Hoofdstuk 54

Na zijn haastige telefoongesprek met Baltazar was Adriano naar New Jersey gereden om zijn plannen voor de NUMA voor te bereiden.
Hij logeerde in een goedkoop motel, waar hij voor zijn aanval op de NUMA een ingewikkeld plan uitdacht, inclusief meervoudige moordaanslagen met autobommen, gifgassen en de meer vertrouwde middelen als geavanceerde sluipschuttersgeweren. Systematisch worstelde hij zich door personeelslijsten en concentreerde zich daarbij vooral op doelen en mensen die voor het functioneren van de organisatie het belangrijkst waren. Hij werkte ook de volgende dag door en verkaste naar een ander motel. In de loop van de derde dag zette hij de puntjes op de i van een plan waarmee hij dood en verderf zou zaaien. Daarna wachtte hij op een bericht van Baltazar.
Na twee dagen probeerde Adriano om Baltazar te bereiken, maar er kwam geen antwoord. Hij hing op nadat hij weer eens de ingesprektoon had gekregen en toetste een ander nummer in, waarmee hij verbinding kreeg met het opnameapparaat dat hij in de boom bij Austins huis had geïnstalleerd.
'Hallo, Joe,' hoorde hij de stem van Austin zeggen. 'Hoe staat het met jullie onderzoek?'
'We hebben de locatie van de mijn vastgesteld,' antwoordde Zavala. 'Op de papyrusrol staat precies aangegeven waar we de mijn kunnen vinden.'
Adriano trok een wenkbrauw op en spitste zijn oren.
'Schitterend! Ik wil er alles van weten.'
Zavala vertelde hem over het hotel op de bodem van het meer in St. Anthony's Wilderness en wijdde daarbij tot in de kleinste details uit over de schacht die vanuit de keuken naar de mijn liep. Hij gaf Austin de gps- coördinaten. 
'Wanneer kunnen we een verkenningsduik gaan doen?' vroeg Austin.
'Ik ben bezig met het samenstellen van een duikteam. Over achtenveertig uur kunnen we ter plaatse zijn.'
'Perfect. Dan regelen we morgen wel hoe we het precies aanpakken.'
De twee mannen verbraken de verbinding nadat ze nog wat over koetjes en kalfjes hadden gesproken.
Het gesprek dateerde van eerder die dag. Adriano las de aantekeningen door die hij had gemaakt. Hij rekende zijn motelkamer af en reed naar een van de opslagruimtes die hij in de periferie van Washington had gehuurd. In dit magazijn lagen wapens, munitie, geld kleding, identiteitsbewijzen en wat hij nu nodig had: een complete scuba-uitrusting, die hij in de achterbak van zijn auto laadde.
De volgende ochtend reed hij in de woest bonkende auto over de hobbelige landweg naar St. Anthony's Wilderness. Hij parkeerde de auto aan de rand van het meer, hees zich in een wetsuit en omgordde het trimvest met de persluchtfles. Adriano was een ervaren duiker, opgeleid door de SEAL's die voor Baltazar werkten.
Hij zwom naar een boei die op het meer dreef, las zijn positie van een draagbaar gps-apparaatje af en dook met een paar krachtige slagen van zijn vinnen naar het hotel. De keuken en ook de schacht had hij snel gevonden. Zonder aarzelen daalde hij in de schacht af. Ook als hij niet zo ongeduldig was geweest om in de mijn te komen, had hij hoogstwaarschijnlijk de plastic doosjes niet opgemerkt die tussen het puin rond de schachtopening lagen.
Toen Adriano de bodem van de schacht bereikte, zag hij tot zijn verbazing een plastic bordje hangen met een duidelijke pijl erop.
Hij volgde de richting die door de pijl werd aangegeven, tot hij bij een volgende pijl kwam die de hoofdgang van de mijn inwees. Hij volgde de gang tot de kruising. Ook hier weer een bordje met een pijl. Aan het einde van deze gang wees de pijl van een vierde bordje naar de grote ruimte met de verhoging.
Terwijl Adriano de uitgepeilde route volgde, doemden er aan de bosrand twee figuren op die zich stilletjes naar de waterkant begaven. Austin keek op zijn horloge. 'Hij is nu een halfuur onderweg,' zei hij.
'Dan is hij ondertussen wel via de schacht in de mijn,' zei Zavala. 
Met het geënsceneerde telefoongesprek hadden ze Adriano in de val gelokt. Nu moest de val gesloten worden. Austin waadde tot zijn middel het water in. Hij had een waterdicht verpakte zender in zijn hand. Hij wachtte nog een paar minuten, waarna hij de zender onder water hield en op de knop drukte. Een paar seconden later verscheen er midden op het meer een woest borrelende schuimkraag aan het oppervlak.
Austin keek er met op elkaar geperste lippen naar tot de uitwaaierende rimpels tegen zijn borst klotsten. Ten slotte draaide hij zich om en waadde terug naar de kant.
Daar werd hij opgewacht door een nors kijkende Zavala. Hij gaf Austin een map aan die hij in de auto van Adriano had gevonden. Op de map stond NUMA.
In de diepte op de bodem van het meer had Adriano de explosies als doffe ploffen gehoord. Hij overwoog om terug te gaan, maar besloot dat niet te doen. Adriano beschikte over een robotachtige fixatie op het bereiken van zijn doel, wat hem tot een goede huurmoordenaar maakte. Nu had hij zijn zinnen onverstoorbaar op de mijn en het goud gezet.
De pijl volgend zwom hij de ruimte met het altaar in. Zijn hart klopte sneller bij het zien van de verhoging, waarop het kistje van Thomas Jefferson had gelegen.
Tussen de versplinterde houtresten lag opnieuw een plastic plaatje, dat ditmaal was voorzien van een handgeschreven tekst:
   "ALS JE TER HELLE VAART, ADRIANO, DOE DAN DE GROETEN AAN BALTAZAR".
Weer die Austin!
Adriano staarde naar het bordje, wierp het van zich af en zwom zo snel mogelijk terug naar de schacht. Daar aangekomen stuitte hij op een berg puin, de enige aanwijzing dat zich daar een schacht had bevonden.
Hij keek op zijn persluchtmeter. Hij had nog een paar minuten. Zelfs als er een andere uitweg was, had hij niet voldoende lucht om ernaar te zoeken. Zittend op het puin wachtte Adriano tot de lucht opraakte. De laatste vertegenwoordiger van het roemruchte geslacht van officiële Spaanse wurgbeulen stierf in een ironische speling van het lot een verstikkingsdood.