2

De eerste brief die hij schreef was niet aan zijn moeder of aan Janie, maar aan Jessie. Hij schreef hem die avond nog, voor hij vertrok. Het was een korte brief, waarin hij verklaarde dat haar nichtje de feiten over haar afkomst te weten was gekomen doordat ze een van de mannen en een rekruteringsbeambte had afgeluisterd terwijl ze met een ziek kalfje bezig was. En hij besloot gebiedend: 'Als ze dit niet uit eigen beweging aan u vertelt, zou het heel onverstandig zijn als u haar in dit stadium laat merken dat u het weet. Die gelegenheid zal zich ongetwijfeld voordoen op een moment dat ze beter in staat is de situatie te hanteren.'

Hij wist dat deze brief Jessie kwaad zou maken, maar hij had weinig geduld met haar en hij vond het schandalig dat ze het kind jarenlang zo in afzondering had gehouden.

De volgende brief die hij schreef was aan zijn moeder, en dit gebeurde vanuit Birmingham, om haar te vertellen dat hij in een kamp vlak bij een dorp was gestationeerd en dat hij daar een opleiding kreeg. De brief was heel jolig.

De volgende brief die zijn moeder van hem kreeg kwam uit een ziekenhuis in Richmond, en hieruit bleek duidelijk dat hij zijn gevoelens niet kon beheersen, want hij was woest over het zinloze lijden van de mannen daar.

Gerald had vanaf het begin heel goed beseft dat hij het zwaar te verduren zou krijgen, ook al genoot hij enige bescherming omdat hij lid was van de Friends' Ambulance Unit. Toch lag het niet aan de manier waarop hij werd ontvangen en behandeld, of aan de smerige klusjes die hij en anderen in hetzelfde korps moesten verrichten, maar aan het aantal verminkte lichamen dat de zalen vulde. Hij was onpasselijk en verbijsterd door de kwellingen die de gehavende resten van mannen moesten verdragen, en hij werd inwendig verscheurd door de onnoemelijke moed die bij veel van hen de wens om te blijven leven ondersteunde. Maar er waren er even zovelen die de geest gaven en voor hen was hij dankbaar dat hun lijdensweg was afgelopen. Maar boven al zijn emoties stond een woede om de zinloze verspilling van menselijk leven en het gevoel van frustratie omdat hij niet in staat was er iets aan te doen. Hij liep latrines schoon te maken en zijn handen brandden door het gebruik van zoveel chloor. Verder werd hij onpasselijk van het gedrag van mannen en masse.

Ze waren gelegerd in onverwarmde loodsen en hij had vriendschap gesloten met een paar gelijkgestemde zielen in zijn sectie. Maar hij had ook ontdekt dat er mannen met zwakke benen bij zaten, toen hij op een dag door een jonge knul werd gewaarschuwd dat hij zich maar beter een beetje koest kon houden en zijn mond dicht moest houden, omdat ze anders binnen de kortste keren met zijn allen overzee zouden worden gestuurd.

Gerald had spottend gevraagd: 'Ben jij toevallig een gewetensbezwaarde?' Waarop het antwoord luidde: 'Loop naar de hel!'

Op een dag, toen hij op weg was naar de operatiekamer om bebloede lakens en menselijke resten op te halen die naar de verbrandingsoven moesten, zag hij een bezoekster die hij al een paar keer eerder naar de deur van een zaal had zien lopen. Hij stapte naar voren en wilde de deur voor haar opendoen, toen ze met de zijkant van haar hand een felle klap op zijn pols gaf en met lage, hese stem zei: 'Je hoffelijkheid kan je lafheid niet verbergen. Mijn zoon ligt daar, en zijn lichaam is aan flarden geschoten om lafhartige lieden als jij te beschermen. Als ik mijn zin kreeg, zou ik wel weten wat ik met jullie zou doen. Maar dit is wat ik van jou vind.' En toen spuugde ze hem in zijn gezicht.

Hij bleef roerloos staan terwijl de deur openging en weer achter haar werd dichtgedaan. Hij voelde zich alsof al het bloed uit zijn lichaam was weggetrokken. Ze had hem lafhartig genoemd, en het leek inderdaad of zijn hart laf werd en het niet meer deed. Niets leek het nog bij hem te doen. Toen hij zich omdraaide merkte hij dat zelfs zijn benen hem niet echt gehoorzaamden, het leek wel of hij dronken was.

Dit incident raakte hem diep. Het maakte dat hij zich nog meer bewust werd van wie hij was en waarom hij dacht zoals hij dacht, en ook dat hij nog meer inzag hoe de daad van één persoon, die misschien slechts enkele seconden in beslag nam, het leven van een ander kon beïnvloeden, zoals dat voor de komende drie jaren bij hem het geval zou zijn.