Hoofdstuk 2
Het plaveisel schudde onder de rupsbanden van de vijfentwintig
ton zware Bradley, waarmee het gepantserde personeelsvoertuig zijn
komst al lang voordat hij in zicht kwam, aankondigde. Tegen de tijd
dat het voertuig de hoek om was en de boulevard opreed, was de man
die langs de verlaten etalagegevels voortsnelde, al lang een
steegje ingeglipt. Hij dook weg in een deuropening, waar hij
onzichtbaar was voor de nachtkijker op het pantservoertuig.
De man keek de wagen na tot hij om een volgende hoek was
verdwenen, alvorens hij zich weer op straat waagde. Het donderend
geraas van inslaande bommen dat aan de opmars van de door
Amerikanen geleide troepen was voorafgegaan, was opgehouden. Het
geratel van mitrailleurvuur bleef doorgaan, maar was her en der
verspreid. Afgezien van de vuurgevechten die losbarstten wanneer de
indringers verzetshaarden opruimden, was er sprake van een
gevechtspauze, waarin zowel de coalitietroepen als de overgebleven
verdedigers overwogen wat hun volgende stap zou zijn.
Hij passeerde een gehavend standbeeld van Saddam Hoessein en
liep nog tien minuten door tot hij bij een zijstraat kwam. Bij het
licht van de smalle rode lichtstraal uit een zaklampje bestudeerde
hij een plattegrond van de stad, waarna hij de kaart en het
zaklampje weer opborg en de zijstraat inliep.
Hoewel hij groot van stuk was, ruim een meter negentig, bewoog
de man zich zo geruisloos als een schaduw door de pikdonkere stad.
Dat onopvallend zijn was iets wat hij had geleerd gedurende een
wekenlange training in een door voormalige leden van het Franse
Vreemdelingenlegioen, de Amerikaanse Delta Force en de Britse
Speciale Eenheid geleid kamp. Voor het uitvoeren van speciale
missies kon hij tot in de best beveiligde installaties doordringen.
Hoewel hij gespecialiseerd was in een tiental sluipmoordtechnieken
was zijn lievelingswapen nog altijd de verbrijzelende kracht van
zijn forse handen.
Afkomstig uit een arm gezin had hij een lange carrière achter
de rug. Hij woonde met zijn familie in een provinciestadje in het
zuiden van Spanje toen hij zijn weldoener ontmoette. Hij was bijna
twintig en werkte in een slachthuis. Hij was tevreden met zijn
werk, waarbij hij alle mogelijke dieren - van kippen tot koeien -
doodde, en deed zijn best die taak met enige creativiteit uit te
voeren, maar iets in hem verlangde toch een grotere
bevrediging.
Daar was het bijna niet van gekomen. Bij een ruzie over een
kleinigheid had hij een irritante collega door wurging om het leven
gebracht. Met een aanklacht wegens moord was hij in de gevangenis
beland, terwijl de media hem met opgeklopte sensatieverhalen
uitvoerig portretteerden als de zoon van de Spaanse staatsbeul uit
de periode dat de doodstraf van overheidswege door middel van
wurging ten uitvoer werd gebracht.
Op een dag arriveerde de man die zijn weldoener zou worden, in
een auto met chauffeur bij de gevangenis. Hij zocht hem op in zijn
cel en zei tegen de jongeman: 'Met zo'n prachtig verleden waar je
trots op kunt zijn, heb je een schitterende toekomst voor
je.'
De jongeling luisterde met stijgende interesse naar de
verhalen van de vreemdeling over de verdiensten van zijn familie
voor het land. Hij wist dat zijn vader zijn werk kwijt was geraakt
toen de wurgpaal in 1974 werd afgeschaft. En dat hij daarna een
andere naam had aangenomen en zich op een kleine boerderij had
teruggetrokken, waar het gezin een armzalig bestaan leidde tot zijn
vader ten slotte straatarm en met een gebroken hart stierf met
achterlating van vrouw en kind.
Zijn weldoener wilde dat de jongen voor hem zou gaan werken.
Hij kocht de gevangenisbewaarders en de rechter om en gaf de
rouwende familie meer geld dan de dode kippenplukker in honderd
jaar had kunnen verdienen, waarna de aanklacht tegen de jongen in
de prullenmand verdween. Hij werd naar een particuliere school
gestuurd, waar hij meerdere talen leerde en, na zijn eindexamen,
een militaire opleiding kreeg. De beroepsmoordenaars die hem onder
hun hoede namen, herkenden net als zijn weldoener al snel dat hij
een getalenteerde leerling was. Het duurde niet lang of hij werd op
solomissies gestuurd om lieden uit de weg te ruimen die zijn
weldoener daarvoor had uitgekozen. Hij werd gebeld en kreeg
instructies, waarna de missie werd uitgevoerd en de beloning op een
Zwitserse bankrekening werd gestort.
Voor zijn komst naar Bagdad had hij een militante priester
vermoord die de oppositie tegen de exploitatie van een mijn van de
weldoener in Peru organiseerde. Hij was onderweg naar Spanje voor
een ontmoeting met zijn weldoener toen hij de opdracht ontving om
nog voor de Amerikaanse invasie Irak binnen te dringen. Daar had
hij zich in een hotelletje geïnstalleerd en de noodzakelijke
contacten gelegd.
Tot zijn teleurstelling kreeg hij te horen dat het deze keer
niet om een moord zou gaan, maar om het verwijderen van een object
uit het museum van Bagdad. Daar stond dan wel tegenover dat hij de
invasie nu van heel dichtbij meemaakte en praktisch op de eerste
rij zat bij een spektakel dat met veel bloedvergieten en
verwoestingen gepaard ging.
Hij bestudeerde de plattegrond opnieuw en gromde vergenoegd.
Hij was op een paar minuten van zijn bestemming.