5

Zodra de eerste twee leden van de gemeente, mevrouw en meneer Napier van The Lodden, op deze zondagmorgen de St. Stephen's kerk binnengingen, vóélden ze niet alleen maar wisten ze ook dat er iets aan de hand was. Juffrouw Steel, de nieuwe hulponderwijzeres op het dorpsschooltje, die het als organiste had overgenomen toen John Stilburn het moest opgeven vanwege kramp in zijn handen, verrichtte haar wekelijkse taak niet, en ze wisten dat het bespelen van het orgel in haar contract stond, want de school hoorde bij de kerk. En wat was er eigenlijk met het koorhek aan de hand? Was er iets mee gebeurd? De linkerkant was volledig bedekt met iets wat op een dekkleed van een hooimijt leek en aan de bovenkant door palen van de bovenkant van het hek werd weggehouden, maar aan de onderkant door drie grote stenen op zijn plaats werd gehouden.

Maar waarom? Ze hadden niet gehoord dat er iets met het hek aan de hand was. Als de een of andere idioot het had vernield, was dit allang bekend geweest in het dorp.

Dat dacht ook de rest van de gemeenteleden toen ze plaatsnamen in hun banken. Er klonk luid geroezemoes van mensen die tegen elkaar fluisterden: 'Wat denk je dat er met het hek is gebeurd? En ik zie dat er niemand op de orgelgalerij zit.'

Het luiden van de klok leek het enige teken van normaliteit in de kerk.

Zoals gewoonlijk kwamen de deftige families als laatsten de kerk binnen. Er waren er zes van de familie Hopkins van Border Manor, een aanwijzing dat ze dit weekend logés hadden. Tegenwoordig kwamen er maar twee Bedfords, want hun dochter was jaren geleden naar de methodisten overgegaan. Verder waren er de Arkwrights. Zij waren betrekkelijk nieuw in het dorp omdat ze er pas zes jaar woonden. Ze hadden hun intrek genomen in Whiteberg Farm. Meneer Arkwright was wat je noemt een herenboer. En dan was vanmorgen ten slotte de familie Ramsmore aanwezig.

De kolonel, zag men, was nu echt slecht ter been, en zijn zoon wist hem nog net voor een val te behoeden toen zijn voet achter het uiteinde van de bank bleef steken.

Toen de klok ophield met luiden viel er een spookachtige stilte in de kerk. Het was op dit punt gebruikelijk dat de dominee met zijn gevolg uit de consistorie kwam, terwijl het koor zich al op de galerij had verzameld. Maar vanmorgen kwam er niets, was er geen geritsel van gewaden, en de enige optocht was die van de familie Youngston, die de kerk binnenkwam en snel een bank achterin binnenschoof, waarbij de vader en de moeder zoals gewoonlijk de vier kinderen maanden stil te zijn.

Maar toen volgde er een reeks ongewone gebeurtenissen.

Om te beginnen werd de kerkdeur met een dreun dichtgedaan. En toen alle hoofden ernaar werden omgedraaid, zagen ze daar een vreemde man staan met iets naast zich. Een enkeling, die er niet zover vandaan zat, dacht dat het een geweer was, maar dat kon toch zeker niet zo zijn.

Vervolgens werd de aandacht van de gemeente getrokken naar de opening in het koorhek, en naar de twee mannen die daar waren verschenen. Een van hen had beslist een geweer bij zich. Deze man liep de treden af naar de andere kant van het afgedekte koorhek. Zijn geweer hing echter niet naast hem maar was in een positie die er geen twijfel over liet bestaan wat hij van plan was ermee te doen.

De verbazing had gemaakt dat de hele gemeente zweeg, maar nu klonk er een gezamenlijke kreet van ontzetting toen de eerste haan naar de kansel liep, want zelfs zij die achter in de kerk zaten, en ook zij die zich moesten uitrekken om achter de pilaren aan de linkerzijde van het middenpad iets te kunnen zien, herkenden hem onmiddellijk als de boer Ward Gibson.

Gedurende zijn hele jeugd, tot hij al ver in de twintig was, had Ward Gibson dominee Tracey de kansel zien beklimmen, en nu stond hij hier zelf en keek hij uit over de zee van gezichten en open monden. De hele week had hij geweten wat hij ging doen, en hij had zich af en toe afgevraagd of hij standvastig zou blijven, en hoe hij zou reageren als hij over zijn dochter en haar gruwelijke lot zou moeten vertellen. Maar nu ontdekte hij dat zich een vreemde kalmte van hem meester maakte, hoewel het een smeulende kalmte was, want hij moest het hun niet alleen vertellen, hij moest deze starende gezichten ook iets aan het verstand brengen wat ze nooit meer zouden vergeten.

Hij liet zijn blik even over hen glijden. Toen begon hij kalm te spreken. 'Sommigen van u weten wellicht niet waarom ik hier op deze preekstoel sta, in plaats van uw schijnheilige dominee. Nou, dat zal ik u vertellen. Ik sta hier omdat er drie mannen zijn, allen kerkgangers, godvrezende burgers, die zo slecht zijn dat ze het niet verdienen te blijven leven.'

Zoals u allen weet heb ik twee dochters, en heb ik geprobeerd hen te beschermen sinds die krankzinnige vrouw, Daisy Mason, mijn vrouw heeft vermoord. Maar hoewel zij in een inrichting werd opgeborgen, werd de dreiging die boven mijn kinderen en mijzelf hing, niet minder. Over het algemeen was de mening van de meesten van u dat dat mijn verdiende loon was omdat ik het had gewaagd met iemand anders te trouwen dan met dat krankzinnige kreng, die ik ook nooit een aanzoek had gedaan. Het meisje met wie ik trouwde... de vrouw met wie ik trouwde, was in alle opzichten ver verheven boven iedereen op wie ik nu neerkijk. Ze was een intelligente, beschaafde vrouw. Ja, ze was danseres. Maar dat was haar vak, net als dat van haar ouders voor haar. Het waren kunstenaars, en dat is een beroep waar u allen, van hoog tot laag, niets van afweet.'

Hij liet zijn blik over de voorste rijen gaan toen hij verderging. 'Het geval wilde dat ik afgelopen maandag mijn dochters toestond de voorstelling met de toverlantaarn van dominee Noble bij te wonen. Ik had hen erheen gebracht en mijn knecht was op weg om hen op te halen. Maar omdat het een heldere, maanverlichte avond was, wachtten ze niet op hem maar waagden ze het' - hij leunde nu over de kansel - 'waagden ze het alleen door de buitenwijk van dit dorp te lopen. Hoort u mij? Ze waagden het alleen te lopen. En de eerste keer dat ze alleen liepen, werden ze opgewacht door drie mannen.' Hij richtte zich op en haalde diep adem voor hij verderging. 'Mijn dochter Angela, het evenbeeld van haar moeder, maar dan nog kleiner...' Zijn stem stokte even maar hij vervolgde: 'Ze is net vijftien, en dus al vrouw geworden.' Hij boog zich weer over de rand van de kansel, en terwijl hij zijn hoofd heen en weer liet gaan richtte hij zijn blik op verschillende vrouwen en herhaalde: 'Ze was net vrouw geworden. Nou... ze werd bij haar oudere zusje weggerukt en het land op gesleurd, terwijl haar zusje eveneens werd aangevallen en haar de kleren van het lijf werden gerukt. Zij wist gelukkig te ontkomen. Maar hoe verging het mijn kleine Angela? Velen van u hebben haar weleens gezien. Ze is klein, tenger, lijkt totaal niet op een dorpsmeisje van vijftien. Ze was als uit een andere wereld, net als haar moeder.' Hij zweeg even, en het was doodstil in de kerk, er viel geen kuchje, geen beweging te horen. Maar toen werd zijn stem zo luid, zo hoog, bijna als een schreeuw, zodat veel gezichten werden verwrongen toen hij uitriep: 'Ze werd door drie mannen verkracht! Niet één... niet twee, maar drie!' Hij boog zijn hoofd en greep de kansel aan weerszijden beet. Toen hij weer opkeek, verbaasde het hem nogal dat hij vrouwen hoorde huilen. Maar hij trok zich er niets van aan en ging verder: 'Ze werd gevonden door een jongeman die zo geschokt was door haar aanblik, dat hij zei dat hij zich dit altijd zal blijven herinneren. Deze jongeman hielp haar naar huis te dragen.' Hij keek omlaag naar Gerald, die hem met een wit gezicht, bijtend op zijn lip, zat aan te kijken. En hij ging verder: 'Ze heeft twee dagen lang haar ogen niet opengedaan en vanaf het moment dat ze op bed werd gelegd tot deze morgen heeft ze geen woord gesproken en dokter Patten kan me geen enkele hoop geven dat ze ooit nog zal herstellen. Bovendien is ze doodsbang voor de aanblik van een man... zelfs van mij,' - hij wees met zijn duim naar zijn borst - 'ik, die haar liefheb zoals ik haar moeder beminde, durf niet bij haar in de buurt te komen.'

Hij boog zich weer naar voren en zei met nog luidere stem: 'Maar hier blijft het niet bij, hè, dames? Hier blijft het niet bij. We zullen twee, misschien wel drie maanden lang niet weten wat haar lichaam bevat, naast de herinnering aan deze mishandeling.'

Er stond een man op die tegen hem schreeuwde: 'Zo is het wel genoeg!' Hij keek naar zijn vrouw, die voorovergebogen zat, en Ward antwoordde: 'Nee, het is nog niet genoeg.' Er ging een huivering door de aanwezigen toen hij er na een korte stilte aan toevoegde: 'Ik ben nog maar net begonnen.'

Hij deed een stap achteruit alsof hij de kansel wilde verlaten, maar toen bleef hij staan en zei: 'Ik zou u willen adviseren, ieder van u, om geen enkele beweging te maken.' Hij wees naar de man bij de deur van de kerk en daarna naar de man die bij het hek stond. Daarna draaide hij zich daadwerkelijk om en liep de kansel af.

Toen hij langs het koorhek was gelopen, waarbij alle ogen hem volgden, klopte hij op de deur van de consistorie. Toen deze openging en er nog een man met een geweer naar buiten stapte, gevolgd door een bijna struikelende dominee Tracey, slaakte de hele gemeente een kreet. Zijn handen bleken op zijn rug te zijn gebonden en er was een doek om zijn mond geknoopt. Achter hem kwam zijn gevolg. Het waren vier jonge jongens en ze wierpen smekende blikken in de richting van hun ouders in de kerk, en hier en daar klonken kreten van schrik. Daarna volgden zeven leden van het koor en de organiste.

De mannen zagen er schaapachtig uit, maar de organiste liep rechtop en keek uitdagend. Ten slotte kwam de klokkenluider. Hij was een bejaarde man en hij liep nota bene te glimlachen, alsof hij dit alles als een grap beschouwde, dat wil zeggen, tot enkele minuten later, toen ze langs de treden onderaan het zichtbare rechtergedeelte van het koorhek waren opgesteld en hij, net als ieder ander, zag dat twee mannen achter het hek verdwenen.

Weldra werd duidelijk dat ze iets hadden losgemaakt, want het grote, zware dekkleed begon te zakken, samen met de palen die ervoor hadden gezorgd dat het niet te dicht bij het hek zou hangen. De mannen kwamen weer snel tevoorschijn en waren net op tijd om het kleed en de palen op te vangen. Ze legden alles in een slordige berg opzij...

Datgene wat werd onthuld veroorzaakte aanvankelijk een verbijsterde, van afschuw vervulde stilte, daarna één grote, gecombineerde, gesmoorde kreet, gevolgd door luid protest. Hier en daar klonk gekreun. Sommige vrouwen bezwijmden en zakten in de bank of op de vloer in elkaar, want aan het koorhek waren drie naakte mannen aan hun enkels, armen, middel en hals vastgebonden en hun mond was gekneveld. Ze konden hun hoofd niet van schaamte laten hangen omdat ze zo strak tegen het smeedijzeren hek waren gebonden, maar hun ogen rolden doodsbang heen en weer.

Van verschillende kanten klonk nu geschreeuw uit de kerk. Sommigen riepen God aan, anderen, voornamelijk mannen, riepen dat het zo wel genoeg was. Maar toen Ward dat hoorde, schreeuwde hij terug: 'Nee, nog niet! Nog niet!' Hierop sprong hij de treden op, stak zijn hand achter het hek en haalde een zweep met een gespleten uiteinde tevoorschijn, en deze aanblik deed de kolonel een brul van woede slaken. Maar toen hij in het middenpad stapte, met de bedoeling zich op Ward te storten, klonk de stem van Mike Riley boven alle tumult uit: 'Blijf waar u bent!' Hij was ook naar voren gestapt, met zijn geweer op schouderhoogte, en hij richtte zijn blik op de kolonel en zei: 'Nog één stap, kolonel, en ik schiet zoveel hagel in uw knieën dat u nog maandenlang bezig bent om alles er weer uit te peuteren.'

Misschien liet hij zich hierdoor weerhouden, of misschien doordat lady Lydia haar armen om hem heen sloeg en zijn wankelende gestalte weer terug in de bank trok, maar hij schreeuwde wel tegen Ward: 'Hier zul je voor moeten boeten, man! Daar zal ik voor zorgen.'

'Dat zal best, kolonel. Dat zal best. Zoals het met alles is gegaan, zal ik ook hiervoor moeten boeten, maar dat doe ik met plezier.'

Hij gebaarde naar Mike ten teken dat hij achteruit moest stappen. Toen ging hij voor de koster staan. Hij keek de man een paar tellen in het van angst vertrokken gezicht voordat hij de zweep tot twee keer toe woest over de vadsige ledematen haalde, en het dikke, walgelijke lijf schokte binnen de strakke boeien, en het koorhek leek te beven.

Schijnbaar zonder zich iets van de kreten van de huilende vrouwen aan te trekken ging hij nu voor Pete Mason staan, en zijn blik bleef langer op de van haat vervulde ogen rusten voor hij dezelfde remedie toepaste, deze keer met drie klappen.

Hij aarzelde niet toen hij bij de derde man kwam, want deze had geen weerstand geboden toen hij was gegrepen: het was een laf sujet dat had geprobeerd de twee anderen alle schuld in de schoenen te schuiven, dus deed hij wat hem te doen stond. Daarna liep hij weer naar de opening in het hek voor hij zich omdraaide om de gemeente aan te kijken van wie sommigen huilden, sommigen schreeuwden en anderen slechts als met stomheid geslagen bleven staan. Hij liep naar waar een man en een vrouw bezig waren de dominee uit zijn boeien te bevrijden. Ze hadden de prop van zijn mond gehaald en hij stond naar lucht te happen, terwijl Ward tegen hem zei: 'Het is nu verder allemaal in uw handen, dominee. Als de politie erbij wordt gehaald, weet die waar ik te vinden ben. Dus we zullen het wel merken, hè?'

De dominee schreeuwde hierop: 'Je... Je zult hiervoor moeten boeten, Ward Gibson. Gods... Gods huis laat zich niet straffeloos ontheiligen.'

Bij wijze van reactie wenkte Ward naar de man die achter in de kerk stond, en daarna naar degene die het geweer nog steeds in de aanslag hield. Daarna kwamen er twee andere mannen achter het hek vandaan om het doek op te rollen. Vervolgens liepen ze allemaal achter Ward aan naar de consistorie.

De deur was met een klap achter de mannen dichtgevallen en in de kerk stierf het geroezemoes even weg, zonder dat iemand aanstalten maakte om de mannen van het hek los te maken. Maar toen snelde er, als op een teken, een aantal mannen naar voren, sommigen om voor de geboeide gestalten te gaan staan om hun naaktheid te verbergen, terwijl anderen achter het hek stapten om te proberen de knopen van de touwen waarmee ze stevig waren vastgebonden, los te maken.

Er was een stem die riep: 'We moeten er een dokter bij halen.' Maar anderen overstemden dit met: 'We moeten de politie er nu meteen bij halen, want het heeft geen zin om na afloop te vertellen wat er is gebeurd. Ze zullen het zelf willen zien. Ik rijd er meteen naartoe.'

'Nee! Nee!'

Dit was de dominee, die steun zocht bij de katheder. Hij herhaalde luid: 'Nee! Nee, zeg ik. Luister! Luister allemaal. Dit is precies wat hij wil. Begrijpen jullie dat niet? Hij wil juist dat de politie erbij wordt gehaald. Hij wil dat dit voor de rechtbank komt en met grote koppen in iedere krant van het land komt te staan, want hij is eropuit om dit dorp te bezoedelen. Begrijpen jullie dat niet?' Hij spreidde zijn armen wijd en zwaaide zijn lichaam heen en weer om aller aandacht te trekken.

Dit had effect want, afgezien van het voortdurende gekreun van enkele vrouwen en het gehuil van de kinderen, stierf het tumult weg en de dominee schreeuwde opnieuw zijn waarschuwing: 'Als dit met grote koppen in de kranten komt, zal dit dorp nooit meer het hoofd kunnen heffen. Wat zal er dan gebeuren? Het zal berucht worden, de mensen zullen van een afstand komen kijken naar het koorhek dat is bezoedeld door deze mannen, die zelf de natuur hebben bezoedeld. Moge God hun vergeven, want ik zal dat nooit kunnen. Mijn... Uw kerk, Gods huis, zal een sensatievertoning worden. Ik zie het allemaal al voor me. Deze plek zou jonge relschoppers uit de stad trekken doordat een maniak het recht in eigen hand heeft genomen en drie naakte mannen aan een gewijd koorhek heeft vastgebonden alvorens hen te geselen. Ziet u het al voor u? Ziet u de koppen in de kranten al?' Hij zweeg opnieuw. Toen liet hij zijn armen vallen, sloeg zijn handen ineen en drukte ze naar buiten terwijl hij de gemeente smeekte: 'Laat ons dit samen dragen. Laten we het er zelfs niet meer over hebben. De drie mannen die deze schanddaad hebben begaan zullen er de rest van hun leven onder moeten lijden. Ze zullen door alle goede mensen worden buitengesloten.' Zijn stem steeg toen hij besloot: 'Net als de schurk die het heeft gewaagd het huis van God op deze dag te ontheiligen. Die man is vele jaren een vloek voor dit dorp geweest en hij heeft onheil gebracht over een goed gezin. Hij is er de oorzaak van geweest dat een lid van dat gezin moest worden opgenomen en hij heeft de vroegtijdige dood van de moeder op zijn geweten. Ward Gibson is een boosaardige man en...'

Plotseling werd niet alleen de dominee opgeschrikt maar ook een aantal kerkgangers uit de eerste rijen, toen de jonge Gerald Ramsmore snel naar het middenpad schoot en tegen de dominee riep: 'Hij is geen boosaardige man. Hij is een man die veel onrecht is aangedaan. Uw bekrompen instelling heeft de dorpsbewoners tegen hem opgezet. Ja, u durft de politie er niet bij te halen omdat dan uw schijnheilige manier van doen - en die van velen die naar deze kerk gaan - aan het licht zou komen. En waarom gaan zij naar deze kerk? Laat me u dit wel vertellen: niet uit liefde voor God, maar uit angst voor de plek die u hun zou kunnen geven binnen deze zogenaamde gemeenschap.'

Er klonk opeens een stem: 'Zwijg! Hou je mond! Dat beveel ik je! Kom ogenblikkelijk hier!'

Gerald Ramsmore draaide zich om en keek naar het briesende gezicht van zijn vader. 'Ik wil zeggen wat ik op mijn hart heb. Bedenk wel, vader, dat ik degene was die het kind heeft gevonden nadat ze door die drie schurken was verkracht.' Hij wees naar de mannen die nu naar de consistorie werden gebracht en hij zwaaide met een arm en ging verder: 'Als iemand van de hier aanwezigen had gezien in welke staat ze haar hadden achtergelaten, zouden ze nooit - net zomin als ik - die aanblik kunnen vergeten.'

Hij keek zijn vader aan en riep: 'Ik verzeker u, vader, ik wenste dat mij was gevraagd deel te nemen aan wat er vanmorgen is gebeurd. Ja, tot het hanteren van de zweep toe.'

Gerald keek naar zijn moeder, wier ogen en stem hem smeekten. Ze had haar armen om zijn vader geslagen om hem in evenwicht te houden en hij boog even het hoofd. Hij begreep dat hij te ver was gegaan: zijn vader was een oude man. Maar hij had in elk geval gezegd wat er in alle rechtvaardigheid gezegd diende te worden. Hij richtte zijn hoofd weer op, stapte langs zijn ouders het middenpad op en liep de kerk uit, tot algehele verbazing.

De gemeenteleden die nu uit de banken kwamen, waarbij veel vrouwen door hun man werden geholpen, draaiden zich opnieuw om toen de dominee hen toesprak.

Met geschokte stem zei hij: 'Dit is een bevestiging van mijn woorden aan u: het kwaad bezit de macht onenigheid te zaaien binnen de beste families. En u weet nu waar dit bewuste kwaad vandaan komt.'