6
'Hoe kón je zoiets doen, Gerald! En dat nog wel bij je vader. Ten aanschouwen van het hele dorp - hem op zo'n manier te tarten! Ja, ik weet dat die man veel te verduren heeft gehad. En nu met dat arme meisje. En die mannen verdienden het echt te worden gestraft. Ja, echt. En ik zou er volledig mee hebben ingestemd, wat je vader er ook van mocht zeggen. Maar ik was dan wel zo verstandig geweest dat voor me te houden. Wat bezielde je toch?'
Gerald keek naar de vrouw van wie hij hield, de vrouw van wie hij nooit zou kunnen begrijpen waarom ze met zijn vader was getrouwd. Wat had ze in hemelsnaam gezien in die stijfkoppige, kleingeestige, bejaarde, vooringenomen man die dacht dat het leger het enige was waar het in dit leven om draaide? Hoewel ze nu twintig jaar getrouwd waren kon hij zich niet voorstellen dat die man ooit anders was geweest dan zoals hij nu was.
Hij zei zacht: 'Het spijt me als ik hem zo boos heb gemaakt, maar het moest gezegd worden. Meneer Gibson is een goede man - dat hebt u zelf ook altijd gezegd, en ook dat hij verkeerd is beoordeeld vanaf de tijd dat hij met die kleine knappe vrouw trouwde.'
'Ach ja, dat weet ik, dat weet ik.' Ze wapperde met haar hand naar hem. 'Persoonlijk mag ik die man graag, maar je kunt niet om het feit heen dat het allemaal is gekomen doordat hij met dat knappe vrouwtje is getrouwd, in plaats van met een jonge vrouw met wie hij jaren bevriend was geweest. Hij moet niet alleen haar, maar ook haar ouders de indruk hebben gegeven dat hij het meende, en dat was heel onterecht van hem. Daardoor heeft hij zoveel narigheid binnen de familie Mason veroorzaakt. En nu, Gerald, of je het wilt geloven of niet, veroorzaakt hij tweespalt binnen dit huis. Ook staat je toekomst op het spel, want je vader zegt dat hij je niet langer in Oxford wil ondersteunen en je moet weten dat hij dit toch al heel moeilijk vond, omdat onze financiën heel krap zijn. Hij heeft al een cottage en een stuk land moeten verkopen om jouw onkosten te betalen. Bedenk ook dat ik op het huishouden heb moeten bezuinigen, en dat we ook minder mensen voor buiten hebben.'
Ze wendde zich van hem af en zei met tranen in haar ogen: 'Het was onvergeeflijk van je, Gerald, onvergeeflijk.' Hierop liep ze haastig de ontbijtkamer uit, de gang door, naar de kleine zitkamer. Daar deed ze de deur achter zich dicht en bleef midden in de kamer staan met haar handen tegen haar gezicht geslagen.
Ze huiverde, niet alleen doordat het koud was in de kamer, maar ook uit ongerustheid en vrees over wat er nu met haar zoon ging gebeuren, want ze wist dat tenzij hij in het leger ging, zijn vader zijn handen van hem af zou trekken. En ze wist diep in haar hart ook dat er geen argument bestond dat sterk genoeg was om haar zoon het leger in te drijven.
Ze liep verder de kamer in en ging op de rand van een stoel zitten, terwijl ze zich afvroeg wat er toch allemaal aan de hand was. Haar zoon, haar enige zoon, haar enige kind. Waarom deed hij zo moeilijk?
Ze zou nooit die avond vergeten, die avond die de voorloper was geweest van wat er vandaag in de kerk was gebeurd. Ze had haar man in de biljartkamer achtergelaten. Ze hield wel van een spelletje biljart. Maar aangezien ze in de diplomatieke wereld was opgegroeid, wist ze dat het politiek was om de andere partij vaak te laten winnen, en dus deed ze dit als ze met haar man een spelletje biljart speelde, want nu waren zijn hand en zijn gezichtsvermogen niet meer zo vast als vroeger. Ze had al heel vroeg in hun huwelijksleven ontdekt dat hij móést winnen bij alles wat hij ondernam. Het verliezen van een gevecht lag altijd aan een ander. En die avond had ze hem tevreden achtergelaten terwijl hij de ballen nog wat over de tafel heen en weer stootte, en toen ze de hal binnenkwam had ze tegen Roberts gezegd: 'Is meneer Gerald al thuis?' Hij had langs de brede trap omhooggekeken en geantwoord: 'Ja mevrouw. Hij is een paar minuten geleden thuisgekomen. En...' Hij zweeg even en ging toen verder: 'Hij leek nogal verdrietig.'
Hierop was ze haastig naar boven gegaan en toen ze op zijn deur klopte en geen antwoord kreeg, had ze die voorzichtig opengeduwd. Haar zoon had languit, met schokkende schouders, op zijn bed gelegen.
Ze was naar hem toe gegaan. 'Wat is er, Gerald?'
Toen ze haar handen op hem legde en hij zich niet naar haar omdraaide, kon ze het gewoon niet geloven, want ze wilde niet geloven dat haar zoon huilde, echt huilde. Het schokte haar hevig, en op dat moment dankte ze God dat zijn vader niet aanwezig was.
Ze was opgegroeid in een gezin met vier broers en drie zusters. Af en toe huilden die zusters weleens, zoals Ann toen ze het bericht had gekregen dat haar jonge echtgenoot was gesneuveld. Maar toen haar broer Harry het meisje met wie hij twee dagen later zou trouwen had verloren, doordat haar paard haar had afgeworpen, had hij zijn ogen droog weten te houden, zelfs bij haar begrafenis. Mannen huilden niet. Nee, mannen huilden niet. Nee, mannen... huilden... niet.
Haar stem was kortaf geweest toen ze hem had omgedraaid en had gezegd: 'Wat is er in hemelsnaam met jou aan de hand, Gerald? Wat is er gebeurd? Waarom lig je hier zo te huilen als...' Ze voegde er niet 'een meisje' of 'een vrouw' aan toe, want hij was met een zwaai op de rand van zijn bed gaan zitten en had met gebogen hoofd een zakdoek uit zijn zak gehaald en zijn ogen gedroogd. Toen had hij naar haar opgekeken en gezegd: 'Ik huil, mama, en zoals jij had willen zeggen: als een vrouw. Want vanavond ben ik getuige geweest van iets wat de rest van mijn leven op mijn netvlies gegrift zal staan. Ik heb het mishandelde lichaam gezien van de jongste dochter van meneer Gibson, de kleinste, die zo veel op haar moeder lijkt, nadat ze was verkracht, mama. Verkracht, mama, verkracht, door drie mannen! Ja, naar het schijnt door drie mannen. Ik kan me niet voorstellen dat er één zoveel schade aan haar lichaam had kunnen toebrengen. Ze was bewusteloos toen ik haar vond, maar in welk stadium ze het bewustzijn heeft verloren, zal wel nooit bekend worden. Bij haar oudere zusje waren ook de kleren van haar lijf gerukt. Toen ze naar mij toe kwam hollen, leek ze wel waanzinnig. Ze was zojuist aan een van die woestelingen ontkomen. Ik had beide meisjes nog maar enkele minuten tevoren gezien. Het was een maanverlichte avond, dus ze namen mijn aanbod om hen te vergezellen niet aan, omdat Carl hen kwam ophalen.'
Hij had zich daarna naar voren gebogen en haar bij de arm gegrepen, en met verstikte stem gezegd: 'U weet wat een hekel ik heb aan schieten, schieten op wat dan ook. Maar op dat moment was ik het liefst die kerels achternagegaan, in elk geval de twee die juffrouw Jessie herkende, om hen overhoop te schieten.'
Ze had zacht gezegd: 'O Gerald, Gerald. Wat vreselijk!' Maar ze wist niet of haar afschuw dit misdrijf tegen het meisje gold of het feit dat haar zoon er zo door was aangegrepen dat hij in staat was geweest te doen wat hij zei, of omdat hij zo vreselijk had moeten huilen.
Vervolgens was ze een paar minuten geleden danig geschokt geweest toen hij had gezegd: 'Ik heb me de hele week afgevraagd waarom haar vader niets ondernam. Maar de vergelding die hij moet hebben gepland was veel effectiever dan alles wat ik had kunnen bedenken. En ik vond het geweldig. Hoort u, mama? Ik vond zijn plan geweldig en het enige wat me speet was, zoals ik al zei, dat ik geen deel had aan het toedienen van die straf.'
Vanaf die eerste pijnlijke scène had ze beseft dat ze in zekere zin haar zoon had verloren, want de man die op die avond uit hem tevoorschijn was gekomen, bezat een sterker en vastberadener karakter dan enige militaire opleiding bij hem had kunnen bewerkstelligen.
Toch had hij gehuild. Ze zou nooit kunnen vergeten dat hij had gehuild. En dan ook nog op zo'n ongeremde manier.