Hoofdstuk 52
De Boeing 737 met als logo een stierenkop op de romp landde op
Larnaca International Airport en taxiede naar een gedeelte van het
platform dat voor privéjets was gereserveerd. De mecaniciens die
overdag aan de toestellen werkten, waren aan het begin van de avond
naar huis gegaan. Baltazar had het tijdstip van zijn komst
zorgvuldig uitgekiend en de kans was niet groot dat er iemand
rondliep die meer dan terloopse aandacht zou besteden aan de figuur
die op een brancard over de trap uit het vliegtuig werd
gedragen.
Het hoofd van de betreffende persoon was in een verband
gewikkeld dat alleen de ogen en neus vrijliet. Mannen in witte
ziekenhuisjassen tilden de brancard in een wachtende helikopter.
Kort daarna daalde ook Baltazar de vliegtuigtrap af, waarna hij
onmiddellijk naar de helikopter doorliep. Even later steeg de heli
op en vloog in westelijke richting weg.
Het toestel landde op een klein vliegveld bij het kuststadje
Pafos. De wachtende ambulance reed meteen nadat de brancard was
ingeladen het terrein af. Baltazar en zijn mannen volgden in een
Mercedes.
Het uit twee wagens bestaande konvooi reed langs de rand van
de stad rechtstreeks naar de doorgaande hoofdweg. Na enige tijd
sloegen ze van de snelweg een kronkelige bergweg in. De weg
versmalde tot twee banen en liep met haarspeldbochten langs stille
bergdorpjes en vervallen hotels die ooit moderne vakantieoorden
waren geweest tot de toeristen hun vertier liever aan de stranden
gingen zoeken.
Het landschap werd naar mate de ambulance met de volgwagen
hoger in het gebergte doordrongen, steeds ruiger en desolater. Aan
beide kanten van de weg rezen hoge naaldwouden op. Met de Mercedes
trouw volgend sloeg de ziekenwagen een zandweg in die vrijwel
volledig schuilging onder een woekerende begroeiing.
De auto's vormden de slechte weg vol kuilen en hobbels tot hij
na een krappe kilometer zonder enig waarschuwingsbord plotseling
doodliep. Tegen de sterrenhemel stak het plompe silhouet van een
twee verdiepingen tellend gebouw af. Baltazar stapte uit de
Mercedes en ademde de koele nachtlucht in. Het enige geluid was het
huilen van de wind door de lege vertrekken van het oude
kruisvaarderskasteel. Baltazar zoog de antieke aura in zich op en
putte kracht uit de nabijheid van de ruïne, die ooit het woonhuis
van zijn voorvaderen was geweest.
De staat had geprobeerd het historische bouwwerk te verwerven
om er een toeristische attractie van te maken. Nadat de
initiatiefnemers van dat plan brieven met doodsbedreigingen hadden
ontvangen, ging het plan de ijskast in. Iets waar degenen die de
afschrikwekkende geschiedenis van het kasteel kenden, absoluut niet
rouwig om waren. De plaatselijke bevolking sprak nog altijd slechts
fluisterend over de onvoorstelbare gruwelen die zich op deze plek
zouden hebben afgespeeld.
Baltazar had het kasteel sinds het vorige offer aan Baal niet
meer bezocht. Hij herinnerde zich de voornamelijk op verdediging
gerichte architectuur van het gebouw. Het was oorspronkelijk als
fort gebouwd. De dakranden waren voor de dekking van de verdedigers
van kantelen voorzien. De enige openingen in de verder dichte
voorgevel waren spleten voor de boogschutters. Maar hem was het
toch vooral om de Zaal te doen.
Hij beklom de traptreden naar de ingang. Met een antieke
sleutel draaide hij de deur van het slot, die met klagend gekraak
openzwaaide. De lege vertrekken waren als koelkasten waarin de
hitte van de dag niet doordrong en de kou bleef hangen. Baltazar
riep zijn mannen met het bevel de brancard naar binnen te brengen
en voor een open haard neer te zetten die zo groot was dat een mens
er rechtop in kon staan.
Er waren zes uit zijn beveiligingsfirma geselecteerde
huurlingen. Tot de belangrijkste selectiecriteria behoorden
gehoorzaamheid wreedheid en het vermogen hun mond te houden. Hij
zei hun rond het kasteel wachtposten uit te zetten. Zodra hij
alleen was, drukte hij een combinatie van stenen in de
schoorsteenmantel in. Hierop schoof er achter in de haard een
verborgen deur open.
Hij knipte een zaklamp aan, stapte gebukt door de opening en
liep een stenen trap af.
Van beneden walmde hem als uit een drakenmuil een verstikkende
moerasdamp tegemoet. De bedompte grafgeur wekte associaties aan
pijn en angst op en was van een zware olieachtige stank doordrenkt.
Maar voor Baltazar was het een geur zo zoet als parfum. Hij bleef
staan en stak een houten fakkel aan, die hij uit de muurhouder
pakte om met de vlam nog een aantal fakkels in het korte gangetje
aan te steken. Aan het einde van de gang bevond zich een volmaakt
ronde ruimte met een doorsnede van zo'n dertig meter.
Op de muren aangebrachte plaquettes markeerden de laatste
rustplaats van voorouders van Baltazar, die in het kasteel waren
begraven nadat de familie naar Cyprus had moeten uitwijken. De zaal
was rondom versierd met afbeeldingen van de verschillende
incarnaties van de god Baal.
In het midden van de ruimte stond een bronzen beeld dat leek
op het beeld van steen in de kelder van zijn landhuis in de
Verenigde Staten. Ook dit was een zittende figuur met gespreide
armen en naar voren gekeerde handpalmen. Het beeld was minstens
vier keer zo groot en stond op een bijna twee meter hoog voetstuk.
In beide zijkanten waren een paar smalle traptreden aangebracht.
Het gezicht van het kleinste beeld was haast vriendelijk vergeleken
bij dit gelaat. Het was kwaadaardiger dan dat van de lelijkste
waterspuwer.
Baltazar klom het trapje op en betrad een klein platform naast
het beeld. Hier stonden in de oudheid de priesters om in een
spreekbuis te praten die ze gebruikten om hun ongelukkige
slachtoffers nog meer angst aan te jagen.
Hij haalde het familieboek uit zijn tas tevoorschijn en
plaatste het op een speciaal daarvoor aangebrachte richel. Terwijl
hij de rituele tekst uit het boek las, vouwde hij zijn vingers om
een hendel die tussen de schouderbladen van de zittende figuur
uitstak. Hij trok de hendel omlaag. Met het ratelende geluid van
gewichten en katrollen die in beweging kwamen, schoof er in de
vloer recht voor het beeld een luik weg waardoor er een ronde put
zichtbaar werd.
Hij duwde de hendel omhoog. De armen van het beeld klapten bij
de ellebogen omlaag en sprongen haast even snel weer terug.
Hij liep het trapje af en scheen met zijn lamp in de put. Hij
was met olie bijgevuld na het vorige gebruik, toen het
familiefortuin onder druk stond en een offer aan Baal noodzakelijk
leek.
Met het vooruitzicht van een goed betalende baan hadden ze een
Oost-Europese vrouw zonder familie naar Cyprus gelokt.
Alles was gereed.
Hij liep terug naar Carina. De verbonden figuur op de brancard
verstijfde. Mooi zo, dacht Baltazar. Hij wilde dat Carina zag wat
haar te wachten stond. Hij maakte de riemen los waarmee ze op de
brancard was vastgebonden en slingerde haar als een brandweerman
over zijn schouder.
Baltazar hoorde Carina kreunen. Ze was helemaal bij.
Hij glimlachte. Spoedig zou ze in de lieftallige armen van
Baal liggen.