25

24 november ’s nachts en ’s morgens

Het had niet lang geduurd voordat Lisbeth de Roger had gevonden die August had getekend. Op een website over voormalige acteurs van het zogeheten Revolutionsteater in Vasastan had ze een jongere versie van de man gevonden. Hij heette Roger Winter en er werd gezegd dat hij gewelddadig en jaloers was. In zijn jeugd had hij een paar belangrijke filmrollen gehad. Maar daarna stagneerde zijn carrière en tegenwoordig was hij veel minder bekend dan zijn aan een rolstoel gebonden broer Tobias, een welbespraakte professor in de biologie, die zich van Roger zou hebben gedistantieerd.

Lisbeth noteerde Roger Winters adres en hackte zich vervolgens naar binnen in de supercomputer nsf mri. Ze opende ook haar eigen softwareprogramma, waarin ze had geprobeerd een dynamisch systeem te construeren om de elliptische curven te vinden waarmee de klus de meeste kans van slagen zou hebben, en dan natuurlijk met zo weinig mogelijk iteraties. Maar wat ze ook probeerde, ze kwam niet dichter bij een oplossing. Het nsa-bestand bleef ondoordringbaar, en ten slotte stond ze op en wierp ze een blik in de slaapkamer van August. Hij was wakker en schreef aan het nachtkastje iets op een stuk papier. Toen ze dichterbij kwam, zag ze dat het nieuwe priemgetalfactorisaties waren.

Ze mopperde een beetje en zei met haar monotone stem streng: ‘Dat is geen goed idee. We komen op die manier sowieso niet verder,’ en toen August weer hysterisch met zijn bovenlichaam begon te wiegen zei ze tegen hem dat hij zich moest beheersen en weer moest gaan slapen.

Het was al veel te laat en ze wilde zelf ook even uitrusten, dus ze ging in het bed ernaast liggen en probeerde te ontspannen, maar dat was volslagen onmogelijk. August woelde en kreunde, en uiteindelijk besloot Lisbeth toch nog maar iets te zeggen. Het beste wat ze kon bedenken was: ‘Weet je iets van elliptische curven?’

Daar kreeg ze natuurlijk geen antwoord op. Toch legde ze het zo eenvoudig en overzichtelijk mogelijk uit. ‘Snap je?’ vroeg ze.

August gaf geen antwoord.

‘Nou,’ ging ze door. ‘Neem bijvoorbeeld het getal 3034267. Ik weet dat je daar gemakkelijk de priemgetalfactoren van kunt vinden. Maar je kunt er ook komen door elliptische curven te gebruiken. Neem bijvoorbeeld de curve y2 = x3 – x + 4 en het punt P = (1,2) op de curve.’

Ze krabbelde de vergelijking op een papiertje op het nachtkastje. Maar August leek er helemaal niet bij te zijn en toen herinnerde ze zich weer die autistische tweeling over wie ze had gelezen. Die konden op de een of andere raadselachtige manier grote priemgetallen vinden, maar de eenvoudigste vergelijkingen konden ze niet uitrekenen. Misschien was het met August net zo. Hij was misschien meer een rekenmachine dan een wiskundig talent, en dat maakte op dit moment verder ook niet uit. Haar wond deed weer zeer en ze had slaap nodig. Ze moest alle oude demonen uit haar jeugd, die August in haar had gewekt, proberen te verjagen.

 

Het was al na middernacht toen Mikael Blomkvist thuiskwam en hoewel hij bekaf was en al voor dag en dauw op moest, ging hij meteen achter zijn computer zitten om Edwin Needham te googelen.

Er waren verschillende Edwin Needhams in de wereld, onder anderen een bekende rugbyer die een fantastische comeback had gemaakt na leukemie. Er was een Edwin Needham die blijkbaar expert was in waterzuivering en er was er een die heel goed was in gekke bekken trekken op partyfoto’s. Maar geen van allen paste bij iemand die Wasps identiteit had kunnen achterhalen en haar van een misdrijf zou kunnen beschuldigen.

Er was wel een Edwin Needham die ict’er was en gepromoveerd aan het mit. Dat was in elk geval de goede branche. Maar ook dat leek niet de juiste. Hij had wel een hoge baan bij Safeline, een vooraanstaand bedrijf voor virusbescherming van computers dat ongetwijfeld belangstelling had voor hackers. Maar wat Ed, zoals hij werd genoemd, in interviews zei, ging alleen maar over marktaandelen en nieuwe producten. Geen woord buiten de gebruikelijke, clichématige verkooppraat om, zelfs niet toen hij de kans kreeg om iets te vertellen over zijn hobby’s, bowlen en vliegvissen. Hij hield van de natuur, zei hij, en van het competitie-element. Het gevaarlijkste wat die vent in zich had, was mensen dood vervelen, leek het.

Er was een foto van hem waarop hij grijnzend en met ontbloot bovenlichaam een grote zalm omhooghield. Zo’n foto waarvan er bij vissers wel dertien in een dozijn gaan. Net zo triest als de rest. En toch, langzamerhand begon Mikael zich af te vragen of dat trieste, nietszeggende misschien juist de bedoeling was. Hij las de informatie nog eens en kreeg toen het gevoel dat het in elkaar gezet was, een façade, en langzaam maar zeker raakte hij ervan overtuigd dat dit wel de juiste man was. Dit riekte naar inlichtingendienst, niet? Naar nsa of cia. Hij keek nog eens naar de foto met de zalm en toen meende hij iets heel anders te zien.

Hij meende een harde jongen te zien die maar deed alsof. De manier waarop hij met zijn benen stond en spottend naar de camera grijnsde, had iets onverstoorbaars. Dat verbeeldde Mikael zich in elk geval, en weer moest hij aan Lisbeth denken. Hij vroeg zich af of hij haar iets moest laten weten. Maar er was geen reden om haar ongerust te maken, zeker niet omdat hij eigenlijk nog niets wist, en hij besloot naar bed te gaan. Hij moest een paar uur slapen en een beetje een helder hoofd hebben als hij morgenochtend vroeg Ed Needham zou ontmoeten. In gedachten verzonken poetste hij zijn tanden, kleedde zich uit en ging in bed liggen. Toen voelde hij dat hij onvoorstelbaar moe was. Hij viel in een mum van tijd in slaap en droomde dat hij onder water werd getrokken en bijna verdronk in de rivier waarin Ed Needham stond. Naderhand herinnerde hij zich nog een vaag beeld dat hij op de bodem van de rivier had rondgekropen met slingerende, zwiepende zalmen. Maar hij kon niet lang hebben geslapen. Hij werd met een schok wakker en kreeg het idee dat hij iets over het hoofd had gezien. Op het nachtkastje lag zijn telefoon, en toen dacht hij aan Andrei. Hij had de hele tijd onbewust aan Andrei gedacht.

 

Linda had de deur op twee sloten gedaan, en dat was natuurlijk niet zo gek. Een vrouw met haar achtergrond moest zich heel zorgvuldig beveiligen. Toch had Andrei er een onprettig gevoel van gekregen, maar dat kwam waarschijnlijk door de flat, hield hij zichzelf voor. Die zag er helemaal niet uit zoals hij had verwacht. Woonde hier echt een vriendin?

Het bed was breed, maar niet erg lang, en voorzien van een glanzend stalen traliewerk aan het hoofd- en voeteneinde. De sprei was zwart en deed hem denken aan een lijkbaar of een graf, en de kunst aan de muren vond hij ook lelijk. Die bestond vooral uit foto’s van mannen met wapens. De hele flat had sowieso iets steriels en kils. Hier woonde vast geen aardig mens.

Aan de andere kant was hij waarschijnlijk nerveus en overdreef hij. Misschien probeerde hij alleen maar een excuus te bedenken om te vluchten. Een man wil altijd wegvluchten van wat hij liefheeft – had Oscar Wilde niet zoiets gezegd? Hij keek naar Linda. Hij had nog nooit zo’n betoverend mooie vrouw gezien, dat vond hij nog steeds, en dat was al beangstigend genoeg, maar nu kwam ze ook nog in haar strakke blauwe jurkje, waarin haar vormen goed uitkwamen, naar hem toe en zei ze, alsof ze zijn gedachten kon lezen: ‘Wil je naar huis, Andrei?’

‘Ik heb het heel druk.’

‘Snap ik,’ zei ze, en ze kuste hem. ‘Dan moet je natuurlijk naar huis gaan, aan het werk.’

‘Dat is misschien wel het beste,’ mompelde hij, terwijl ze zich tegen hem aan drukte en hem weer kuste, met zo’n kracht dat hij zich er niet tegen kon verzetten.

Hij kuste haar terug en pakte haar heupen vast. Toen gaf ze hem een por. Zo hard dat hij wankelde en ruggelings op het bed viel. Even werd hij bang. Maar toen keek hij haar aan. Ze glimlachte nog net zo lief als eerder en hij begreep: het was alleen maar speelse agressie. Ze wilde hem wel, toch? Ze wilde met hem vrijen, hier en nu. Hij liet toe dat ze schrijlings op hem ging zitten, de knopen van zijn hemd openmaakte en haar nagels over zijn borst trok, terwijl haar ogen fel gloeiden en haar grote borsten onder haar jurk bewogen. Haar mond hing open. Er liep een sliertje speeksel naar haar kin en ze fluisterde hem iets toe.

Eerst hoorde hij het niet, maar later verstond hij: ‘Nu, Andrei.’

‘Nu!’

‘Nu,’ herhaalde hij onzeker, en hij voelde dat ze zijn broek uittrok. Ze was geraffineerder dan hij had verwacht, gehaaider en wilder dan enige andere vrouw die hij ooit had ontmoet.

‘Ogen dicht en heel stil blijven liggen,’ zei ze.

Hij deed zijn ogen dicht en bleef stilliggen. Hij merkte dat ze met iets aan het prutsen was, maar hij wist niet waarmee. Hij hoorde een klikgeluid en voelde iets van metaal om zijn polsen. Hij keek en zag dat hij handboeien om had gekregen. Hij wilde protesteren. Daar hield hij niet van, maar ze was hem te snel af. Vliegensvlug, alsof ze er veel ervaring mee had, bond ze zijn handen vast aan het ledikant. Toen maakte ze zijn benen vast met een touw. Ze trok het hard aan.

‘Voorzichtig,’ zei hij.

‘Ja, hoor.’

‘Goed zo,’ zei hij. Ze keek hem opeens met heel andere ogen aan, een niet erg prettige blik, vond hij. En toen zei ze op plechtige toon iets, maar dat had hij vast verkeerd verstaan.

‘Wat?’ vroeg hij.

‘Nu ga ik in je snijden met een mes, Andrei,’ zei ze, en ze plakte een groot stuk tape over zijn mond.

 

Mikael hield zichzelf voor dat hij niet ongerust hoefde te zijn. Waarom zou er iets met Andrei gebeurd zijn? Niemand – behalve Erika en hij – wist dat Andrei betrokken was bij de bescherming van Lisbeth en August. Ze waren uitermate voorzichtig geweest met die informatie, voorzichtiger dan ooit. Maar toch ... Waarom kon hij die jongen dan niet te pakken krijgen?

Andrei was niet iemand die zich niets van zijn telefoon aantrok. Integendeel, hij nam altijd meteen op als Mikael belde. Maar nu kon hij hem absoluut niet bereiken. Dat was toch raar? Of ... Mikael probeerde zichzelf er opnieuw van te overtuigen dat Andrei alleen maar zat te werken en tijd en ruimte was vergeten of desnoods dat hij zijn mobieltje was kwijtgeraakt. Meer was het vast niet. Maar het was of de duvel ermee speelde ... Camilla was na al die jaren uit het niets opgedoken. Er broeide iets. En wat had commissaris Bublanski ook alweer gezegd?

We leven in een zieke wereld.

Mikael pakte de telefoon van het nachtkastje en probeerde Andrei opnieuw te bellen. Ook nu kreeg hij geen gehoor en hij besloot hun nieuwe medewerker Emil Grandén te bellen, die bij Andrei in de buurt woonde in Vasastan. Emil klonk een beetje bezorgd en beloofde meteen naar Andrei te lopen om te kijken of hij thuis was. Twintig minuten later belde hij terug. Hij had een hele tijd op Andreis deur staan kloppen, zei hij.

‘Daar is hij zeker niet.’

Mikael hing op, trok zijn kleren aan en haastte zich door een leeg en door de storm geteisterd Södermalm naar de redactie in de Götgata. Met een beetje mazzel, dacht hij, lag Andrei daar op de bank te slapen. Het zou niet de eerste keer zijn dat Andrei op zijn werk in slaap was gevallen en de telefoon niet had gehoord. Hopelijk was dat alles. Toch werd Mikael steeds ongeruster en toen hij de deur opendeed en het alarm uitzette, huiverde hij alsof hij een ravage verwachtte. Maar waar hij ook keek, hij zag geen spoor van iets ongewoons en in zijn versleutelde mailprogramma was alle informatie zorgvuldig gewist, zoals ze hadden afgesproken. Alles zag eruit zoals het hoorde, maar er lag geen Andrei op de bank te slapen.

Die stond er nog net zo versleten en leeg bij als anders. Mikael dacht even na. Toen belde hij Emil Grandén weer.

‘Emil,’ zei hij. ‘Het spijt me dat ik je zo midden in de nacht terroriseer. Maar die hele toestand maakt me paranoïde.’

‘Snap ik.’

‘Dus ik dacht aan je stem te horen dat je een beetje bezorgd klonk toen ik het over Andrei had. Is er iets wat je me niet hebt verteld?’

‘Niets wat je niet al weet,’ antwoordde Emil.

‘Hoe bedoel je?’

‘Ik bedoel dat jij ook met de Data-inspectie hebt gesproken.’

‘Hoezo “ook”?’

‘Bedoel je dat je niet ...’

‘Nee!’ kapte Mikael hem af en hij hoorde aan de andere kant van de lijn dat Emils ademhaling zwaarder werd. Hij begreep dat er iets vreselijk mis was gegaan.

‘Vertel op, Emil, en snel,’ zei hij.

‘Nou ...’

‘Ja?’

‘Er belde een heel aardige, professionele mevrouw van de Data-inspectie. Linda Robertsson heette ze. Ze zei dat jullie contact met elkaar hadden gehad en dat jullie hadden afgesproken het beveiligingsniveau van jouw computer te verhogen in verband met de situatie. Het ging om gevoelige persoonsinformatie.’

‘En ...’

‘En blijkbaar had ze je verkeerd geadviseerd en daar was ze heel ongelukkig over. Ze zei dat ze zich schaamde voor haar onkunde en dat ze bang was dat de bescherming onvoldoende was, dus ze wilde snel in contact komen met degene die de encryptie voor jou had geregeld.’

‘En wat zei je toen?’

‘Dat ik er niets van wist, maar dat ik Andrei iets aan jouw pc had zien doen.’

‘Dus je raadde haar aan contact op te nemen met Andrei.’

‘Ik was net even weg en zei dat Andrei vast nog wel op de redactie was. Ze kon hem wel bellen, zei ik. Dat was alles.’

‘Verdomme, Emil.’

‘Maar ze klonk echt ...’

‘Het kan me niet schelen hoe ze klonk. Maar ik hoop dat je Andrei daarna over haar telefoontje hebt verteld.’

‘Niet meteen, geloof ik. Ik heb het momenteel ook heel druk, net als iedereen.’

‘Maar later heb je het hem verteld.’

‘Nou, hij ging weg voordat ik het had kunnen zeggen.’

‘Dus toen heb je hem gebeld.’

‘Jazeker, een paar keer. Maar ...’

‘Ja?’

‘Hij nam niet op.’

‘Oké,’ antwoordde Mikael ijzig.

Toen hing hij op en toetste hij het nummer van Jan Bublanski in. Hij moest twee keer bellen om de commissaris wakker en aan de lijn te krijgen, en toen zag hij geen andere mogelijkheid dan hem het hele verhaal te vertellen. Hij biechtte alles op, behalve waar Lisbeth en August waren.

Vervolgens lichtte hij ook Erika in.

 

Lisbeth Salander was warempel in slaap gevallen. Toch was ze op alles voorbereid. Ze sliep met haar kleren, inclusief haar leren jack, en haar laarzen aan. Bovendien werd ze een paar keer wakker, of het nu kwam door de storm of door August, die zelfs in zijn slaap jammerde en kreunde. Maar in de meeste gevallen sliep ze weer in of doezelde ze in elk geval weg en soms had ze korte, merkwaardig realistische droombeelden.

Nu droomde ze van haar vader die haar moeder sloeg, en zelfs in haar droom voelde ze weer die oude, blinde woede uit haar kinderjaren, zo duidelijk dat ze er weer wakker van werd. Het was toen kwart voor vier in de ochtend en op het nachtkastje lagen de papieren waarop August en zij hun cijfers hadden geschreven. Buiten sneeuwde het nog steeds, maar de storm leek enigszins te zijn geluwd en er was niets ongewoons te horen, alleen de wind die floot en door de bomen ruiste.

Toch voelde ze zich onrustig. Eerst dacht ze dat dat kwam doordat haar droom nog als een raster over de kamer lag. Toen huiverde ze. Het bed naast haar was leeg. August was verdwenen. Lisbeth stond razendsnel en geluidloos op, greep haar Beretta uit haar tas op de vloer en sloop naar de woonkamer aan het terras.

Het volgende moment haalde ze opgelucht adem. August was aan de ronde eettafel iets aan het doen. Discreet, om hem niet te storen, boog ze zich over zijn schouder, en ze zag dat hij geen nieuwe priemgetalfactoren schreef of andere mishandelingen door Lasse Westman en Roger Winter tekende. Hij tekende nu schaakvelden, die weerspiegeld werden in de wandkasten, en daarboven ontstond een dreigende gestalte met een uitgestrekte hand. Eindelijk kreeg de dader vorm. Lisbeth glimlachte en trok zich terug.

Ze liep de slaapkamer weer in en ging op haar bed zitten. Ze trok haar trui uit, deed het verband af en inspecteerde de schotwond. Die zag er nog niet goed uit en ze voelde zich nog steeds slap en duizelig. Ze nam twee antibioticapillen in en probeerde nog wat te rusten. Misschien viel ze in slaap. Later had ze vaag het idee dat ze Zala en Camilla had gezien, allebei, en vervolgens kreeg ze het gevoel alsof er iemand was. Buiten vloog een vogel op. In de woonkamer hoorde ze August zwaar en gekweld ademen. Lisbeth wilde net weer opstaan toen een ijselijke schreeuw de lucht doorkliefde.

 

Toen Mikael in de vroege ochtend de redactie verliet om een taxi naar het Grand Hôtel te nemen had hij nog steeds niets van Andrei gehoord. Voor de zoveelste keer hield hij zichzelf voor dat hij overdreef en dat zijn collega elk moment bij een vriend of vriendin vandaan kon bellen. Maar hij raakte zijn onrust niet kwijt en terwijl hij in de Götgata zag dat het weer sneeuwde en dat iemand een eenzame damesschoen op het trottoir had laten liggen, pakte hij zijn Samsung en belde hij Lisbeth via de RedPhone-app.

Lisbeth nam niet op en daar werd hij ook al niet geruster van. Hij probeerde het nog een keer en stuurde uiteindelijk een sms’je vanuit zijn Threema-app: Camilla zit achter jullie aan. Jullie moeten de schuilplaats verlaten! Toen zag hij een taxi uit de Hökensgata de hoek om komen. Hij hield hem aan en het verbaasde hem even dat de taxichauffeur schrok toen hij instapte, maar Mikael zag er echt levensgevaarlijk vastberaden uit en het hielp ook al niet dat hij daar achterin maar wat in het donker zat met zijn ongerust glanzende ogen en geen antwoord gaf toen de chauffeur een praatje probeerde te maken.

Stockholm lag er min of meer verlaten bij. De storm was enigszins geluwd, maar er stonden nog schuimkoppen op het water. Mikael keek naar het Grand Hôtel aan de overkant van de baai en vroeg zich af of hij de afspraak met Mr Needham zou laten zitten en naar Lisbeth zou rijden, of er in elk geval voor zou zorgen dat er een politieauto langs zou gaan. Nee, dat kon hij niet doen zonder haar te informeren. Als er een lek was, kon het catastrofaal zijn om die kennis te verspreiden.

Hij opende zijn Threema-app weer en schreef: Moet ik hulp regelen?

Hij kreeg geen antwoord. Natuurlijk niet. Even later betaalde hij de taxichauffeur, stapte uit en liep door de draaideuren het hotel in. Het was twintig over vier in de ochtend; hij was veertig minuten te vroeg. Hij was waarschijnlijk nog nooit ergens veertig minuten te vroeg geweest. Voordat hij volgens afspraak zijn telefoons bij de receptie achterliet, belde hij Erika nog een keer. Hij zei tegen haar dat ze Lisbeth moest proberen te bereiken, contact moest houden met de politie en de besluiten moest nemen die ze nodig achtte.

‘Zodra je iets hoort, bel je het Grand Hôtel en vraag je naar Mr Needham.’

‘Wie is dat?’

‘Iemand die mij wil spreken.’

‘Zo vroeg?’

‘Zo vroeg,’ herhaalde hij, en hij liep naar de receptie.

 

Edwin Needham had kamer 654. Mikael klopte aan. De deur ging open en op de drempel stond een man die droop van het zweet en woedend uit zijn ogen keek. Hij leek op de figuur op de vissersfoto zoals een pas aangetreden dictator met een drankprobleem lijkt op zijn gestileerde standbeeld. Ed Needham had een glas grog in zijn hand, zag er grimmig en verfomfaaid uit en deed denken aan een buldog.

‘Mr Needham,’ zei Mikael.

‘Ed,’ zei Needham. ‘Het spijt me dat ik je op dit onchristelijke uur laat komen, maar ik heb iets dringends te bespreken.’

‘Blijkbaar,’ zei Mikael droog.

‘Heb je enig idee wat?’

Mikael schudde zijn hoofd en ging in een fauteuil zitten bij een bureau waarop een fles gin en een flesje Schweppes stonden.

‘Nee, waarom zou je ook?’ vervolgde Ed. ‘Aan de andere kant weet je het nooit met mannen als jij. Ik heb je natuurlijk gecheckt en eigenlijk heb ik er de pest aan om mensen te vleien. Dat geeft me een vieze smaak in de mond. Maar jij bent echt uniek in je vak, hè?’

Mikael glimlachte geforceerd.

‘Het zou fijn zijn als je ter zake komt,’ zei hij.

‘Rustig maar, ik zal glashelder zijn. Ik neem aan dat je weet waar ik werk.’

‘Ik weet het niet zeker,’ antwoordde Mikael eerlijk.

‘In Puzzle Palace, in Sigint City. Ik werk voor de spuwbak van de hele wereld.’

‘De nsa.’

‘Precies. En kun je je voorstellen hoe verdomd stompzinnig het is om geintjes met ons uit te halen, Mikael Blomkvist?’

‘Ik geloof dat ik me dat wel kan voorstellen,’ zei hij.

‘En kun je je ook indenken waar ik vind dat je vriendin eigenlijk thuishoort?’

‘Nee.’

‘In de gevangenis. Levenslang!’

Mikael toverde een naar hij hoopte rustig, beheerst glimlachje op zijn gezicht, maar in werkelijkheid tolden de gedachten door zijn hoofd. Hoewel hij begreep dat er van alles kon zijn gebeurd en dat hij geen overhaaste conclusies moest trekken, dacht hij meteen: heeft Lisbeth de nsa gehackt? Alleen het idee al maakte hem vreselijk ongerust. Werd ze niet alleen door moordenaars gezocht, maar had ze bovendien ook nog alle Amerikaanse inlichtingendiensten achter zich aan? Dat klonk ... Ja, hoe klonk dat? Onwaarschijnlijk.

Als er iets kenmerkend was voor Lisbeth, dan was het wel dat ze nooit iets deed zonder een nauwkeurige consequentieanalyse. Niets wat ze bedacht, was impulsief en onbezonnen, en daarom kon hij zich niet voorstellen dat ze zoiets idioots had gedaan als de nsa hacken als er ook maar een minieme kans was om te worden ontdekt. Soms deed ze gevaarlijke dingen, dat was waar, maar dan stonden de risico’s in verhouding tot het nut. Hij weigerde te geloven dat ze was binnengedrongen om zich vervolgens te laten overtroeven door deze galbak, deze buldog.

‘Ik denk dat jullie overhaaste conclusies hebben getrokken,’ zei hij.

‘Vergeet dat maar, makker. Maar ik neem aan dat je hebt gehoord dat ik het woord “eigenlijk” gebruikte?’

‘Dat hoorde ik, ja.’

‘Een rotwoord, hè? Kun je overal voor gebruiken. Eigenlijk drink ik ’s morgens niet en toch zit ik hier met een drankje, haha. Wat ik wil zeggen is dat je je vriendin zou kunnen redden als je belooft me met een paar dingen te helpen.’

‘Ik luister,’ zei hij.

‘Aardig van je. En dan wil ik om te beginnen de garantie hebben dat je me bronbescherming geeft.’

Mikael keek hem verbaasd aan. Dat had hij niet verwacht.

‘Ben je een soort klokkenluider?’

‘Godsamme, nee. Ik ben een loyale oude bloedhond.’

‘Maar je handelt niet in opdracht van de nsa.’

‘Je zou kunnen zeggen dat ik momenteel mijn eigen agenda heb. Dat ik als het ware positie kies. Nou, hoe zit het?’

‘Ik geef je bronbescherming.’

‘Mooi. En ik wil ook zeker weten dat wat ik nu vertel onder ons blijft. Dat klinkt natuurlijk raar. Waarom vertel ik een onderzoeksjournalist in godsnaam een fantastisch verhaal en vraag ik hem dan zijn mond te houden?’

‘Dat kun je je afvragen, ja.’

‘Ik heb zo mijn redenen, en het gekke is dat ik denk dat ik het je niet eens hoef te vragen. Ik denk dat jij je vriendin wilt beschermen, en het voor jou interessante verhaal ligt duidelijk ergens anders. Het is niet onmogelijk dat ik je op dat punt zal helpen als je bereid bent om samen te werken.’

‘Dat valt nog te bezien,’ zei Mikael stroef.

‘Nou goed. Een paar dagen geleden was er een cyberaanval op ons intranet, in de wandeling nsaNet geheten, ken je dat?’

‘Min of meer.’

nsaNet is na 11 september opgepoetst om een betere coördinatie te verkrijgen tussen onze nationale inlichtingendiensten aan de ene kant en de spionageorganisaties van de Angelsaksische landen, de zogeheten Five Eyes, aan de andere kant. Het is een gesloten systeem met eigen routers, poorten en bruggen, volkomen gescheiden van internet. Van daaruit beheren wij via satellieten en vezelkabels onze signals intelligence, en daar bevinden zich ook onze grote databanken en natuurlijk onze geheime analyses en rapporten – ongeacht of ze de aanduiding “Moray” hebben, om de minst geheime maar te noemen, of “Umbra Ultra Top Secret”, die zelfs de president niet mag zien. Het systeem wordt aangestuurd vanuit Texas, wat overigens pure idioterie is. Maar na de meest recente updates en herzieningen beschouw ik het toch als mijn kindje. Weet je, Mikael, ik heb me uit de naad gewerkt. Ik heb me helemaal kapotgewerkt om ervoor te zorgen dat geen enkele klootzak er nog misbruik van kan maken, laat staan het kan hacken. Tegenwoordig zorgt elke kleine afwijking, elk minuscuul overtredinkje ervoor dat bij mij de alarmbellen gaan rinkelen, en denk maar niet dat ik de enige ben. We hebben een hele staf van onafhankelijke specialisten die het systeem bewaken en je kunt vandaag de dag niets meer op dat net doen zonder je sporen achter te laten. Je kunt er zelfs niet op één toets drukken zonder dat het wordt opgemerkt. Maar toch ...’

‘Is het gelukt.’

‘Ja. En ergens had ik dat ook nog wel kunnen accepteren. Er zijn altijd zwakke plekken. Die zijn er voor ons om op te zoeken en beter van te worden. Zwakke plekken houden ons wakker en alert. Maar het is niet alleen dát ze binnenkwam. Het was ook de manier waaróp. Ze forceerde onze netserver, bouwde een geavanceerde brug en kwam via onze systeembeheerders op ons intranet. Alleen dat al was magistraal. Maar daarmee was het nog niet gedaan, bij lange na niet. Het loeder nam de gedaante aan van een ghost user.’

‘Een wat?’

‘Een geestverschijning, een spook dat daarbinnen rondvloog zonder dat we het merkten.’

‘Zonder dat jouw alarmbellen afgingen.’

‘Dat verdomde genie bracht een spionagevirus binnen dat anders was dan alles wat we al kenden, anders had ons systeem het meteen geïdentificeerd, en dat virus verhoogde voortdurend haar status. Ze kreeg steeds meer bevoegdheden, kwam achter topgeheime wachtwoorden en codes, begon registers en databanken samen te voegen en opeens ... bingo!’

‘Hoezo bingo?’

‘Ze vond wat ze zocht. En op dat moment wilde ze geen ghost user meer zijn. Toen wilde ze ons juist laten zien wat ze had gevonden, en toen pas gingen mijn alarmbellen af. Ze rinkelden precies op het moment waarop zij dat wilde.’

‘En wat had ze gevonden?’

‘Onze dubbele moraal, Mikael, ons valse spel, en ook daarom zit ik hier met jou en niet op mijn vette reet in Maryland, en stuur ik de mariniers niet op haar af. Het was net een inbreker die alleen maar inbrak om te laten zien dat er al gestolen goederen in huis waren, en toen we dat ontdekten, werd ze pas echt gevaarlijk. Zo gevaarlijk dat een paar hoge pieten bij ons haar wilden laten lopen.’

‘Maar jij niet.’

‘Nee, ik niet. Ik wilde haar vastbinden aan een lantaarnpaal en haar villen. Maar ik moest mijn jacht noodgedwongen opgeven. En dat, Mikael, maakte me razend. Ik zie er nu misschien redelijk beheerst uit, maar eigenlijk, zoals ik al zei, eigenlijk ...!’

‘Ben je strontnijdig.’

‘Precies. En daarom heb ik jou hier in alle vroegte laten komen. Ik wil jouw Wasp te pakken krijgen voordat ze het land uit vlucht.’

‘Waarom zou ze vluchten?’

‘Omdat ze iets waanzinnigs heeft gevonden, of niet soms?’

‘Dat weet ik niet.’

‘Dat weet je best.’

‘En waarom denk je überhaupt dat zij je hacker is?’

‘Dat, Mikael, wilde ik je nu net vertellen.’

Maar verder kwam hij niet.

 

De vaste telefoon op de hotelkamer ging en Ed nam snel op. Het was de man van de receptie, die Mikael Blomkvist zocht, en dus gaf Ed de hoorn door. Hij begreep al gauw dat de journalist iets alarmerends te horen kreeg, dus het verbaasde hem niet dat de Zweed een onduidelijk excuus mompelde en de kamer uit rende. Maar hoewel het hem niet verbaasde, accepteerde hij het ook niet, dus hij griste zijn jas van de kapstok en ging achter hem aan.

Verderop in de gang rende Blomkvist als een sprinter en hoewel Ed niet wist wat er was gebeurd, vermoedde hij dat het met zijn verhaal te maken had en besloot hij hem te volgen. Maar omdat de journalist niet eens de rust had om de lift te nemen, maar de trappen af stormde, had hij moeite om hem bij te houden. Toen Ed hijgend op de begane grond aankwam, had Mikael Blomkvist zijn telefoons al opgehaald en rende hij verdiept in een nieuw gesprek door de draaideuren de straat op.

‘Wat is er gebeurd?’ vroeg Ed toen de reporter had opgehangen en verderop, bij het water, een taxi probeerde te krijgen.

‘Problemen!’ antwoordde Mikael.

‘Ik kan je erheen rijden.’

‘Jij kunt geen meter rijden. Je hebt gedronken.’

‘Maar we kunnen mijn auto nemen.’

Mikael stopte even en keek Ed verbluft aan.

‘Wat wil je?’ vroeg hij.

‘Ik wil dat we elkaar helpen.’

‘Die hacker moet je zelf maar oppakken.’

‘Ik heb geen mandaat meer om iemand op te pakken.’

‘Oké, waar staat je auto?’

Ze renden naar Eds huurauto, die bij het Nationalmuseum geparkeerd stond en Mikael legde heel kort uit dat ze naar de scherenkust gingen, naar Ingarö. Hij zou onderweg horen waar hij precies moest zijn, zei hij, en hij was niet van plan zich aan de maximumsnelheid te houden.