30

25 november

Op het display stond: Volgende keer, zusje, volgende keer! Het bericht was drie keer gestuurd, maar of dat een technische fout was of belachelijke overduidelijkheid wist ze niet. Dat maakte ook niet uit.

Het bericht was duidelijk van Camilla, maar er stond niets in wat Lisbeth niet al had begrepen. Niets was immers voor de hand liggender dan dat de gebeurtenissen op Ingarö de oude haat alleen maar hadden versterkt. Dus ja, er zou zeker een ‘volgende keer’ komen. Camilla zou het niet opgeven als ze eenmaal zo dichtbij was geweest; geen denken aan.

Daarom was het niet de inhoud op zichzelf die Lisbeth op de boksclub haar vuisten had doen ballen. Het waren de gedachten die het bericht opriep, de herinnering aan wat ze op de rotsen had gezien, die vroege ochtend toen August en zij op hun hurken op het smalle rotsricheltje zaten, terwijl de sneeuw viel en de machinegeweren boven hen ratelden. August had geen jas en geen schoenen aan en zat vreselijk te trillen, en Lisbeth vergat geen seconde hoe hopeloos ongelijk de strijd was.

Zij had een kind om voor te zorgen en een miezerig pistool als wapen, terwijl die klootzakken boven haar in de meerderheid waren en ook nog machinegeweren hadden. Ze moest hen dus verrassen. Anders zouden August en zij als lammeren worden geslacht. Ze had geluisterd naar de voetstappen van de mannen en de richting van hun salvo’s, en op het laatst zelfs naar hun ademhaling en naar het geluid van hun kleren.

Maar het gekke was: toen ze uiteindelijk een ontsnappingsmogelijkheid zag, aarzelde ze toch. Ze liet belangrijke seconden voorbijgaan terwijl ze vóór hen op de richel een takje brak. Pas daarna kwam ze snel overeind; ze stond ineens vlak voor de mannen, en toen was er geen tijd meer te verliezen. Ze moest profiteren van dat ultrakorte moment van verrassing, dus ze schoot meteen twee, drie keer, en van oudsher wist ze dat zulke momenten zich met een speciale gloed in haar geheugen griften, alsof niet alleen haar lichaam en haar spieren zich spanden, maar ook haar waarnemingsvermogen.

Elk detail was met eigenaardige scherpte zichtbaar; ze zag elke nuance in het landschap alsof ze door een zoomlens van een camera keek. Ze nam de verbazing en de angst in de ogen van de mannen waar, de rimpels en de onregelmatigheden in hun gezicht en hun kleren, en natuurlijk de wapens waarmee ze zwaaiden, in het wilde weg schoten en net misten.

Toch was dat niet wat het sterkst op haar netvlies stond. Dat was een gestalte hoger op de rotsen, die ze slechts vanuit haar ooghoeken zag en waarvan geen enkele dreiging uitging. Die maakte meer indruk op haar dan de mannen die ze had neergeschoten. Het was de gestalte van haar zus. Lisbeth zou haar van een kilometer afstand herkend hebben, ook al hadden ze elkaar jaren niet gezien. Het was alsof de lucht door haar aanwezigheid was vergiftigd. Later vroeg Lisbeth zich af of ze haar niet ook had moeten neerschieten.

Camilla bleef iets te lang staan en het was natuurlijk onvoorzichtig van haar om daar überhaupt te zijn, maar vermoedelijk kon ze de verleiding niet weerstaan om toe te kijken hoe haar zus zou worden afgemaakt. Lisbeth dacht eraan terug hoe ze haar vinger om de trekker had gekromd en een oude, heilige woede in zich voelde branden. Toch aarzelde ze een halve seconde en dat was genoeg. Camilla dook achter een steen en een mager mannetje dook op van de veranda en begon te schieten, en toen sprong Lisbeth terug op de richel en stortte ze zich met August naar beneden naar de auto.

Nu ze van de boksclub naar huis liep en zich dat allemaal herinnerde, zette haar lichaam zich schrap voor het volgende gevecht. De gedachte kwam in haar op dat ze misschien maar beter niet naar huis kon gaan, maar linea recta het land moest verlaten. Toch dreef iets anders haar terug naar haar computer en haar bureau: dat was het beeld dat haar onder de douche te binnen was geschoten toen ze Camilla’s sms’je las en dat haar nu, ondanks de herinneringen aan Ingarö, steeds meer bezighield.

Het was een vergelijking – een elliptische curve – die August op hetzelfde vel papier had geschreven als waarop hij de moordenaar had getekend. Deze gedachte zorgde er nu voor dat ze haar pas versnelde en Camilla min of meer vergat.

De vergelijking luidde:

 

N = 3034267

 

E: y2 = x3 – x – 20; P = (3,2)

 

Dat was geen unieke of uitzonderlijke wiskunde, maar dat was ook niet wat het zo bijzonder maakte. Het fantastische was dat August was uitgegaan van het getal dat zij daar op Ingarö willekeurig had gekozen en dat hij daaruit een veel betere elliptische curve had afgeleid dan zijzelf op het nachtkastje had neergekrabbeld toen de jongen niet wilde slapen. Ze had toen geen antwoord of wat voor reactie dan ook gekregen en ze was naar bed gegaan in de veronderstelling dat August, net als die priemgetaltweeling over wie ze had gelezen, niets begreep van wiskundige abstracties, maar dat hij een soort priemgetal factoriserende rekenmachine was.

Maar god, wat had ze zich vergist. August had die nacht wakker gezeten. Hij had haar niet alleen begrepen, hij had haar ook op de vingers getikt en haar wiskunde verbeterd. Dus ze trok haar schoenen en haar leren jack niet eens uit, maar liep meteen haar flat in en opende op haar computer het versleutelde nsa-bestand en haar eigen programma met de elliptische curven.

Daarna belde ze Hanna Balder.

 

Hanna had nauwelijks geslapen omdat ze haar pillen niet had meegenomen. Toch gaven het hotel en de omgeving haar het gevoel dat ze weer leefde. Het duizelingwekkende berglandschap maakte haar ervan bewust hoe opgesloten ze had geleefd en ze had de indruk dat ze al langzaam maar zeker tot rust kwam, dat zelfs de ingewortelde angst in haar lichaam enigszins afnam. Maar dat kon ook wishful thinking zijn en ze voelde zich ook zeker een beetje onbeholpen in deze schitterende omgeving.

Ooit was ze met vanzelfsprekende waardigheid door dit soort zalen geschreden: kijk, hier kom ik. Nu was ze verlegen, zenuwachtig en had ze moeite iets te eten, ook al was het ontbijt overdadig. August zat naast haar dwangmatig zijn cijferreeksen te schrijven. Hij at ook niets maar dronk in elk geval eindeloze hoeveelheden versgeperst sinaasappelsap.

Haar nieuwe, versleutelde telefoon ging, en eerst schrok ze ervan, maar het was natuurlijk de vrouw die haar hierheen had gestuurd. Niemand anders had het nummer, voor zover ze wist, en de vrouw wilde waarschijnlijk alleen maar weten of ze goed waren aangekomen. Dus Hanna begon met een uitbundige beschrijving van hoe fantastisch en prachtig alles was.

Maar tot haar verbazing werd ze ruw onderbroken: ‘Waar zijn jullie?’

‘We zitten te ontbijten.’

‘Dan moeten jullie daar nu mee ophouden en naar jullie kamer gaan. August en ik moeten werken.’

‘Werken?’

‘Ik stuur een paar vergelijkingen waarvan ik wil dat hij ernaar kijkt. Snap je?’

‘Nee, ik begrijp het niet.’

‘Laat ze maar gewoon aan August zien en bel me later op om te vertellen wat hij heeft opgeschreven.’

‘Oké,’ zei Hanna verbouwereerd.

Toen pakte ze een paar croissantjes en een kaneelbroodje en liep ze met August naar de liften.

 

Eigenlijk hoefde August haar alleen in het begin te helpen. Dat was genoeg. Daarna zag ze haar eigen vergissingen en kon ze haar software verbeteren. Uiterst geconcentreerd zat ze uren achtereen te werken, totdat het buiten donker werd en het weer ging sneeuwen. Maar toen, opeens – het was zo’n moment dat ze nooit meer zou vergeten – gebeurde er iets vreemds met het bestand op de computer. Het viel uit elkaar en veranderde van vorm. Er ging een schok door haar heen en ze balde juichend een vuist.

Ze had de sleutels ontcijferd en het document gekraakt, en even was ze daar zo vol van dat ze nauwelijks kon lezen. Daarna begon ze, met stijgende verbazing, de inhoud te bestuderen. Was dit mogelijk? Dit was explosiever dan ze zich ook maar bij benadering had kunnen voorstellen. Dat het toch was opgeschreven en genotuleerd kon alleen maar een gevolg zijn van een te groot geloof in de rsa-algoritmen. Maar hier had ze, zwart op wit, alle vuile was. De tekst was weliswaar niet gemakkelijk te volgen en stond vol intern jargon, eigenaardige afkortingen en cryptische verwijzingen, maar ze had verstand van het onderwerp en begreep het. Toen ze ongeveer vier vijfde had gelezen, werd er aangebeld.

Ze trok zich er niets van aan. Het was vast de postbode die een of ander boek of iets anders onbenulligs niet in de brievenbus kreeg of zo. Maar toen moest ze weer aan Camilla’s sms’je denken; ze keek op haar computer wat de camera in het trappenhuis liet zien en verstijfde.

Het was niet Camilla, maar haar andere schrik, die ze in de opwinding bijna vergeten was. Het was die verdomde Ed the Ned, die haar op de een of andere manier had weten op te sporen. Niet dat hij ook maar enigszins leek op de foto’s die er van hem op internet stonden. Maar hij was het onmiskenbaar en hij zag er grimmig en vastberaden uit. Lisbeths hersenen kraakten. Wat moest ze doen? Het enige wat ze kon bedenken was het nsa-bestand via hun pgp-link naar Mikael te sturen.

Daarna zette ze haar computer uit en kwam ze overeind om de deur open te doen.

 

Wat was er toch met Bublanski gebeurd? Sonja Modig begreep er niets van. Dat gekwelde gezicht van de afgelopen weken was als sneeuw voor de zon verdwenen. Hij liep te glimlachen en te neuriën, en natuurlijk waren er dingen om blij over te zijn. De moordenaar was gepakt. August Balder had twee pogingen tot moord overleefd en zelf hadden ze een groot deel van de motieven en vertakkingen van het technologische-researchbedrijf Solifon ontdekt.

Maar er waren nog heel wat vragen over, en de Bublanski die zij kende, juichte nooit te vroeg. Hij was zelfs eerder geneigd om op triomfantelijke momenten aan zichzelf te twijfelen, dus ze begreep niet wat er in hem was gevaren. Hij liep stralend door de gang. Zelfs nu hij op zijn kamer het nietszeggende verhoor zat te lezen dat de politie van San Francisco van Zigmund Eckerwald had afgenomen, speelde er een glimlach om zijn lippen.

‘Sonja, mijn lieve collega, ben jij het!’

Ze besloot niet te reageren op deze overdreven begroeting en kwam meteen ter zake.

‘Jan Holtser is dood.’

‘Ach.’

‘En daarmee is onze laatste hoop om meer te weten te komen over de Spiders vervlogen,’ vervolgde Sonja.

‘Dus jij dacht dat hij daar iets over zou gaan zeggen?’

‘Het was in elk geval niet onmogelijk.’

‘Waarom denk je dat?’

‘Hij stortte helemaal in toen zijn dochter verscheen.’

‘Dat wist ik niet. Wat is er gebeurd?’

‘Zijn dochter heet Olga,’ zei Sonja. ‘Ze kwam uit Helsinki hierheen toen ze hoorde dat haar vader gewond was. Maar toen ik met haar sprak en ze hoorde dat Holtser een kind had geprobeerd te vermoorden, ging ze helemaal door het lint.’

‘Hoezo?’

‘Ze stortte zich op hem en zei iets vreselijk agressiefs in het Russisch.’

‘Verstond je wat ze zei?’

‘Het kwam erop neer dat hij maar eenzaam moest sterven en dat ze hem haatte.’

‘Dat is duidelijke taal.’

‘Ja, en daarna zei ze dat ze alles zou doen wat in haar vermogen lag om ons te helpen met ons onderzoek.’

‘En Holtser, hoe reageerde die?’

‘Dat bedoelde ik. Even dacht ik dat we hem hadden. Hij was helemaal de kluts kwijt, had tranen in zijn ogen. Ik hecht niet zoveel waarde aan die katholieke gedachte dat onze morele waarde vlak voor de dood wordt bepaald, maar het was bijna ontroerend om te zien. Die man die zoveel kapot heeft gemaakt, was een en al berouw.’

‘Mijn rabbi ...’ begon Bublanski.

‘Nee, Jan, kom me nu niet aan met je rabbi. Laat me doorgaan. Holtser begon te vertellen dat hij zo’n vreselijk mens was geweest en toen zei ik dat hij als christen zijn schuld moest belijden en moest vertellen voor wie hij werkte, en op dat moment, ik zweer het je, was hij er heel dichtbij. Hij aarzelde en draaide met zijn ogen, maar in plaats van te bekennen begon hij over Stalin.’

‘Over Stalin?’

‘Dat Stalin zich ook niet beperkte tot de schuldigen maar ook wraak nam op de kinderen en de kleinkinderen en het hele geslacht. Ik denk dat hij wilde zeggen dat zijn leider net zo was.’

‘Dus hij was bezorgd om zijn dochter.’

‘Ja, hoezeer ze hem ook haatte. Toen probeerde ik hem duidelijk te maken dat we een getuigenbeschermingsprogramma voor haar konden regelen, maar hij werd steeds minder aanspreekbaar. Hij raakte bewusteloos en stierf een goed uur later.’

‘Verder nog iets?’

‘Alleen dat er een superintelligentie is verdwenen en dat we nog steeds geen spoor van Andrei Zander hebben kunnen vinden.’

‘Ik weet het, ik weet het.’

‘En dat iedereen die daar de kans toe heeft, zwijgt als het graf.’

‘Ik merk het. We krijgen niets voor niets.’

‘Nee. Of ja, toch, één ding weten we wel,’ vervolgde Sonja. ‘Je weet wel, de man die Amanda Flod herkende op de tekening van het verkeerslicht van August.’

‘Die oude acteur.’

‘Ja, die. Roger Winter heet hij. Amanda hoorde hem alleen maar informatief om na te gaan of hij het kind kende, of Balder, en ik geloof dat ze er niet veel van verwachtte, maar Roger Winter leek behoorlijk zenuwachtig, en Amanda hoefde hem niet eens erg onder druk te zetten of hij kwam met al zijn zonden op de proppen.’

‘O?’

‘Ja, en dat waren niet bepaald onschuldige verhaaltjes. Weet je, Lasse Westman en Roger Winter zijn al sinds hun jonge jaren bij het Revolutionsteater bevriend, en ze kwamen vaak ’s middags, als Hanna er niet was, bij elkaar in de Torsgata om te ouwehoeren en te zuipen. Vaak zat August in de kamer ernaast te puzzelen en bekommerden Lasse en Roger zich niet erg om hem. Maar op een dag had het joch een groot wiskundeboek van zijn moeder te pakken gekregen, wat duidelijk ver boven zijn niveau was. Toch zat hij er manisch in te bladeren en stootte hij allerlei geluiden uit, alsof hij opgewonden was. Lasse raakte geïrriteerd, pakte het boek van hem af en gooide het in de vuilnisbak. Daar werd August blijkbaar woedend om. Hij kreeg een soort aanval en toen schopte Lasse hem een paar keer.’

‘Jeetje.’

‘Toch was dat nog maar het begin. Daarna werd August heel griezelig, zei Roger. Hij begon hen raar aan te kijken en op een dag trof Roger zijn jeansjasje in kleine stukjes geknipt aan. Een andere keer had iemand alle biertjes in de koelkast leeggegooid en alle flessen drank kapotgeslagen en ... Ik weet niet ...’

Sonja zweeg.

‘Wat?’

‘Het werd een soort loopgravenoorlog. Ik verdenk Roger en Lasse ervan dat ze in hun dronkenschap allerlei vreemde dingen over August begonnen te denken en zelfs bang voor hem werden. Maar wat daar psychologisch achter zit, is niet zomaar te begrijpen. Misschien begonnen ze August serieus te haten. Soms gaven ze hem er samen van langs. Roger zei dat hij zich daar schuldig over voelde en dat hij er later nooit met Lasse over praatte. Hij wilde hem niet slaan, maar hij kon het niet laten. Het was alsof zijn jeugd terugkwam, zei hij.’

‘En wat bedoelde hij daarmee?’

‘Dat is ook niet zo simpel. Blijkbaar heeft Roger Winter een gehandicapte jongere broer, die toen ze jong waren altijd de knappe, begaafde zoon was. Terwijl Roger zijn ouders altijd teleurstelde, kreeg zijn broer complimenten, onderscheidingen en alle mogelijke waardering. Ik denk dat dat de nodige bitterheid heeft veroorzaakt. Misschien nam Roger in zijn onderbewuste ook wraak op zijn broer. Ik weet het niet. Hoewel ...’

‘Ja?’

‘Hij gebruikte een vreemde formulering. Hij zei dat hij het gevoel had dat hij de schaamte van zich af probeerde te slaan.’

‘Waanzinnig!’

‘Ja, en het gekste van alles is dat hij het allemaal zomaar bekende. Amanda zei dat hij er doodsbang uitzag. Hij liep een beetje mank en had twee blauwe ogen. Het leek haast of hij gearresteerd wílde worden.’

‘Merkwaardig.’

‘Ja, hè? Maar er is iets wat mij nog meer verwondert,’ vervolgde Sonja Modig.

‘En dat is?’

‘Dat mijn baas, die sombere tobber, opeens als een zonnetje loopt te stralen.’

Bublanski keek gegeneerd.

‘Dus het valt op.’

‘Het valt op.’

‘Ja, nou ja,’ stamelde hij. ‘Het heeft niet meer te betekenen dan dat een vrouw het voorstel heeft aangenomen om met mij uit eten te gaan.’

‘Je bent toch niet verliefd?’

‘Het is alleen maar een etentje, zei ik toch!’ verklaarde Bublanski, en hij bloosde.

 

Het beviel Ed niet, maar hij kende het spelletje. Het was een beetje alsof hij terug was in Dorchester. Wat er ook gebeurde, je mocht niet toegeven. Je moest hard toeslaan of je tegenstander intimideren met een zwijgend psychologisch machtsspelletje, en hij dacht: waarom niet? Wilde Lisbeth Salander het hard spelen, dan speelde hij het hard terug, dus hij staarde haar aan als een zwaargewicht in de ring. Maar dat leverde niet veel op. Ze staarde terug met een staalgrijze, ijzige blik en zei geen woord. Het leek wel een duel, een zwijgend, verbeten duel, en op het laatst werd Ed het zat. Hij vond het allemaal maar belachelijk. Dat grietje was ontmaskerd. Hij had haar geheime identiteit gekraakt en haar opgespoord, en ze mocht blij zijn dat hij niet met dertig mariniers was binnengevallen om haar op te pakken.

‘Je vindt jezelf heel wat, hè?’ zei hij.

‘Ik hou niet van onaangekondigd bezoek.’

‘Ik hou niet van mensen die mijn systeem binnendringen, dus daarmee staan we quitte. Maar misschien wil je weten hoe ik je heb gevonden?’

‘Kan me niet schelen.’

‘Ik heb je gevonden via je bedrijf in Gibraltar. Niet zo slim om dat Wasp Enterprises te noemen, hè?’

‘Blijkbaar niet.’

‘Voor een slim meisje heb je erg veel fouten gemaakt.’

‘Voor een slim ventje heb jij een baan aangenomen bij een behoorlijk smerig bedrijf.’

‘Misschien smerig, maar we zijn wel nodig. We leven in een akelige wereld.’

‘Zeker met kerels als Jonny Ingram.’

Dat had hij niet verwacht. Dat had hij echt niet verwacht. Maar hij hield zijn gezicht in de plooi – daar was hij heel goed in.

‘Jij bent grappig.’

‘Retecool. Opdracht geven tot moord en samenwerken met schurken in de Russische Doema om de hoofdprijs te verdienen en zijn eigen huid te redden, dat is echt komisch, hè?’ kaatste ze terug, en toen kon hij zijn gezicht niet meer in de plooi houden. Even kon hij zelfs bijna niet meer denken.

Waar had ze dat in godsnaam vandaan? Het duizelde hem. Maar toen besefte hij – en daardoor ging zijn hartslag in elk geval een beetje omlaag – dat ze waarschijnlijk blufte, en als hij haar ook maar een seconde had geloofd, dan kwam dat doordat hijzelf in zijn slechtste momenten weleens had gedacht dat Jonny Ingram zich aan zulke dingen schuldig had gemaakt. Maar nadat hij zich een slag in de rondte had gewerkt, wist Ed beter dan wie ook dat er geen enkel bewijs voor bestond.

‘Probeer me niet zoiets doms wijs te maken,’ zei hij. ‘Ik beschik over hetzelfde materiaal als jij en nog heel wat meer.’

‘Daar ben ik niet zo zeker van, Ed, of heb jij ook de sleutels van Ingrams rsa-algoritmen ontdekt?’

Ed Needham keek haar aan en kreeg een onwerkelijk gevoel. Ze kon de encryptie toch niet hebben gekraakt? Dat was onmogelijk. Zelfs hij, met al zijn bronnen en alle experts die tot zijn beschikking stonden, had dat niet eens het proberen waard gevonden.

En nu beweerde zij ... hij weigerde het te geloven. Ze moest er op een andere manier achter zijn gekomen. Misschien zat er wel een lek bij een van Ingrams intimi. Nee, dat was net zo onwaarschijnlijk. Maar langer kon hij er niet over nadenken.

‘Dus zo staan de zaken ervoor, Ed,’ zei ze op een nieuwe, gezaghebbende toon. ‘Je hebt tegen Mikael Blomkvist gezegd dat je me met rust wilt laten als ik vertel hoe ik mijn aanval heb uitgevoerd. Misschien meen je dat. Het kan ook zijn dat je bluft of er geen moer over te zeggen hebt als de situatie verandert. Je kunt wel ontslagen worden. Ik zie geen enkele reden om jou of de mensen voor wie je werkt te vertrouwen.’

Ed ademde diep in en uit, en probeerde terug te slaan.

‘Ik respecteer je houding,’ antwoordde hij. ‘Maar hoe vreemd het ook klinkt, ik hou altijd woord, niet omdat ik zo aardig ben, integendeel. Ik ben een wraakzuchtige gek, net als jij, meisje. Maar ik had het niet overleefd als ik mensen in gevaarlijke situaties in de steek had gelaten, en dat mag je geloven of niet. Maar je hoeft er niet aan te twijfelen dat ik je leven tot een hel zal maken als je je mond houdt. In dat geval zul je er spijt van hebben dat je ooit geboren bent, geloof me.’

‘Mooi,’ zei ze. ‘Je bent een harde. Maar je bent ook trots, hè? Je wilt er koste wat het kost voor zorgen dat mijn hackersaanval niet uitkomt. Maar op dat punt moet ik je helaas vertellen dat je hopeloos slecht bent voorbereid. Elk woord daarover zal worden gepubliceerd als je me ook maar met één vinger aanraakt, en hoewel het me eigenlijk tegenstaat, zal ik je vernederen. Probeer je het leedvermaak op internet maar eens voor te stellen.’

‘Je kletst uit je nek.’

‘Ik had het niet overleefd als ik uit mijn nek had gekletst,’ vervolgde ze. ‘Ik haat deze observatiesamenleving. Ik heb voor de rest van mijn leven genoeg van big brother en autoriteiten. Maar ik ben toch bereid om iets voor je te doen, Ed. Als jij naar buiten toe je mond houdt, zal ik je informatie geven die je positie versterkt, die je helpt Fort Meade van rotte appels te ontdoen en die je de kans geeft om wraak te nemen op de klootzak die heeft voorkomen dat je mij kon oppakken.’

Ed boog zich voorover over de tafel en staarde de merkwaardige vrouw tegenover hem alleen maar aan. Toen deed hij iets waar hij zich nog lang over zou verbazen.

Hij schoot in de lach.