2
'Hoor eens, mamma! Je hebt het beloofd. En je weet dat Noble het geweldig vindt als jij erbij bent. Je hebt altijd gezegd dat hij een heilige is die moet worden gesteund.'
'Ja, ik weet het, Gerald. Maar ik heb die belofte gedaan voordat je vader een uur geleden thuiskwam en zei dat Percy en Catherine langs zouden komen en daarom kan ik echt niet weg. En ze zullen Alice en Nell bij zich hebben, dus hoor jij ook thuis te blijven.' Ze stak haar vinger naar hem op. 'Je hoort thuis te blijven en mij te helpen.'
'Alleen al de aanblik van Nell doet me op de vlucht slaan, mamma, dat weet jij ook. Het zou me niets verbazen als ze een dezer dagen nog eens met haar paard de salon binnenkomt. Ze stinkt naar de stal.'
Lady Lydia Ramsmore giechelde meisjesachtig. Toen sloeg ze een hand voor haar mond en zei: 'Ik moet toegeven dat ze inderdaad een beetje naar paarden ruikt. Maar Alice is heel aardig, anders.'
'Niet anders genoeg, mamma. Ik zit echt liever een avond bij mevrouw en kapitein Hopkins en hun twee huwbare dochters.'
'Je vader zal hier boos over zijn.'
'Daar kan ik dan niets aan doen: het is gewoon weer een extra punt op de lange lijst van zaken waar hij zich aan ergert.'
'Je denkt er nog steeds hetzelfde over?'
'Ja mamma, ik denk er nog steeds hetzelfde over. En dat zal altijd zo blijven ook.'
'Maar literatuur, lieverd, daar is op zichzelf natuurlijk niets tegen. Je weet hoe dol ik op lezen ben. Maar voorzover ik kan beoordelen zal het heel moeilijk zijn om een carrière op te bouwen met het schrijven van poëzie en zo. En dan nog iets, lieverd. Ik begrijp echt niet waarom jij er zo op tegen bent om in het leger te gaan, want je weet dat je op dat punt toch iets van beide kanten moet hebben geërfd. Mijn voorouders zaten ook in de militaire wereld, ook al is dat langgeleden. Je vader wordt echt kwaad als hij hoort hoe Percy Hopkins loopt op te scheppen over zijn jongens die in de Boerenoorlog vechten, en over wie er binnenkort naar India vertrekt. Voel je geen spijt? Ik bedoel, nou ja, niet echt spijt, maar... Ach, ik weet niet wat het juiste woord is.'
'Het woord is rouwig, mamma. Nee, ik ben er niet rouwig om, ik heb echt geen last van schuldgevoelens omdat ik geen mensen ga doodschieten die ik nog nooit van m'n leven heb gezien. En laten we de feiten vooral helder onder ogen zien: het zijn mannen die proberen hun eigen manier van leven en dat van hun gezinnen te beschermen.' Hij boog zich over haar heen, waar ze op de bank zat, en hij zei plagend, met zijn gezicht dicht bij het hare: 'Ik ben een wisselkind, lieverd. En af en toe heb ik het gevoel dat jij daar de hand in hebt gehad. Vertel eens eerlijk, tussen jou en mij, ben jij in je vrolijke jaren nooit eens verliefd geworden op zo iemand als ik, op een literator? Of misschien een geleerde in oude talen?'
'Ach, je bent onmogelijk.' Ze gaf hem een luchtig tikje op de wang, duwde hem lachend weg en zei: 'Nee, niets van dat alles. Maar ik heb zo'n idee waar jij dat misschien vandaan hebt, en dat is ook van je vaders kant, want daar zat een zonderling tussen. Hij wilde alleen maar groen spul en zo eten en hij heeft de laatste twintig jaar van zijn leven hier aan deze kant van het huis gewoond, in het gedeelte dat het eerst is gebouwd, en hij heeft dat nooit willen verlaten. Ik heb begrepen dat hij zijn eigen kleren naaide.' Ze schoot in de lach. 'Hij moet vast nog viezer hebben geroken dan Nell. Maar ik moet erkennen dat hij zijn tijd niet heeft verdaan, want hij schijnt van alles uit het Grieks te hebben vertaald. Maar wat hij heeft vertaald schijnt niemand te weten. Ik denk dat het heel goed mogelijk is dat de volgende generatie hem wilde vergeten.'
'Waar heb je dat gehoord, mamma?'
'Ik heb het niet gehoord, ik heb het gelezen toen ik een dag in de bibliotheek zat te snuffelen. Ik kwam daar een soort dagboek tegen waarin een paar zinnen over hem stonden, en toen ik dat aan je vader vertelde, was zijn reactie: 'O, die!'
'Nou, mamma, ik kan je beloven dat de kans bestaat dat ik die kerel zal volgen, en dat ik binnen veertig, vijftig of zestig jaar ook iets uit het Latijn of Grieks ga vertalen, maar ik kan je eveneens beloven dat ik nooit iets zal doen waar ik door ga stinken. Trouwens, je zei dat hij alleen maar groen spul wilde eten. Ik neem aan dat je daar groenten mee bedoelt. Vreemd, vind je niet? Want ik ben immers ook niet dol op vlees? Ik ga eens wat naar die kerel op zoek, om meer over hem te weten te komen. Maar nu wat betreft het heden. Je gaat niet mee naar de vertoning?'
'Daar hebben we het nu toch al uitvoerig over gehad, lieverd. Ik kan echt niet weg. Ik moet rekening houden met je vader, bedenk dat wel, terwijl jij gewoon op stap kunt gaan, naar Oxford of naar Londen of naar wat dan ook. Wat zijn je verdere plannen voor deze vakantie?'
'Ik ben bij Roger Newton thuis uitgenodigd, in Shropshire.'
'Ach. Ik zal je missen, lieverd. Ik mis je altijd.'
Hij ging naast haar op de bank zitten en sloeg een arm om haar schouders. 'Ik hoef niet echt naar Roger, het was maar als kort uitstapje bedoeld. Ze geven een bal voor de jachtclub en je weet hoe dol ik op jagen en schieten ben.'
'Waarom ben je met hem bevriend als hij zo dol is op jagen en schieten?'
'Omdat we er dezelfde ideeën op na houden. En gelukkig voor hem wordt hij niet lastiggevallen om in het leger te gaan. Zijn familie bestaat uit juristen... O, kijk eens, het is al laat!' Hij wees naar de vergulde klok op de schoorsteenmantel. 'Ik moet nu echt gaan.'
Hij bukte zich en kuste zijn moeder op de wang. Toen trok hij een scheef gezicht naar haar. 'Wil je de meisjes vooral mijn hartelijke groeten doen? Veel plezier, vanavond.'
Ze lachte naar hem. 'Rijd je erheen?'
'Nee, ik ga lopen. Het zal een mooie avond zijn, want het wordt volle maan.'
Ze staarde hem na toen hij de kamer uit beende, maar voor hij bij de deur was riep ze naar hem: 'Je vader zal je hierop aanspreken, bedenk dat wel.'
Hij bleef staan, keek haar over zijn schouder aan en zei vlak: 'Ja, dat zal vast wel.' Hierop liep hij naar buiten en leunde zij achterover op de bank en slaakte een diepe zucht. Hij was zo'n lieve jongen. Nee, hij was geen jongen meer, hij was nu een jongeman. Maar ze wenste vurig dat hij zijn vader niet steeds zo ergerde.
De vertoning met de toverlantaarn was voorbij en Frank Noble was bezig de kinderen uit de Hollow uit te laten. Hij zei ieder kind afzonderlijk gedag en gaf ze allemaal een snoepje mee. En zij zeiden ieder op hun beurt en op hun eigen manier dat het de mooiste vertoning was die ze ooit hadden meegemaakt.
Er was vanavond maar weinig publiek geweest. In het verleden waren er weleens twintig kinderen geweest, maar vanavond waren er afgezien van de kinderen uit de Hollow maar vier van de boerderijen in de buurt: er werd een bruiloftsmaal in de schuur van boer Green gegeven en op dit moment werd er gedanst, en dat zou wel tot in de kleine uurtjes duren, als de klanten uit de herberg besloten ook nog even langs te gaan. Er zouden morgen wel wat mensen met een houten hoofd rondlopen en, zoals Jane op haar openhartige manier had gezegd, er zouden nog wel wat andere gevolgen ook zijn, want ze wist hoe het er bij boerenbruiloften aan toe ging.
Hij richtte zich nu tot zijn laatste drie gasten. Zijn jonge vriend Gerald was bezig de plaatjes te verzamelen, terwijl Jessie en Angela in hun ogen stonden te wrijven. 'Het spijt me,' riep hij naar hen. 'Die cokesbrander geeft een akelige walm, hè?' Hij hoestte even. 'Het slaat mij ook op de keel. Maar zonder brander zou ik ook geen publiek hebben, hè?'
Toen ze naar hem glimlachten zei hij: 'Carl kan elk moment hier zijn. Maar we waren iets eerder klaar dan ik had gedacht.'
'Dat kwam zeker doordat die honden zo hard renden,' zei Angela. 'Dat maakte dat de tijd sneller ging.'
Hij lachte om haar grapje en zei: 'Dat zou me niets verbazen. Het was een leuk verhaal, hè?'
'Ja.' Angela knikte naar hem. 'Het leek echt of die honden hard renden. U liet ze heel snel gaan en het was zo grappig toen dat kleine hondje zich aan de broekspijp van de politieagent vastklampte.' Ze zweeg even. 'Ik vind die grappige plaatjes het leukst.'
'Dan moet ik eens zien of ik er nog meer kan krijgen... Vind jij grappige plaatjes ook leuk?' Hij keek Jessie aan. 'Ja, die vind ik ook leuk. Maar ik vond de plaatjes met die zwarte kinderen ook mooi. Ze zien er allemaal zo vrolijk uit.'
'Ja, die zien er vrolijk uit.' Hij voegde er niet aan toe: 'Sommigen, tenminste.' Maar hij keerde zich tot Gerald, die bij hen was komen staan, en zei: 'Ik ga niet vragen of jij van de vertoning hebt genoten, want ik weet zeker dat het een ramp moet zijn om achter het scherm te zitten.'
'Nee, helemaal niet. Ik geloof dat ik het veel leuker vind om de reacties van uw publiek te zien, want ik denk weleens dat het ze moet vervelen, omdat ze de oude plaatjes al zo vaak hebben gezien. Wat vinden jullie daarvan, meisjes?'
De meisjes zeiden niets, en er viel even een pijnlijke stilte voordat Gerald rustig zei: 'Wachten jullie tot Carl jullie komt halen? Maar er hangt hier een akelige walm binnen, het begint mij ook op de ogen te slaan. Mag ik jullie zover wegbrengen, tot jullie hem tegenkomen?'
Jessie deed een snelle stap opzij, als door een wesp gestoken, en ze greep Angela bij de arm en draaide haar om. 'Nee, dank je. Heel vriendelijk, maar dank je. Er is veel maanlicht buiten. En Carl kan elk moment hier zijn. We lopen hem gewoon alvast tegemoet.'
Toen de meisjes naar de deur liepen, keek Frank Noble naar het gezicht van de jongeman die duidelijk was afgepoeierd, en wiens blik dit liet blijken ook. Daarna liep hij haastig naar buiten en hij bleef daar even staan om net als de meisjes de koude lucht diep in te ademen.
Op enig ander moment zou Frank, de gevoelens van hun vader die hen op bijna maniakale wijze wilde beschermen kennende, hebben gezegd dat ze beter even konden wachten. Maar vanavond gaf de maan zo veel licht dat het bijna dag leek, en hoewel de vertoning wat vroeger was afgelopen was het nu bijna tijd dat Carl zou komen, want het liep tegen acht uur, dus zei hij: 'Jullie zullen hem zo wel tegenkomen, want hij komt altijd op tijd, hè?'
'Jazeker.' Dit was Angela. 'En ik heb erg van de vertoning genoten. Dank u wel.'
Toen ze wegliepen, riep hij hun na: 'O, en vergeet niet jullie vader voor dat pakket te bedanken. Hij is echt veel te goed.'
Hij hoorde geen antwoord, maar hij keek hen na tot ze voorbij de bocht in het pad waren en omhoog, de Hollow uit, liepen.
De meisjes zeiden niets tegen elkaar tot ze boven op de heuvel stonden en op het pad waren dat naar de splitsing leidde, waarvandaan de ene tak het dal in liep. Angela zei: 'Waarom mocht hij ons niet vergezellen? Hij is heel aardig.'
Toen ze geen antwoord kreeg, voegde ze eraan toe: 'Maar het is ook leuk om eens alleen te kunnen wandelen, hè, Jessie?'
'Zeg dat wel.' Jessie greep haar zusje bij de hand, en op dat moment draaiden ze hun hoofd in de richting van het gelach en geschreeuw dat hen vanuit het dorp bereikte.
'Dat zijn zeker mensen die van die bruiloft komen... en zo te horen zijn ze dronken.'
Ze hielden instinctief hun pas in tot Jessie zei: 'Ze zijn waarschijnlijk van de schuur op weg naar de kroeg in het dorp.'
Het gelach stierf weg en ze hervatten hun normale tempo tot ze binnen enkele meters van de splitsing waren. Daar zagen ze vanaf het pad naar het dorp opeens drie mannen. Op een afstand konden ze zien dat de mannen stilletjes liepen te lachen. Angela drukte zich stijf tegen Jessie aan ze bleven staan.
De mannen bleven ook staan, op korte afstand van hen, en een van hen riep uit: 'Allemachtig! Kijk eens wie we daar hebben!' En een andere riep: 'Jawel. We dachten dat het Mary Ellen en Cissie waren. Maar het zijn de dochters van de Engel. Hij heeft ze zomaar laten lopen! Zien jullie dat, jongens. Zomaar, onbeschermd!'
De meisjes kenden de man niet die naar voren stapte, diep boog en zei: 'Goedenavond, jongedames. Zijn jullie verdwaald?'
Jessie staarde de man even aan. Toen richtte ze zich tot degene die ze wel kende. Het was de koster. 'We wachten op C... C... Carl,' stotterde ze.
De dikke buik van de koster begon te schudden, en hij draaide zich om naar zijn metgezel op wie hij leunde, en zei met dikke en zware tong: 'Hoor je dat, Pete? Ze staat op Carl te wachten.'
Zonder de koster antwoord te geven duwde Pete Mason hem opzij en liep zwalkend naar de meisjes. Hij keek van het ene angstige gezicht naar het andere en mompelde iets onduidelijks. Maar zijn volgende woorden waren nog net verstaanbaar. 'Eindelijk is het dan zover,' zei hij. 'Ik wist dat het er eens van moest komen.' Hierop stak hij een arm uit en greep Angela beet, met de bedoeling haar naar zich toe te trekken. Jessie begon hem te slaan en te krabben, en ze gilde al even hard als Angela, maar dat duurde maar even, want Angela's kreten werden gesmoord. Met een arm om haar nek en een hand over haar mond rukte Pete Mason met zijn andere hand aan de voorkant van haar cape.
Intussen werd Jessie door de derde man van Mason weggerukt en tegen een boom geduwd. Er welde een enorme gil in haar op, maar die kon niet ontsnappen door de hand die over haar mond was gelegd. Maar ze spartelde hevig, vooral toen haar blouse aan de voorkant werd opengescheurd en zij de koude avondlucht op haar huid voelde.
Ze klauwde naar het gezicht van de man en schopte met haar knie omhoog. Toen was ze vrij, terwijl de man achteruit wankelde en dubbelsloeg. Ze dwong zichzelf in beweging te komen en wankelde eerst zelf ook, en pas toen haar voeten van het gras in de berm weer op het hobbelige pad kwamen, wist ze weer waar ze was. Ze gilde: 'Angela! Angela!' Maar er kwam geen antwoord van Angela. Er klonk alleen maar geritsel in het bosje naast de weg, waardoor ze wist dat de mannen daar waren. En haar angst gaf haar vleugels toen ze naar de Hollow terugholde.
Boven op de richel viel ze zo ongeveer in de armen van Gerald Ramsmore. Ze greep hem bij de revers van zijn jas en hijgde: 'De mannen! Ze hebben Angela vastgegrepen.'
Het wilde even niet tot hem doordringen wat ze zei, want haar hele verschijning verbijsterde hem. Haar haar, dat onder haar hoed moest hebben gezeten, hing nu los over haar schouders, en een gedeelte van haar boezem was bloot.
'Het was de koster,' zei ze. 'Ze zijn dronken. Ze...' Haar gezicht verkrampte. 'Hij... een van hen probeerde... O, kom alsjeblieft mee! Nu meteen!' Ze trok aan hem en hij holde naast haar mee.
Toen ze de plek bereikten waar Angela van haar was losgerukt, wees ze en riep: 'Kijk! Daar zijn ze.' En hij ontwaarde drie gestalten die dronken over de open akker zwalkten.
'Waar is ze? Waar is ze? Hebben ze haar meegenomen? Het was hier. Het was hier.'
Gerald sprong over een greppel en rende om een groepje heesters heen, maar bleef toen plotseling staan omdat hij iets zag wat hem de rest van zijn leven bij zou blijven. Dit broze, elfachtige meisje, wier schoonheid hem altijd in zijn artistieke gevoelens had geraakt en die zijn blik had getrokken, lag nu languit op de grond met haar armen uitgestrekt, met haar handen die aan weerszijden in de aarde grepen, de onderkant van haar rok over haar gezicht geslagen, haar onderlichaam bloot. Hij kneep zijn ogen even dicht en sloeg zijn handen voor zijn gezicht bij deze aanblik, terwijl hij hardop kreunde. Toen draaide hij zich om want hij hoorde Jessie over de greppel stappen, en hij riep tegen haar: 'Nee, ze is hier! Maar ze heeft hulp nodig. Ga Carl halen. Ga snel naar huis! Ga hulp halen!'
'Ik moet zien hoe...'
'Toe, snel, ze is er slecht aan toe. Ga hulp halen.'
Ze draaide zich om, sprong weer over de greppel en holde weg terwijl ze riep: 'Carl! Carl!' Gerald liep langzaam naar de liggende gestalte toe, trok de rok van haar gezicht en schoof een arm onder haar hoofd. 'Stil maar, stil maar. Het komt weer goed.' Ook al hoorde hij in gedachten een stem die zei dat het voor dit kind nooit meer goed zou komen. Hij ging verder: 'Je familie komt eraan. Angela. O, lieve Angela.'
Toen ze zich totaal niet verroerde, dacht hij: lieve hemel, ze is dood. Voorzichtig stak hij een hand uit naar waar hij dacht dat haar hart was, en na een paar seconden slaakte hij een diepe zucht. Met zijn hand veegde hij het haar, dat prachtige, zeehondachtige gladde haar, uit haar gezicht.
Hij merkte niet dat Carl was gekomen, tot de gebukte gestalte boven hem het maanlicht verduisterde en hij kreten hoorde die voor godslasterlijk hadden kunnen doorgaan, en daarna een luid en wanhopig: 'Nee! Nee! Dat niet! Nee!'
Gerald keek naar Carl op en zei zacht: 'Ja, toch wel. We moeten haar naar huis zien te krijgen.'
Carl knielde nu ook naast Angela neer, streelde haar gezicht en zei: 'Kom mee, liefje. Kom mee. Hier is Carl. Kom mee. Wees maar niet bang meer. Kom mee, liefje.'
Maar toen hij geen antwoord kreeg, zei hij zacht: 'O grote hemel!' Hij keek Gerald aan en zei: 'Hij is in staat die lui te vermoorden. Hij zal ze echt vermoorden.'
'Denkt u dat we haar samen kunnen dragen?'
'Jawel. Ja. Maar ik kan haar wel alleen dragen.'
'Het is een heel eind lopen; ik kan u beter helpen.'
Ze trokken voorzichtig haar gescheurde onderbroek omhoog en legden haar recht. Toen tilde Carl haar op en Gerald zei weer: 'Laat mij helpen.' Hij legde haar benen over zijn arm en zo gingen ze op weg naar huis.
Ze waren zo'n vijfhonderd meter van het huis toen ze Ward in volle vaart naar hen toe zagen komen. Toen hij bij hen was, sloeg hij een blik op het bleke gezicht van zijn kind, stak zijn armen uit om hen van hun last te bevrijden, en zonder één woord te zeggen draaide hij zich om en liep haastig terug naar de boerderij.
Gerald volgde met Carl, en toen ze het erf op liepen, zei hij: 'Als ik een paard mag lenen, kan ik de dokter waarschuwen.'
Carl keek hem aan. 'Ja. Ja natuurlijk. Maar wacht? Misschien moet ik even vragen wat meneer ervan vindt.' Toen schudde hij zijn hoofd en zei: 'Nee, ze heeft een dokter nodig.'
Patsy verscheen in het licht van de open deur. Ze sloeg haar handen om haar keel en Ward riep: 'Ga Annie halen!'
Na het avondeten ging Annie meestal, vanwege haar slechte benen, naar haar cottage, en liet de afwas en de voorbereidingen voor het ontbijt van de volgende dag aan Patsy over. Die was hiermee bezig geweest toen Jessie als een wilde de keuken was binnengestormd en om haar vader had geroepen.
Ze holde naar Annies huisje, bonsde op de deur en riep: 'Lig je al in bed?'
Annies antwoord klonk: 'Ik ben bezig om erin te stappen. Wat is er in hemelsnaam aan de hand?'
De deur werd opengetrokken en Patsy hijgde: 'Meneer... hij heeft juffrouw Angela net naar binnen gedragen. Ze lijkt wel dood. En juffrouw Jessie is overvallen, de kleren zijn haar van het lijf gescheurd.'
'Grote hemel! Wat zeg je nu, meisje?' vroeg Annie, terwijl ze haar omslagdoek van de haak aan de deur haalde en om haar schouders sloeg. Toen waggelde ze zo snel als haar benen haar konden dragen naar de boerderij.
Een kwartier later trokken Patsy en zij voorzichtig de laatste kleren van Angela's gekneusde lichaam. Ze huilden allebei en ze waren ook allebei bang vóór meneer en óm hem. Ward had geen woord gezegd tot hij zag dat ze zijn dochter wilden wassen. Toen zei hij: 'Laat dat, tot ik de dokter heb gehaald.'
Patsy zei zacht: 'Die wordt al gewaarschuwd. Meneer Gerald is hem gaan halen.'
Hierop stapte Ward achteruit en wachtte tot ze haar een nachthemd hadden aangetrokken. Toen zei hij alleen maar: 'Laat haar.' En dat deden ze. Annie liep naar de keuken waar Carl zat te wachten. Patsy ging naar de badkamer waar ze wist dat Jessie zou zijn. Ze kreeg echter geen antwoord op haar kloppen en toen ze de deur voorzichtig openduwde, zag ze het meisje op een kruk zitten. Ze was in haar nachthemd, haar kleren lagen in een hoop op de grond. Ze keek Patsy aan met een bleek en angstig gezicht en zei met trillende lippen: 'O Patsy, Patsy!'
Patsy knielde naast het meisje neer en legde Jessies hoofd tegen haar schouder. Ze troostte haar als een moeder. 'Stil maar, stil maar. Het is allemaal voorbij.' En toen Jessie mompelde: 'Nee, nee, dit gaat nooit meer voorbij,' ging zij er tegenin: 'Ja hoor. Na verloop van tijd wordt het minder. Dat weet ik. Zo gaat dat nu eenmaal.'
Jessie begon hevig te snikken, maar Patsy zei niet: 'Je moet niet huilen, liefje.' Ze zei heel zacht: 'Goed zo. Huil maar eens goed uit.' Terwijl ze tegelijkertijd hoopte dat de doodstille gestalte in de slaapkamer verderop gauw wakker zou worden en ook zou gaan huilen. Misschien had die wel meer om over te huilen. De hemel mocht haar bijstaan! Ja, drie nog wel. Dat zoiets nou moest gebeuren, en dan nog wel bij zo'n kind als Angela, zo broos, net zo licht en zwevend als haar moeder. Zoals Annie had gezegd: net twee elfjes. O, dit huis. Ze zou blij zijn als ze eruit weg kon... als ze er allebei uit weg konden. Maar waar had ze het over? Zou Carl meneer nu in de steek willen laten, terwijl hij maar al te goed wist wat zijn reacties op deze schanddaad konden zijn? En kon zij dit meisje alleen laten, het tweetal alleen laten met Annie, die nauwelijks nog kon lopen? En zij had nog wel gedacht... ze schudde haar hoofd. Haar eigen behoeften waren op dit moment niet van belang, want ze had zo'n idee dat er nog meer tragedies op komst waren.
'Kom,' zei ze nu. 'Droog je ogen. En ga even in de logeerkamer liggen. Als dokter Patten er is, zal hij wel even bij je komen kijken en je een drankje geven.'
Jessie hees zich van de kruk overeind en zei: 'Ik hoef geen drankje. Ik moet naar Angela toe.'
'Nee liefje. Je vader is nu bij haar en hij heeft ons naar buiten gestuurd. Laat hem maar even tot de dokter is geweest. Kom, doe wat ik zeg en ga liggen. Ik zal iets warms voor je te drinken halen, warme melk met nootmuskaat erin, wat jij zo lekker vindt. Dat is heel kalmerend.'
Jessie liet zich meenemen naar het eind van de overloop, naar de logeerkamer, waar Patsy zei: 'Het bed zal nog niet vochtig zijn, jullie hebben er nog geen twee weken geleden in geslapen, toen ik jullie kamer een grote beurt gaf. Ga nu maar liggen, ik kom zo weer terug.'
Toen Patsy weg wilde lopen, stak Jessie haar hand uit, greep haar pols en zei op een toon die het midden hield tussen smeken en vragen: 'Wat zal er gebeuren? Wat zal er met haar gebeuren?'
'Dat weet ik nog niet, liefje. Dat weet ik nog niet.'
'Mannen zijn vreselijk, hè, Patsy? Vreselijk, vreselijk.'
'Niet alle mannen, liefje. Niet alle mannen. Ga nu maar liggen.' Patsy maakte de vingers van haar pols los, liep snel de kamer uit en bleef even op de overloop staan, met haar handen tegen haar hals geslagen, zoals ze wel vaker deed als ze geagiteerd of ongerust was.
Juist toen ze naar beneden wilde gaan, wilde de dokter de trap op lopen, maar toen hij haar zag, stapte hij achteruit en verzocht haar naar beneden te komen. Daarna liep hij zonder iets te zeggen langs haar heen. Patsy verdween naar de keuken, waar ze de jongeheer van Forest Hall met Carl zag praten. Ze verbaasde zich erover dat zijn stem gebroken klonk, alsof hij op het punt stond in tranen uit te barsten. Hij zei: 'Ik zal deze avond nooit vergeten. Ik kom morgenochtend wel even langs om te horen hoe het met haar gaat.'
'Ja, doe dat.' Carl knikte hem toe.
De jongeman wendde zijn hoofd even naar Annie en zei: 'Goedenavond,' en zij antwoordde: 'Goedenavond, meneer. En wat er verder ook mag gebeuren, veel dank voor uw hulp.'
Hij gaf geen antwoord maar keek haar even recht aan voor hij zich omdraaide en naar buiten ging.
Carl keek naar Annie terwijl hij een stoel dichterbij schoof. 'Hier, blijf toch niet staan.' Ze ging gehoorzaam zitten. Toen vroeg hij aan Patsy: 'Hoe is het met juffrouw Jessie?'
'Erg overstuur. Ik ga iets warms voor haar te drinken maken. Ik denk dat de dokter bij haar moet kijken en haar iets om te slapen moet geven.' Waarop Annie onmiddellijk reageerde: 'Ik kan maar beter naar boven gaan om hun dat te vertellen. En hij heeft misschien hulp nodig.'
'Blijf waar je bent,' zei Carl. 'Patsy kan erheen en buiten wachten tot de dokter klaar is met wat hij te doen heeft. Zij kan hem vertellen wat er nodig is. En hij zal ook wel iets te vertellen hebben. Allemachtig, reken maar dat hij iets te vertellen zal hebben. Maar over kalmerende drankjes gesproken, ik denk dat meneer wel iets nodig zal hebben. Ik ben gewoon bang voor hem...'
Het duurde een halfuur voor Philip Patten klaar was met wat hij te doen had. Zelfs voor hij met zijn onderzoek begon was hij verbijsterd geweest, en toen hij voorzichtig had gezegd: 'Ik denk dat ik Annie hierbij nodig heb,' was Ward uitgevallen: 'Voor alle hulp die nodig is ben ik in de buurt.' En zo was het gegaan…Nu alles was afgehandeld vroeg Ward hem met bedrieglijk kalme stem: 'Blijft ze in leven?' Philip antwoordde: 'Ik hoop het. Haar hart is sterk. Maar dit zal van haar wil afhangen.'
'Haar wil?'
'Ja. Ik zei haar wil.'
'Waarom doet ze haar ogen niet open? Is ze bewusteloos?'
'Ze heeft een shock. En misschien blijft ze wel... tja, twee of drie dagen zo. Ik kan niet zeggen hoe lang. Aan de andere kant kan ze misschien ook morgenochtend wakker worden, wanneer het slaapmiddel dat ik haar heb gegeven is uitgewerkt.'
Philip Patten zag hoe Ward op zijn dochter neerkeek, en hij huiverde bij wat de man hierna zei en hoe hij het zei. 'Ze is vijftien. Haar maandstonden zijn vorig jaar begonnen. Er zouden gevolgen kunnen komen.' Hij draaide zich langzaam om en keek Philip aan. Hij stelde eerder vast dan dat hij vroeg: 'Zelfs met de schade die is aangericht zouden er gevolgen kunnen zijn, nietwaar?'
Philip Patten slikte even, hij moest zijn blik afwenden voor de ogen die hem aanstaarden. 'Dat valt te bezien. Dat kan alleen de toekomst uitwijzen.' Bij Wards volgende woorden keek hij weer naar het bed en naar de man, want Ward zei: 'Drie achter elkaar, dat kan nooit missen, hè?'
Philip gaf geen antwoord. Hij schrok op van de stem die tegen hem blafte: 'Dat kan nooit missen, hè?' Hij keek de door verdriet overmande man aan. 'We weten niet of het er drie zijn geweest. Ik bedoel, ik heb begrepen dat er drie mannen waren, maar...'
'Dan vraag ik u, dokter, zou één man zo veel schade kunnen hebben aangericht?'
'Ja, dat zou kunnen.' Philip Patten knikte, zijn stem klonk luid.
'Maar drie zouden meer schade kunnen aanrichten, hè?'
'Ward, Ward.' Philip boog zijn hoofd en zei: 'We weten het niet.'
'Je weet het niet? Jij hebt Jessie niet gezien toen ze half waanzinnig binnenkwam, met de kleren die van haar lijf waren gerukt. Zij wist te ontkomen. Maar zou die kerel ook tevreden zijn geweest? Nee, die wilde ook aan de beurt komen.'
'Allemachtig, Ward. Je moet nu echt ophouden met deze manier van denken, anders ben je nog in staat iets te doen waar alleen maar rampen uit kunnen voortkomen. Je moet dit door de autoriteiten laten behandelen. Ik zal zelf contact opnemen met de politie.'
'Nee, daar komt niets van in, dokter!' Hij schudde zijn hoofd nadrukkelijk. 'Ik vraag u om een gunst: ga niet naar de politie.'
'Wat! Maar die mannen moeten worden gestraft. En dat moet jij niet doen. Néé, jij mag het recht niet in eigen handen nemen. Daar komt moord van. En wat zal er dan gebeuren? Dan eindig je aan de galg. Je komt gewoon aan de galg. En wat moet er dan van je dochters worden? Wat voor bescherming zullen zij dan hebben?'
'Wie heeft het over moord? Ik ga ze niet vermóórden. Als ik heb gedaan wat ik van plan ben te doen, zal hun eigen geweten, en het dorp, hen op hun eigen manier vermoorden. Net zoals ze mij in de loop der jaren hebben vermoord.'
Philip begreep er helemaal niets meer van. 'Wat...? Nou ja, ik bedoel, wat ben je van plan te doen?'
'Wat ik van plan ben te doen?' Ward wendde zijn blik af. Hij had geweten wat hij moest doen, vanaf het moment dat hij het mishandelde lichaam van zijn dochter had gezien. Hoewel de manier waarop hem nog niet helder voor ogen stond, was één deel in elk geval heel duidelijk. Maar hij moest nog verder uitwerken hoe hij dit ging doen en daarom zei hij: 'Laat het gewoon een paar dagen rusten, wilt u, dokter? Ik kom binnen laten we zeggen een week weer bij u terug.'
'Een week! Maar dan denken zij dat ze ermee weg hebben kunnen komen. En hoe moet het met dokter Wheatley, als hij er lucht van krijgt?'
'Ik heb zo'n idee dat als ik geen stappen zet, dokter Wheatley ook niets zal doen. Wat dacht u?'
Philip dacht: Ward heeft gelijk, want als een schandaal als dit bekend zou worden, zou het een smet op zijn dorp werpen, want net als de dominee beschouwde hij dit dorp en de wijde omgeving als zijn domein. 'Mijn patiënten,' zou hij zeggen. 'Bemoei je niet met mijn patiënten.'
Hij zei ten slotte: 'Goed, ik zal doen wat je wilt. Maar vergeet niet dat die jongeman van Ramsmore als eerste op het toneel is verschenen en het zou me niets verbazen als hij het inmiddels aan zijn ouders heeft verteld. Hij was heel geschokt, weet je.'
'Nou, dat risico moeten we dan maar nemen. Een heer als hij zal 'morgen waarschijnlijk langskomen om te horen hoe het ermee gaat. Dus ik zal hem hetzelfde vragen als u, dokter, om nog een paar dagen te zwijgen.'
'Ach Ward.' De dokter legde een hand op Wards schouder en zei: 'Doe alsjeblieft niets dat ze jou zullen vergelden. Ik smeek het je.'
'Als er nog gerechtigheid op deze wereld bestaat, zal dat niet het geval zijn. Maar bestaat er gerechtigheid op de wereld?' zei Ward woest en met opeengeklemde kaken. Maar toen ging hij kalmer verder: 'Hebben mijn gezin en ik in de loop der jaren gerechtigheid ondervonden omdat ik, als jongeman, zo dwaas ben geweest vriendelijk te doen tegen een jonge vrouw die ik niet van plan was ten huwelijk te vragen? Het recht is blind, dokter. Ik dacht dat u dat zo langzamerhand wel had begrepen, in uw beroep. Jonge en onschuldige mensen gaan dood, terwijl die nietsnutten, die goddeloze, woeste, verkrachtende dorpsbewoners blijven leven. Maar hóé ze hierna zullen leven is een ander verhaal... Jawel.'
Philip kon moeilijk Wards verzoek afwijzen, maar de bedoeling die doorschemerde in die laatste woorden, die met zo'n woeste blik werden uitgesproken, bezorgde hem kippenvel. Daarom pakte hij zonder verder nog iets te zeggen of zelfs maar te knikken zijn tas van de tafel, wierp nog een blik op het bed en verliet de kamer.
In de keuken keek hij van de een naar de ander en zei: 'Hij zal de hele nacht wel bij haar blijven zitten, maar ik vind wel dat er nog iemand in de buurt moet blijven.' En Carl zei: 'Maakt u zich daar maar geen zorgen over, dokter. Ik blijf op en Patsy ook.'
'Goedenavond dan maar,' zei hij. Als bij nader inzien voegde hij eraan toe: 'Ik heb zo'n idee dat het beheer van de boerderij weleens lang op jullie schouders kan komen te rusten.'