Hoofdstuk 41

Professor McCullough begroette zijn bezoekers op de traptreden voor het ronde hoofdgebouw van de universiteit van Virginia. Het uit rood baksteen opgetrokken bouwwerk in koepelvorm, gebaseerd op een ontwerp van Jefferson, vertoonde overeenkomsten met Monticello en het Pantheon in Rome. De professor stelde een wandelingetje voor door de met bomen omzoomde kruisgangen, waarvan de zuilen een groot terrasvormig gazon omsloten.
'Ik heb twintig minuten voor u, voordat ik weer als een haas naar mijn volgende college ethiek moet,' zei de professor, een grote gezette man met een dikke grijze, mosachtige baard. Erboven glommen twee appelrode wangen en hij liep met een licht schommelende gang die je eerder bij een gepensioneerde zeeman op de grote vaart zou verwachten dan bij een academicus. 'Ik moet u eerlijk zeggen dat ik knap nieuwsgierig ben geworden na uw telefoontje waarin u naar het Artisjokken Genootschap vroeg.'
'Het schijnt nogal mysterieus te zijn,' reageerde Gamay, terwijl ze langs de paviljoens liepen die rond het groene gras lagen.
McCullough bleef met een ruk staan. 'Het is zeker een mysterie,' zei hij, waarbij hij heftig zijn hoofd schudde. 'Ik ben het genootschap tegengekomen toen ik aan een verhandeling werkte over de ethiek van het lid zijn van een geheim genootschap.'
'Interessant onderwerp,' zei Paul.
'Dat dacht ik ook. Je hoeft niet aan een samenzwering tot het verkrijgen van wereldse macht deel te nemen om je voor je ethische normen te moeten verantwoorden. Zelfs het lidmaatschap van een volstrekt onschuldige organisatie kan daar ongewenste aanleiding toe geven. Exclusiviteit. Zij legen ons! Vreemde rituelen en symbolen. Het elitair zijn. Het quid pro quo onder de leden, liet geloof dat alleen zij de waarheid inpacht hebben. Vaak zijn het pure mannenclubs. In sommige landen, zoals Polen, zijn geheime genootschappen verboden. Aan de ene kant van het spectrum heb je studentengezelschappen en aan de andere kant nazi's.'
'Hoe bent u daar zo in geïnteresseerd geraakt,' vroeg Paul.
McCullough vervolgde zijn kuierpas. 'De universiteit van Virginia staat bekend om het grote aantal geheime clubjes. Op de campus zijn er een kleine vijfentwintig. En dat zijn dan alleen degene waar ik het bestaan van weet.'
'Ik heb wel eens iets over de Club van Zeven gelezen,' zei Angela, die een onuitputtelijke voorraad aan esoterische feitjes paraat bleek te hebben.
'O ja. De Zevens zijn zo geheim dat we pas na de dood van iemand en de publicatie van zijn overlijdensbericht in de universiteitsannalen weten dat iemand er lid van is geweest. Op zijn graf wordt een bloemstuk van zwarte magnolia's in de vorm van een zeven gelegd. De klok in de toren van de universiteitskapel wordt gedurende zeven minuten om de zeven seconden met een valse toon geluid.'
'Was Jefferson lid van zo'n club?' vroeg Gamay.
'Hij werd lid van het Platte Hoeden Genootschap nadat hij zich aan het College of William and Mary had ingeschreven. Later werd het de Platte Hoeden Club.'
'Wat een rare naam,' zei Gamay.
'In dat grijze verleden droegen de studenten altijd een baret, niet alleen bij de promotie.'
'Net als Harry Potter,' zei Angela.
McCullough grinnikte om de gedachte. 'Geen Hogwarts voor zover ik weet, maar de Platte Hoeden hadden een geheime manier waarop ze elkaar een hand gaven. Ze kwamen regelmatig bij elkaar. Jefferson geeft toe dat de club zoals hij zelf zegt "geen nuttig doel" had.'
Gamay bracht het gesprek terug op het onderwerp waarvoor ze gekomen waren.
'Kunt u ons vertellen wat u over het Artisjokken Genootschap weet?' vroeg ze.
'Sorry dat ik zo afdwaalde. Ik heb mijn verhandeling in de universiteitsbibliotheek opgezocht en stuitte daarbij op een oud krantenartikel. De journalist beweert daarin dat hij, toen hij voor een interview met de ex-president naar het landgoed reed John Adams uit een koets heeft zien stappen die voor de ingang van Monticello stond.'
'Een reünie van de stichters van de staat?' vroeg Paul.
'De journalist geloofde zijn ogen niet. Hij liep naar de voordeur van het landgoed en sprak met Jefferson zelf. Jefferson zei dat de journalist zich had vergist. De man die hij had gezien was een plantage-eigenaar uit de buurt die over nieuwe gewassen kwam praten. Op de vraag om wat voor gewassen het ging, antwoordde Jefferson glimlachend: "Artisjokken." Hij heeft het gesprek in zijn artikel opgenomen met de opmerking dat die kennis van Jefferson op Adams leek.'
'Wie heeft als eerste gesteld dat het Artisjokken Genootschap echt heeft bestaan?' vroeg Angela.
'Ik vrees dat ik de schuldige ben.' Er lag een schaapachtige uitdrukking op McCulloughs blozende gezicht.
'Dat begrijp ik niet,' zei Gamay.
'Ik ben van een "wat als"-veronderstelling uitgegaan. Stel dat er inderdaad een dergelijke ontmoeting heeft plaatsgevonden. Waarom zouden de stichters dan bij elkaar zijn gekomen? Het reizen was toen geen sinecure. Voor een universiteitsblad heb ik een humoristisch artikel geschreven gebaseerd op dat verhaal en de voorliefde voor geheime genootschappen aan de UVA. Ik was het zo goed als vergeten tot die met u bevriende schrijver me vorige week belde. Hij had een document van Jefferson over artisjokken afkomstig van het Amerikaans Filosofisch Genootschap onder ogen gekregen. Met wat googelen had hij mijn artikel gevonden.'
'Angela werkt voor het Filosofisch Genootschap,' zei Gamay. 'Zij heeft het document ontdekt.'
'Dat is toevallig,' zei McCullough. 'Dat heb ik de heer Nickerson ook verteld.'
'Wie is de heer Nickerson?' vroeg Gamay.
'Hij zei dat hij van het ministerie van Buitenlandse Zaken was. Hij heeft zich in het leven van Jefferson verdiept en had mijn artikel gelezen. Nu vroeg hij zich af of ik meer wist. Hij zei dat hij het zou uitzoeken, maar heeft zich daarna niet meer gemeld. Vorige week belde Stocker en toen u.' Hij keek op zijn horloge. 'Ojee! Het is een boeiend onderwerp, maar het is alweer bijna tijd voor mijn college.'
Paul gaf hem zijn visitekaartje. 'Zou u ons willen bellen als u nog iets te binnen schiet?'
'Doe ik.'
'Bedankt voor uw hulp,' zei Gamay. 'We zullen u niet langer van uw werk houden.'
McCullough schudde hen alle drie de hand en hobbelde weg naar zijn college.Paul keek de professor na. 'In het dossier dat we in Woods Hole van Kurt ontvingen, schrijft hij dat iemand van Buitenlandse Zaken hem had gevraagd in die Fenicische kwestie te duiken, en dat was een zekere Nickerson. Hij had hem op een oud jacht op de Potomac gesproken.'
'Ik herinner me die naam ook. Denk je dat het dezelfde persoon is?'
Paul haalde zijn schouders op en klapte zijn mobiele telefoon open. Hij doorliep het adresboek tot hij het nummer van een medewerker op het ministerie van BZ vond met wie hij aan enkele juridische kwesties die met de zee te maken hadden, had gewerkt. Een paar minuten later beëindigde hij het gesprek.
'Nickerson is secretaris-generaal. Mijn kennis op Foggy Bottom kent hem niet persoonlijk, maar zegt dat Nickerson een ingewijde is en een volhouder. Hij wordt als een briljante, maar excentrieke figuur gezien en hij woont op een antiek jacht op de Potomac. Hij heeft me de naam van de jachthaven gegeven, maar niet van het jacht zelf. Wat dachten jullie ervan om daar op de terugweg een kijkje te gaan nemen?'
'Zou het niet gemakkelijker zijn als we de naam van dat schip wisten?' vroeg Angela.
'Als wij alleen dingen deden die gemakkelijk zijn, zouden we niet voor de NUMA werken,' zei Paul.
Het zoeken naar de boot van Nickerson bleek toch lastiger dan Paul en Gamay hadden verwacht. Er waren nogal wat schepen die je rustig oud kon noemen, maar er was er uiteindelijk maar één - een witte motorkruiser die Lovely Lady heette - die aan de omschrijving antiek voldeed.
Paul stapte uit de SUV en liep naar de boot toe. Er was niemand aan dek en ook verder was er geen enkel teken van leven aan boord. Hij liep de loopplank op en riep een paar keer hallo.
Vanuit het jacht kwam geen reactie, maar er verscheen een hoofd door een raam van het motorjacht op de ligplaats ernaast.
'Nick is niet aan boord' zei hij. 'Hij is al een tijdje weg.'
Paul bedankte hem en haastte zich terug naar de auto. Onderweg wierp hij nog een blik op de naam van de boot en het viel hem op dat de spiegel witter was dan de rest van de romp. Hij liep terug naar Nickersons buurman en vroeg of de naam van het jacht soms onlangs was veranderd.
'Inderdaad dat klopt,' antwoordde de man.
Een paar minuten later stapte Paul weer achter het stuur. 'Geen Nickerson,' zei hij.
'Ik zag dat je de naam van de boot bekeek,' zei Gamay.
'Ik was gewoon nieuwsgierig. Nickersons buurman zei dat het jacht vroeger Distel heette.'
Angela spitste haar oren. 'Weet je dat zeker?'
'Ja, Hoezo?'
'Artisjokken.'
'Alweer?' zei Trout.
'Ik ben het tegengekomen toen ik dossiers voor mijn vriend de schrijver uitzocht. De artisjok behoort tot de distelachtigen.'