, als het tenminste klopte dat Gabriella op weg hierheen was.

 

Ed negeerde de baas van de nsa eigenlijk niet bewust, maar hij wilde gewoon niet ophouden met waar hij mee bezig was – twee van zijn controllers uitschelden – alleen maar omdat de admiraal voor zijn neus stond, dus hij draaide zich pas na een minuutje of zo om en zei toen best vriendelijk, niet om te slijmen of om zijn nonchalance goed te maken, maar gewoon omdat hij het meende: ‘Je deed het goed op de persconferentie.’

‘O ja?’ zei de admiraal. ‘Het was anders wel een beproeving.’

‘Wees blij dat ik je de tijd heb gegeven om je erop voor te bereiden.’

‘Blij? Ben je niet goed snik? Heb je de kranten gezien? Die publiceren allemaal foto’s van Ingram en mij samen. Ik voel me totaal besmeurd.’

‘Let dan voortaan in godsnaam ook beter op je naaste medewerkers.’

‘Hoe durf je zo tegen me te praten?’

‘Ik praat hoe ik wil, verdomme. Het is crisis in het bedrijf en ik ben verantwoordelijk voor de beveiliging, en ik heb geen tijd en word niet betaald om beleefd en vriendelijk te zijn.’

‘Pas op je woorden ...’ begon de nsa-baas.

Maar hij raakte de draad kwijt toen Ed opeens met zijn hele berenlijf overeind kwam – of dat nu was om zijn rug te rechten of om zijn autoriteit te onderstrepen.

‘Ik heb je naar Zweden gestuurd om dit op te lossen,’ vervolgde de admiraal. ‘Maar toen je terugkwam, was alles helemaal naar de kloten. Een complete ramp.’

‘De ramp was toen allang gebeurd,’ snauwde Ed. ‘Dat weet je net zo goed als ik, en als ik niet naar Stockholm was gegaan en me niet een slag in de rondte had gewerkt, hadden we nu niet de tijd gehad om een slimme strategie uit te denken en wees eerlijk: juist daardoor heb jij ondanks alles je baan nog.’

‘Dus ik moet je bedanken, bedoel je?’

‘Feitelijk wel, ja! Nu kon je die klootzakken van je er nog net voor de publicatie uit gooien.’

‘Maar hoe kon die rotzooi in dat Zweedse blad komen?’

‘Dat heb ik je al tig keer uitgelegd.’

‘Je hebt verteld over je hacker, maar daar heb ik alleen vermoedens en geleuter over gehoord.’

Ed had beloofd Wasp buiten dit circus te laten en die belofte wilde hij houden.

‘Verdomd bevoegd geleuter dan toch,’ antwoordde hij. ‘De ­hacker, wie het ook is, moet Ingrams bestanden hebben gekraakt en naar Millennium hebben gelekt, en dat is niet best; dat ben ik met je eens. Maar weet je wat het ergste is?’

‘Nou?’

‘Het ergste is dat we de hacker hadden kunnen pakken en hem zijn ballen hadden kunnen afsnijden en al dat gelek hadden kunnen stoppen. Maar toen kregen we de opdracht om op te houden met ons onderzoek, en toen nam jij het ook niet bepaald voor me op.’

‘Ik heb je naar Stockholm gestuurd.’

‘Maar mijn jongens gaf je vrij en toen was het in één klap gebeurd met onze klopjacht. Nu zijn de sporen uitgewist. We kunnen natuurlijk wel weer gaan zoeken, maar zou het ons op dit moment uitkomen als bleek dat een of ander lullig hackertje ons er zo tussen heeft genomen?’

‘Misschien niet. Maar ik ben van plan flink wraak te nemen op Millennium en die journalist, die Blomström, daar kun je van op aan.’

‘Blomkvist is het. Mikael Blomkvist. En ja, doe dat. Succes, zou ik zeggen. Je populariteit zal beslist stijgen als je Zweden binnenstormt en de grootste held van de journalistiek daar nu oppakt,’ zei Ed, en toen mompelde de nsa-baas iets onverstaanbaars en vertrok.

Ed wist maar al te goed dat de admiraal een Zweedse journalist niet zou laten arresteren. Charles O’Connor vocht voor zijn politieke leven en kon zich geen waaghalzerijen permitteren. Ed besloot maar eens een praatje te gaan maken met Alona. Hij had er genoeg van om zich uit de naad te werken. Hij wilde iets pretentieloos doen en besloot haar een drankje aan te bieden in een café.

‘Laten we er eentje gaan drinken op alle commotie,’ zei hij grijnzend.

 

Hanna Balder stond boven aan de kleine heuvel bij Schloss Elmau; ze gaf August een zetje en zag hem de helling af suizen op het ouderwetse houten sleetje dat ze van het hotel had mogen lenen. Even later, toen haar zoon beneden bij een bruin schuurtje tot stilstand was gekomen, liep ze op haar wandelschoenen naar hem toe. De zon liet zich vaag zien, er viel lichte sneeuw en het was bijna windstil. Verderop rezen de toppen van de Alpen op tot aan de hemel en voor haar strekten zich de weidse dalen uit.

Hanna had haar hele leven nog nergens zo chic gelogeerd en August herstelde goed, niet in de laatste plaats dankzij de inzet van Charles Edelman. Maar gemakkelijk was het niet. Ze voelde zich ellendig. Ook nu, op de heuvel, bleef ze twee keer staan en greep ze naar haar borst. Het afkicken van de pillen – allemaal benzodiazepinen – was moeilijker dan ze zich had kunnen voorstellen en ’s nachts lag ze krom als een garnaal in bed en zag ze haar leven in het meest genadeloze licht. Soms stond ze op, bonsde ze met haar vuist tegen de muur en huilde. Ontelbare keren vervloekte ze Lasse Westman en zichzelf.

Maar toch ... er waren ook momenten waarop ze zich merkwaardig gezuiverd voelde en korte periodes beleefde die toch sterk op geluk leken. Er waren momenten, wanneer August aan zijn vergelijkingen en cijferreeksen werkte en soms antwoord gaf op haar vragen, zij het vaak eenlettergrepig en onduidelijk, waarop ze dacht dat het echt beter zou worden.

Ze begreep haar zoon echter niet. Hij was haar nog altijd een raadsel. Soms sprak hij in cijfers, in grote getallen tot de macht van even grote getallen, en dan leek hij te denken dat zij het wel begreep. Maar er was iets ongelooflijks gebeurd. Ze zou nooit vergeten hoe August op de eerste dag aan het bureau in hun kamer zat en lange, kronkelende vergelijkingen opschreef, die ze fotografeerde en naar de vrouw in Stockholm stuurde.

Laat op de avond van die dag kreeg ze een sms’je op haar Black­phone: Zeg tegen August dat we de code hebben gekraakt!

Ze had haar zoon nog nooit zo gelukkig en trots gezien als toen, en hoewel ze er nooit achter was gekomen waar het om ging en er nooit meer met een woord over had gerept, zelfs niet tegen Charles Edelman, was het heel belangrijk voor haar. Ze was ook trots op August, onnoemelijk trots zelfs.

Ze begon zich ook hartstochtelijk te interesseren voor het savantsyndroom en wanneer Charles Edelman in het hotel was, zaten ze nadat August naar bed was gegaan nog vaak tot in de kleine uurtjes te praten over de talenten van haar zoon, en over nog veel meer trouwens.

Ze wist echter niet zeker of het een goed idee zou zijn om met Charles naar bed te gaan. Aan de andere kant wist ze ook niet zeker of het een slecht idee zou zijn. Charles deed haar aan Frans denken, en ze dacht dat ze elkaar allemaal al als een gezinnetje begonnen te beschouwen: August en zij, Charles, de wat strenge, maar toch lieve lerares Charlotte Greber en de Deense wiskundige Jens Nyrup, die hen had bezocht en had geconstateerd dat August om de een of andere reden gek was van elliptische curven en priemgetalfactorisatie.

Hun hele verblijf hier werd een ontdekkingsreis in het merkwaardige universum van haar zoon, en terwijl ze hier in de lichte sneeuw de heuvel af wandelde en August opstond van het sleetje voelde ze voor het eerst sinds lange tijd dat ze een betere moeder zou worden en haar leven weer op orde zou krijgen.

 

Mikael begreep niet waarom zijn lichaam zo zwaar aanvoelde. Het was alsof hij door water liep. Er was buiten een enorm tumult gaande, een soort overwinningsroes. Vrijwel elke krant, site en bijna elk radiostation en tv-kanaal wilde hem interviewen. Hij ging nergens op in en dat hoefde ook niet. In het verleden gebeurde het nog wel wanneer Millennium groot nieuws publiceerde dat Erika en hij er niet zeker van waren dat de andere media zouden aanhaken; dan moesten ze strategisch denken en zich beschikbaar stellen voor het juiste forum, daarmee soms zelfs een deel van hun scoop delen. Nu was dat allemaal niet nodig.

Het nieuws verspreidde zich vanzelf, en toen nsa-baas Charles O’Connor en de Amerikaanse minister van Handel Stella Parker op een gezamenlijke persconferentie nadrukkelijk hun excuses aanboden voor wat er was gebeurd, verdween het laatste restje twijfel dat hun verhaal overdreven of onjuist was, en op dit moment vond er in de hele wereld op de opiniepagina’s een hevige discussie plaats over de gevolgen en de betekenis van de onthulling.

Maar ondanks de ophef en de telefoons die voortdurend rinkelden, had Erika besloten in allerijl een feestje te organiseren op de redactie. Ze vond dat ze het allemaal hadden verdiend om het tumult even te ontvluchten en er een glaasje op te drinken. De eerste oplage van vijftigduizend exemplaren was gisteren in één ochtend uitverkocht en het aantal bezoekers van de website, die ook een Engelse versie had, bedroeg al enkele miljoenen. Aanbiedingen voor boekcontracten stroomden binnen, het aantal abonnementen steeg met de minuut en de adverteerders stonden in de rij.

Bovendien was Serner Media afgekocht. Ondanks haar onwaarschijnlijke werkdruk had Erika die zaak een paar dagen geleden afgewikkeld. Maar dat was geen kinderspel geweest. De vertegenwoordigers van Serner hadden haar wanhoop door en profiteerden daar maximaal van, en een tijdlang dachten Erika en Mikael dat het niet zou lukken. Pas op het laatste moment, toen er een aanzienlijke bijdrage kwam van een obscuur bedrijfje in Gibraltar, waar Mikael om moest lachen, hadden ze de Noren uit kunnen kopen. De prijs was gezien de situatie op dat moment onbeschaamd hoog, maar toch een stuk beter op te hoesten dan de vermoedelijke waarde een etmaal later, toen de primeur werd gepubliceerd en het handelsmerk Millennium omhoogschoot. Nu waren ze dus weer vrij en onafhankelijk, ook al was dat nog maar nauwelijks tot hen doorgedrongen.

Zelfs tijdens de herdenkingsbijeenkomst voor Andrei in het perscentrum hadden journalisten en fotografen aan hen getrokken en hoewel ze hen zonder uitzondering ook allemaal wilden feliciteren voelde Mikael zich gevangen, ingesloten, en hij reageerde lang niet zo vriendelijk als hij had gewild; hij bleef belabberd slapen en zijn hoofdpijn ging maar niet over.

Nu, in de late middag van de volgende dag, was de redactie snel ingericht voor de borrel. Op de tegen elkaar geschoven bureaus stonden champagne, wijn, bier en Japanse hapjes. De mensen begonnen ook binnen te stromen, eerst de medewerkers en freelancers natuurlijk, maar ook vrienden van het blad, onder wie niet in de laatste plaats Holger Palmgren. Mikael hielp hem in en uit de lift en ze omarmden elkaar een paar keer.

‘Ons meisje heeft het ’m weer geflikt,’ zei Holger met tranen in zijn ogen.

‘Zoals gewoonlijk,’ antwoordde Mikael glimlachend, en hij liet Holger plaatsnemen op de ereplaats op de bank en hij gaf opdracht dat zijn glas moest worden gevuld zodra het er ook maar enigszins leeg uitzag.

Het was fijn om hem daar te zien. Het was fijn om allerlei oude en nieuwe vrienden te zien, Gabriella Grane bijvoorbeeld, en commissaris Bublanski – die misschien niet uitgenodigd had moeten worden gezien hun werkrelatie en de positie van Millennium als onafhankelijk ‘bewaker’ van de politiemacht, maar die Mikael toch had voorgesteld te vragen en die tot zijn verbazing de hele tijd stond te praten met professor Farah Sharif.

Mikael toostte met hen en met alle anderen. Hij had een spijkerbroek en zijn mooiste colbertje aan, en geheel tegen zijn gewoonte in dronk hij vrij veel. Maar het hielp niet erg. Hij raakte het gevoel van leegte en zwaarte niet kwijt, en dat kwam natuurlijk door Andrei. Die was voortdurend in zijn gedachten. Het beeld van zijn collega op de redactie, die bijna met hem mee was gegaan om een biertje te drinken, had zich in hem vastgezet als een alledaags en tevens levensbepalend moment. De herinnering aan Andrei kwam steeds weer terug en Mikael had moeite zich op de gesprekken te concentreren.

Hij kreeg genoeg van alle lovende en vleiende woorden – alleen Pernilla’s sms’je Je schrijft toch wel echt, papa raakte hem eigenlijk – en af en toe wierp hij een blik op de deur. Lisbeth was natuurlijk uitgenodigd en zou uiteraard de eregast zijn geweest als ze was gekomen, maar ze vertoonde zich niet, en dat was niet verbazing­wekkend. Toch had Mikael haar op z’n minst willen bedanken voor haar grootmoedige bijdrage in het conflict met Serner. Aan de ande­re kant: wat wilde hij?

Haar sensationele document over Ingram, Solifon en Gribanov had het hele verhaal op gang gebracht en zelfs Ed the Ned en ook Nicolas Grant van Solifon ertoe gebracht hem meer details te vertellen. Maar van Lisbeth had hij sindsdien nog maar één keer gehoord, en dat was toen hij haar zo goed en zo kwaad als het ging via de RedPhone-app interviewde over wat er op Ingarö was gebeurd.

Dat was alweer een week geleden en Mikael had geen idee wat ze van zijn artikel vond. Misschien was ze kwaad omdat hij het te veel had gedramatiseerd – maar wat had hij anders kunnen doen met haar summiere antwoorden? Of misschien was ze boos omdat hij Camilla niet met naam en toenaam had genoemd, maar alleen had gesproken van een Zweeds-Russische met de bijnaam Thanos ­Alkhema. Of gewoon teleurgesteld dat hij niet nog verder was gegaan en niet nog meer aan de kaak had gesteld.

Dat wist je nooit, en het werd er natuurlijk niet beter op dat hoofdofficier van justitie Richard Ekström serieus leek te overwegen Lisbeth aan te klagen wegens onwettige vrijheidsberoving en eigenrichting. Maar het was nu eenmaal niet anders en ten slotte gaf ­Mikael het op en verliet hij het feest zonder zelfs maar gedag te zeggen.

Hij liep de Götgata in. Het was natuurlijk hopeloos weer en bij gebrek aan iets anders bekeek hij alle nieuwe sms’jes op zijn telefoon. Dat was onbegonnen werk. Er waren felicitaties, verzoeken om interviews en een paar oneerbare voorstellen. Maar uiteraard niets van Lisbeth, en daar mopperde hij een beetje over. Vervolgens zette hij zijn mobieltje uit en liep hij naar huis, met verbazend zware tred, zeker voor een man die net de primeur van de eeuw heeft gehad.

 

Lisbeth zat op haar rode bank in de Fiskargata en keek met lege ogen naar Gamla Stan en de Riddarfjärd. Het was ruim een jaar geleden dat ze de jacht op haar zus en de criminele erfenis van haar vader had ingezet, en op sommige punten had ze ongetwijfeld succes gehad.

Ze had Camilla opgespoord en de Spiders een gevoelige slag toegebracht. De relaties met Solifon en de nsa waren verbroken. Het Doema-lid Ivan Gribanov stond in Rusland onder grote druk, Camilla’s gorilla was dood en haar naaste medewerker Jurij Bogdanov en andere ict’ers werden gezocht en zaten waarschijnlijk ondergedoken. Maar toch, Camilla leefde nog. Waarschijnlijk was ze het land uit gevlucht zodat ze het terrein weer kon verkennen en iets nieuws kon gaan opbouwen.

Het was nog lang niet afgelopen. Lisbeth had het wild alleen aangeschoten en dat was niet genoeg, absoluut niet. Grimmig keek ze naar de salontafel. Daarop lagen een pakje sigaretten en het nog ongelezen nummer van Millennium. Ze pakte het blad, legde het weer weg, pakte het opnieuw en las Mikaels lange artikel. Toen ze de laatste zin had gelezen, keek ze even naar de nieuwe foto in zijn byline. Daarna stond ze abrupt op, liep naar de badkamer en maakte zich op. Ze trok een strak, zwart T-shirt en een leren jasje aan en stapte de decemberavond in.

Ze had het koud. Ze was waanzinnig dun gekleed, maar dat kon haar niet veel schelen. Ze liep gehaast naar het Mariatorg, sloeg links af de Swedenborgsgata in en ging naar binnen bij restaurant Süd, waar ze aan de bar ging zitten en afwisselend whisky en bier dronk. Omdat veel gasten hier kunstenaars of journalisten waren, was het niet verwonderlijk dat velen haar herkenden, en het was al net zomin verrassend dat ze onderwerp van discussie werd en bekijks trok. De gitarist Johan Norberg, die erom bekendstond dat hij in zijn columns in het tijdschrift Vi aandacht had voor kleine, maar veelbetekenende details, dacht dat Lisbeth niet dronk alsof ze ervan genoot, maar alsof het een klus was die ze af wilde maken.

Haar bewegingen hadden iets enorm doelbewusts en niemand durfde naar haar toe te gaan. Een vrouw die Regine Richter heette, zich in het dagelijks leven bezighield met cognitieve gedragstherapie en een tafeltje verderop zat, vroeg zich zelfs af of Lisbeth Salander ook maar één gezicht in het restaurant waarnam. In elk geval kon Regine zich later niet herinneren dat Lisbeth überhaupt een blik in de zaak had geworpen of ergens enige belangstelling voor had getoond. De barkeeper, Steffe Mild, dacht dat Lisbeth zich voorbereidde op een soort operatie of coup.

Om 21.15 uur stipt rekende ze contant af en liep ze zonder een woord of een knikje naar buiten. Een man van middelbare leeftijd met een petje, een zekere Kenneth Höök, die niet erg nuchter was, en als je zijn ex-vrouwen en trouwens vrijwel al zijn vrienden mocht geloven, ook niet erg betrouwbaar, zag haar het Mariatorg oversteken alsof ze ‘op weg was naar een duel’.

 

Ondanks de kou liep Mikael Blomkvist langzaam naar huis, in sombere gedachten verzonken, hoewel hij zijn mond een klein beetje vertrok toen hij bij de Bishops Arms de stamgasten tegenkwam.

‘Dus het was toch nog niet met je gedaan!’ brulde Arne of hoe hij ook heette.

‘Misschien nog niet,’ antwoordde Mikael, en hij overwoog even in het café een afsluitend biertje te nemen en een beetje met Amir te ouwehoeren.

Maar daar voelde hij zich te ellendig voor. Hij wilde alleen zijn en liep dus door naar zijn huis. Toen hij de trap op liep, kreeg hij een onbestemd gevoel van onbehagen, misschien een gevolg van alles wat hij had meegemaakt, en hij probeerde het kwijt te raken. Toch verdween het niet, zeker niet toen hij zag dat een lamp op de bovenste verdieping het niet deed.

Het was daar pikdonker. Hij vertraagde zijn pas en zag opeens iets, een beweging, dacht hij. Het volgende moment glinsterde er iets, een zwak reepje licht zoals van een telefoon en vaag, als een geestverschijning, werd er een magere gestalte met een donkere maar fonkelende blik zichtbaar in het trappenhuis.

‘Wie is daar?’ vroeg hij, en hij werd bang.

Maar toen zag hij het: het was Lisbeth. En hoewel hij aanvankelijk opfleurde en zijn armen spreidde, voelde hij zich toch niet zo opgelucht als hij had verwacht.

Lisbeth zag er woedend uit. Haar ogen waren zwart opgemaakt en haar lichaam stond strak alsof ze hem aan wilde vallen.

‘Ben je kwaad?’ vroeg hij.

‘Behoorlijk.’

‘Waarom?’

Lisbeth kwam met een spierwit gezicht een stapje naar hem toe in de gang, en hij dacht even aan haar schotwond.

‘Nu kom ik hier op bezoek, en dan is er niemand thuis,’ zei ze.

Hij liep naar haar toe.

‘Schandalig, hè?’ zei hij.

‘Vind ik wel.’

‘Maar als ik je nu vraag binnen te komen?’

‘Dan kan ik waarschijnlijk niet anders dan ja zeggen.’

‘Dan zeg ik: welkom,’ zei Mikael, en voor het eerst sinds lange tijd verscheen er een brede glimlach op zijn gezicht. Aan de nachtelijke hemel viel een ster.