Hoofdstuk 12
Carina was net een paar minuten voordat Austin aan boord was
geklommen, weer bij bewustzijn gekomen. Haar terugkeer in het land
van de levenden had zo zijn schaduwzijde. Ze had een bonzende
hoofdpijn en er lag een waas voor haar ogen. En haar maaginhoud
speelde op.
Alle pijn en ellende voorkwamen dat ze opnieuw haar bewustzijn
verloor en ze merkte dat ze nog steeds in de container lag,
ingeklemd tussen transportkratten. Haar armen waren stevig op haar
rug gebonden. In hun haast hadden de kapers haar benen niet
geboeid.
In een bundeling van een door pure wil gesterkt
doorzettingsvermogen en haar gedurende vele trainingsuren in het
fitnesscentrum van de UNESCO opgebouwde soepele spierkracht slaagde
Carina erin zich op haar buik te draaien. Met maximale inspanning
van haar buikspieren drukte ze haar lichaam op tot ze op haar
knieën zat. Wankelend kwam ze overeind en wachtte tot de
duizeligheid wegebde. Vervolgens drukte ze zich met haar rug tegen
een van de kratten en wreef met het plakband dat om haar polsen zat
langs een van de hoeken.
Er prikten splinters in haar huid, maar ze negeerde de pijn.
Nadat ze deze zelf veroorzaakte foltering een paar minuten had
volgehouden schoten haar handen los. Terwijl ze de losgescheurde
stukken tape van haar polsen trok, verscheen er een gestalte in de
opening die de kapers in de container hadden uitgesneden.
Carina herkende het gezicht van de man. Ze wist niet hoe hij
heette, maar wel dat hij een van de Filippijnse bemanningsleden was
die ze op het schip bezig had gezien.
'Ik ben blij u te zien,' zei ze met een zucht van
opluchting.
'En ik ben helemaal blij u te zien, senorita zei de man met
een begerige glinstering in zijn ogen.
Carina's vrouwelijke intuïtie registreerde de dreiging die in
zijn stem lag. Ze keek over de schouders van de man. 'Zijn de
kapers weg?'
'Nee,' zei hij grijnzend. 'We zijn er nog.'
We.
Carina probeerde langs hem te glippen. Maar de Filippijn deed
een stapje opzij en blokkeerde de doorgang.
'Wat wilt u?' vroeg ze, maar ze had al spijt van haar woorden
voordat ze ze goed en wel had uitgesproken.
De lippen van de Filippijn krulden zich als plakjes leverworst
in een koekenpan. 'Je gaat er straks aan, maar eerst maken we nog
wat lol.'
Hij greep Carina bij haar schouders. Hij was een centimeter of
tien kleiner dan zij, maar veel sterker. Hij haakte zijn voet
achter haar enkel en duwde tegen haar borst. Ze viel achterover. De
man wierp zich op haar en drukte haar tegen de grond. Terwijl
Carina hem uit alle macht van zich af probeerde te duwen, trok hij
een mes tevoorschijn en sneed er de dunne leren ceintuur mee door
die ze om haar middel droeg.
Ze sloeg met haar vuisten naar zijn gezicht en raakte zijn
ongeschoren kin met een paar uithalen die de man hoogstens als
ergerlijk ervoer zonder dat ze een serieuze aanval vormden. Hij
stak het mes in de zijkant van een krat om beide handen vrij te
hebben, waarop Carina haar longen uit haar lijf gilde. Er was
niemand op het schip die haar te hulp zou kunnen komen, maar het
doordringende gegil zou haar aanvaller misschien afschrikken.
Hij deinsde terug en zij deed een greep naar het mes. Hij zag
wat ze van plan was en sloeg haar met zijn vlakke hand vol op haar
kaak. Door de klap verloor ze bijna het bewustzijn. Ze staakte haar
verzet. Ze voelde dat hij haar spijkerbroek tot op haar knieën
omlaag sjorde, rook zijn stinkende adem en hoorde zijn jachtige
hijgen. Ze kon niet veel meer doen dan hem zwakjes wegduwen. Toen
hoorde ze een lage mannenstem.
'Dat zou ik niet doen als ik jou was,' zei de stem.
De Filippijn rukte het mes uit het krat, krabbelde
vliegensvlug overeind en tolde om zijn as om te zien wie er achter
hem stond.
In de uitgesneden opening stond een breedgeschouderde man, de
benen ietwat uit elkaar. Zijn blonde, haast witte haar stak in het
tegenlicht af als een aureool.
De Filippijn sprong met vooruitgestoken mes naar voren. Carina
verwachtte een kreet van pijn te horen zodra het mes zich in het
lichaam zou boren, maar er klonk alleen een metaalachtige ting en
een schrapend geluid alsof er een keukenmes werd geslepen.
Austin had een wigvormige stenen plaat die hij op het dek had
zien liggen, opgepakt. Hij hield de platte steen voor zijn knieën
toen hij de container instapte en het drama zag dat zich daar
afspeelde. Direct nadat de man zich had omgedraaid, herkende Austin
het gezicht als dat van de man die over de rand van het dek had
gekeken toen hij de touwladder opklom. Met een snelheid waarmee hij
zijn aanvaller overdonderde, had hij de steen tot voor zijn borst
getild om het mes af te weren.
Terwijl het lemmet naar opzij afketste, tilde Austin de steen
tot boven zijn hoofd en zwaaide hem omlaag alsof hij een kleed
uitklopte. De steen brak op het hoofd van de man doormidden en
sloeg in honderden stukken tegen de grond. De Filippijn bleef op
miraculeuze wijze nog een paar seconden staan, voordat zijn
oogbollen naar achteren wegdraaiden en hij als een harmonica in
elkaar zakte.
Austin stapte over het stuiptrekkende lichaam en stak zijn
hand naar de vrouw uit. Ze pakte hem beet en trok zich overeind.
Met trillende vingers hees ze haar spijkerbroek over haar
heupen.
'Alles goed met u?' vroeg hij met een bezorgde blik in zijn
koraal- blauwe ogen.
Carina knikte. Ze keek naar het lichaam van het bemanningslid.
'Bedankt dat u me van dat beest hebt gered. Hopelijk hebt u hem
echt uitgeschakeld.'
'Dat geloof ik wel. Bent u lid van de bemanning?'
'Ik ben een passagier. Het schip is gekaapt. Ze zijn in
helikopters gekomen. Ze hebben de Navigator geroofd.'
Austin dacht dat ze daarmee op een van de bemanningsleden
doelde. 'Wie?'
Carina begreep Austins verwarring. 'De Navigator. Dat
is... dat is een beeld.'
Austin knikte. Het antwoord van de vrouw was al net zo
onbegrijpelijk als de hele toestand. Hij raapte het mes op dat de
overvaller had laten vallen. 'Sorry dat ik er meteen weer vandoor
ga. Ik heb hier nog meer dingen te doen. Houd u zich voorlopig nog
even schuil. Dan praten we later tijdens een dineetje wel
verder.'
Hij glipte door het gat in de container naar buiten en was
verdwenen. Carina bleef als in een roes achter. Ze vroeg zich af of
het allemaal een droom was geweest, die plotseling opgedoken
reddende engel die haar leven had gered, haar aanvaller koeltjes
had geëlimineerd en haar voor een dineetje had uitgenodigd, en dat
allemaal in één adem door. Ze had geen idee wie hij was, maar ze
besloot zijn raad op te volgen. Ze wierp nog een blik op de
Filippijn zonder dat ze enig medelijden voelde, stapte haastig de
container uit en maakte dat ze wegkwam in de doolhof tussen de
containers.
Terwijl Austins voeten over het dek roffelden, besefte hij dat
hij weinig kans meer maakte. Zijn omweg om een dame in nood te
helpen zou hen beiden fataal worden. De afstand die hij zowel
horizontaal als verticaal nog moest afleggen was simpelweg te
groot. Het dek strekte zich nog een heel stuk voor hem uit.
Vervolgens moest hij nog op de brug zien te komen die zich op de
bovenste verdieping van de flatgebouwachtige constructie op het
achterdek bevond.
Hij verhoogde het ritme van zijn benen tot een razende sprint.
Hij liep zo snel dat zijn hersenen de metaalachtige glinstering
tussen twee rijen containers pas registreerden toen hij er al een
paar meter voorbij was. Hij draaide om en stak zijn hoofd in de
spleet. De glinstering kwam van het chromen stuur van een fiets die
tegen een container stond. Austin had liever een Harley-Davidson
gehad, maar de afgeleefde oude Raleigh met een drieversnellingsnaaf
die door de bemanning voor het overbruggen van de enorme afstanden
op het schip werd gebruikt, viel ook niet te versmaden.
Hij trok de fiets tevoorschijn, zwaaide zijn rechterbeen over
het zadel en zette het met alle kracht die nog in zijn gespierde
benen stak op een trappen. Terwijl hij over het dek raasde, zag hij
aan de voet van het bruggebouw een aantal lichamen op het dek
liggen.
Toen hij dichterbij kwam, zag hij dat de mannen nog leefden,
maar aan handen en voeten geboeid op hun buik lagen. Hij wierp de
fiets van zich af en liep naar een dikke man die woest met zijn
boeien worstelde. Austin zei tegen hem dat hij zich stil moest
houden en sneed met één haal van het mes het plakband door.
De man gebruikte zijn bevrijde handen om zich op zijn zij te
rollen. Austin zag dat het een man van middelbare leeftijd was met
een verweerd gezicht boven een zware dubbele kin. De ogen van de
man richtten zich op het lemmet van het mes, maar hij ontspande
zich toen Austin de boeien rond zijn enkels doorsneed en vroeg of
hij een van de scheepsofficieren was.
' Ik ben kapitein Lange, gezagvoerder van de Ocean
Adventure.'
Austin hielp de kapitein overeind. 'Waar zijn de kapers?'
vroeg hij.
'Dat weet ik niet. Ze zijn met helikopters gekomen.' Lange,
die nog wat wankel op zijn benen stond, wees naar de lucht. 'Ze
zijn op de containers geland. Wie bent u?'
'Een vriend. Voorstellen komt later wel.' Austin vatte de
kapitein bij de schouders om zijn woorden kracht bij te zetten. 'Uw
schip ligt op ramkoers met een olieplatform. U hebt nog maar een
paar minuten om van koers te veranderen of het schip te stoppen, zo
niet dan hebt u spoedig geen schip meer!' De kapitein trok
lijkbleek weg. 'Ik heb gezien dat ze de besturing op de
automatische piloot hebben gezet.'
'Dan moet u daar zo snel mogelijk iets aan doen. Ik zal uw
mannen bevrijden.'
'Ik ben al weg,' zei de kapitein, terwijl hij met stijve
knieën naar de brug waggelde.
Austin sneed pijlsnel het plakband rond de polsen en enkels
van de overige bemanningsleden door en zei hun de kapitein naar de
brug te volgen. Hij was niet bang dat ze onderweg de kapers in de
armen zouden lopen. Die waren daar heus niet blijven hangen nadat
ze het schip op die desastreuze koers hadden gelegd. Hij wist dat
zijn instinct hem nog niet in de steek had gelaten toen hij het
kloppende geluid van rotorbladen van helikopters boven zich
hoorde.
Na voltooiing van hun missie hadden de kapers hun vertrek
voorbereid. De leider met de babyface was net klaar met het
controleren van de knopen in het touw rond het in zeildoek verpakte
object, toen de tweede collaborerende Filippijn uit de
scheepsbemanning op hem af rende.
'Juan komt maar niet terug,' zei de man, die Carlos heette.
'Ik weet niet wat hij aan het doen is.'
De leider glimlachte. 'Ik weet preciés wat uw vriend aan het
doen is. Hij houdt zich niet aan de bevelen.' Hij stapte de
dichtstbijzijnde helikopter in.
'Wat doen we?' vroeg Carlos.
'Hou 'm maar gezelschap, als je wilt.' Hij glimlachte en trok
de deur achter zich dicht.
Op het gezicht van de Filippijn verscheen een uitdrukking van
paniek. Hij spurtte naar de andere helikopter en klauterde de
cabine in terwijl de motor het toerental bereikte dat nodig was om
op te stijgen. De heli verhief zich langzaam van de containers.
Onderaan de romp bungelde een lijn met een haak aan het uiteinde.
De helikopter vloog naar het achterschip.
Daar manoeuvreerde de heli tot hij recht boven het ingepakte
voorwerp hing. Hij zakte iets tot de haak door een lus in het touw
schoot dat om het voorwerp was gebonden. Austin bekeek de manoeuvre
om een hoek van het bruggebouw turend.
In de korte tijd dat Austin de kapers had meegemaakt, had hij
een diepe minachting voor hen opgevat. Diep gebukt rende hij naar
het voorwerp en trok de haak aan het uiteinde van de met de
helikopter verbonden kevlarkabel los. Met één vloeiende beweging
sloeg hij de lijn om een bolder en zette hem met de eigen haak
vast.
Terwijl hij naar de beschutting van het bruggebouw terugrende,
voelde hij een brandende steek in zijn ribben. Er werd op hem
geschoten en hij was geraakt. De pijn verbijtend wierp Austin zich
op het dek en rolde zijdelings weg.
In de seconde voordat hij met een katachtige duik door een
openstaand luik sprong, keek hij omhoog en zag de tweede
helikopter. Door de openstaande deur stak de loop van een
geweer.
In de algehele verwarring had de piloot van de andere
helikopter niet door dat zijn toestel aan het dek was vastgemaakt.
Hij probeerde hoogte te winnen en met het oog op het gewicht van
het mee te voeren voorwerp gaf hij extra veel gas. Op het moment
dat de heli de kabel strak trok, kwam hij met een ruk tot stilstand
en draaide als een vlieger aan een touw om zijn as.
Het toestel helde daarbij zover over dat de rotorbladen de
lijn raakten, waardoor de heli als een razende rondtollend tot
boven het water wegzwiepte en met een gigantische plons in zee
stortte.
Austin tuurde langs de rand van het luik. De andere helikopter
cirkelde boven de zich snel uitspreidende kring van schuimend
water. In de deuropening stond een man die naar Austin keek en in
een flits kruisten hun blikken zich. Er verscheen een glimlach op
het engelengezicht van de man. De volgende seconde trok de
helikopter op en vloog van het schip weg.
Austin klom het dek weer op en zag waarom de helikopter niet
was teruggekomen. Vlak voor het schip doemde het olieplatform de
Great Northern op.
Met in de wind wapperende kleren keek hij omhoog naar de brug
en spoorde de kapitein stilletjes aan voort te maken. Hij kon zich
de wanhopige strijd in de stuurhut levendig voorstellen en zag voor
zich hoe de kapitein uit alle macht een ramp probeerde te
voorkomen. Het schip voer nog steeds op volle kracht vooruit.
Austin verplaatste zich in de kapitein. Zelfs wanneer Lange de
motoren uitzette, zou het schip door de vaart die het had
doorvaren. De kapitein probeerde met behulp van de motoren althans
nog enige controle over het schip te behouden.
Terwijl het schip op het booreiland invoer, merkte Austin een
afwijking van een paar graden naar rechts. Het schip was nu
eindelijk aan het wegdraaien. Maar het had veel ruimte nodig om het
eiland te ontwijken. Austin wist dat een schip van het formaat van
de Ocean Adventure geen scherpe bochten kon maken.
Hij leunde over de reling en zag de bemanning van het
olieplatform als mieren op een drijvend blad heen en weer rennen.
Aan met het booreiland verbonden meertouwen dobberden een aantal
onderhoudsboten. De schrik sloeg hem om het hart bij de gedachte
aan de desastreuze gevolgen van de nu onvermijdelijke
aanvaring.
Austin hoorde dat hij vanuit de verte geroepen werd. Hij
realiseerde zich dat de stem uit het los bungelende oortje van zijn
walkietalkie klonk. Hij stopte het ding in zijn oor.
'Kurt, hoor je me? Alles goed met je?'
Austin onderbrak Dawes opgewonden monoloog.
'Ja, prima. Hoe staat het met het booreiland?'
'Ze hebben het laatste anker los gekregen.'
Nog voordat de kapitein die laatste woorden goed en wel had
uitgesproken, zag Austin schuimend water opspatten van de plek waar
het anker uit zee werd opgetrokken. Ook rond de pijlers van het
eiland spatte het kolkende water hoog op. Het zog dat zich nu bij
alle pijlers vormde, duidde erop dat het platform in beweging
kwam.
De uitwijkmanoeuvre van het eiland zou desondanks te laat
zijn. Het schip zou binnen enkele seconden vol op de voorste pijler
knallen. Austin zette zich schrap voor de klap.
Op het allerlaatste nippertje boog de boeg van het schip nog
net iets meer naar stuurboord weg. Met een ijzingwekkend scheurend
geknars van langs elkaar schurend metaal schampte het schip de
pijler. Omdat het eiland niet meer aan ankers vastlag, gaf het in
plaats van tegenstand te bieden, wat haar ondergang zou hebben
betekend, mee met de kracht van de aanvaring.
Het olieplatform schommelde door de klap hevig op en neer,
waarna het geleidelijk haar evenwicht hervond en uit de gevarenzone
wegdreef.
Het schrille geluid van een scheepshoorn klonk op. De Leif
Eriksson meldde zich ter plaatse.
Zavala's stem klonk in zijn oortje. 'Dat is ook een manier om
een scheepsromp van zeepokken te reinigen. Heb je nog een toegift
in petto?'
'Geen probleem,' antwoordde Austin. 'Ik ga een prachtige vrouw
uit eten vragen.'