26

24 november ’s morgens

August gilde en op hetzelfde moment hoorde Lisbeth het geluid van voetstappen; snelle voetstappen langs de korte kant van het huis. Ze greep haar pistool weer en stond snel op. Ze voelde zich beroerd maar gunde zich niet de tijd om daarover na te denken. Ze stormde naar de deur en zag een grote man op de veranda. Even dacht ze dat ze in het voordeel was, dat ze een seconde voorsprong had, maar toen veranderde de situatie dramatisch.

De gestalte stopte niet en liet zich zelfs niet tegenhouden door de glazen deuren. Hij sprong er gewoon met getrokken pistool dwars doorheen en schoot met razendsnelle vanzelfsprekendheid op August. Lisbeth beantwoordde het vuur, of misschien had ze dat al gedaan; dat wist ze niet meer. Ze wist ook niet meer op welk moment ze naar de man toe begon te rennen. Ze merkte alleen dat ze met daverende kracht tegen hem aan botste en boven op hem op de grond terechtkwam, vlak voor de ronde keukentafel waar het jongetje net nog had gezeten. Zonder een moment te aarzelen gaf ze de man een kopstoot.

Die was zo hevig dat haar hoofd ervan tolde en ze kwam wankelend overeind. De hele kamer bewoog. Ze had bloed op haar bloes. Was ze weer geraakt? Ze had geen tijd om erover na te denken. Waar was August? De plek bij de tafel was leeg; daar lagen alleen nog de pennen, de tekeningen, de potloden, de priemgetalberekeningen. Waar was hij in godsnaam? Ze hoorde een jammerend geluid bij de koelkast en ... daar zat hij, trillend, met zijn knieën tegen zijn borst opgetrokken. Hij had zich blijkbaar opzij kunnen gooien.

Lisbeth wilde net naar hem toe rennen toen ze opnieuw verontrustende geluiden hoorde, verder weg: gedempte stemmen, brekende takken. Er kwamen meerdere mensen aan en ze begreep dat ze nu moesten maken dat ze hier wegkwamen. Als het haar zus was, had ze mensen op sleeptouw. Dat was altijd zo. Lisbeth was alleen en Camilla verzamelde hele bendes om zich heen. Dus net als vroeger was het zaak slimmer en sneller te zijn. Ze zag het terrein rondom het huis voor zich alsof er een schijnwerper op stond. Ze stormde naar August toe. ‘Kom!’ zei ze. August verroerde zich niet. Hij bleef op de grond zitten alsof hij eraan vastgevroren was. Lisbeth tilde hem met een snelle ruk op en vertrok haar gezicht. Elke beweging deed zeer. Maar er was geen tijd meer te verliezen en waarschijnlijk begreep August dat toch ook. Hij gaf aan dat hij zelf kon rennen, dus Lisbeth holde naar de keukentafel, greep haar laptop en sprintte naar het terras, langs de man op de vloer, die verdwaasd opstond en Augusts benen probeerde te grijpen.

Lisbeth overwoog hem te doden maar gaf hem in plaats daarvan een paar geweldige trappen tegen zijn hals en in zijn buik en schopte zijn wapen weg. Daarna rende ze met August het terras op naar de rotsen en de helling. Plotseling bleef ze echter staan. Ze dacht aan de tekening. Ze had niet gezien hoever August ermee was gekomen. Moest ze omkeren? Nee, ze konden er elk moment zijn. Ze moesten vluchten. Maar toch ... de tekening was ook een wapen, de oorzaak zelfs van al deze waanzin. Dus ze liet August en haar laptop op het rotsplateau achter dat ze de avond tevoren al had bekeken. Toen rende ze weer naar boven, het huis in, en ze keek op de tafel. Eerst zag ze de tekening niet. Er lagen overal papieren met die vervloekte Lasse Westman erop, en lijsten met priemgetallen.

Maar daar! Daar lag ze. Boven de schaakvelden en de spiegels was nu een bleke figuur te zien met een scherp litteken op zijn voorhoofd, die Lisbeth inmiddels maar al te goed kende. Het was de man die hier op de grond lag te kreunen. Ze pakte razendsnel haar mobieltje, maakte er een foto van en mailde die naar Jan Bublanski en Sonja Modig van de politie. Ze krabbelde zelfs nog een zinnetje op de tekening. Maar meteen besefte ze dat ze dat niet had moeten doen.

Ze stond op het punt te worden omsingeld.

 

STOCKHOLMARHIPELAGO_FOREIGN.eps

 

Aan zijn Samsung-telefoon had Lisbeth hetzelfde woord gestuurd als aan Erika. Dat woord was crisis, en dat maakte de situatie gelijk duidelijk, zeker als het van Lisbeth kwam. Wat Mikael ook verzon, hij kon het niet anders opvatten dan dat de dader haar had opgespoord. Misschien overviel hij haar wel op het moment dat ze het woord intikte, dus zodra hij de Stadsgårdskade voorbij was en op de provinciale weg kwam, trapte hij het gaspedaal diep in.

Hij reed in een zilverkleurige, nieuwe Audi A8 en naast hem zat Ed Needham. Ed zag er grimmig uit. Af en toe tikte hij iets in op zijn telefoon. Waarom Mikael hem had laten meegaan wist hij niet goed – misschien wilde hij weten welke bewijzen de man tegen Lisbeth had, maar nee, er was ook nog iets anders. Misschien hadden ze iets aan Ed. In elk geval zou hij de situatie niet kunnen verslechteren. Het was toch al crisis. De politie was gealarmeerd, maar er was nauwelijks tijd om snel voldoende manschappen op te roepen – vooral niet omdat ze sceptisch waren over de schaarse informatie. Erika onderhield de contacten. Zij wist de weg en hij had hulp nodig. Alle hulp die hij maar kon krijgen.

Toen ze bij de Danviksbro waren, zei Ed Needham iets, maar Mikael verstond hem niet. Hij was met zijn gedachten ergens anders. Hij dacht aan Andrei – wat hadden ze met hem gedaan? Mikael zag hem voor zich zoals hij peinzend en besluiteloos op de redactie had gezeten, terwijl hij eruitzag als een jonge Antonio Banderas. Waarom was hij in godsnaam niet meegegaan om een biertje te drinken? Mikael probeerde hem weer te bellen, vervolgens probeerde hij ook Lisbeth te bereiken, maar hij kreeg bij geen van beiden gehoor. Toen hoorde hij Ed weer.

‘Wil je dat ik je vertel wat we hebben?’ vroeg Ed.

‘Ja ... misschien wel ... doe maar,’ zei Mikael.

Maar ook deze keer kwam het er niet van. Mikaels telefoon ging. Het was Jan Bublanski.

‘Wij hebben straks heel wat om over te praten, dat begrijp je wel, hè? En je kunt erop rekenen dat dit nog een juridisch staartje krijgt.’

‘Ik begrijp het.’

‘Maar ik belde nu eigenlijk om je wat informatie te geven. We weten dat Lisbeth Salander om 4.22 uur nog in leven was. Was dat vóór- of nádat ze alarm sloeg bij jou?’

‘Ervoor. Vlak ervoor.’

‘Oké.’

‘Hoe kom je aan dat tijdstip?’

‘Salander stuurde ons iets. Iets geweldig interessants.’

‘Wat dan?’

‘Een tekening. En ik moet zeggen, Mikael: die overtreft onze stoutste verwachtingen.’

‘Dus Lisbeth heeft het joch aan het tekenen gekregen.’

‘Nou en of. En ik weet natuurlijk niet wat voor bewijstechnische kwesties er nog kunnen ontstaan of wat een handige advocaat tegen die tekening in kan brengen, maar voor mij bestaat er geen enkele twijfel dat dit de moordenaar is. Het is ongelooflijk knap gedaan, weer met die merkwaardige wiskundige precisie. Er staat ook nog een vergelijking onder, met x- en y-coördinaten. Ik heb geen idee of dat er iets mee te maken heeft, maar ik heb de tekening naar Interpol gestuurd om door hun gezichtsherkenningsprogramma te halen. Als die man ergens in hun database zit, is hij erbij.’

‘Gaan jullie er ook mee naar de media?’

‘We denken erover.’

‘Wanneer kunnen jullie ter plaatse zijn?’

‘Zo snel mogelijk ... wacht!’

Mikael hoorde op de achtergrond een andere telefoon overgaan. Bublanski bleef een minuutje weg. Toen hij terugkwam, zei hij kort: ‘We hebben informatie dat er daar geschoten is. Het ziet er niet goed uit, vrees ik.’

Mikael ademde diep in en uit.

‘En geen nieuws over Andrei?’ vroeg hij.

‘We hebben zijn telefoon getraceerd op een basisstation in Gamla Stan, maar verder kwamen we niet. Sinds enige tijd krijgen we helemaal geen signalen meer, alsof het mobieltje kapot is.’

Mikael hing op en ging nog harder rijden. Een tijdlang reed hij honderdtachtig en aanvankelijk zei hij heel weinig. Hij vertelde Ed Needham in het kort wat er aan de hand was, maar na een tijdje hield hij het niet meer uit. Hij moest aan iets anders denken.

‘Nou, wat hebben jullie?’

‘Over Wasp?’

‘Ja.’

‘Heel lang hadden we geen fluit. We waren ervan overtuigd dat we op een dood spoor zaten,’ vertelde Needham. ‘We hadden alles gedaan wat we konden, meer nog. We hadden de onderste steen bovengehaald en toch kwamen we nergens, en ergens vond ik dat wel logisch.’

‘Hoezo?’

‘Een hacker die in staat was tot zo’n aanval zou ook alle sporen kunnen wissen. Ik begreep al gauw dat we langs de normale weg niets zouden bereiken, maar ik gaf het niet op en uiteindelijk lapte ik al onze onderzoeksprotocollen aan mijn laars. Ik stelde direct de hamvraag: wie kan zo’n operatie uitvoeren? Ik wist al dat die vraag onze beste kans was. Het niveau van de aanval was zo hoog dat er niet veel mensen zouden zijn die dat konden. In die zin had de hacker zijn talent tegen. Bovendien hadden we het spionagevirus geanalyseerd en dat ...’

Ed Needham keek weer op zijn telefoon.

‘Ja?’

‘... dat had bepaalde artistieke kenmerken, en dat waren voor ons natuurlijk goede aanwijzingen. We hadden, zou je kunnen zeggen, een knap werkstuk met een specifieke persoonlijke stijl en nu hoefden we alleen nog maar de maker daarvan te vinden, dus we begonnen informatie te zoeken bij hackerscollectieven, en al snel was er een naam, een handle, die steeds weer opdook. Raad eens welke?’

‘Nou?’

‘Wasp! Er kwamen ook veel andere namen, maar Wasp trok onze aandacht, ook door de naam zelf ... Nou ja, dat is een lang verhaal waarmee ik je niet zal vermoeien. Maar die naam ...’

‘... kwam uit dezelfde strip als die van de organisatie die achter de moord op Frans Balder zit.’

‘Inderdaad. Dus dat weet je?’

‘Ja, en ik weet ook dat zo’n verband bedrieglijk en verleidelijk is. Als je maar goed genoeg zoekt, vind je overal wel samenhang tussen.’

‘Klopt. Dat weten wij als geen ander. We winden ons op over verbanden die niets te betekenen hebben en dan missen we die waar wel iets in zit. Dus nee, in eerste instantie gaf ik er eigenlijk niet veel voor. Wasp kon ook van alles betekenen. Maar ik had op dat moment niet veel anders om achteraan te gaan. Bovendien had ik zoveel mythisch geleuter over die persoon gehoord dat ik zijn identiteit hoe dan ook wilde achterhalen. We gingen ver terug in de tijd. We reconstrueerden oude dialogen op hackerssites. We lazen alles wat we maar konden vinden dat Wasp op internet had geschreven, we bestudeerden alle operaties waarvan we wisten dat die handle erachter zat, en al gauw leerden we Wasp een beetje kennen. We raakten ervan overtuigd dat het een vrouw was, al drukte ze zich niet bepaald vrouwelijk uit, en we begrepen dat ze een Zweedse was. Veel vroege bijdragen waren in het Zweeds geschreven. Dat gaf ons op zichzelf nog niet veel houvast, maar omdat de organisatie die ze onderzocht een link had met Zweden en omdat Frans Balder ook een Zweed was, werd het spoor in elk geval niet minder warm. Ik nam contact op met mensen van de fra; die doorzochten hun registers en toen ...’

‘Nou?’

‘... vonden ze iets wat tot een doorbraak leidde. Jaren geleden hadden de autoriteiten een hackersboodschap met de handle Wasp onderzocht, in een tijd dat Wasp nog niet zo goed was in encryptie.’

‘Wat was er gebeurd?’

‘De fra was erop geattendeerd dat een hacker die zich Wasp noemde kennis probeerde te verkrijgen over mensen die waren overgelopen van buitenlandse inlichtingendiensten, en dat was voldoende om de waarschuwingssystemen van de fra te activeren. De dienst had een onderzoek uitgevoerd dat leidde naar een psychiatrische kliniek in Uppsala, naar een computer van een arts die Teleborian heette. Om de een of andere reden – waarschijnlijk omdat hij soms samenwerkte met de Zweedse veiligheidsdienst – was Teleborian boven alle verdenking verheven. Daarna concentreerde de fra zich op een paar psychiatrisch verpleegkundigen die als verdacht werden beschouwd omdat ze... nou ja, gewoon omdat het allochtonen waren. Dat was onvoorstelbaar dom en stereotiep gedacht, en het leverde niets op.’

‘Dat zal wel niet, nee.’

‘Nee. Maar nu, veel later, vroeg ik iemand van de fra me al dat oude materiaal te sturen en toen bestudeerden we het op een heel andere manier. Weet je, om goed te zijn in hacken hoef je niet groot en dik te zijn en je ’s morgens te scheren. Ik heb kinderen van twaalf, dertien jaar ontmoet die er waanzinnig goed in waren, dus ik vond het vanzelfsprekend om alle kinderen na te trekken die in die tijd in die kliniek zaten. De namenlijst zat bij het materiaal. Ik zette er drie van mijn jongens op om ze allemaal te checken, ze binnenstebuiten te keren, en weet je wat we vonden? Een van de kinderen was de dochter van de oude spion en topcrimineel Zalachenko, voor wie onze collega’s van de cia zoveel belangstelling hadden en toen werd het opeens heel interessant. Zoals je misschien weet, zijn er raakpunten tussen het netwerk dat de hacker onderzocht en het oude misdaadsyndicaat van Zalachenko.’

‘Dat hoeft niet te betekenen dat Wasp jullie daarom heeft gehackt.’

‘Absoluut niet. Maar we bekeken dat meisje nader en ... wat zal ik zeggen? Ze heeft een boeiende achtergrond, hè? Weliswaar is er heel wat informatie over haar op mysterieuze wijze gewist uit officiële bronnen, maar we hebben toch meer dan voldoende gevonden. En ik weet het niet, misschien heb ik het mis, maar ik heb het idee dat er een soort oergebeurtenis is, een basistrauma. Een klein flatje in Stockholm en een alleenstaande moeder die achter de kassa van een supermarkt zit en moet knokken om voor haar tweelingdochters de eindjes aan elkaar te knopen. In zekere zin zijn we heel ver verwijderd van de grote wereld. Maar toch ...’

‘... is de grote wereld dichtbij.’

‘Ja. Toch komt er een ijzige wind van de grote politiek binnen wanneer de vader op bezoek komt. Mikael, je weet geen zak van mij.’

‘Nee.’

‘Maar ik weet heel goed hoe het voor een kind is om grof geweld van nabij mee te maken.’

‘O ja?’

‘Ja. En ik weet nog beter hoe het voelt als de samenleving geen poot uitsteekt om de schuldigen te straffen. Dat doet zeer, man, vreselijk zeer, en het verbaast me absoluut niet dat de meeste kinderen die dat meemaken eraan onderdoor gaan. Dat worden zelf later ook gewelddadige klootzakken.’

‘Helaas wel, ja.’

‘Maar een paar, Mikael, worden zo sterk als een beer, komen in verzet en slaan terug. Zo iemand was Wasp, hè?’

Mikael knikte peinzend en gaf nog wat meer gas.

‘Ze sloten haar op in gekkenhuizen en probeerden haar steeds kapot te maken. Maar elke keer kwam ze weer terug, en weet je wat ik denk?’ vroeg Ed.

‘Nee.’

‘Dat ze elke keer sterker werd. Dat ze die hel doorstond en erdoor groeide. Ik denk eerlijk gezegd dat ze levensgevaarlijk is geworden en ik geloof niet dat ze ook maar iets is vergeten van alles wat er is gebeurd. Alles staat in haar geheugen gegrift, denk je niet? Misschien heeft die hele waanzin van haar jeugd deze steen wel aan het rollen gebracht.’

‘Dat zou kunnen.’

‘Precies. We hebben te maken met twee zussen die door iets verschrikkelijks totaal verschillend zijn beïnvloed en daardoor bittere vijanden zijn geworden. En bovendien hebben we te maken met de erfenis van een groot crimineel imperium.’

‘Daar heeft Lisbeth niets mee te maken. Ze heeft de pest aan alles wat met haar vader te maken heeft.’

‘Dat weet ik heel goed, Mikael, maar wat is er met die erfenis gebeurd? Is dat niet wat zij aan het uitzoeken is? Is dat niet wat ze wil vernietigen, net als de oorsprong ervan?’

‘En wat wil jíj?’ vroeg Mikael scherp.

‘Misschien wel hetzelfde als Wasp. Ik wil iets rechtzetten.’

‘En je hacker grijpen.’

‘Ik wil haar ontmoeten, haar de mantel uitvegen en elk kloteveiligheidsgaatje dichten. Maar vooral wil ik wraak nemen op bepaalde mensen die mij mijn werk niet lieten afmaken alleen maar omdat Wasp hen dreigde te ontmaskeren. En ik heb zo’n vermoeden dat jij me op dat punt wel wilt helpen.’

‘Waarom?’

‘Omdat je een goede journalist bent. Goede journalisten willen niet dat smerige geheimen geheim blijven.’

‘En Wasp?’

‘Wasp moet met de billen bloot. Ze moet meer vertellen dan ze in haar hele leven ooit heeft gedaan. En jij gaat me daarbij helpen.’

‘Want?’

‘Want anders vind ik wel een manier om haar op te sluiten en haar leven weer tot een hel te maken; dat kan ik je verzekeren.’

‘Maar voorlopig wil je alleen met haar praten.’

‘Niet één klootzak mag mijn systeem ooit nog kraken, Mikael, en daarom wil ik precies weten wat ze heeft gedaan. Dus dat moet jij aan haar doorgeven. Ik ben bereid je vriendin te laten lopen als ze me vertelt hoe ze haar cyberaanval heeft uitgevoerd.’

‘Ik zal het doorgeven. Maar laten we eerst hopen ...’ begon Mikael.

‘Dat ze nog leeft,’ vulde Ed aan, en even later sloegen ze met hoge snelheid links af naar Ingarö.

Het was 4.48 uur. Twintig minuten nadat Lisbeth Salander alarm had geslagen.

 

Zelden had Jan Holtser zich zo vergist.

Hij leed aan de romantische veronderstelling dat je al van afstand kon uitmaken of je een man-tegen-mangevecht of een grote fysieke test kon doorstaan en daarom had het hem, in tegenstelling tot Orlov en Bogdanov, niet verbaasd dat het plannetje met Mikael Blomkvist was mislukt. Zij waren er volkomen zeker van geweest: er bestaat geen man die niet voor Kira valt. Maar Holster had – nadat hij de journalist in Saltsjöbaden slechts één duizelingwekkende seconde van afstand had gezien – zijn twijfels gehad. Mikael Blom­kvist zag er lastig uit, als een man die niet zo gemakkelijk om de tuin te leiden of uit te schakelen was, en niets wat Jan sindsdien had gehoord, had hem van gedachten doen veranderen.

Maar met die jongere journalist was het een ander verhaal. Die zag eruit als het prototype van een slappeling. Niets was echter minder waar gebleken. Andrei Zander had langer gevochten dan enig ander die Jan ooit had gemarteld. Ondanks alle gruwelijke kwellingen weigerde hij zich gewonnen te geven. Er straalde een soort onwankelbaarheid uit zijn ogen die geschraagd leek op een hoger beginsel, en Jan dacht lange tijd dat ze het op zouden moeten geven, dat Andrei Zander liever het hevigste lijden onderging dan dat hij ook maar iets los zou laten. Pas toen Kira zwoer dat ze ook Erika en Mikael van Millennium zo zouden martelen, brak Andrei uiteindelijk.

Toen was het al halfvier in de ochtend. Het was een van die momenten waarvan Jan dacht dat ze hem altijd bij zouden blijven. Er viel sneeuw op de dakramen. Het gezicht van de jongeman was uitgedroogd en hologig. Het bloed van zijn borst was tegen zijn mond en wangen op gespat. Zijn lippen, waar lang tape op had gezeten, waren gebarsten en kapot. Hij was nog maar een schim van zichzelf. Toch kon je zien dat het een knappe jongen was, en Jan dacht aan Olga. Wat zou zij van hem hebben gevonden?

Was die journalist niet precies het ontwikkelde type waarvan zij hield, dat tegen onrecht streed en partij koos voor bedelaars en uitgestotenen? Daarover en over andere zaken uit zijn eigen leven dacht hij na. Vervolgens maakte hij het kruisteken, het Russische, waarbij één weg leidt naar het hemelrijk en één naar de hel. Toen keek hij uit zijn ooghoeken naar Kira. Ze was mooier dan ooit.

In haar ogen brandde iets. Ze zat naast het bed op een krukje in een dure, blauwe jurk die bijna helemaal vrij was gebleven van bloedspetters en zei in het Zweeds iets tegen Andrei, iets wat oprecht lief klonk. Ze pakte zijn hand. Hij kneep in de hare. Hij had ook niets anders om troost bij te zoeken. Buiten in de steeg huilde de wind. Kira knikte glimlachend naar Jan. En weer vielen er sneeuwvlokken op het raam.

 

Later zaten ze allemaal in een landrover naar Ingarö. Jan voelde zich leeg en zag op tegen wat er stond te gebeuren, maar hij kon niet ontkennen dat het door zijn eigen fout kwam dat ze hier nu reden en daarom zweeg hij maar en luisterde hij naar Kira, die zo merkwaardig opgewonden en gloeiend van haat sprak over de vrouw naar wie ze toe gingen. Jan vond dat geen goed teken en als het in zijn macht had gelegen, had hij haar laten omdraaien en hadden ze het land meteen verlaten.

Maar hij hield zijn mond, terwijl ze door het donker en de vallende sneeuw reden. Soms als hij Kira zag, met haar fonkelende, ijskoude ogen, werd hij bang voor haar. Maar hij zette die gedachte van zich af en bedacht dat hij haar in één ding toch gelijk moest geven: ze had verbluffend snel goed gezeten.

Niet alleen had ze uitgevonden wie zich op de Sveaväg op August Balder had gestort en zijn leven had gered, maar ze had ook uitgedokterd wie zou kunnen weten waar de vrouw en het kind waren gebleven, en de naam die ze noemde was niemand minder dan Mikael Blomkvist. Geen van hen had de logica van de redenering kunnen volgen. Waarom zou een gerenommeerd Zweeds journalist iemand verstoppen die uit het niets was opgedoken en een kind had meegenomen van een plaats delict? Maar hoe meer ze de theorie onderzochten, hoe meer die leek te kloppen. Niet alleen bleek dat de vrouw – die Lisbeth Salander heette – nauwe banden had met de journalist, bij de redactie van Millennium was ook iets gebeurd.

Op de ochtend na de moord in Saltsjöbaden had Jurij de computer van Mikael Blomkvist gehackt om erachter te komen waarom Frans Balder hem midden in de nacht bij zich had uitgenodigd, en toen had hij die informatie zonder veel problemen gevonden. Sinds gistermiddag kon hij niet meer in de computer van de journalist, en wanneer was dat voor het laatst gebeurd? Wanneer was het voor Jurij onmogelijk geweest om de mail van een journalist te lezen? Nooit, voor zover Jan wist. Mikael Blomkvist was opeens veel voorzichtiger geworden, en dat was gebeurd meteen nadat de vrouw en de jongen van de Sveaväg waren verdwenen.

Dat garandeerde op zich nog niet dat hij wist waar Salander en het kind zich bevonden. Maar hoe meer tijd er verstreek, hoe meer aanwijzingen er kwamen dat de theorie weleens zou kunnen kloppen. Kira leek trouwens sowieso geen duidelijke bewijzen nodig te hebben. Ze wilde Blomkvist te grazen nemen en als dat niet zou lukken dan maar iemand anders van het blad. En bovendien had ze een haast obsessieve ambitie om de vrouw en het kind op te sporen, en dat had hen al wantrouwig moeten maken.

Maar Jan mocht al blij zijn. Hij begreep Kira’s motieven dan misschien niet, maar het was toch zijn schuld dat ze het kind nu zo moesten doden; daar kon hij niet omheen. Kira had hem net zo goed kunnen opofferen. Maar ze wilde flinke risico’s nemen om hem te kunnen behouden, en daar was hij blij om, echt, ook al voelde hij zich op dit moment in de auto niet prettig.

Hij probeerde kracht te putten uit Olga. Wat er ook gebeurde, zij mocht niet wakker worden en een tekening van haar vader op alle voorpagina’s zien; en keer op keer hield hij zichzelf voor dat ze tot dusver gelukkig waren geweest en dat ze het moeilijkste achter de rug hadden. Als Andrei Zander nu maar het goede adres had gegeven, zou het verder van een leien dakje moeten gaan.

Zij waren met drie zwaargewapende mannen, vier als je Jurij ook meetelde, maar die was natuurlijk, zoals gebruikelijk, vooral met zijn computer bezig. Hijzelf, Jurij en Orlov, en Dennis Wilton, een gangster die vroeger bij de Svavelsjö MC zat, maar die tegenwoordig geregeld diensten uitvoerde voor Kira en die ook hielp bij de planning in Zweden. Ze waren dus met drie of vier getrainde mannen plus Kira, en tegenover hen stond maar één vrouw, die waarschijnlijk lag te slapen en die bovendien een kind moest beschermen. Het zou geen probleem mogen opleveren, absoluut niet. Ze zouden snel toeslaan, hun karwei afmaken en het land verlaten.

Maar Kira bleef maar doorgaan, bijna manisch: ‘Jullie mogen Salander niet onderschatten!’

Ze zei het zo vaak dat zelfs Jurij, die het anders altijd met haar eens was, geïrriteerd raakte. Weliswaar had ook Jan op de Sveaväg gezien dat het meisje goed getraind, snel en onbevreesd was, maar volgens Kira was het haast een soort supervrouw. Belachelijk. Jan had nog nooit een vrouw ontmoet die zich in een gevecht met hem kon meten, of zelfs maar met Orlov. Toch beloofde hij dat hij voorzichtig zou zijn. Hij beloofde dat hij eerst naar boven zou gaan om het terrein te verkennen en dat hij een strategie, een plan zou bedenken. Ze moesten niet overhaast te werk gaan, zich niet in een of andere val laten lokken. Hij verzekerde het haar steeds weer, en toen ze dan eindelijk bij een baaitje bij een rotshelling en een eenzame steiger parkeerden, nam hij meteen de leiding. Hij gaf de anderen opdracht zich onder dekking van de auto klaar te maken, terwijl hijzelf vast vooruitging om te kijken waar het huis stond. Dat was waarschijnlijk niet zo heel gemakkelijk te vinden.

 

Jan Holtser hield van de vroege ochtend. Van de stilte en het gevoel van overgang dat in de lucht hing. Hij liep met gebogen bovenlichaam en luisterde. Het was geruststellend donker om hem heen, er was geen mens te zien en nergens brandde licht. Hij liep langs de botensteiger en de helling en kwam bij een hek met een gammel poortje bij een spar en een stekelige struik. Hij deed het poortje open, liep een steile houten trap op met een leuning aan de rechterkant en ontwaarde al gauw een huis.

Het stond verscholen tussen dennen en espen, volledig in het duister gehuld. Het had een terras aan de zuidkant, waarop glazen deuren uitkwamen die gemakkelijk te forceren zouden zijn. Dat moest geen probleem zijn. Hij stelde vast dat hij vrijwel geluidloos bewoog en hij overwoog even het karwei zelf af te maken. Dat was misschien zelfs zijn morele plicht. Hij alleen had hen in deze situatie gebracht. Dan moest hij het ook alleen oplossen. Het zou niet de zwaarste klus van zijn leven zijn, integendeel.

Er was blijkbaar geen politie, zoals bij Balder, zelfs niets wat op een alarm wees. Hij had dan wel niet zijn machinegeweer bij zich, maar daar had hij ook geen behoefte aan. Zo’n geweer was volkomen overdreven, een product van Kira’s verhitte gemoed. Hij had zijn pistool, zijn Remington, en dat was genoeg. En opeens, zonder zijn gebruikelijke zorgvuldige planning, maakte hij tempo, wel met dezelfde effectiviteit als anders.

Hij liep heel snel langs de korte kant van het huis naar het terras en de glazen deuren. Maar opeens verstijfde hij. Eerst begreep hij niet waarom. Het kon van alles zijn – een geluid, een beweging, een gevaar waarvan hij zich maar half bewust was – en hij keek snel op naar het rechthoekige raam boven hem. Hij kon hiervandaan niet naar binnen kijken. Toch, onzekerder geworden, verroerde hij zich niet. Was het soms het verkeerde huis?

Hij besloot dichterbij te sluipen en naar binnen te kijken, voor de zekerheid, en toen ... stond hij in het donker als aan de grond genageld. Hij was gezien. De ogen die hem al eerder hadden gezien staarden glazig in zijn richting vanaf een ronde tafel binnen, en toen had hij in actie moeten komen. Hij had naar het terras moeten rennen, razendsnel naar binnen moeten gaan en moeten schieten. Hij had al zijn killersinstinct in moeten zetten. Maar hij aarzelde weer. Hij kreeg het niet voor elkaar om zijn pistool te trekken. Hij verloor zich als het ware in die blik en misschien zou hij nog een tijdje in die positie zijn blijven staan als het kind niet iets had gedaan waar Jan het niet toe in staat had geacht.

De jongen slaakte een ijselijke kreet, waarvan het raam leek te gaan trillen, en toen pas rukte Jan zich los uit zijn verlamming en rende hij het terras op. Zonder nog een seconde na te denken stormde hij dwars door de glazen deuren, en hij schoot. Hij dacht dat hij dat heel nauwkeurig deed, maar hij kreeg de kans niet om te zien of hij ook raak had geschoten.

Een explosieve, op een schaduw lijkende gestalte kwam met zo’n snelheid op hem af dat hij nauwelijks de tijd had om zich om te draaien of een behoorlijke positie in te nemen. Hij was er zich van bewust dat hij weer schoot en dat er iemand terugschoot, maar meer kon hij niet denken, want het volgende moment klapte hij met zijn volle gewicht op de grond en boven op hem tuimelde een jonge vrouw met een razernij in haar ogen zoals hij die nog nooit bij iemand had gezien. Hij reageerde instinctief, vanuit een soortgelijke woede. Hij probeerde nog een keer te schieten, maar de vrouw leek wel een wild dier. Ze zat op hem en tilde zijn hoofd op ... Baf. Jan kreeg niet de tijd om te begrijpen wat er gebeurde. Hij raakte waarschijnlijk buiten bewustzijn.

Toen hij weer bijkwam, proefde hij bloed in zijn mond en was het vies nat onder zijn trui. Hij was zeker geraakt. Op dat moment liepen de vrouw en het kind langs hem heen, en hij probeerde de jongen bij zijn benen te grijpen. Tenminste, dat dacht hij, maar waarschijnlijk werd hij weer aangevallen. Opeens moest hij happen naar adem.

Hij begreep niet meer wat er gebeurde, alleen dat het met hem gedaan was, dat hij was verslagen. En door wie? Door een meisje. Dat besef verergerde zijn pijn, terwijl hij daar te midden van de glassplinters in zijn eigen bloed lag, met gesloten ogen en zwaar ademend, en hij hoopte dat het gauw afgelopen zou zijn. Maar toen hoorde hij weer iets, stemmen, verder weg, en toen hij zijn ogen opendeed, zag hij tot zijn verbazing de vrouw weer. Ze was er nog. Ze was toch net weggegaan? Nee, ze stond met haar dunne jongensbenen bij de keukentafel en was met iets in de weer. Hij deed zijn best om op te staan. Hij kon zijn pistool niet vinden, maar het lukte hem wel om in een zithouding te komen en hij ving tegelijkertijd bij het raam een glimp op van Orlov. Hij draaide zich weer naar de vrouw maar verder kwam hij niet.

Het leek wel of ze ontplofte. Ze greep een paar papieren, stormde met geweldige kracht naar buiten en vloog halsoverkop het bos in. Vlak daarna daverden de schoten door het donker en hij mompelde voor zich uit: ‘Maak ze af, die klootzakken!’, alsof dat zou helpen. Maar in feite had hij niets meer in te brengen. Hij kon niet eens meer goed op zijn benen staan of zich druk maken om de chaos buiten. Hij stond daar maar wat te wankelen en ging ervan uit dat Orlov en Wilton de vrouw en het kind neermaaiden; hij probeerde daar blij om te zijn en het als genoegdoening te beschouwen, maar alleen al om op de been te blijven had hij al zijn wilskracht nodig, dus hij kon niet veel meer dan suffig naar de tafel voor hem kijken.

Daar lagen een hoop potloden en papieren en hij keek er niet-begrijpend naar. Toen was het alsof er zich iets om zijn hart klemde. Hij zag zichzelf, of liever gezegd: eerst zag hij alleen een slecht mens, een demon met een bleek gezicht die zijn hand hief om te doden. Pas na een paar seconden begreep hij dat hij die demon was, en hij begon te trillen van angst.

Toch kon hij zijn ogen niet van de tekening afhouden. Hij werd er als gehypnotiseerd door aangetrokken. En toen ontdekte hij dat er niet alleen maar een soort wiskundige vergelijking onder stond, maar dat er boven aan het papier nog iets was geschreven, met slordige, grove halen.

Er stond:

Mailed.TIF