2
Op de avond van 28 juli 1914 liet lady Lydia de krant zakken en ging haar zoon zoeken. Ze vond hem in de stal, waar hij bezig was de nieuwste aanwinst van hun bedrijf af te wrijven, en dat was een paard.
'Gerald! Gerald!'
'Ja mama? Wat is er?' Hij keek haar aan en ze duwde hem de krant in de hand en zei: 'Je had gelijk. Het is ervan gekomen. Oostenrijk heeft Servië de oorlog verklaard en Rusland gaat mobiliseren.'
Gerald bekeek de koppen in de krant en zei: 'Nou, ze hebben een hele maand gewacht, langer dan ik had gedacht, sinds hun smerige werk in Serajevo, waar ze de troonopvolger hebben vermoord. Nu zullen we moeten afwachten wat Rusland en Duitsland gaan doen. Dat zal niet lang duren, ik denk dat het een kwestie van een paar dagen is.'
'O lieve help! Wat ga jij dan doen?'
'Mama, toe nou! Houd eens op met piekeren.'
'Ik kan het niet helpen. O Gerald, wat wilde ik toch graag dat jij de dingen anders zag.'
'Nou, nou. Ga nu maar naar huis, dan kom ik zodra ik mijn vriendin hier heb verzorgd. Betsy heeft honger. Ze heeft een zware dag gehad.'
'Ik begrijp niet hoe je alles zo luchthartig kunt opvatten, Gerald, terwijl...'
'Maak dat je wegkomt, mens. Hoor je me? En neem dit vod maar mee.' Hij duwde haar de krant weer in de hand.
Toen hij even later naar het huis ging, kwam ze hem in de hal tegemoet en zei: 'Het eten staat op tafel.'
'Ik wil me eerst even wat opknappen. Ik ben met vijf minuten bij je.' Hij stak een hand voor haar gezicht op met gespreide vingers.
'Dat betekent een kwartier tot twintig minuten. Tegen die tijd is alles koud.'
'Hoor eens, ga jij alvast eten en zet mijn eten maar in de oven. Of ik ga het zelf wel even doen.'
Toen hij naar de eetkamer wilde lopen greep ze hem bij de arm en zei: 'Nee, alsjeblieft niet. Je weet dat de kokkin er niet tegen kan dat jij in de keuken loopt te rommelen, en als je haar eten weer in de oven stopt... Lieve help, ga je maar gauw opfrissen. En dat meen ik, doe het snel!'
Hij rende lachend naar boven. Maar er lag geen glimlach op haar gezicht toen ze naar de eetkamer liep. Het vooruitzicht van een oorlog betekende narigheid voor hem omdat hij zo uitgesproken was in zijn standpunten. Dat dit alles moest gebeuren, net nu hij succes kreeg met zijn zakelijke ideeën met betrekking tot de kwekerij. McNamara en hij hadden samen met wat losse hulp in minder dan een jaar wonderen verricht, mede met behulp van de nieuwe bewoonster van de stal, een paard, dat weliswaar geen ren- of jachtpaard was, maar wel goed een kar kon trekken. En er waren deze zomer heel wat karren fruit naar de markt gebracht. Zo veel zelfs, dat ze zich onwillekeurig had afgevraagd wat er in voorgaande jaren met al dat fruit was gebeurd. Toen was er natuurlijk veel meer personeel geweest en zoals Gerald pietluttig had gezegd, had het voltallige personeel van Buckingham Palace nog niet de helft kunnen opeten van wat zij alleen al dit jaar hadden verkocht. Dus liet hij haar drie keer raden wat ermee was gebeurd. En daarna had hij voor haar geantwoord. Het fruit was waarschijnlijk ook op de markt terechtgekomen, maar dan via andere kanalen.
Ja, ze wist dat er altijd een soort pikorde had bestaan in huishoudens als het hunne. En dikwijls bestond er onder het personeel een zekere hiërarchie ten aanzien van de bonus, al naargelang de omvang van de bestellingen. Ze wist nog dat haar vader jaren geleden had gezegd dat alles wat er op die manier verloren ging, het waard was om je personeel tevreden te houden. Hij had er nog aan toegevoegd dat de voorraad van de kwartiermeester aan de kwartiermeester moest worden overgelaten, waarmee hij in dit geval, wist ze, de butler bedoelde. Haar gedachten bleven nog even toeven bij die dagen van vroeger, die dagen voor ze haar debuut in Londen had gemaakt, die zo stralend gelukkig waren geweest. Ze vroeg zich voor de zoveelste keer af of ze ook met Bede was getrouwd als ze niet nog steeds zo verdrietig was geweest over het verbreken van haar verloving met Raymond, toen ze erachter was gekomen dat hij een maîtresse had. Ze betwijfelde het, want Bede was twintig jaar ouder dan zij en had al grote kinderen. Hij had haar geborgenheid kunnen bieden, bescherming tegen een vijandige wereld. Ze was toch wel heel naïef geweest in die tijd. Maar wat moest je er als jong meisje van vinden als je toekomstige echtgenoot niet van zins was zijn maîtresse op te geven, met het excuus dat dat niets met liefde te maken had. Hij had haar lief, zei hij, en misschien zou alles wel veranderen na het huwelijk. Had ze dan geen begrip voor de situatie?
Nee, ze had geen begrip kunnen opbrengen voor die situatie. Nog steeds niet. Dus misschien was ze wel naïef gebleven.
'Wat ben je toch een dwaze vrouw. Waarom ben je nog niet gaan eten? Ik had zeven minuten nodig. Ik heb het zelf getimed.'
Gerald ging zitten, tilde het deksel van zijn bord en snoof. 'Dat ruikt lekker. Ik heb honger als een paard. Weet je, ik ben dol op Betsy. Ze heeft hard gewerkt, hè? Ze is echt een geschenk uit de hemel. Ach lieverd...' Hij legde zijn vork en mes neer en boog zich over de hoek van de tafel om zijn hand op de hare te leggen. 'Kijk nou maar niet zo. Het gebeurt misschien wel nooit. Ik bedoel, dat de dienstplicht wordt ingevoerd. In elk geval niet meteen. Er zullen zich tientallen, honderden lieden melden. Allemaal dappere kerels die popelen om zich af te laten slachten. Sorry.' Hij pakte zijn vork en mes weer op en ging op nuchterder toon verder: 'Dat is trouwens niets nieuws. In andere landen hebben ze al eeuwen geleden de dienstplicht ingevoerd. In Amerika deden ze het tijdens de Burgeroorlog en in Frankrijk is hij ergens in zeventienhonderd zoveel ingevoerd. Het is echt niets nieuws.'
'Ik denk niet eens zozeer aan die dienstplicht, Gerald, dat weet je wel. Het gaat om wat de mensen zullen denken, gezien de positie die je vader bekleedde, net als je halfbroers, en wat er dan van jou zal worden verwacht. En als jij je dan anders opstelt, zoals ik wel zeker weet dat je zult doen' - ze benadrukte de laatste woorden - 'dan zul je veel te verduren krijgen. De mensen zijn erg wreed.'
Hij legde zijn vork en mes opnieuw neer en vroeg rustig: 'Wat wil jij dan dat ik doe, mama? Al mijn principes overboord zetten om iets te doen wat ik verafschuw, zoals een mens doodschieten, of zijn hoofd er met een zwaard afslaan, of hem in de buik steken?'
Hij sprong op en hield haar tegen toen zij ook wilde opstaan. 'Mama, je hebt me gedwongen over deze zaak te praten, en ik kan mijn woorden niet mooier maken dan ze zijn. Ik weet dat je met me meevoelt - de oorlog is jou net zo'n gruwel als mij - dus waarom wil je dat ik mijn principes verloochen en...?'
Ze keek naar hem op en zei: 'Begrijp je het dan niet? Begrijp je dan niet dat ik niet wil dat jij het zwaar te verduren krijgt? En ik denk dat jij door je meningen meer te verduren zult krijgen dan wanneer je de wapens op zou nemen en jezelf zou dwingen om ondanks al je principes voor je land te vechten.'
Hij ging langzaam weer aan de tafel zitten, en na een poosje zei hij zacht: 'Mama, ik geloof er geen woord van. Maar wat ik wel geloof is dat als ik zou doen zoals jij zegt, ik jouw respect zou verliezen, en waarschijnlijk ook je liefde. Ondanks alles wat je nu zegt zou je heel diep teleurgesteld zijn dat degene van wie je het meeste houdt - en dat heb je mij altijd gezegd - zich zou laten overhalen iets te doen wat in strijd is met alles waar hij in gelooft, alleen maar omdat hij bang was voor de publieke opinie.'
Er werd op de deur geklopt en Nancy Bellways kwam binnen met een dienblad. Halverwege de kamer bleef ze staan. 'O, neemt u me niet kwalijk, mevrouw. Ik dacht dat u inmiddels wel zover zou zijn.'
Lydia keek haar aan en zei: 'Geef het maar, Nancy. We hebben onze tijd met praten verdaan, maar we zijn zo klaar. Zet het daar maar heer, ik zorg er wel voor.'
'De kokkin heeft het in de bak gelaten, mevrouw, en de custard zit in de schaal.' Nancy Bellways knikte. 'Voor het geval meneer Gerald later kwam.' Hij lachte naar haar en plaagde: 'Wil je daarmee zeggen, Nancy, dat ik altijd te laat ben?'
'Nou, bijna wel, meneer Gerald.' Ze glimlachte breed. 'En u zult blij zijn te horen dat we vanmiddag aan de honderdste pot fruit zijn gekomen.'
'Echt waar? Geweldig! Ga zo voort! En zeg tegen de kokkin dat ze een schat is. Jullie zijn allebei schatten. Jawel. En wacht maar eens tot Kerstmis, wanneer we daar wat van naar de markt brengen. Ze zullen zich erop storten.'
Nancy Bellways, die na veertig jaar trouwe dienst in dit huis de vrijmoedigheid bezat van wat haar mevrouw een brutale mond noemde, zei nu: 'Ach meneer Gerald, de kokkin zegt dat ze de helft daarvan in de kelder achter slot en grendel wil opbergen zodat u er niet aan kunt komen, en dat we dan voor de hele winter genoeg hebben.'
'O, zegt ze dat? Nou, zeg jij dan maar tegen haar dat ik gauw eens een hartig woordje met haar kom spreken. Misschien geef ik haar er nog wel een draai om de oren bij. Zeg dat maar tegen haar.'
Toen Nancy lachend de kamer uit liep, keek lady Lydia haar zoon strak aan en zei: 'Je hebt wel een heel bijzondere manier om met het personeel om te gaan, vind je niet?'
'O ja? Nou, misschien komt dat doordat ik als knecht bij Hebberd en van Dattum heb gediend,' lachte hij. 'Weet je, ik moet nog vaak aan hen denken, en aan de arme boerenpummel Ronald Pearson, en dan vraag ik me af hoe het hen vergaan is. En natuurlijk de familie Cramp.'
'Je vond dat aardige mensen, hè?'
'Ja, heel aardige mensen, mama.'
'Je hebt me nooit verteld dat je nog contact met hen had. Ik bedoel, dat je hun schreef, totdat je die brief kreeg.'
'Nou, ik zag de noodzaak er niet van in. Ik wilde hun alleen laten weten hoe het mij met mijn nieuwe bedrijf verging. En je weet zelf dat je moest lachen om die brief, vooral om het slot.' Hij citeerde: '"Ik hoop dat het er bij u net zo voor staat als bij mij op dit moment: half bloot om in de badkuip te stappen als moe eruit komt. Pa is snipverkouden en zweert bij zijn flanellen hemd, compleet met kamferblokjes. Zo komt-ie de winter wel door.'" Hij glimlachte naar zijn moeder. 'En dan die laatste passage, waarin ze zo hartelijk doen. Weet je nog? "We zouden het allemaal leuk vinden als u nog eens een avond langskomt, meneer Gerald.'"
Lady Lydia keek naar haar zoon, die nu zweeg en naar zijn bord staarde, en ze zei met een mengeling van treurigheid en kritiek in haar stem: 'Je schijnt je bij dat soort mensen altijd beter op je gemak te voelen, hè?'
Hij keek haar aan en bewoog zijn hoofd even. 'Het is gewoon zo dat ik het goed kan vinden met mensen die zich normaal gedragen. Ze hadden niets te verbergen, ze speelden geen rol. Ze hoefden hun stand niet op te houden. Ze waren simpelweg trots op wat ze waren. En denk nou niet dat het allemaal onnozele sukkels waren, zoals Beverly hen beschouwt. Een groot deel van hen is heel intelligent. Ze hebben alleen een kans nodig om die intelligentie te benutten. En verder heb ik ook met veel plezier bij die uitgeverij gewerkt. Herbert en Darrington waren echte heren, net als Ronald Pearson. Hij viel ook in de categorie "betere klasse". Maar omdat hij het nakomertje in een groot gezin was, moest hij zelf de kost verdienen. Ik heb erg van gezelschap genoten. Ik houd niet van mensen die doen alsof, mama.'
'De mensen die doen alsof, zoals jij het noemt, Gerald, zijn soms alleen maar diplomatiek.'
'Nee hoor, echt niet. Maar laten we nu aan dat heerlijke toetje beginnen en de toekomst met rust laten tot die er is, ja? Wat dacht je daarvan? Trouwens, ik wil nog eens naar dat boswachtershuisje kijken. Weet je, misschien kunnen we het weer bewoonbaar maken en dan kunnen we het iemand aanbieden in ruil voor een paar uur werk.'
'Er zal heel wat voor nodig zijn om dat weer in orde te maken.'
'Alleen maar wat materiaal. McNamara en ik zouden het samen kunnen doen.
'De laatste keer dat ik er was, zag ik dat het bijna helemaal door struiken was overwoekerd.'
'O, het kappen daarvan is al het eenvoudigste. En als ik het me goed herinner had Trotter daar ook een tuintje, waar hij van alles in kweekte.'
'Jij kunt je Trotter niet herinneren, lieverd. Hij is vertrokken toen jij nog heel klein was.'
'Niet zo klein. Ik moet ongeveer vijf zijn geweest. Maar ik weet nog goed hoe het eruitzag en als we daar nog een stukje land hebben, helpt dat ook.'
Ze glimlachte toegeeflijk. 'Ik zie het nog eens gebeuren dat jij het hele terrein in een groentekwekerij verandert.'
'Zou dat niet geweldig zijn? Denk eens aan al het geld dat dat zou opleveren? Dan zou jij naar de stad kunnen gaan, alle revues kunnen bezoeken en modieuze kleren kunnen kopen.'
Ze antwoordde ernstig: 'Als er geld uit te geven viel, dan zou ik het liever aan hulp in huis besteden.'
Hij antwoordde al even ernstig: 'Ja. Dat zou veel verstandiger zijn. Maar wacht maar eens af wat er in de komende twee jaar gebeurt.'
Hij at zijn dessert op, ging van tafel en vroeg: 'Wil je me excuseren?' Hij liep naar haar toe en kuste haar op de wang voor hij de kamer uit ging.
Ze bleef stil zitten en dacht er vol angst aan dat zij alleen in dit mausoleum van een huis zou moeten blijven wonen als hem iets zou overkomen.
Hij stond aan de rand van wat ooit een grote open plek in het bos was geweest maar nu was overwoekerd door gras, met hier en daar pollen hoog onkruid. Eén zo'n pol verduisterde het kleine raam van het huisje. Toen zag hij iets vreemds: de pol onkruid naast de deur was opzij geduwd. De deur, die al enige tijd halfopen aan één scharnier had gebungeld, was goed dicht geduwd. Hij dacht dat het niet waarschijnlijk was dat daar een zwerver zijn intrek had genomen, omdat het huisje midden op het terrein stond en zelfs nu, ook al was het aantal hectaren in de loop der jaren geslonken, lag het nog altijd op bijna een kilometer afstand van het dichtstbijzijnde pad.
Hij had bijna het huisje bereikt, toen hij schrok van een gecombineerd gekrijs: een zwarte schaduw die rakelings, luid krassend, langs zijn gezicht vloog, en een kleine, krijsende gestalte die zich op hem stortte en daarna achteruitdeinsde en hem doodsbang aankeek.
'Dat... dat was de vogel. Hij vloog uit de haard tegen me op. Ik... ik deed helemaal niets, ik keek alleen maar.'
'Ja, ja,' zei hij kalmerend. 'Ik geloof heus wel dat je niets deed, dat je alleen maar wilde kijken.' Hij bukte zich naar haar. 'Jij bent geloof ik de kleindochter van meneer Gibson? We hebben elkaar al eens eerder ontmoet.'
Ze knipperde snel met haar oogleden. 'O ja, ja. U was bij de muur, met uw moeder.'
'Ja, dat klopt. Ik stond met mijn moeder bij de muur. Maar zeg eens, waarom loop jij hier rond te zwerven? Hoe heb je dit weten te vinden?' Hij gebaarde naar het huisje.
'Ik was verdrietig. Ik bedoel... O, lieve help,' - ze sloeg haar hand tegen haar hoofd - 'ik ben zo geschrokken van die vogel.'
Hij keek om zich heen en zei: 'Er ligt daar een omgevallen boom. Als we het onkruid wat opzij duwen, kunnen we op de stam gaan zitten.'
Hij duwde de planten opzij, trapte ze een beetje plat, wees naar de boom en zei: 'Alsjeblieft.' Ze gingen naast elkaar op de stam zitten. 'Vertel eens, hoe ben je hier helemaal terechtgekomen? Ik bedoel, hoe heb je bij de boerderij weg kunnen komen?'
Ze keek naar hem op en glimlachte breed. 'Dat ging heel toevallig. Het kwam door de konijnen, weet u. Ziet u, ik mag niet buiten de poort komen en ik had tegen tante Jessie gezegd dat ik niet kon beloven dat ik niet ging zwerven.'
'Heb je dat gezegd?'
'Ja. Het had geen zin om te jokken. Ik bedoel, het had geen zin om tegen haar te zeggen dat ik zou doen wat ze vroeg, als ik wist dat ik toch weer ging zwerven. Nou, ik was bij de muur, waar ik u en de dame uw moeder heb gezien. Verderop is een heuveltje met wat struiken erop, en toen zag ik een hele familie konijnen. Die waren aan het spelen. Maar toen ik dichterbij kwam, maakten ze dat ze wegkwamen. De mannen schieten de konijnen dood, weet u, omdat ze de gewassen opeten. Ik vind het akelig om ze te horen schieten. Maar ik duwde wat tussen de struiken en de muur om te kijken of ik in hun hol kon kijken.'
'O,' knikte hij.
'Nou, d'r zijn daar een heleboel holen en daar verdwenen ze allemaal in. Maar toen ik bijna over een boomwortel struikelde, zag ik dat die onder in de muur was gegroeid en een steen opzij duwde. Het was een heel grote steen, die wortels zijn zeker heel sterk, hè?'
'Ja, dat denk ik ook. En wat deed jij toen?'
'Nou...' Er gleed even een uitdrukking van plezier over het gezichtje. 'Ik trok die steen opzij en toen gleed die erboven er ook uit. Ik was even bang dat de muur zou instorten. Dat gebeurde niet, maar weet u wat ik toen voor alle zekerheid deed?'
Hij schudde zijn hoofd.
Ze stak haar handen naar hem uit en zei: 'Ziet u mijn nagels?'
'Ja.' Hij knikte naar haar.
'Die zijn heel vies, hè? Nou, weet u, ik heb hetzelfde gedaan als wat onze honden doen als ze een bot begraven, en de konijnen doen het, en de vossen doen het. Ik heb met een stukje hout de grond weggeschraapt. Maar ik kon niet erg diep gaan. Ik ben bij de grote wortel vandaan gebleven, maar er liepen ook allemaal kleinere wortels. Ik heb daar zo'n acht tot tien centimeter weg weten te schrapen, en dat was genoeg om het gat groot genoeg te maken om mij erdoor te laten kruipen. Ik moest natuurlijk wel plat op mijn buik gaan liggen. Het was een heel avontuur. Ik dacht op een gegeven moment dat de muur misschien boven me zou instorten, maar dat gebeurde niet. Die stenen zijn meestal heel stevig tegen elkaar gezet, begrijp ik van Mike. Dat is de man van de koeien, hij helpt de muren te repareren. Maar die grote wortel had ze zeker losgewrikt.'
'Zal je tante je niet lopen te zoeken en erg ongerust zijn?' vroeg hij.
'Ja, dat denk ik wel. Maar ze weet dat ik terug zal komen. Ik heb haar gisteren nog beloofd dat ik als ik over het erf van de boerderij zwierf, altijd terug zou komen.'
'Maar ik neem aan dat je niets hebt gezegd over buiten de boerderij zwerven.'
Ze staarde hem even aan alsof ze nadacht en zei toen: 'Nee, dat niet.'
'Ik heb zo'n idee dat ze heel erg ongerust zal zijn, misschien wel boos.'
'Ongetwijfeld. Ongetwijfeld.'
Hij schoot bijna in de lach, want ze klonk zo ouderwets. Hoe oud zou ze nu zijn? Ja, hij herinnerde zich dat ze had gezegd dat ze bijna tien was. Lieve help! En dan niet naar school mogen gaan. Niet met andere kinderen kunnen omgaan. Het was kindermishandeling.
Hij zag dat ze strak voor zich uit keek, met haar handen stijf ineengeslagen tussen haar knieën, en dit maakte dat haar lange jurk tot boven haar zwarte schoenen en witte sokken werd opgetrokken. Hij stond op het punt te zeggen: 'Kom mee, dan breng ik je terug naar je konijnenhol,' toen ze hem opeens aankeek en vroeg: 'Wat is een onheilige drie-eenheid?'
'Een wat?'
'Een... onheilige... drie-eenheid.'
Het duurde even voor hij zei: 'Waarom vraag je dat?'
'Omdat ik het wil weten.'
Ja, natuurlijk vroeg ze het daarom. Maar waar had ze dat gehoord? 'Ik begrijp dat je dat wilt weten,' zei hij. 'Maar zeg eens waarom en waar heb je dat gehoord?'
Ze wendde haar blik weer van hem af. Na een poosje zei ze: 'Daar heb je het dorp.' Ze wees voor zich uit, maar liet haar arm naar rechts gaan voor ze vervolgde: 'Het ligt ergens in die richting, geloof ik. Maar ik wilde het zien. En er staat daar een school. Weet u, ik ontmoet niet veel kinderen. Eigenlijk ontmoet ik helemaal nooit kinderen, behalve in boeken, dus toen ik laatst door dat gat kroop, ben ik niet deze kant uit gegaan maar ben ik aan uw kant langs de muur gelopen, en toen kwam ik bij een bos. En toen ik aan het eind van het bos kwam, was er een sloot. Maar het hek aan de andere kant was hier en daar kapot en daardoor kon ik gemakkelijk op het pad stappen. Toen ik over het pad liep, hoorde ik stemmen... stemmen van kinderen. En toen ik dichterbij kwam, zag ik een paar gebouwen, en uit het laatste gebouw kwamen een paar kinderen gehold. Ze kwamen met twee en drie tegelijk door een hek en ze holden, niet naar mij toe maar van me weg. Ik denk dat ze naar huis gingen. Maar er waren drie meisjes: één was net zo groot als ik en de andere twee waren langer.' Ze zweeg even, alsof ze nadacht, en hij bleef stil en keek naar haar tot ze verderging. 'Toen ik naar hen toe liep, staarden ze me aan. Het ene meisje zei: "Wie ben jij?" En ik zei: "Ik ben Janie Gibson. Wie ben jij?" Ze begon te lachen en te giechelen en ze keek naar de langere meisjes, en toen keek een van hen naar twee dames die het gebouw uit kwamen. Toen ze bij het hek waren, bleven ze achter de meisjes staan en keken ook naar mij. De ene was denk ik jong, en de andere leek oud. Een van de meisjes draaide zich om en fluisterde iets tegen de oudere vrouw. En die fluisterde mijn naam. Ik heb een heel goed gehoor, weet u. "Dat is Janie Gibson," zei ze, en de oudere vrouw staarde me aan en zei toen tegen de meisjes: "Vooruit! Naar huis, jullie!" En toen ze niet meteen gehoorzaamden, verhief ze haar stem en toen holden ze weg. Daarna zei ze tegen mij: "Ga naar huis, liefje." Gewoon, op die toon, heel rustig: "Ga naar huis, liefje." Ik draaide me om en ik had al een paar stappen gedaan toen ik de jongere vrouw hoorde zeggen: "Dus dat is het resultaat van die onheilige drie-eenheid." De oudere vrouw zei iets tegen haar wat heel scherp klonk, maar ik kon niet verstaan wat ze zei. Dus daarom vraag ik u, meneer, wat is een onheilige drie-eenheid?'
Hij zei: 'Dat... dat sloeg niet op jou. Het is gewoon een gezegde.'
'Waarom zeiden ze dan dat ik er het resultaat van ben?'
'Mensen zeggen wel vaker rare dingen. Er wonen veel onnozele mensen in dat dorp.'
'Maar zij was een vrouw, en misschien was ze onderwijzeres, dat denk ik. De oudere vrouw was dat in elk geval, want ze stuurde de meisjes naar huis. Spreekt u de waarheid als u zegt dat u niet weet wat het betekent?'
Hij ademde diep in voor hij loog: 'Voorzover ik heb begrepen heeft dit niet echt een betekenis. Maar de mensen maken slechte betekenissen van eenvoudige woorden.' Hij pakte haar hand en vervolgde: 'Ik zou je willen vragen dit alles te vergeten. En besef je wel dat als je tante wist dat jij buiten het terrein van de boerderij was geweest, ze heel boos zou zijn? Vooral als ze wist dat jij met mensen uit het dorp had gepraat, want veel mensen in dat dorp zijn niet aardig.'
Ze staarde hem met grote ogen aan, tot hij zich bijna begon te generen. En hij geneerde zich al helemaal toen ze zei: 'U bent een heel aardige man.' Daarna vroeg ze: 'Hoe oud bent u?'
Hij glimlachte even. 'Heel oud. Negenentwintig, bijna dertig.'
Ze knikte. 'Ja,' stemde ze in, 'dat is heel oud. Tante Jessie is ook oud. Ze is geloof ik zevenentwintig.'
'Ja.' - hij lachte even - 'leeftijd is iets vreselijks. Maar eens op een dag ben jij ook zevenentwintig of zelfs negenentwintig, bijna dertig.'
'Ja, ik zal ook zo oud worden.' Haar stem klonk vrolijk en ze sprong van de boomstam op en. zei, met haar gezicht op dezelfde hoogte als het zijne: 'En dan kan ik gaan en staan waar ik wil, dan kan ik over de wereld reizen. Ik heb een globe van de wereld. Die is heel groot, en eens op een dag zal ik eromheen reizen.' Ze beschreef een grote cirkel met haar vinger. 'Er helemaal omheen.'
Hij pakte haar hand en zei: 'Ja liefje, dat ga je vast doen. Je gaat vast over de wereld reizen. Maar nu lijkt het me beter als jij naar je konijnenhol reist. Vind je niet?'
Ze haalde even haar schouders op en lachte toen ze hem op samenzweerderstoon antwoordde: 'Ja, ik denk van wel. Maar... maar mag ik nog eens terugkomen?'
Hij aarzelde. Toen ging hij helemaal rechtop staan, wat hem heel lang deed lijken, en hij keek over haar hoofd heen en zei op wat naar hij dacht een strenge toon was: 'Ik heb geen zeggenschap in deze zaak, juffrouw. Ik weet niets over konijnenholen of kleine meisjes die door gaten in muren ontsnappen. En als ik er hier weer zo eentje zag, zou ik niet weten of ik haar zou herkennen.'
Ze wapperde met haar hand naar hem en lachte hardop. Het was een hoog schaterend geluid, als van een jong kind, niet van een kind met een oud hoofd dat met geweld op haar schouders was geplaatst. Toen zei ze: 'Ik vind u aardig. Ik vind u heel aardig, en ik kom nog eens terug wanneer u me niet kunt zien.' Hierop trok ze aan zijn hand en hij leidde haar door de wildernis tot ze bij de muur kwamen, en daarvandaan leidde zij hem naar het gat dat schuilging achter de struiken op het heuveltje. Terwijl hij toekeek hoe ze plat ging liggen om erdoorheen te kruipen, vroeg hij zich af wat voor verklaring ze voor haar besmeurde jurk en haar vieze handen zou geven.