24
23 november ’s avonds
Andrei Zander had Mikael geprobeerd te bellen omdat hij spijt had gekregen. Natuurlijk wilde hij graag een biertje met hem drinken. Hij begreep niet eens waarom hij nee had gezegd. Mikael Blomkvist was zijn idool, de reden waarom hij de journalistiek in was gegaan. Maar toen Andrei eenmaal had gebeld, geneerde hij zich en hing hij op. Misschien had Mikael wel iets leukers te doen. Andrei was niet iemand die mensen lastigviel als het niet nodig was, en zeker Mikael Blomkvist niet.
Dus werkte hij maar door. Maar hoe hij ook zijn best deed, het wilde niet lukken. De zinnen liepen niet en na een uurtje besloot hij een pauze te nemen en naar buiten te gaan, dus hij ruimde zijn bureau op en controleerde nog een keer of alles wat via de versleutelde link was verstuurd was gewist. Daarna zei hij Emil Grandén gedag, de enige die behalve Andrei nog op de redactie was.
Er mankeerde niet echt iets aan Emil Grandén. Hij was zesendertig en had gewerkt voor een tv-actualiteitenrubriek en voor Svenska Morgonposten. Vorig jaar had hij de Stora Journalistprijs gekregen voor de Onthulling van het Jaar. Maar Andrei vond Emil – al probeerde hij dat te verdringen – opschepperig en verwaand, in elk geval tegen een jonge invaller als Andrei.
‘Ik ga even naar buiten,’ zei Andrei.
Emil keek hem aan alsof hij iets vergeten was te zeggen. Toen kwam er ietwat afwachtend: ‘Oké.’
Andrei voelde zich beroerd. Hij begreep niet goed waarom. Misschien kwam het door Emils superieure gedrag, maar waarschijnlijk was het toch dat stuk over de kunsthandelaar. Waarom wilde dat maar niet lukken? Waarschijnlijk omdat hij Mikael liever wilde helpen met het verhaal over Balder. Alle andere dingen leken daaraan ondergeschikt. Maar was hij ook niet gewoon laf? Waarom had hij Mikael niet laten kijken naar wat hij had geschreven?
Niemand kon een stuk met een paar simpele pennenstreken zo verbeteren als Mikael. Nou ja. Morgen zou hij er vast anders tegenaan kijken en dan mocht Mikael het lezen, hoe slecht het ook was. Andrei deed de deur van de redactie dicht en liep naar de lift. Het volgende moment schrok hij. Onder hem in het trappenhuis was een drama aan de gang. Hij begreep eerst niet wat er aan de hand was, maar het leek een magere, hologige figuur, die een jonge, mooie vrouw lastigviel. Andrei stond als aan de grond genageld. Hij had altijd moeite met geweld. Al sinds zijn ouders in Sarajevo waren vermoord was hij belachelijk snel bang, en hij had de pest aan ruzie. Maar nu besefte hij: zijn zelfrespect stond op het spel. Zelf vluchten was één ding, maar een medemens in gevaar achterlaten was iets anders. Dus hij rende naar beneden en schreeuwde: ‘Hou op! Laat haar los!’ Dat leek een fatale vergissing.
De hologige man trok een mes, mompelde iets dreigends in het Engels en toen lieten Andreis benen hem bijna in de steek. Toch raapte hij zijn laatste restje moed bij elkaar en snauwde hij, als in een slechte actiefilm, terug: ‘Get lost! You will only make yourself miserable.’ En waarachtig, na een paar seconden heen en weer staren droop de man met de staart tussen de benen af. Andrei en de vrouw bleven alleen achter. Zo begon het. Ook net als in een film.
Eerst aarzelden ze. De vrouw was erg geschrokken en verlegen. Ze praatte zo zacht dat Andrei zich naar haar voorover moest buigen om te horen wat ze zei, en daardoor duurde het even voordat hij begreep wat er aan de hand was. De vrouw had blijkbaar een afschuwelijk huwelijk achter de rug en hoewel ze nu gescheiden was en een nieuwe identiteit had, had haar ex haar toch opgespoord en een handlanger gestuurd om haar te treiteren.
‘Het was al de tweede keer vandaag dat die kerel me lastigviel,’ zei ze.
‘Waarom waren jullie hier?’
‘Ik probeerde te vluchten door hier naar binnen te rennen, maar het hielp niet.’
‘Wat akelig.’
‘Ik kan je niet genoeg bedanken.’
‘Geen dank, hoor.’
‘Ik ben die ploertige kerels toch zo zat,’ zei ze.
‘Ik ben een aardige kerel,’ zei hij iets te snel, en hij geneerde zich. Het verbaasde hem niets dat de vrouw niet reageerde, maar slechts verlegen naar de stenen trap staarde.
Hij schaamde zich ervoor dat hij zichzelf had geprobeerd te verkopen met zo’n goedkope opmerking. Maar opeens – net toen hij dacht dat hij afgewezen was – keek ze hem met een voorzichtig glimlachje aan.
‘Dat geloof ik best. Ik heet Linda.’
‘Ik heet Andrei.’
‘Wat leuk, Andrei. Nogmaals bedankt.’
‘Jij ook bedankt.’
‘Waarvoor?’
‘Omdat je ...’
Hij maakte zijn zin niet af. Hij voelde zijn hart bonzen. Hij had een droge mond en keek naar beneden in het trappenhuis.
‘Ja, Andrei?’ vroeg ze.
‘Wil je dat ik je naar huis breng?’
Ook van die zin had hij meteen spijt. Hij was bang dat ze die verkeerd zou opvatten. Maar ze liet hem weer datzelfde verrukkelijke, onzekere lachje zien en zei dat het haar een veilig gevoel leek om hem aan haar zijde te hebben. Toen gingen ze de straat op en liepen naar Slussen. Ze vertelde dat ze min of meer opgesloten in een groot huis in Djursholm woonde. Hij zei dat hij dat begreep, gedeeltelijk tenminste. Hij had een serie artikelen geschreven over vrouwenmishandeling.
‘Ben je journalist?’ vroeg ze.
‘Ik werk bij Millennium.’
‘O,’ zei ze. ‘Echt? Ik heb zo’n bewondering voor dat blad!’
‘Het heeft wel goede dingen gedaan,’ probeerde hij verlegen.
‘Zeker,’ zei ze. ‘Een tijdje geleden las ik een prachtig artikel over een Irakees die in de oorlog verminkt was geraakt en die ontslagen was bij een restaurant in de city. Hij zat helemaal aan de grond. Vandaag de dag bezit hij een hele restaurantketen. Ik moest huilen toen ik dat las. Het artikel was zo mooi geschreven. Het gaf zo’n hoop dat je er altijd weer bovenop kunt komen.’
‘Dat heb ik geschreven,’ zei hij.
‘Meen je dat?’ vroeg ze. ‘Dat was echt fantastisch.’
Andrei was niet verwend met complimenten over zijn journalistieke werk, en al helemaal niet van onbekende vrouwen. Zodra Millennium ter sprake kwam, wilden mensen praten over Mikael Blomkvist, en daar had Andrei eigenlijk niets op tegen. Maar stiekem droomde hij dat ook hij gezien zou worden, en nu had deze prachtige Linda hem geprezen zonder dat ze daarop uit was geweest.
Het maakte hem zo blij en trots dat hij haar durfde voor te stellen een glaasje te drinken in de buurtbistro Papagallo, waar ze net langsliepen, en tot zijn vreugde antwoordde ze ‘Wat een goed idee!’, en dus gingen ze het restaurant in, terwijl Andreis hart bonsde en hij probeerde haar niet aan te kijken.
Als hij in haar ogen keek, verloor hij zijn verstand. Hij kon haast niet geloven dat ze hier, niet ver van de bar, echt gingen zitten. Linda stak onzeker haar hand uit. Hij pakte die en mompelde glimlachend iets – hij wist nauwelijks wat hij zei. Hij wist alleen dat Emil Grandén belde en dat hij zich tot zijn eigen verbazing niets van dat telefoontje aantrok en zijn mobieltje op stil zette. Millennium moest voor één keer wachten.
Hij wilde naar Linda’s gezicht kijken, in haar ogen verdrinken. Haar aantrekkelijke uiterlijk bracht hem totaal van zijn stuk, en toch leek ze zo broos en teer, net een gewond vogeltje.
‘Ik begrijp niet dat iemand jou pijn zou willen doen,’ zei hij.
‘Toch is dat precies wat er de hele tijd gebeurt,’ antwoordde ze, en toen bedacht hij dat hij dat misschien ook wel begreep. Een vrouw als zij trok waarschijnlijk psychopaten aan, dacht hij. Anderen durven haar niet te benaderen en mee uit te vragen. Ze krimpen in elkaar van minderwaardigheidsgevoel. Alleen grote klootzakken hebben genoeg moed om hun klauwen in haar te slaan.
‘Wat fijn om hier met jou te zitten,’ zei hij.
‘Wat fijn om hier met jóú te zitten,’ antwoordde zij, en ze streelde voorzichtig zijn hand. Ze bestelden allebei een glas rode wijn en begonnen tegelijk te praten, en daardoor merkte hij niet dat zijn telefoon weer ging, twee keer zelfs, en zo kwam het dat hij voor de eerste keer in zijn leven een telefoontje van Mikael Blomkvist negeerde.
Even later stond ze op, pakte hem bij de hand en nam hem mee naar buiten. Hij vroeg niet waar ze heen gingen. Hij had het gevoel dat hij overal met haar naartoe zou gaan, waar ze maar heen wilde. Ze was het prachtigste wezen dat hij ooit had ontmoet. Af en toe glimlachte ze hem onzeker en verleidelijk toe en dan hield elke straatsteen daar in de storm, elke ademhaling de belofte van iets groots en belangrijks in. Hij had zijn hele leven op deze wandeling gewacht, dacht hij, en hij merkte nauwelijks iets van de kou en de stad om hem heen.
Het was alsof hij bedwelmd was door haar nabijheid en door wat hij hoopte dat er komen ging. Maar misschien was er ook iets wat hem wantrouwend maakte, hoewel hij dat eerst afdeed als zijn gebruikelijke scepsis tegenover alle vormen van geluk. Toch kwam een paar keer onvermijdelijk de vraag in hem op: is dit niet te mooi om waar te zijn?
Hij bekeek Linda met hernieuwde aandacht en zag nu niet alleen maar sympathieke trekjes meer. Toen ze langs de Katarinalift liepen, meende hij zelfs iets ijskouds in haar ogen te zien, en hij keek ongerust naar het stormachtige water.
‘Waar gaan we heen?’ vroeg hij.
‘Ik heb een vriendin,’ antwoordde ze. ‘Die heeft een appartementje in de Mårten Trotzigsgränd waar ik de sleutel van heb. Misschien kunnen we daar nog een glaasje drinken?’ vervolgde ze, en hij glimlachte alsof het het heerlijkste idee was dat hij ooit had gehoord.
Toch raakte hij steeds meer in de war. Net was hij degene die haar bij de hand nam. Nu had zij het initiatief genomen. Hij keek snel op zijn mobieltje, zag dat Mikael Blomkvist twee keer had gebeld en wilde meteen terugbellen. Wat er ook gebeurde, hij mocht Millennium niet in de steek laten.
‘Graag,’ zei hij. ‘Maar ik moet eerst even een telefoontje plegen voor mijn werk. Ik ben met een verhaal bezig.’
‘Nee, Andrei,’ zei ze, verbazend beslist. ‘Je belt niemand. Vanavond gaat het alleen om jou en mij.’
‘Oké,’ zei hij, een beetje mistroostig.
Ze kwamen op het Järntorg. Daar waren ondanks het slechte weer vrij veel mensen en Linda keek naar de grond, alsof ze niet wilde worden gezien. Zelf keek hij naar rechts, naar de Österlånggata, naar het standbeeld van Evert Taube. De zanger stond met een blad muziek in zijn rechterhand en een donkere bril op onverstoorbaar naar de lucht te kijken. Moest hij voorstellen om maar liever morgen af te spreken?
‘Misschien ...’ begon hij.
Verder kwam hij niet, want ze trok hem tegen zich aan en kuste hem. Ze kuste hem met een kracht waardoor hij alles wat hij had gedacht vergat, en daarna liep ze nog harder. Ze hield zijn hand vast, trok hem mee linksaf de Västerlånggata in en opeens sloegen ze rechts af een donkere steeg in. Liep er iemand achter hen? Nee nee, de voetstappen en stemmen die hij hoorde, kwamen van verder weg. Hier waren toch alleen Linda en hij? Ze liepen langs een raam met rode kozijnen en zwarte luiken en kwamen bij een grijze deur, die Linda met enige moeite openmaakte met een sleutel die ze uit haar handtas haalde. Hij zag dat haar handen trilden, en dat verbaasde hem. Was ze nog steeds bang voor haar ex en zijn handlanger?
Ze gingen een donkere stenen trap op. Hun voetstappen galmden en hij rook vaag de geur van verrotting. Op een traptree naar de derde verdieping lag een speelkaart, schoppen vrouw. Dat beviel hem niet. Hij begreep niet waarom; het was vast een of ander idioot bijgeloof. Hij probeerde het te verdringen en eraan te denken hoe fijn het was dat ze elkaar hadden ontmoet. Linda ademde zwaar. Haar rechterhand was tot een vuist gebald. Verderop in de steeg lachte een man. Toch niet om hem? Doe niet zo dom! Hij was gewoon opgewonden. Het leek wel alsof ze maar aan het lopen waren zonder dat ze ooit ergens aankwamen. Was het complex echt zo hoog? Nee, nu waren ze er. De vriendin woonde helemaal boven, op de zolderverdieping.
Er stond orlov op de deur. Linda pakte haar sleutelbos weer. Deze keer trilde haar hand niet.
Mikael Blomkvist zat in een ouderwets gemeubileerde flat aan de Prostväg in Solna, tegenover het grote kerkhof. Zoals Holger Palmgren al had voorspeld wilde Margareta Dahlgren hem zonder enige aarzeling onmiddellijk ontvangen, en hoewel ze aan de telefoon een beetje manisch klonk, bleek ze een elegante, slanke dame van in de zestig te zijn. Ze had een mooie gele trui aan en een zwarte broek met een scherpe vouw erin. Misschien had ze zich nog gauw even voor hem omgekleed. Ze droeg hoge hakken en als ze niet zo’n onrustige blik had gehad, had hij haar kunnen aanzien voor een welgestelde vrouw.
‘U wilde horen over Camilla,’ zei ze.
‘Vooral over haar leven in de afgelopen jaren – als u daar iets van weet,’ antwoordde hij.
‘Ik weet nog dat we haar kregen,’ zei ze, alsof ze hem niet had gehoord. ‘Mijn man Kjell vond dat we ons gezin konden uitbreiden en tegelijkertijd iets konden doen voor de samenleving. We hadden maar één kind, onze arme Moa. Ze was toen veertien en nogal eenzaam. We dachten dat het haar goed zou doen als we een pleegkind van haar eigen leeftijd bij ons opnamen.’
‘Wist u wat er bij de familie Salander was gebeurd?’
‘We kenden niet alle details, natuurlijk, maar we wisten wel dat er iets akeligs en traumatisch was gebeurd, dat de moeder ziek was en dat de vader zwaargewond was door een brand. Dat greep ons erg aan en we verwachtten dat we een gebroken meisje in huis zouden krijgen, iemand die heel veel zorg en liefde van ons nodig zou hebben. Maar weet u wat er kwam?’
‘Nou?’
‘Het meest betoverende meisje dat we ooit hadden gezien. Niet alleen omdat ze zo mooi was. O, u had haar moeten horen in die tijd. Ze was zo verstandig, zo rijp, en vertelde zulke hartverscheurende verhalen over haar krankzinnige zus die het gezin had geterroriseerd. Ja, nu weet ik dat dat heel weinig met de waarheid te maken had. Maar hoe konden we daar toen aan twijfelen? Haar ogen straalden zo overtuigend en als we zeiden “Wat vreselijk, arm kind”, antwoordde ze: “Het was niet gemakkelijk, maar ik hou toch van mijn zus. Ze is alleen ziek en krijgt nu verzorging.” Het klonk zo volwassen en empathisch; het leek bijna alsof zíj voor óns zorgde. Ons hele gezin leefde op, alsof er iets prachtigs in ons bestaan was gekomen wat alles mooier en belangrijker maakte en we bloeiden op, vooral Moa. Ze begon zich erom te bekommeren hoe ze eruitzag en werd meteen populairder op school. Ik zou toen alles voor Camilla hebben gedaan en Kjell, mijn man, wat zal ik zeggen? Hij werd een ander mens. Hij straalde en lachte in het begin voortdurend, we gingen weer vrijen – sorry dat ik zo openhartig ben – en misschien had ik me toen al zorgen moeten maken. Maar ik dacht dat het gewoon blijdschap was omdat het ons gezin nu eindelijk voor de wind ging. Een tijdlang waren we gelukkig, net als iedereen die Camilla ontmoet. Aanvankelijk zijn ze gelukkig. Later ... willen ze alleen nog maar dood. Na een tijdje met haar wil je niet meer leven.’
‘Is het zo erg?’
‘Zo erg is het.’
‘Wat gebeurde er?’
‘Na een poosje verspreidde er zich een gif onder ons. Camilla nam langzaam de macht in ons gezin over. Achteraf is het bijna onmogelijk om aan te geven wanneer de droom veranderde in een nachtmerrie. Het ging zo ongemerkt en geleidelijk alsof we opeens wakker waren geworden en beseften dat alles kapot was: ons vertrouwen, onze geborgenheid, de hele grondslag van ons gezin. Moa’s zelfvertrouwen, dat in het begin groeide, was verdwenen. Ze lag ’s nachts wakker; dan huilde ze en zei ze dat ze lelijk was en afschuwelijk, en niet verdiende te leven. Pas later begrepen we dat haar spaarrekening was leeggehaald. Ik weet nog steeds niet wat er was gebeurd. Maar ik ben ervan overtuigd dat Camilla haar chanteerde. Ze verzamelde informatie over mensen waarmee ze hen onder druk kon zetten. Ik dacht lang dat ze een soort dagboek bijhield, met daarin alle vuiligheid die ze over mensen te weten kwam. En Kjell ... stomme, idiote Kjell ... weet u, ik geloofde hem toen hij zei dat hij slecht sliep en in de logeerkamer in de kelder wilde slapen. Maar dat was natuurlijk om daar met Camilla te kunnen zijn. Vanaf haar zestiende sloop ze ’s nachts naar hem toe en dan hadden ze ziekelijke seks. Ik zeg “ziekelijk”, want ik kwam erachter doordat ik vragen begon te stellen over de snijwonden op zijn borst. Toen zei hij niets natuurlijk. Hij kwam met een of andere domme, rare verklaring en ik kon mijn verdenking nog een beetje verdringen. Maar weet u wat er toen gebeurde? Kjell bekende het later: Camilla bond hem vast en sneed met een mes in hem. Hij zei dat hij daarvan genoot. Soms hoop ik dat dat waar was. Het klinkt misschien raar, maar soms hoop ik dat het hem iets heeft opgeleverd en dat ze hem niet alleen heeft gekweld en zijn leven kapot heeft gemaakt.’
‘Chanteerde ze hem ook?’
‘O ja, maar ook hier weet ik niet alles van. Camilla vernederde hem zo erg dat hij me, zelfs toen alles al verloren was, niet de hele waarheid kon vertellen. Kjell was de stabiele rots van ons gezin geweest. Als we verdwaalden, als we een probleem hadden, als een van ons ziek was, was hij degene die kalm bleef en raad wist. “Het komt wel goed,” zei hij dan altijd met een prettige stem, die ik in mijn verbeelding nog altijd hoor. Maar na een paar jaar met Camilla was hij een wrak. Hij durfde de straat bijna niet meer op; hij keek honderd keer om zich heen. Op zijn werk raakte hij al zijn motivatie kwijt. Een van zijn naaste collega’s, Mats Hedlund, belde me in vertrouwen dat er een onderzoek aan de gang was naar de vraag of Kjell bedrijfsgeheimen had verkocht. Dat klonk me volkomen waanzinnig in de oren. Kjell was de meest rechtschapen man die ik ooit heb gekend. En als hij iets had verkocht, waar was al dat geld dan? We hadden minder dan ooit. Zijn rekening was kaalgeplukt, onze gezamenlijke rekening ook bijna.’
‘Hoe is hij gestorven?’
‘Hij heeft zich opgehangen, zonder enige verklaring. Ik vond hem op een dag toen ik uit mijn werk kwam. Hij hing aan het plafond van de logeerkamer in de kelder, ja, diezelfde kamer waar Camilla zich met hem had geamuseerd. Ik had in die tijd een goedbetaalde baan als econoom en ik denk dat ik een mooie carrière voor me had. Maar daarna stortte de hele wereld in voor Moa en mij. Ik zal er niet verder op ingaan. U wilde weten wat er met Camilla is gebeurd. Maar het hield niet op. Moa begon zichzelf te verminken en stopte vrijwel helemaal met eten. Op een dag vroeg ze me of ik vond dat ze uitschot was. “Mijn god, schat,” zei ik. “Hoe kun je zoiets zeggen?” Toen zei ze dat Camilla dat had gezegd. Dat iedereen vond dat Moa walgelijk uitschot was, iedereen die haar ooit had ontmoet. Ik nam alle hulp aan die ik kon krijgen: psychologen, dokters, verstandige vriendinnen, prozac. Maar niets hielp. En op een prachtige lentedag toen heel Zweden een of andere stomme overwinning bij het Eurovisie Songfestival vierde, sprong Moa van de boot naar Finland. Daarmee kwam er voor mijn gevoel ook een einde aan mijn leven. Ik verloor al mijn levenslust en liep een hele tijd in de ziektewet met een zware depressie. Maar toen ... ik weet niet ... op de een of andere manier sloegen mijn verlamming en verdriet om in woede en kreeg ik behoefte om het te begrijpen. Wat was er nu precies met ons gezin gebeurd? Ik begon navraag te doen naar Camilla, niet omdat ik haar weer wilde ontmoeten, onder geen beding. Maar ik wilde haar begrijpen, misschien zoals de ouders van een slachtoffer van moord de moordenaar en zijn motief willen begrijpen.’
‘Wat hebt u gevonden?’
‘Aanvankelijk niets. Ze had alle sporen uitgewist. Het was alsof ik achter een schaduw aan zat, een geestverschijning, en ik weet niet hoeveel tienduizenden kronen ik heb uitgegeven aan privédetectives en andere onbetrouwbare types die beloofden dat ze me zouden helpen. Ik bereikte niets, en dat maakte me gek. Ik raakte gewoon geobsedeerd. Ik sliep haast niet en mijn vrienden hielden het niet meer met me uit. Het was een afschuwelijke tijd. Ik werd beschouwd als een querulant, misschien nog steeds wel; ik weet niet wat Holger Palmgren u heeft verteld. Maar toen ...’
‘Ja?’
‘Toen werd uw reportage over Zalachenko gepubliceerd. Die naam zei me natuurlijk niets, maar ik telde een en een bij elkaar op. Ik las over zijn Zweedse identiteit, Karl Axel Bodin, en over zijn samenwerking met de Svavelsjö MC, en toen herinnerde ik me al die akelige avonden tegen het eind, toen Camilla ons allang de rug had toegekeerd. In die tijd werd ik vaak gewekt door het geluid van motoren en vanuit mijn slaapkamerraam zag ik die leren jacks met dat enge logo. Het verbaasde me helemaal niet dat ze met dat soort mensen omging. Ik had geen enkele illusie meer over haar. Maar ik had er geen idee van dat het met haar afkomst te maken had, met de zaken van haar vader, die zij wilde overnemen.’
‘Deed ze dat?’
‘O ja, in haar smerige wereldje maakte ze zich sterk voor de rechten van de vrouw, voor haar eigen rechten in elk geval, en ik weet dat dat veel betekende voor de meisjes van de club, vooral voor Kajsa Falk.’
‘Voor wie?’
‘Kajsa was een knap, pittig meisje dat verkering had met een van de leiders. Ze kwam het laatste jaar geregeld bij ons over de vloer en ik weet nog dat ik haar wel mocht. Ze had grote blauwe ogen en loenste een beetje. Achter die stoere buitenkant zat een kwetsbaar meisje, en nadat ik uw stuk had gelezen heb ik haar weer opgezocht. Ze zei natuurlijk niets over Camilla. Ze was niet onaardig, helemaal niet, en het viel me op dat ze zich een andere stijl had aangemeten. Het motorclubmeisje was een zakenvrouw geworden. Maar ze hield haar mond en ik dacht: wéér een doodlopende straat.’
‘Maar dat was het niet?’
‘Nee, want een jaartje geleden of zo kwam Kajsa uit eigen beweging bij me op bezoek en toen was ze weer veranderd. Ze had niets kils of cools meer. Ze was eerder gejaagd, nerveus. Niet lang daarna werd ze dood aangetroffen, doodgeschoten op het sportcomplex Stora Mossens in Bromma. Maar toen ze bij me op bezoek was, vertelde ze dat er na de dood van Zalachenko ruzie was ontstaan over de erfenis. Camilla’s tweelingzus, Lisbeth, bleef min of meer met lege handen staan – al wilde ze het beetje dat ze kreeg niet eens hebben. De grote bedragen gingen naar de beide nog levende zonen in Berlijn en ook naar Camilla. Zij erfde een deel van het traffickingbedrijf waarover u in uw reportage schreef, dus mijn maag kromp samen. Ik betwijfel of die vrouwen Camilla iets kunnen schelen, of ze ook maar een klein beetje met hen meevoelt, maar toch wilde ze niets met dat werk te maken hebben. “Alleen losers houden zich met dat soort rotzooi bezig,” had ze tegen Kajsa gezegd. Zij had een heel andere, moderne visie op wat de organisatie moest gaan doen, en na harde onderhandelingen kreeg ze een van haar halfbroers zover dat hij haar uitkocht. Daarna vertrok ze met haar kapitaal en een paar medewerkers, onder wie Kajsa Falk, naar Moskou.’
‘Weet u wat ze daar wilde gaan doen?’
‘Kajsa kreeg er nooit zoveel van mee dat ze het volledig doorzag, maar we hadden zo onze vermoedens. Ik geloof dat het met die bedrijfsgeheimen van Ericsson te maken had. Op dit moment ben ik er vrij zeker van dat Camilla Kjell werkelijk zover heeft gekregen om iets waardevols te verkopen, waarschijnlijk doordat ze hem chanteerde. Ik kwam er ook achter dat ze al de eerste jaren bij ons aan een paar computernerds op school vroeg om mijn computer binnen te dringen. Volgens Kajsa was ze min of meer geobsedeerd door hacking. Niet dat ze het zelf kon, absoluut niet, maar ze had het er voortdurend over wat je wel niet kon verdienen als je rekeningen leegroofde, servers hackte, informatie stal en al dat soort dingen. Daarom denk ik dat ze in die richting is doorgegaan.’
‘Dat is ook zo.’
‘Ja, en waarschijnlijk gebeurt dat op een heel hoog niveau. Met minder zou Camilla geen genoegen nemen. Volgens Kajsa drong ze snel door tot invloedrijke kringen in Moskou en werd ze onder meer de minnares van een leider van de Doema, een of ander rijk en machtig type, en samen met hem wist ze een grote schare topingenieurs en criminelen aan zich te binden. Camilla wond hen blijkbaar moeiteloos om haar vinger en ze wist precies waar de zwakke plek bij de financiële macht zat.’
‘En waar zat die?’
‘In het feit dat Rusland niet veel meer is dan een benzinestation met een vlag erop. Ze exporteren olie en gas maar produceren niets noemenswaardigs. Rusland heeft behoefte aan geavanceerde technologie.’
‘En die wilde zij hun geven?’
‘In elk geval deed ze alsof. Maar ze had natuurlijk haar eigen agenda, en Kajsa was enorm onder de indruk van de manier waarop ze mensen aan zich verbond en zichzelf politieke bescherming bezorgde. Ze zou Camilla zeker eeuwig trouw zijn gebleven als ze niet bang was geworden.’
‘Hoe kwam dat?’
‘Kajsa leerde een oude militaire commando kennen, een majoor geloof ik, en daarna was het net of ze haar houvast verloor. De man had volgens vertrouwelijke informatie van Camilla’s minnaar een paar geheime opdrachten uitgevoerd voor de Russische regering – oftewel moorden gepleegd. Hij had onder anderen een bekende vrouwelijke journalist vermoord; ik neem aan dat je haar wel kent: Irina Azarova. Ze had in een serie artikelen en boeken kritiek geuit op de regering.’
‘O ja, een echte heldin. Een vreselijk verhaal.’
‘Inderdaad. Er ging iets fout bij de uitvoering van die moord. Irina Azarova zou een criticus van het regime ontmoeten in een flat in een achterafstraatje in een voorstad aan de zuidoostkant van Moskou en het plan was dat de majoor haar zou neerschieten als ze naar buiten kwam. Maar wat niemand wist, was dat de zus van de journaliste een longontsteking had gekregen en dat Irina opeens op twee nichtjes van acht en tien jaar moest passen, en toen zij en de meisjes de deur uit kwamen, schoot de majoor hen alle drie dood. Hij schoot hen in het gezicht en daarna viel hij in ongenade. Niet omdat iemand zich druk maakte om de kinderen, maar omdat de publieke opinie niet meer te controleren was; de hele operatie liep het risico aan het licht te komen en dan zou het volk zich tegen de regering keren. Ik geloof dat de majoor bang was dat hij als zondebok zou worden aangewezen. Ik denk dat er zich op hetzelfde moment sowieso een hoop problemen voor hem opstapelden. Zijn vrouw liet hem zitten en hij bleef achter met een dochtertje van tien; ik geloof dat hij zelfs het risico liep uit zijn flat te worden gezet. Voor Camilla was dat natuurlijk een perfect scenario: een meedogenloze man die zij goed kon gebruiken en die zich in een kwetsbare positie bevond.’
‘Dus die nam ze ook in dienst.’
‘Ja. Ze maakten een afspraak. Kajsa was erbij en die was gek genoeg meteen weg van de man. Hij was helemaal niet zoals ze had verwacht; hij leek totaal niet op de killers die ze bij de Svavelsjö MC had gekend. Hij was natuurlijk goed getraind en zag er hard uit, maar hij was ook gecultiveerd en beleefd, zei ze, en op een bepaalde manier kwetsbaar en gevoelig. Kajsa had het idee dat hij er echt onder leed dat hij die kinderen had moeten doodschieten. Hij was duidelijk een moordenaar, een man die zich tijdens de oorlog in Tsjetsjenië gespecialiseerd had in martelen, maar die toch zijn morele grenzen had, zei ze, en daarom vond ze het ook zo erg dat Camilla haar klauwen in hem zette. Ja, bijna letterlijk, blijkbaar. Ze zou haar nagels over zijn borst hebben getrokken en als een kat hebben gesist: “Ik wil dat je mensen doodt voor mij.” Ze zette haar woorden kracht bij met seks, met erotische macht. Met een duivelse handigheid wekte ze sadisme bij hem op, en hoe akeliger de details die hij over zijn moorden vertelde, hoe opgewondener ze werd. Ik weet niet of ik het goed heb begrepen, maar juist dáárdoor, en nergens anders door, werd Kajsa doodsbang. Niet door de moordenaar, maar door Camilla, door hoe ze met haar schoonheid en aantrekkelijkheid het beest in hem wekte en zijn ogen deed stralen als een waanzinnig roofdier.’
‘U bent nooit met die informatie naar de politie gegaan.’
‘Ik heb het Kajsa herhaaldelijk gevraagd. Ik zei dat ze bang was en bescherming moest hebben. Ze zei dat ze al bescherming had. Bovendien verbood ze me met de politie te praten, en ik was dom genoeg om te gehoorzamen. Na haar dood heb ik de politie verteld wat ik had gehoord, maar of ze me geloofden weet ik niet. Waarschijnlijk niet. Ik had het per slot van rekening alleen maar van horen zeggen, over een man zonder naam uit een ander land, en Camilla was in geen enkel register meer te vinden en ik was nooit iets te weten gekomen over haar nieuwe identiteit. In elk geval leidde mijn verhaal tot niets. De moord op Kajsa is nog altijd niet opgelost.’
‘Ik begrijp het,’ zei Mikael.
‘Echt?’
‘Ik denk het wel,’ zei hij, en hij wilde net een hand op de arm van Margareta Dahlgren leggen om zijn sympathie te tonen, toen zijn telefoon in zijn zak begon te zoemen. Hij hoopte dat het Andrei was. Maar het was een zekere Stefan Molde. Pas na een paar seconden begreep Mikael dat het de man van de fra was, de militaire dienst voor het opvangen van radiosignalen, die contact had gehad met Linus Brandell.
‘Waar gaat het om?’
‘Het gaat om een afspraak met een hooggeplaatste ambtenaar die onderweg is naar Zweden en die u morgen zo vroeg mogelijk wil ontmoeten in het Grand Hôtel.’
Mikael maakte een verontschuldigend gebaar naar Margareta Dahlgren.
‘Ik heb een drukke agenda,’ zei hij, ‘en als ik morgen überhaupt een afspraak met iemand wil maken, wil ik op z’n minst een naam en een gespreksonderwerp weten.’
‘De man heet Edwin Needham en het gespreksonderwerp is de hacker Wasp, die wordt verdacht van een ernstig misdrijf.’
Mikael voelde een golf van paniek opkomen.
‘Oké,’ zei hij. ‘Hoe laat?’
‘Vijf uur morgenochtend zou heel goed uitkomen.’
‘Je maakt een geintje!’
‘Er is helaas geen enkele reden voor geintjes in deze kwestie. Ik raad u aan op tijd te zijn. Mr Needham ontvangt u in zijn kamer. Uw mobiele telefoon moet u achterlaten bij de receptie. U wordt gefouilleerd.’
‘Ik begrijp het,’ zei hij met een groeiend gevoel van onbehagen.
Daarna stond Mikael Blomkvist op en nam hij afscheid van Margareta Dahlgren aan de Prostväg in Solna.