Hoofdstuk 10

Vanaf de zes verdiepingen hoge brug van de Ocean Adventure keek kapitein Irwin Lange als door de ogen van een overvliegende meeuw uit over vrijwel de gehele lengte van het schip waarover hij het bevel voerde. Hij bevond zich op zijn hooggelegen post toen de helikopters als uit het niets opdoken en boven op de opgestapelde containers landden. Aanvankelijk was hij slechts met stomheid geslagen, maar terwijl hij het tafereel door de reusachtige ruiten die op het lange dek uitkeken, gadesloeg, veranderde dat al snel in pure woede.
De kapitein was trots op zijn Teutoonse onverstoorbaarheid. Zijn stabiele karakter weerspiegelde zich in een stoïcijnse gezichtsuitdrukking waaruit een vrijwel onveranderlijk overtuigd zijn van eigen kunnen sprak. Maar nu was dat allerminst het geval. De groeven op zijn ingevallen kaken verdiepten zich. De helikopters waren geland zonder dat ze hem daar toestemming voor hadden gevraagd. Zijn gezonde verstand zei hem onmiddellijk dat hier onmogelijk van een noodlanding sprake kon zijn. Bij één helikopter, ja misschien, maar niet bij twee tegelijk.
Hier klopte iets niet. Dit was niet in de haak. Zijn kwaadheid nam alleen nog maar toe toen hij door zijn verrekijker turend een man of tien uit de helikopters zag springen die zich onder de rondzwiepende rotorbladen over de containers verspreidden. Ze waren allemaal in het zwart gekleed. Hij ving maar een glimp van ze op alvorens ze over de rand van de containers uit het zicht verdwenen. Maar in die flits had hij nog wel gezien dat ze wapens bij zich hadden. Zijn woede sloeg om in ontzetting.
Piraten!
Lange ademde diep in. Onmogelijk. Piraten kwamen alleen voor in afgelegen gebieden als de wateren rond Sumatra en in de Chinese Zee. Er waren aanvallen van piraten geweest voor de kust van Brazilië en
West-Afrika. Maar dat er zeerovers actief zouden zijn in een ijskoude, mistige omgeving als de Grand Banks leek hem ondenkbaar.
In al die jaren dat hij de Europees-Amerikaanse route bevoer, was zijn enige confrontatie met piraten een door een verzekeringsmaatschappij geproduceerde videofilm geweest. De rederij van het schip waarover hij het bevel voerde, had de film onder al haar kapiteins gedistribueerd met de instructie hem met de officieren te bekijken. De film ging over woest ogende Aziatische piraten die in kleine, snelle bootjes een tanker overvielen.
Lange deed een wanhopige poging zich de lessen te herinneren die de film hen had moeten inprenten.
Waakzaamheid is de beste verdediging tegen piraterij. Maar niemand had voor piraten gewaarschuwd die vanuit de lucht aanvielen!
Verander het schip in een vesting. Voor het vergrendelen van alle deuren was het te laat.
Vecht niet met de piraten. Uitgesloten. Seinpistolen waren de enige wapens aan boord. Bovendien was geen van de Duitse officieren of de Filippijnse bemanningsleden getraind in de omgang met wapens.
Blijf kalm. Nou ja, dat was het enige waar hij echt goed in was.
Hij wendde zich tot de bemanning op de brug, die niet minder geschrokken was van de plotselinge komst van de helikopters.
'Ik geloof dat het schip door piraten wordt overvallen,' zei hij op dezelfde onbewogen toon waarop hij zou hebben meegedeeld dat er een sneeuwstorm op komst was.
Uit het van angst vertrokken gezicht van zijn eerste officier viel duidelijk af te lezen dat de jongere man allerminst met de kalmte van zijn kapitein behept was. 'Piraten! Wat moeten we doen?'
'Bied onder geen enkele voorwaarde verzet. Ik zal assistentie vragen.'
Hij pakte de microfoon van de radio, maar net toen hij zijn noodoproep wilde doen, klonk er gekraak op uit de luidspreker.
'Oproep aan de kapitein van de Ocean Adventure' zei een stem. 'Hoort u mij?'
'Hier spreekt de kapitein,' antwoordde Lange. 'Met wie spreek ik?'
De vraag van Lange werd genegeerd. 'We brengen uw bemanning bijeen. We controleren uw radioverbindingen en raden u aan geen noodsignalen uit te zenden. Hebt u dat begrepen, kapitein Lange?'
Hoe wisten ze zijn naam?
De kapitein slikte. 'Ja, ik heb u begrepen.'
'Goed. Blijf waar u bent.'
De kapitein dacht op dat moment uitsluitend aan het welzijn van zijntwintigkoppige bemanning. Als hij zijn mannen waarschuwde, zouden ze zich wellicht nog kunnen verbergen. Hij pakte de scheepstelefoon en zocht verbinding met de machinekamer. Geen gehoor. Hij probeerde de kantine van het schip. Niets. Hij verdrong een opkomend gevoel van paniek en probeerde de officierslounge. Ook nu geen reactie.
Van de brugvleugel klonken zware voetstappen. Het volgende moment stormde er een groep gewapende mannen de brug binnen. Vier van de mannen droegen identieke zwarte uniformen en bivakmutsen die behalve hun harde ogen het hele gezicht bedekten. De vijfde man droeg een spijkerbroek en een windjack. Zijn gezicht was niet bedekt. De kapitein zag dat het Juan was, een Filippijn die in de machinekamer werkte.
De kapitein dacht eerst dat Juan gevangen was genomen tot hij het pistool in de hand van het bemanningslid zag. De Filippijn zag de verwarring op het gezicht van de kapitein en zijn lippen krulden zich tot een grijns rond een onregelmatige rij tanden. De kapitein besefte dat Juan met de piraten samenwerkte. Dat verklaarde waarom ze de controle zo snel hadden kunnen overnemen. En dat ze zijn naam kenden. Juan had de aanvallers direct naar de machinekamer en andere delen van het schip geleid.
Een van de mannen liep naar het bedieningspaneel en duwde de stuurman opzij.
'Wat bent u van plan?' vroeg kapitein Lange.
Via het toetsenbord van de scheepscomputer voerde de man coördinaten in die hij van een meegebracht papier aflas. De kapitein zag dat hij de besturing van het schip op de automatische piloot zette. Toen de man hiermee klaar was, draaide hij zich om.
'Kom op! Naar het dek jullie!' snauwde hij.
Lange stak zijn scherp geprononceerde onderkaak uitdagend naar voren, maar hij deed wat hem gevraagd werd en zei tegen de andere bemanningsleden hetzelfde te doen. De koude zeewind die over het dek blies, sneed dwars door de lichte jas van de kapitein. Maar de koude rillingen hadden hem ook anders wel over de rug gelopen bij het schouwspel dat zich voor hem afspeelde. De overige bemanning was door gewapende mannen bijeengedreven. Er bleek nog een tweede Filippijns bemanningslid net als Juan met de piraten samen te werken.
Hardhandig met hun wapens porrend dreven de piraten de angstige groep naar het achterdek. Daar stond nog een stel piraten bij een manshoog voorwerp. Het was in zeildoek verpakt en werd nu stevig met dikke touwen omwikkeld.
Langes oog viel op de piraat die de knopen in het touw controleerde. Het was een lange man van zo'n een meter negentig die met kop en schouders boven de andere kapers uitstak. En hij had armen die zelfs voor zijn forse lichaam te lang leken. Toen hij zich omdraaide, zag Lange dat zijn gezicht niet bedekt was. Hij keek de kapitein met engelachtige ogen aan.
'U hebt er goed aan gedaan mijn bevelen op te volgen, kapitein,' zei de man. Lange herkende de stem die hem had gewaarschuwd geen noodsignaal uit te zenden. De stem klonk op een onwezenlijke manier warm en hartelijk.
'Wie bent u?' vroeg de kapitein. 'En wat doet u op mijn schip?'
'Vragen, vragen,' zei de man hoofdschuddend. 'Het zou veel te ver voeren om daar nu op in te gaan.'
De kapitein gooide het over een andere boeg. 'Ik doe alles wat u zegt, alleen, laat u alstublieft mijn bemanning met rust.'
De mond die een haast vrouwelijke zachtheid uitstraalde, verbreedde zich tot een glimlach. 'Maakt u zich geen zorgen. We zullen u en uw schip net zo achterlaten als we het hebben aangetroffen.'
Lange was niet gek. Het feit dat de man niet de moeite had genomen om zijn gezicht te bedekken betekende dat hij niet bang was dat hij later nog door iemand herkend zou worden. Na een knikje van de bendeleider gaf een van de kapers de kapitein een por met zijn pistoolmitrailleur en zei dat hij en zijn bemanning met het gezicht omlaag op het dek moesten gaan liggen. Vervolgens werden zijn handen en voeten met tape vastgesnoerd.
'En de vrouw?' vroeg Juan aan de man met de babyface. 'Wat doen we met haar?'
'Wat je wilt,' zei de leider van de kapers. 'Ze heeft ons een hoop ellende bezorgd. Maar doe het snel.' Het onderwerp leek hem geen verdere aandacht waard en hij richtte zijn aandacht weer op het in zeildoek verpakte object.
Juan streek over het gevest van een mes dat aan zijn riem hing en liep haastig weg over het dek om zich aan zijn lugubere taak te wijden. Hij verheugde zich op wat komen ging. Hij had Carina al dagenlang met geile ogen bespioneerd en zich er een voorstelling van gemaakt hoe ze er onder haar kleren uit zou zien. Likkebaardend dacht hij aan de zachte warme rondingen van het lichaam dat hij in de container had getild. Hij had maar een paar minuten de tijd, maar dat was lang genoeg om haar te laten voelen wat een echte man was voordat hij haar om zeep hielp.
Terwijl hij zijn pas tot een drafje versnelde, keek hij over zee uit en zag daar tot zijn schrik een boot uit de mist opdoemen die hen snel inhaalde. De rubberboot, waarin twee mannen zaten, stuiterde over de golven recht op de Ocean Adventure af.
De Filippijn overwoog of hij de anderen zou waarschuwen, maar dan zou hij geen tijd meer voor de vrouw hebben. Zijn geilheid won het van zijn verstand. Hij zou dit zelf wel even oplossen.
Hij bukte zich en sloop zo ongezien door over het dek. De boot leek op een plek midscheeps aan te sturen. De Filippijn was er het eerst. Hij trok zijn mes, ging als een op een prooi azende krokodil plat op het dek liggen en keek toe hoe de boot dichterbij kwam.
Dit ging een bijzondere dag worden.