23

23 november ’s avonds

August verstijfde weer. Hij kon geen antwoord meer geven. De getallen waren te groot geworden en in plaats van zijn pen te pakken, balde hij zijn vuisten zo hard dat de ruggen van zijn handen wit werden. Hij bonkte zelfs met zijn hoofd op het tafelblad. Lisbeth had hem natuurlijk moeten proberen te troosten of er in elk geval op moeten letten dat hij zichzelf niet verwondde.

Maar ze was zich niet helemaal bewust van wat er gebeurde. Ze dacht aan haar versleutelde bestand en besefte dat ze langs deze weg ook niet verder kwam, en dat was natuurlijk niet zo verwonderlijk. Waarom zou het August lukken wat supercomputers niet eens konden? Het was van meet af aan een idioot idee geweest. Wat hij voor elkaar had gekregen was indrukwekkend genoeg, maar ze was toch teleurgesteld. Ze liep naar buiten, het donker in, en keek naar het schrale, verwilderde landschap. Onder aan de steile helling lag de kust en een besneeuwd veld met een dansschuur.

Op mooie zomerdagen wemelde het daar vast van de mensen. Nu was het er volkomen verlaten. De boten lagen op de wal, er was geen levende ziel te bekennen en aan de andere kant van het water brandde nergens licht in de huizen. Het waaide weer hard. Lisbeth vond het een mooie plek. In elk geval als schuilplaats eind november.

Ze zou niet door motorgeluid worden gewaarschuwd als er iemand op bezoek kwam. De enige denkbare parkeerplaats lag beneden bij de zwemplaats en om bij het huis te komen moest je de houten trap op over de helling. In de bescherming van het nachtelijk duister zou iemand zeker naar hen toe kunnen sluipen, maar ze dacht dat ze vannacht wel zou kunnen slapen. Ze had er behoefte aan. De schotwond deed nog steeds pijn en daarom reageerde ze waarschijnlijk ook zo heftig op iets waar ze nooit in had geloofd. Maar toen ze weer binnenkwam, besefte ze dat het ook door iets anders kwam.

 

‘Normaal gesproken is Lisbeth iemand die zich niet druk maakt om het weer of om wat er in de periferie gebeurt,’ vervolgde Holger Palmgren. ‘Haar blik snijdt weg wat onbelangrijk is. Maar deze keer zei ze toch dat de zon scheen in de Lundagata en het Skinnarvikspark. Ze hoorde een kind lachen. Aan de andere kant van het raam waren de mensen gelukkig – misschien probeerde ze dat ermee te zeggen. Ze wilde het contrast aangeven. Gewone mensen aten ijsjes en speelden met vliegers en ballen. Camilla en Lisbeth zaten opgesloten in hun kamer en hoorden dat hun vader hun moeder verkrachtte en mishandelde. Ik geloof dat dat vlak voordat Lisbeth ­serieus terugsloeg tegen Zalachenko was. Maar ik ken de chronologie niet precies. Er waren veel verkrachtingen, en ze volgden allemaal hetzelfde patroon. Zala verscheen ’s middags of ’s avonds, vreselijk dronken, en soms woelde hij met zijn hand door Camilla’s haar en zei iets als: “Hoe kan zo’n mooi meisje zo’n afschuwelijke zus hebben?” Dan sloot hij zijn dochters op in hun kamer en ging hij in de keuken zitten om nog meer te zuipen. Hij dronk zijn wodka puur. In het begin zat hij vaak stilletjes te smakken, als een hongerig dier. Dan mompelde hij iets als: “En hoe gaat het vandaag met mijn hoertje?” Dat klonk bijna liefdevol. Maar dan deed Agneta iets verkeerd, of liever gezegd: dan besloot Zalachenko iets verkeerds te zien, en dan kwam de eerste klap, doorgaans in het gezicht, gevolgd door de woorden: “Ik dacht dat mijn hoertje vandaag lief zou zijn.” Dan duwde hij haar de slaapkamer in en ging daar door met slaan, en na een tijdje deed hij dat met gebalde vuisten. Dat hoorde Lisbeth aan het geluid. Ze hoorde precies wat voor soort klap het was en waar hij terechtkwam. Het voelde voor haar alsof ze zelf werd mishandeld. Na de klappen kwamen de trappen. Zala schopte en smeet haar moeder tegen de muur, schreeuwde “kreng”, “loeder” en “hoer”; dat wond hem op. Hij kickte erop als hij haar zag lijden. Pas als Agneta bont en blauw was en bloedde, verkrachtte hij haar en als hij klaarkwam, schreeuwde hij nog ergere dingen. En dan werd het stil. Het enige wat er dan te horen was, waren het gesnik van Agneta en zijn zware ademhaling. Dan stond hij op, nam nog een wodka, mompelde en vloekte wat, en spuugde op de vloer. Soms maakte hij de deur van Camilla en Lisbeths slaapkamer open en zei dan iets in de trant van: “Nu is mama weer lief.” Daarna ging hij weg en sloeg hij de deur achter zich dicht. Dat was het normale patroon. Maar deze keer gebeurde er iets anders.’

‘Wat dan?’

‘De kamer van de meisjes was nogal klein. Hoe ze ook probeerden bij elkaar vandaan te komen, de bedden stonden heel dicht bij elkaar, en terwijl hun moeder mishandeld en verkracht werd, zaten ze doorgaans ieder op hun eigen bed, tegenover elkaar. Ze zeiden maar zelden iets en meestal vermeden ze oogcontact. Die dag staarde Lisbeth veel uit het raam naar de Lundagata; daarom vertelde ze waarschijnlijk over het weer en de kinderen buiten. Maar toen draaide ze zich naar haar zus toe, en zag ze het.’

‘Wat?’

‘De rechterhand van haar zus. Die tikte bewust op het bed. Dat was natuurlijk niet per se raar. Misschien was het niet meer dan een nerveuze of dwangmatige beweging. Zo vatte Lisbeth het aanvankelijk ook op. Maar toen merkte ze dat de hand tikte op de maat van de mishandeling in de slaapkamer, en ze keek naar Camilla’s gezicht. De ogen van haar zus gloeiden van opwinding, en het gekste van alles: het leek wel alsof Camilla Zala zelf was. En hoewel ze het eerst niet wilde geloven bestond er geen twijfel over dat Camilla glimlachte. Ze onderdrukte een honende grijns, en op dat moment besefte Lisbeth dat haar zus niet alleen probeerde bij haar vader in het gevlij te komen, maar ook dat ze zijn onaantastbare stijl probeerde te imiteren. Ze stond ook achter zijn klappen. Ze moedigde hem aan.’

‘Klinkt krankzinnig.’

‘Maar zo was het. En weet je wat Lisbeth deed?’

‘Nou?’

‘Ze bleef volkomen kalm, ging naast Camilla zitten en pakte bijna liefdevol haar hand. Ik denk dat Camilla niet helemaal begreep wat er gebeurde. Misschien dacht ze dat haar zus troost of vertrouwelijkheid zocht. Er zijn wel gekkere dingen gebeurd. Lisbeth rolde de mouw van de bloes van haar zus op en toen ...’

‘Nou?’

‘... boorde ze haar nagels tot op het bot in Camilla’s pols en haalde die verschrikkelijk open. Het bloed gutste over het bed. Lisbeth trok Camilla op de grond en zwoer dat ze haar en haar vader zou doden als de mishandelingen en verkrachtingen niet ophielden. Later zag Camilla eruit alsof ze door een tijger was opengescheurd.’

‘Gatverdamme!’

‘Je kunt je de haat tussen die zussen wel voorstellen. Agneta was bang dat er een keer iets heel ernstigs zou gebeuren, en dat dacht de sociale dienst ook. Ze werden van elkaar gescheiden. Er werd zelfs een tijdje ergens een tijdelijk onderkomen voor Camilla gezocht. Toch was dat natuurlijk niet voldoende. Vroeg of laat zouden ze weer met elkaar in botsing zijn gekomen. Maar zoals je weet, gebeurde dat niet. Er gebeurde iets anders. Agneta liep dat hersenletsel op, Zalachenko brandde als een fakkel en Lisbeth werd opgesloten. Als ik het goed heb begrepen hebben de zussen elkaar sindsdien maar één keer gezien, jaren later, en toen liep het bijna uit de hand, al weet ik daar het fijne niet van. Camilla is nu al heel lang verdwenen. Het laatste spoor is het pleeggezin in Uppsala waarbij ze woonde – Dahlgren heten die. Ik kan je hun nummer wel geven als je wilt. Maar sinds Camilla achttien of negentien was, een koffer pakte en het land verliet, heeft niemand ooit meer iets van haar gehoord. Daarom viel ik haast om van verbazing toen je zei dat je haar had ontmoet. Zelfs Lisbeth, met haar vermogen om mensen op te sporen, heeft haar niet kunnen vinden.’

‘Dus dat heeft ze wel geprobeerd?’

‘O ja. De laatste keer voor zover ik weet toen de erfenis van hun vader werd verdeeld.’

‘Dat wist ik niet.’

‘Lisbeth zei het een keer terloops. Ze wilde natuurlijk geen cent van die erfenis hebben. Ze beschouwde het als bloedgeld. Maar ze begreep meteen dat er iets niet aan klopte. In totaal ging het om een bedrag van vier miljoen kronen: de boerderij in Gosseberga, wat waardepapieren en een bouwvallig industriegebouwtje in Norrtälje, en een of ander zomerhuisje. Niet weinig, hoor, maar toch ...’

‘Had het veel meer moeten zijn?’

‘Ja. Lisbeth wist immers als geen ander dat hij een heel crimineel imperium bezat. Vier miljoen kronen was in dat verband peanuts.’

‘Dus jij denkt dat ze zich afvroeg of Camilla niet een groter deel had geërfd.’

‘Ik denk dat ze dat wilde uitzoeken. Alleen al het idee dat haar vaders geld ook na zijn dood nog schade aan kon richten zat haar dwars. Maar heel lang kon ze niets vinden.’

‘Camilla moet haar identiteit goed hebben verborgen.’

‘Dat neem ik ook aan.’

‘Denk je dat Camilla haar vaders traffickingactiviteiten kan hebben overgenomen?’

‘Misschien. Misschien ook niet. Ze kan ook iets heel nieuws zijn begonnen.’

‘Zoals?’

Holger Palmgren deed zijn ogen dicht en nam een slok cognac. ‘Dat weet ik natuurlijk niet, Mikael. Maar toen jij over Frans Balder vertelde, bedacht ik ineens iets. Heb jij enig idee waarom Lisbeth zo goed is met computers? Weet je hoe dat is begonnen?’

‘Nee, geen idee.’

‘Dan zal ik je dat vertellen en ik vraag me af of daar niet de sleutel tot dit verhaal te vinden is.’

 

Toen Lisbeth weer binnenkwam vanaf het terras en August bevroren in een krampachtige, onnatuurlijke houding aan de keukentafel zag zitten, besefte ze dat de jongen haar deed denken aan haarzelf als kind.

Zo had ze zich ook gevoeld in de Lundagata, totdat ze op een dag begreep dat ze veel te vroeg volwassen had moeten worden en zich moest wreken op haar vader. Dat had de zaken er niet bepaald eenvoudiger op gemaakt. Dat was een last die geen kind zou moeten hoeven dragen. Maar het was wel het begin geweest van een echt, waardig leven. Wat zo’n vervloekte klootzak als Zalachenko of de moordenaar van Frans Balder had gedaan mocht niet ongestraft blijven. Mensen die zo kwaadaardig waren, mochten niet vrij rondlopen. Daarom ging ze naar August toe en zei ze plechtig, alsof ze een belangrijk bevel uitvaardigde: ‘Nu ga je naar bed. Als je wakker wordt, moet je die tekening van je vaders moordenaar maken. Begrepen?’ De jongen knikte en sloop naar zijn slaapkamer, terwijl Lisbeth haar laptop openklapte en op zoek ging naar informatie over de acteur Lasse Westman en zijn vrienden.

 

‘Ik geloof niet dat Zalachenko zelf veel met computers had,’ vervolgde Holger Palmgren. ‘Hij was niet echt van die generatie. Maar misschien ging het zo goed met die smerige zaakjes van hem dat hij de gegevens in een database moest invoeren en misschien moest hij die boekhouding voor zijn kompanen verbergen. Op een dag kwam hij naar de Lundagata met een ibm-apparaat. Dat zette hij op de tafel bij het raam. Ik denk dat de rest van de familie in die tijd nog nooit een computer had gezien. Agneta had niet bepaald de middelen voor extravagante aankopen. Ik weet dat Zalachenko zei dat hij iedereen levend zou villen die het apparaat zou aanraken. Psychologisch gezien was dat misschien wel goed, weet ik het. Het maakte de verleiding groter.’

‘Verboden vruchten.’

‘Lisbeth was toen elf, geloof ik. Dit was voordat ze Camilla’s rechterpols openhaalde en voordat ze haar vader te lijf ging met messen en brandbommen. Het was, zeg maar, vlak voordat ze de Lisbeth werd die we nu kennen. In die tijd vroeg ze zich niet alleen af hoe ze Zalachenko onschadelijk kon maken, ze werd ook onvoldoende gestimuleerd. Ze had nauwelijks vrienden of vriendinnen, aan de ene kant natuurlijk omdat Camilla haar zwartmaakte en ervoor zorgde dat niemand op school bij haar in de buurt kwam, maar aan de andere kant ook omdat ze anders was. Ik weet niet of ze dat toen zelf al begreep. Haar leraren en haar omgeving in elk geval niet. Maar ze was extreem begaafd. Alleen al op grond daarvan was ze anders. De school was dodelijk saai voor haar. Alles was vanzelfsprekend en makkelijk. Ze hoefde ergens maar naar te kijken of ze begreep het, dus meestal zat ze tijdens de lessen te dagdromen. Ik geloof dat ze toen in haar vrije tijd al wel dingen had gevonden waarmee ze zich amuseerde – wiskundeboeken voor oudere leerlingen en zo. Maar in wezen verveelde ze zich. Meestal zat ze thuis met haar Marvel Comics-strips, dingen die eigenlijk ver onder haar niveau lagen, maar die misschien een andere, therapeutische functie hadden.’

‘Hoe bedoel je?’

‘Ik hou er in principe niet van om Lisbeth te psychologiseren. Ze zou me verfoeien als ze het hoorde. Maar in die strips komen veel superhelden voor die vechten tegen door en door slechte vijanden, die het recht in eigen hand nemen, wraak willen en gerechtigheid brengen. In zekere zin was dat misschien geschikte lectuur, weet ik het. Die verhalen met al die ondubbelzinnigheden hielpen haar misschien om tot inzicht te komen.’

‘Je bedoelt dat ze begreep dat ze volwassen moest worden en zelf een superheld moest worden.’

‘In zekere zin wel, in haar eigen kleine wereldje. In die tijd wist ze natuurlijk niet dat Zalachenko een oude Russische topspion was en dat zijn geheimen hem een unieke positie hadden verschaft in de Zweedse samenleving. Ze had er absoluut geen idee van dat er een afdeling bij de Säpo was die hem beschermde. Maar net als Camilla voelde ze wel aan dat haar vader een soort onkwetsbaarheid bezat. Er kwam zelfs een keer een heer in een grijze jas bij hen op bezoek die daarop zinspeelde: dat haar vader niets kon overkomen, dat dat gewoon onmogelijk was. Lisbeth had al snel door dat het geen zin had aangifte tegen Zalachenko te doen bij de politie of de sociale dienst. Het enige wat er dan zou gebeuren was dat er weer zo’n type in een grijze jas langs zou komen.

Nee, Lisbeth kende de achtergrond niet. Ze wist nog niets over inlichtingendiensten en doofpotaffaires. Maar de machteloosheid van het gezin ervoer ze tot in het diepst van haar ziel, en dat deed haar vreselijk zeer. Machteloosheid, Mikael, kan een verwoestende kracht zijn en voordat Lisbeth groot genoeg was om iets te doen, had ze een toevluchtsoord nodig, een plek waar ze kracht kon opdoen. Zo’n plek was de wereld van de superhelden. Veel mensen van mijn generatie hebben natuurlijk minachting voor dat soort dingen. Maar ik weet als geen ander dat lezen, of het nu strips zijn of mooie oude romans, heel belangrijk kan zijn en ik weet ook dat Lisbeth zich vooral hechtte aan een jonge heldin die Janet van Dyne heette.’

‘Van Dyne.’

‘Precies. Een meisje met een vader die een rijke wetenschapper was. De vader wordt vermoord – door aliens, als ik het me goed herinner – en om zich te kunnen wreken zoekt Janet van Dyne een van haar vaders collega’s op, en in diens laboratorium krijgt ze superkrachten. Ze krijgt vleugels en het vermogen om groter en kleiner te worden en nog een paar van die dingen. Kortom, ze wordt een keihard grietje, gekleed in zwart en geel, als een wesp, en daarom noemde ze zich ook Wasp – iemand die je niet kon pakken, letterlijk en figuurlijk.’

‘Hé, dat wist ik niet. Dus daar komt die bijnaam vandaan!’

‘En niet alleen die bijnaam, denk ik. Ik wist niets van al die dingen – ik was maar een oud mannetje dat niet verder was gekomen dan Superman. Maar de eerste keer dat ik een afbeelding van Wasp zag, schrok ik. Daar zat heel veel Lisbeth in. En dat is in zekere zin nog steeds zo. Ik denk dat ze haar stijl gedeeltelijk aan dat personage heeft ontleend, al hecht ik er ook weer niet overdreven veel waarde aan. Het was maar een stripfiguur, en Lisbeth leefde in hoge mate in de werkelijkheid. Maar ik weet dat ze veel nadacht over de verandering die Janet van Dyne onderging toen ze Wasp werd. Ergens begreep ze dat ze zelf net zo drastisch moest veranderen: van een kind en slachtoffer in iemand die kon terugslaan tegen een volledig getrainde spion, een volslagen meedogenloos mens.

Dat soort gedachten hielden haar dag en nacht bezig en daarom werd Wasp een tijdlang een belangrijke figuur voor haar, een fictieve inspiratiebron. Camilla ontdekte dat. Die had een ijzingwekkend vermogen om de zwakheden van mensen te achterhalen. Met haar tentakels vond ze de zwakke plekken bij mensen, en daar plaatste ze dan haar aanval. Ze begon Wasp op allerlei manieren belachelijk te maken. Meer nog dan dat zelfs: ze zocht uit wie Wasps vijanden in de strip waren en noemde zichzelf zo. Thanos en weet ik hoe nog meer.’

‘Zei je “Thanos”?’ vroeg Mikael, opeens gealarmeerd.

‘Zo heette ze, geloof ik. Een mannelijk karakter, een verwoester die ooit verliefd werd op de dood zelf, die zich aan hem voordeed als vrouw, en die zich haar daarna waardig wilde tonen of zoiets. Camilla koos zijn kant om Lisbeth te provoceren. Ze noemde haar vriendengroepje zelfs The Spider Society, omdat die groep in de strip de doodsvijand is van Wasp.’

‘Echt waar?’ vroeg Mikael peinzend.

‘Ja. Het was kinderachtig, natuurlijk, maar dat betekent niet dat het onschuldig was. De vijandschap tussen de zussen was toen al zo groot dat die namen een akelige lading kregen. Het was net als in een oorlog, weet je wel? Dan worden symbolen ook tot dodelijke proporties opgeblazen.’

‘Kunnen ze nog altijd betekenis hebben?’

‘Die namen, bedoel je?’

‘Ja, ik denk het wel.’

Mikael wist niet precies wat hij bedoelde. Hij had alleen een donker vermoeden dat hij iets belangrijks op het spoor was gekomen.

‘Dat weet ik niet,’ ging Holger Palmgren verder. ‘Ze zijn nu volwassen, maar je mag niet vergeten dat dit een tijd in hun leven was waarin alles veranderde, alles werd bepaald. Later kunnen zelfs de kleinste details waarschijnlijk wel een noodlottige betekenis krijgen, want niet alleen Lisbeth verloor haar moeder en werd in een kliniek opgesloten, ook Camilla’s bestaan viel in duigen. Ze raakte haar ouderlijk huis kwijt en de vader die ze zo bewonderde, was zwaargewond. Zalachenko liep onherstelbaar letsel op door Lisbeths brandbom, zoals je weet, en Camilla werd in een pleeggezin ondergebracht, ver van de wereld waarin ze zo vanzelfsprekend het middelpunt was. Dat moet ook voor haar vreselijk pijnlijk zijn geweest en ik twijfel er geen seconde aan dat ze Lisbeth sindsdien uit de grond van haar hart haat.’

‘Daar ziet het ontegenzeggelijk naar uit,’ zei Mikael.

Holger Palmgren nam nog een slokje cognac.

‘Zoals ik al zei: deze periode van hun leven mag je niet onderschatten. De zussen waren verwikkeld in een totale oorlog, en ergens wisten ze ook allebei wel dat alles op het punt stond te ontploffen. Ik denk zelfs dat ze zich daarop voorbereidden.’

‘Maar op verschillende manieren.’

‘O ja. Lisbeth was superintelligent en in haar hoofd kwamen voortdurend duivelse plannen en strategieën op, maar ze stond er alleen voor. Camilla was niet uitzonderlijk slim, niet in de traditionele betekenis van het woord. Ze was geen studiebol en begreep niets van abstracte redeneringen, maar ze kon manipuleren. Ze kon mensen als geen ander gebruiken en betoveren en daarom was ze, in tegenstelling tot Lisbeth, nooit alleen. Ze had altijd mensen die haar opdrachten uitvoerden. Als Camilla ontdekte dat Lisbeth ergens goed in was dat gevaarlijk voor haar kon worden, probeerde ze nooit daar zelf ook goed in te worden – om de eenvoudige reden dat ze wist dat ze geen schijn van kans had tegen haar zus.’

‘Wat deed ze dan?’

‘Dan zocht ze iemand, liefst meerdere mensen, die dat wel konden, wat het ook was, en ging ze met behulp van hen in de tegenaanval. Ze had altijd handlangers, vriendjes die alles voor haar deden. Maar sorry, nu weid ik te veel uit.’

‘Ja, maar wat gebeurde er met Zalachenko’s computer?’

‘Lisbeth werd onvoldoende gestimuleerd, zei ik al. Bovendien sliep ze slecht. Ze lag zich ’s nachts zorgen te maken om haar moeder. Agneta had na de verkrachtingen hevige bloedingen, maar ze ging niet naar een dokter. Waarschijnlijk schaamde ze zich. Soms zakte ze een tijdje weg in zware depressies. Dan kon ze niet naar haar werk of voor haar dochters zorgen, en Camilla minachtte haar dan nog meer. “Mama is zwak,” zei ze dan. In haar wereld was zwak zijn het ergste wat er was. Maar Lisbeth ...’

‘Ja?’

‘Zij zag iemand van wie ze hield, de enige van wie ze ooit heeft gehouden; ze zag vreselijke onrechtvaardigheid, en daar lag ze ’s nachts over na te denken. Ze was nog maar een kind, dat wel. In zekere zin. Maar ze raakte er ook steeds meer van overtuigd dat zij de enige in de wereld was die kon voorkomen dat haar moeder werd doodgeslagen. Daar dacht ze aan, en aan nog veel meer, en toen stond ze een keer op – voorzichtig, om Camilla niet wakker te maken. Misschien ging ze iets halen om te lezen? Dat maakt niet zoveel uit. Het gaat erom dat ze de computer bij het raam zag staan.

In die tijd wist ze amper hoe je een computer aan moest zetten. Maar daar kwam ze natuurlijk wel achter en er maakte zich een soort koorts van haar meester. De computer leek haar toe te fluisteren: “Ontrafel mijn geheimen.” Maar natuurlijk kwam ze niet ver, de eerste keer. Ze moest een wachtwoord invoeren, en ze probeerde steeds opnieuw verschillende opties. Haar vader werd Zala genoemd, dus daar probeerde ze het mee, en met Zala666 en soortgelijke combinaties, en met nog veel meer. Maar het lukte allemaal niet. Ik geloof dat er twee of drie nachten verstreken. Als ze al ergens sliep, was het in de schoolbanken of ’s middags thuis.

Maar toen op een nacht schoot haar een zin te binnen die haar vader in de keuken op een papiertje had geschreven, in het Duits: Was mich nicht umbringt, macht mich stärker. Wat me niet doodt, maakt me sterker. In die tijd betekende die zin nog niets voor haar. Maar ze begreep dat die uitspraak belangrijk was voor haar vader, dus probeerde ze het daarmee. Maar dat ging ook niet. Het waren te veel letters, en toen probeerde ze het met Nietzsche, de schrijver van het citaat, en toen zat ze er opeens in en ging er een heel nieuwe, geheime wereld voor haar open. Later noemde ze dat het moment dat haar voorgoed veranderde. Ze begon zich te ontwikkelen toen ze de barrière had geslecht die voor haar was opgeworpen en toen ze ontdekte wat geheim had moeten blijven. Maar toch ...’

‘Nou?’

‘Ze begreep er aanvankelijk niets van. Het was allemaal in het Russisch. Allerlei lijsten en een stel cijfers. Ik vermoed dat het overzichten waren van hoeveel Zalachenko’s trafficking opleverde. Maar ik weet nog altijd niet hoeveel zij toen al wist en wat ze later nog allemaal te weten is gekomen. Maar ze besefte wel dat Zalachenko niet alleen haar moeder iets aandeed. Hij maakte ook het leven van andere vrouwen kapot en dat maakte haar woedend, natuurlijk; het vormde haar in zekere zin tot de Lisbeth die we nu kennen, die mannen haat die ...’

‘Die vrouwen haten.’

‘Precies. Maar het maakte haar ook sterker en ze begreep dat ze niet meer terug kon. Ze moest haar vader tegenhouden en ze ging verder op andere computers, op school soms. Dan sloop ze de lerarenkamer in, en soms deed ze alsof ze ging logeren bij een van de vriendinnen die ze niet had, maar dan bleef ze ’s nachts stiekem op school en zat ze tot vroeg in de ochtend achter de computer. Ze leerde zichzelf alles over hacken en programmeren. Ik denk dat het bij haar net zo ging als bij andere hoogbegaafde kinderen: ze raakte erdoor gefascineerd. Ze had het gevoel dat ze hiervoor in de wieg was gelegd en veel mensen met wie ze in de digitale wereld contact kreeg, interesseerden zich voor haar, zoals de oudere generatie zich altijd over jongere talenten ontfermt, of ze hen nu aan- of ontmoedigen. Ze kreeg veel weerstand en er werd veel over haar gekletst. Veel mensen ergerde het dat ze dingen verkeerd deed, of gewoon anders. Maar anderen waren onder de indruk en ze kreeg vrienden, zoals die Plague. Haar eerste echte vrienden kreeg ze via de computer en vooral: voor het eerst in haar leven voelde ze zich vrij. In de virtuele wereld kon ze vliegen, net als Wasp. Ze was nergens aan gebonden.’

‘Had Camilla door hoe goed Lisbeth werd?’

‘Ze had er wel een vermoeden van in elk geval. En ik weet niet, ik wil niet speculeren, maar soms stel ik me Camilla voor als Lisbeths zwarte kant, haar schaduwgestalte.’

The bad twin.’

‘Ja, zo ongeveer! Ik hou er niet van om mensen slecht te noemen, zeker jonge vrouwen niet. Toch denk ik vaak zo over haar. Maar ik ben er nooit op doorgegaan, niet diep in elk geval, en als je er zelf nader onderzoek naar wilt doen, dan raad ik je aan Margareta Dahlgren te bellen, Camilla’s pleegmoeder na het drama in de Lundagata. Ze woont in Stockholm; in Solna, geloof ik. Ze is weduwe en heeft een heel tragisch leven achter de rug.’

‘Hoezo?’

‘Dat is ook interessant natuurlijk. Haar man Kjell, die programmeur was bij Ericsson, heeft zich opgehangen vlak nadat Camilla bij hen is weggegaan. Een jaar later pleegde hun negentienjarige dochter ook zelfmoord, door van de veerboot naar Finland te springen; tenminste, dat was de conclusie. Het meisje zou persoonlijke problemen hebben gehad en zich lui en dik hebben gevoeld. Maar dat heeft Margareta nooit geloofd. Ze heeft zelfs een tijdje een privédetective in de arm genomen. Margareta is volkomen geobsedeerd door Camilla en eerlijk gezegd wist ik niet goed wat ik met haar aan moest. Daar schaam ik me een beetje voor. Margareta nam contact met me op vlak nadat jij je verhaal over Zalachenko had gepubliceerd, en toen was ik, zoals je weet, net ontslagen uit de revalidatiekliniek van Ersta. Ik was lichamelijk en geestelijk helemaal op, en Margareta praatte me de oren van het hoofd. Ze was volkomen geobsedeerd. Ik werd al moe als ik haar nummer op het display zag en was vooral druk met haar ontlopen. Maar nu ik erover nadenk, begrijp ik haar steeds beter. Ik denk dat ze het fijn zou vinden om met je te praten, Mikael.’

‘Heb je haar gegevens?’

‘Ik zal ze even pakken. Wacht even. Dus je weet zeker dat Lisbeth en de jongen veilig zijn?’

‘Ja,’ zei hij. Dat hoop ik tenminste, dacht hij, en hij stond op en omarmde Holger.

Op het Liljeholmstorg rukte de storm weer aan hem. Hij trok zijn jas dichter om zich heen en dacht aan Camilla en Lisbeth, en om de een of andere reden ook aan Andrei Zander.

Hij besloot hem te bellen om te vragen hoe het ging met de verdwenen kunsthandelaar. Maar Andrei nam niet op.