4

'Annie, ik wil graag dat je voor morgen iets lekkers maakt bij de thee, in de salon.'

'O ja?' Annie pakte een strooibus en strooide royaal meel over een groot houten blad dat op de keukentafel lag en vroeg: 'En wat had je zoal in gedachten?'

'Zoals ik al zei, iets lekkers voor bij de thee in de salon, zoals je jaren geleden voor de zondagse thee hebt gemaakt: scones, koeken en kleine lekkernijen.'

'O ja?' Annie tilde een grote klont deeg uit een bruine aardewerken kom en liet die op de met meel bestoven plank vallen. Pas toen ze begon te kneden vervolgde ze: 'En hoeveel mensen worden er verwacht?'

'Slechts drie.'

'Slechts drie?'

'Net wat ik zeg, drie. Maar ze hebben wel vier honden bij zich.'

Deze laatste opmerking maakte dat Annie zich omdraaide, haar met meel bestoven handen ineensloeg en ze daarna aan haar schort afveegde terwijl ze uitriep: 'Vier honden! Mensen brengen toch zeker geen honden mee als ze op de thee komen!'

'Dit bezoek doet dat wel.' Hij glimlachte naar haar, wetend dat hij haar volle aandacht had. 'Maak je geen zorgen, het zijn maar kleine honden... Poedels.'

'Poedels?' Ze fronste haar wenkbrauwen. 'Net zoiets als pekineesjes? Zijn het net pekineesjes?'

'Nee, ze zijn groter. Het zijn honden die kunstjes doen.'

'O...' Haar mond viel open. Toen ging ze verder: 'Nou snap ik het. Kunstjeshonden. De gasten zijn van het toneel?'

'Ja Annie, inderdaad, ze zijn van het toneel. Maar dat had je al veel eerder kunnen raden.'

'Ik hoop dat je weet wat je doet.'

'Ik weet heel goed wat ik doe.' Alle scherts was uit zijn stem verdwenen. 'En ik wil graag dat je aardig tegen hen doet, want ik kan je misschien maar beter meteen vertellen, Annie, dat als het aan mij ligt, binnenkort een van hen hier vrouw des huizes wordt.'

Annie bleef hem vijf seconden lang aankijken voor ze zich weer op haar bakplank richtte en rustig zei: 'Nou, het is jouw huis en jij bent de baas. Maar ik heb vanaf je geboorte voor je gezorgd, dus kan ik alleen maar zeggen dat ik hoop dat je een juiste keuze doet. Maar dat zullen we eerst wel moeten afwachten, niet?'

'Ja Annie, net wat je zegt. Ze zullen hier in elk geval rond drie uur zijn. Ik hoop dat de tafel er gezellig uit zal zien.'

Hij was al bij de deur die naar het laarzenhok leidde, waarvandaan je op het erf kwam, toen hij haar stem weer hoorde: 'Iedereen praat er al over, weet je, over dat jij op vrijersvoeten gaat. Iedereen weet ervan.'

'Echt waar?'

'Jawel, en je hoeft niet zo'n toon tegen me aan te slaan, meneer Ward. Ik vertel het je alleen maar voor je eigen bestwil. Als iemand avond aan avond naar het theater gaat, heeft dat een reden.'

'Nou, Annie, dan zal ik je iets geven om hun te vertellen: ik ben de hele week niet één keer naar het theater geweest. Wat vind je daar wel van?' Waarop hij de deur niet bepaald zachtzinnig achter zich dichttrok.

Hij liep naar het koetshuis en daar zag hij de jongen bezig met een vette lap waarmee hij de naaf van het wiel van het wagentje opwreef. Na het hele wagentje uitvoerig te hebben geïnspecteerd, zei Ward tegen hem: 'Je hebt goed werk geleverd. Laat het nu verder maar zitten en ga je schoonmaken. Je eten is zo klaar.'

'Ja meneer.'

Hij keek hoe de jongen zijn handen waste onder de pomp aan het eind van het erf. Hij mocht hem graag. Er was iets aan hem, iets innemends, iets vertederends. Toen richtte hij zijn blik weer op het wagentje en zei bij zichzelf dat hij net zo lief het paard had ingespannen om op zijn gemak naar Newcastle te rijden, maar Billy had Betty al gezadeld.

Hij moest bekennen dat hij moe was. Hij was vanmorgen al om half vijf het erf op gekomen, zoals hij dat de hele week al had gedaan teneinde voor de avond zijn aandeel in het werk af te hebben en om mogelijk commentaar van Billy voor te zijn. Hoewel hij moest erkennen dat het niet waarschijnlijk was dat deze openlijk zou protesteren, wat niet wilde zeggen dat hij geen mening over de zaak had, even zeker als Annie haar mening had. Ja, die had zich echt voorgenomen om lastig te doen. Dat kon hij zien. Nou, lastig of niet, ze had het maar te accepteren, want één ding stond vast: hij zou een dezer dagen met Fanny moeten spreken, want anders was ze al weer op weg.

Hij dacht aan haar als Fanny, want ze had zelf voorgesteld dat hij ophield haar met juffrouw Stephanie aan te spreken. 'Noem me maar Fanny,' had ze gezegd. Dus dat deed hij, en hij dacht nu aan haar als aan Fanny, ook al vond hij dat die naam niet bij haar paste. Het klonk te gewoon, te ordinair, en het leek ook te veel op Annie.

Billy stond het paard met zijn knoestige vingers door de manen te strijken terwijl hij zei: 'Is het goed, meneer Ward, als ik vanavond niet voor je opblijf?'

Ward staarde hem aan. 'Natuurlijk is dat goed,' antwoordde hij. 'Is er iets? Voel je je niet goed?'

'Ik heb de laatste tijd een beetje last van m'n rug.'

'Waarom heb je dat verdorie niet eerder gezegd? Je wilt toch zeker niet weer plat moeten liggen?'

'O, wees maar niet ongerust. Ik kom heus niet plat te liggen, ik zal nog steeds m'n werk blijven doen.'

'Maak me toch niet boos, man!' Ward steeg op het paard en de oude man keerde naar de stal terug. Ward riep hem achterna: 'Begrijp me niet verkeerd, Billy Compton. Ik krijg het binnen al zwaar genoeg te verduren zonder dat jij ook nog eens begint.'

Hij wachtte niet op een antwoord maar dreef zijn paard met een 'Vort!' voorwaarts in stap. Later bracht hij het paard ook weer keurig in stap terug toen hij door het dorp kwam, waar hij een paar groeten beantwoordde van vaste klanten die op weg waren naar The Crown Head.

Hij was voorbij de hoefsmid en reed het open land op, toen hij werd gegroet vanaf het hellende land rechts van hem, en daar zag hij Fred Newberry met grote sprongen naar zich toe komen.

Ward hield zijn paard in en toen Fred zich door het gras van de berm naar de weg omlaag liet glijden, merkte hij op: 'Heb je weer in de rivier gezwommen? Dat wordt je dood nog eens.'

'O man, het is zó heet in het bakhuis.' Fred haalde een hand door zijn natte haar. Toen zwaaide hij met de natte handdoek die hij om zijn hoofd had gedraaid en zei lachend: 'Het was maar goed dat ik vandaag mijn onderbroek had aangehouden, want er kwamen twee meisjes om de bocht van de rivier. Ze zwommen als vissen. Nog nooit zoiets gezien, want uit het dorp gaat er nooit iemand in het water. Nou ja, niet dat ik heb gezien. Jij?'

'Nee, ik heb dat ook nog nooit gezien.'

'Het waren brutale meiden, alle mensen! Een van hen zwaaide naar me. Ze zwaaide vanuit het water. Ze waren nota bene met de fiets... Fietsen. Ik heb die in het gras zien liggen, bij hun kleren...'

'Nou,' lachte Ward, 'je hebt toch wel in de krant over die nieuwerwetse meisjes gelezen? Je had een praatje met ze moeten maken, man.' Hij wilde lachend de teugels weer opnemen toen Fred, ditmaal zonder de eeuwige grijns op zijn gezicht, zei: 'Ik sta aan jouw kant, Ward. Wat ze ook mogen zeggen. Als jij een meisje uit de stad wilt, dan is dat jouw zaak. Dat gaat niemand iets aan. Zoals m'n broer John zegt: het wordt tijd dat iemand hier eens wat vers bloed brengt. Will vond dat natuurlijk niet leuk, want hij heeft een oogje op Susan Beaker. Net als Jimmy Conroy. D'r zal vast een hoop gelazer van komen. Maar hoe dan ook, Ward, je moet doen wat jij wilt. D'r zitten vast wel wat aardige meisjes bij die actrices. Ik wou alleen maar dat ik net zoveel lef had als jij. Ik ben eigenlijk een beetje bang voor meisjes. Ik heb wel een vlotte babbel bij ze, maar daar houdt het dan ook mee op.' De glimlach kwam langzaam terug toen hij verderging: 'M'n pa zegt dat ik op m'n zestigste nog aan m'n moeders schortenbanden zal hangen, omdat zij denkt dat ze me nog steeds in de kinderwagen heeft.' Hij camoufleerde zijn gêne met daverend gelach, waarin Ward onwillekeurig meedeed terwijl hij zijn hand op het natte hoofd van zijn vriend legde en zei: 'Eén dezer dagen zal het bij jou ook raak zijn, Fred, en dan weet je niet wat je overkomt.' Daarna dreef hij zijn paard tot stap en Fred zei: 'Denk je dat echt, Ward? Nou, ik ben heel benieuwd naar wat me dan overkomt... Ga je morgen nog naar de kerk?' Dit laatste moest hij roepen.

Ward keerde zich in het zadel om en riep terug: 'Nee, morgen niet, Fred. Morgen zal ik het dorp iets geven om over na te denken.'

'En wat dan wel?'

'Wacht maar eens af, Fred. Wacht maar eens af. Tot ziens.'

'Tot ziens, Ward.'

Even verderop mompelde Ward: 'Ik sta aan jouw kant, Ward, wat ze ook van je zeggen.' Want ze zouden veel over hem te zeggen hebben en ze stonden allemaal aan haar kant. En dat riep bij hem een gezicht op zoals hij het voor het laatst had gezien en hij was niet bij machte een onwillekeurige huivering te bedwingen. Maar hij bestreed deze met: ze kan naar de duivel lopen! En de rest erbij. Ze konden de pot op... Zoals John had gezegd, moest er hier nodig wat vers bloed komen.

 

Het was zondagmiddag drie uur toen hij het zwaarbeladen wagentje door het laatste hek mende. Hij had een omweg rond het dorp gemaakt. Aanvankelijk was hij niet van plan geweest dat te doen, maar toen hij mevrouw Killjoy aan de ene kant van het wagentje zag tronen, met naast haar de kleine man, die eerder een dik kind met een groot hoofd leek, terwijl ze ieder twee met poeder en strikjes versierde witte poedels vasthielden, wist hij dat hij hen moest beschermen tegen alle spot die hun deel zou zijn geworden wanneer hij dwars door het dorp was gereden. Als hij nou met Fanny alleen was geweest, tja, dan was het iets heel anders geweest.

Ze waren op het erf en hij hielp hen omlaag, na eerst de honden te hebben overgenomen en ze voorzichtig op de grond te hebben gezet, waarbij hij blij was dat het een paar dagen droog weer was geweest, zodat er geen modderige plassen stonden. Eerst hielp hij mevrouw Killjoy, en daarna haar man, en ten slotte stak hij beide armen uit naar het knappe meisje in haar lange blauwe zomerjurk en grote rieten hoed, waarvan de rand met een blauwe voile was afgezet, zodat ze wat schaduw op haar gezicht had.

Billy had bij dit alles verbaasd toegekeken, en had eindelijk begrepen waarom hij Flo en Captain had moeten opsluiten - want • het leek meer dan waarschijnlijk dat zij deze vier keffende mormeltjes in één hap naar binnen zouden werken.

Ward verontschuldigde zich luidkeels toen hij met het bezoek het erf af liep, langs de zijkant van het huis. 'Dit is een heel raar huis: de voordeur is er aan de verkeerde kant in gezet en de haag maakt dat we er niet naartoe kunnen rijden.' Hij wees naar de lage buxushaag langs het pasgemaaide gazon aan de voorkant van het huis. 'Het is dat mijn vader die haag heeft geplant, anders had ik hem al langgeleden opgegraven. Maar hier zijn we er dan.'

De voordeur stond open en zeer tot Wards verbazing - die hij behendig verborg - stond Annie midden in de hal met een schoon wit schort voor en op haar grijze haar een mutsje dat hij nooit eerder had gezien. Heel even voelde hij zich wat ongemakkelijk bij de gedachte dat ze ertoe in staat was te nijgen en alles tot een klucht te maken. Maar nee, ze stond te wachten zoals het een huishoudster betaamde en hij stelde iedereen voor: 'Annie, dit is mevrouw Killjoy. Mevrouw Killjoy, dit is mevrouw Crompton, die al zo lang bij de familie is dat ze er deel van uitmaakt, en ze heeft na de dood van mijn ouders voor dit huis en voor mij gezorgd.'

'Hoe maakt u het, mevrouw Crompton?' Mevrouw Killjoy zette haar beste theaterbeentje voor. Ze stak haar hand uit en na een korte aarzeling drukte Annie die. Daarna werd meneer Killjoy voorgesteld en zoals Annie later die avond tegen Billy zei: 'De hemel mag weten hoe ik een uitgestreken gezicht kon bewaren. Zij met haar enorme lijf en dan hij als klein guppie d'r naast! En toen hij zich over mijn hand boog... het was net een toneelstuk.'

Wards stem klonk kalm toen hij daarna zei: 'Dit is juffrouw Stephanie McQueen, Annie.'

'Ik ben heel blij u te ontmoeten, mevrouw Crompton.'

Annie nam de smalle hand in de hare en zei: 'En ik u, juffrouw.' Zoals ze later tegen Billy opmerkte: 'Ik moet toegeven dat ik verbijsterd was, want ik heb nog nooit iemand gezien die zo weinig op een toneelspeelster lijkt.'

Er waren geen jassen om uit te trekken en omdat je je hoed niet af hoorde te zetten bij het nuttigen van de thee, lieten ze zich, vergezeld door de vier hondjes, door Ward naar de salon leiden, waarop een met een kanten kleed gedekte tafel, die bij het raam was geschoven, een thee klaarstond die alles wat Ward zijn gasten voorgezet had willen zien te boven ging.

Vervolgens ontstond er enige vrolijkheid toen mevrouw Killjoy haar gezin naar de haard dirigeerde en het viertal opdroeg op het kleed voor de lege vuurkorf te gaan zitten en zich te gedragen. Een voor een lieten ze zich zakken, met de kop op de voorpoten, hun blik op hun meesteres, of hun moeder, zoals ze zichzelf betitelde, en zoals ze haar in hun hondenwereld blijkbaar beschouwden.

Het gezelschap ging lachend aan de tafel zitten, en terwijl Ward zijn plicht deed in het doorgeven van de eetbare zaken, stond Annie bij de zijtafel om de thee in te schenken.

Wat Ward op dit moment het meest verbaasde was Annies houding bij dit alles: ze gedroeg zich alsof ze in een groot huis fungeerde als huishoudster, of misschien zelfs als butler, en dit, wist hij zeker, lag bepaald niet in haar karakter. Was ze van plan de toekomstige mevrouw van dit huis duidelijk te maken wat haar positie was? Ja, dat had ze waarschijnlijk in gedachten, want zelfs in de tijd van zijn ouders had ze zich nooit volledig tot de keuken beperkt...

Toen de thee was afgelopen en de honden iets te eten hadden gehad, vroeg Ward of ze het leuk vonden om een wandeling over het terrein van de boerderij te maken. Mevrouw Killjoy riep op de haar kenmerkende wijze uit: 'Niet om het een of ander, meneer Ward, maar als u me zou vragen wat ik het liefste deed, zou ik zeggen dat ik graag nog een beetje bleef zitten praten met die aardige dame, uw huishoudster hier, en mijn man ook. Of niet, Ken?' Waarop Ken gehoorzaam antwoordde: 'Inderdaad.'

Ward wendde zijn blik af. Dit was één-nul voor mevrouw Killjoy. Ze was echt een geweldige diplomate: ze wilde niet alleen bij Annie in een goed blaadje zien te komen, ze schiep ook de mogelijkheid voor hem om Fanny even voor zich alleen te hebben. En hij greep die kans met beide handen aan door haar te vragen: 'Hebt u misschien zin mijn boerderij te bezichtigen, juffrouw McQueen?' Hij sprak haar naam nadrukkelijk uit. Ze antwoordde in dezelfde trant: 'Ja, meneer Gibson, heel graag.' Hij bood haar op overdreven wijze zijn arm en onder veel gelach liepen ze de kamer uit.

Ward liet haar als eerste de koeienstal zien, die op dit moment leegstond, en hij wees haar op de plaatsen van de koeien, ieder met een eigen naam: Dolly, Mary, Agnes, Jessie, Beatrice, Flora, enzovoort. Ze lachte vrolijk. 'Niet te geloven dat koeien een eigen naam hebben! Maar het is wel heel leuk.' Ze schudde haar hoofd, niet in staat woorden te vinden voor de manier waarop hij met zijn koeien omging.

Toen bekeken ze de paardenstal, de tuigkamer, de stookruimte waar de varkensdraf werd gekookt, en de schuur. Op die manier maakten ze een ronde langs de dieren, van de zeug met haar biggen tot de twee trekpaarden in de wei. Daarna wees hij op het afgemaaide hooi dat was gekeerd en klaarlag om binnengehaald te worden.

Haar verbazing steeg toen ze verder liepen en hij de werkzaamheden van een boerenjaar beschreef, seizoen na seizoen.

Toen ze de stenen muur die de grens van zijn land vormde, bereikten, wees hij er voorbij en zei: 'Hier begint het terrein van Ramsmore, en daar, naar rechts, ligt de dorpskerk. Zie je de klokkentoren boven die bomen uitsteken? Hij schijnt een van de oudste klokken van het land te hebben. Old Crack, noemen ze hem.'

Ze leunde met haar ellebogen op de muur en keek over de helling omlaag. Haar stem klonk zacht toen ze zei: 'Het is allemaal heel erg mooi, maar niet helemaal echt.'

'Hoe bedoel je, niet helemaal echt?'

'Nou, dit alles.' Ze spreidde haar hand, draaide zich om en keek hem aan. 'En jij ook, Ward,' zei ze. 'Jij bent ook niet helemaal echt.'

'Ik ben echt heel echt, Fanny. Jawel, ik ben heel echt. En jij bent voor mij heel echt. Je bent heel echt vanaf het eerste moment dat ik je zag en dat ik hier iets in mijn binnenste voelde.' Hij klopte met zijn gebalde vuist tegen zijn borst. 'Het was net of ik je altijd al had gekend en of ik alleen maar had gewacht tot je tot leven kwam. Ik kan gewoon niet geloven dat dit pas de zesde keer is dat ik je spreek, hoewel ik je mooie gezicht al negen keer heb gezien. Heb je enig idee wat ik... wat ik voor jou voel, Fanny?'

'Ja, Ward. Maar ik...'

'Stil. Maak die zin niet af, laat me uitspreken. Ik hou van je. Lieve God, wat houd ik veel van je. Ik kijk er zelf ook van op. Als ik midden in de nacht wakker word, vraag ik me af wat me is overkomen. Ik had niet gedacht dat ik dit ooit zou voelen, nooit van m'n leven. En nu vraag ik je, vind je me aardig?'

'Jawel. Jazeker.' Ze keek naar hem op en herhaalde: 'Ja Ward. Ik vind je aardig. Ik vind je heel erg aardig. Maar... maar ik moet je bekennen dat mijn gevoelens niet dezelfde zijn als die van jou. Weet je, ik ken je nog maar zo kort. Toch besef ik terdege dat jij een man met een heel goed karakter bent en het zou niet eerlijk zijn om dat te accepteren wat jij wilt bieden...'

'Zeg verder niets, liefste. Zeg verder niets. Luister goed. Ik zal wachten. Ik zal wachten zolang je wilt, tot je gevoelens veranderen. Dat wil zeggen, als jij dat wilt. Maar...' Hij schudde langzaam zijn hoofd. 'Wat zeg ik toch? Ik zeg dat ik zo lang zal wachten als jij wilt. Maar op wie zal ik wachten? Na volgende week ben jij vertrokken... waarheen? Ik weet het niet. Dan zul je van de ene stad naar de andere trekken en je zult allerlei mannen ontmoeten die jou een aanbod doen. En je zult die waarschijnlijk ook al eerder hebben gehad.'

Ze legde teder een hand op zijn schouder. 'Ja Ward. Ik heb allerlei soorten aanzoeken gehad. Maar niet zo een als jij me nu doet, want ik neem aan dat je het over een huwelijk hebt?'

'Natuurlijk, natuurlijk. Niets anders. Wat had jij dan gedacht...?' Hij greep haar hand.

'O,' - ze glimlachte even - 'er is zo vaak een aanbod gedaan van "bescherming" of zoiets. Al vanaf het moment dat mijn ouders zijn gestorven. Maar de enige bescherming die ik wilde was die van mevrouw en meneer Killjoy. Ze maken zich nu zorgen over mij omdat ze binnenkort met pensioen hopen te gaan, en de gedachte dat ik er dan alleen voor zou staan, maakt hen ongerust. Maar ik ben dol op dansen. Ik kan me niet herinneren wanneer ik voor het eerst liep, maar ik weet wel wanneer ik voor het eerst heb gedanst. Mijn moeder was danseres, een prachtige danseres. Zij heeft me alles geleerd wat ik weet. Ze zei dat ze me nooit op haar knie heeft laten paardjerijden. Ik heb gedanst vanaf dat ik kon staan. En daarom kan ik me niet voorstellen dat ik nooit weer zou dansen. Aan de andere kant moet ik bekennen dat ik er soms wel genoeg van begin te krijgen, en dan bedoel ik genoeg van het reizen en trekken, van pensions en het gedoe achter de coulissen, en eerlijk gezegd ook van een bepaald soort publiek, vooral op vrijdag en zaterdag.'

Hij nam haar gezicht in zijn handen en zei: 'Dat kan ik begrijpen. Ja liefste, dat kan ik begrijpen. Volgens mij ben jij te broos, te mooi, te lief voor dat soort leven. En als je wilt dansen, nou, dan ga ik iedere week met jou mee uit dansen. Dan gaan we naar de Assembly Rooms in Newcastle, of naar...'

Ze schoot in de lach en nam zijn handen van haar gezicht. 'Ik geloof niet dat ik veel zin heb in dat soort dansen. Ik heb geen andere mensen nodig, weet je, om te kunnen dansen. Nou ja... ik druk me niet goed uit. Maar kijk...' Ze draaide zich om, wees naar het land waar het hooi lag uitgespreid en zei: 'Ik zou heel gemakkelijk door jouw hooi kunnen dansen. Maar dan zou ik natuurlijk wel iets steviger schoenen aan moeten hebben dan op het toneel.'

Hij lachte nu ook. 'Dat zou me een vertoning zijn. Het lijkt me geweldig om te zien. Maar Fanny,' - hij pakte haar handen - 'als je alleen maar voor je eigen plezier wilt dansen, bouw ik daar wel een ruimte voor.

Kijk...' Hij ging niet verder maar trok haar aan haar hand mee langs de muur, om een groep bomen heen en door een stuk bos. Toen bleven ze buiten adem staan, hij wees in de verte en zei: 'Kijk daar eens. Dat is de achterkant van de schuren. Maar kijk daar ook eens!' Hij wees met zijn arm naar rechts, naar een hoge natuurstenen muur. 'Dat zou het kunnen zijn.' Hij hield haar nog steeds bij de hand en troonde haar mee naar iets wat een soort aanbouw van glas leek. De muur was drie meter hoog en twaalf meter lang. Er was een bouwsel van tweeënhalve meter tegenaan gezet, met hier en daar nog ruiten in de panelen.

'Dat', wees hij, 'zou je eigen theater kunnen zijn. Ik zou het kunnen laten opknappen. Mijn grootvader heeft het gebouwd. Sommige mensen zeggen dat de muur het einde was van het huis dat daar ooit heeft gestaan, maar in de papieren staat daar niets over. Gezien alle schommelingen in de prijs van melk en vlees moest mijn vader in de beginjaren op werkkrachten bezuinigen en heeft hij dit laten vervallen, zoals je ziet. Maar de constructie is nog prima. Kom maar eens binnen kijken.'

Hij baande zich met zijn laarzen een weg door het hoge gras en toen stonden ze in de deurloze opening, vanwaar ze door de lengte van het gebouwtje konden kijken, met op de vloer een dikke laag verrotte bladeren en hier en daar toch wat jong groen, waarvan sommige uitlopers tot bovenaan de muur reikten. Hij zei: 'Ik geef toe dat het nu een bende is, maar ik kan me voorstellen dat het heel mooi wordt. Er is ergens in het huis nog een schets die mijn overgrootvader heeft gemaakt toen de wijnranken nog alles overdekten, met druiven zo groot als pionkers.' Hij lachte naar haar. 'Je weet zeker niet wat pionkers zijn?'

'Nee.'

'Zo noemen de jongens grote knikkers.'

Ze keek hem glimlachend aan. Ze zei niets, maar haar gedachten gingen terug naar de woorden die mevrouw Killjoy had gesproken vlak voor hij hen was komen ophalen. 'Laat hem niet door je handen glippen, liefje,' had ze gezegd. 'Je bent nog heel jong. Je weet nog niets van het echte leven. Je hebt zo ongeveer vanaf dat je kon lopen op de planken gestaan en toch weet je nog niets van het leven... en van mannen. En ik verzeker je dat ik ervan overtuigd ben dat jij geen betere zult kunnen vinden. Hij is te... ik zal niet zeggen simpel, want er is niets simpels aan hem. Maar hij is te openhartig om slecht te kunnen zijn. Zijn tong is niet vals, noch zijn gezicht. En er zijn er, weet je, die heren lijken en wier woorden met boter zijn overdekt. Maar hun ogen verraden hen. Dat heb ik geleerd. En er is niets in de ogen van die boerenzoon dat mij waarschuwt voor bedrog, in welke vorm dan ook. Bovendien is hij geen jongen meer, hij is een man van vijfentwintig, en hij lijkt ouder dan zijn leeftijd. Goed, goed.' De stem van mevrouw Killjoy weerklonk nog in Fanny's oren. 'Je zegt dat je hem niet liefhebt, niet op de manier die jij had verwacht van de man met wie je wil trouwen. Maar dat komt, liefje, dat komt. Het is verbluffend hoe je daardoor kunt worden overvallen, soms slechts door een klein gebaar of een woord. Maar het komt.'

Zou het haar overkomen bij deze man? Dat kon ze op dit moment niet zeggen. Ze zei echter wel: 'Ik laat me niet overhalen, Ward, door de belofte van een zaal om in te dansen, maar eerder omdat jouw oprechte aanzoek mij de hoop heeft gegeven dat jij weleens gelijk zou kunnen hebben, dat mijn prille gevoelens voor jou tot iets sterkers zullen uitgroeien, en daarom beloof ik je nu, in de hoop dat je nooit spijt zult krijgen dat je mij hebt gevraagd, je vrouw te zullen worden op het moment dat jij dit wenst.'

Ze hapte naar lucht toen ze werd opgetild en op hem neer kon kijken, en toen hij haar langzaam weer op de grond zette, beefde hij over zijn hele lichaam. 'Het spijt me, het spijt me. Dat was genoeg om jou de stuipen op het lijf te jagen. Ik lijk wel een beer. Maar o Fanny, Fanny! Je zult nooit spijt krijgen van die woorden, zolang jij en ik leven.' Hij nam haar gezicht in zijn handen en kuste haar zacht op de lippen.

Hij deed zijn uiterste best om zich te beheersen en zij merkte dit. Ze sloeg haar armen impulsief om zijn nek en toen haar lippen zijn wang raakten, bleef hij stil. Hij sloeg zijn armen om haar heen en drukte haar heel voorzichtig tegen zich aan, alsof ze een etherisch wezen was - en zo beschouwde hij haar ook.

Ze zei opgewekt, terwijl ze haar hoed rechtzette: 'Laten we het hun gaan vertellen.'

'Ja. Maar ik denk niet dat ze erg verbaasd zullen zijn. Nou ja, misschien verbaasd dat jij ja hebt gezegd, maar niet dat ik stapelgek op jou ben. Ik weet nu al wat Annie zal zeggen.'

'Wat dan?'

'Die zegt: "Dat zat er dik in!'"

Ze holden hand in hand over het land omhoog en daarna door een ander weiland, langs de achterkant van de schuren het erf op. Maar in de keuken bleven ze stokstijf staan, want er klonk gelach uit de hal, en ze fluisterde tegen hem: 'Ik weet wat er gebeurt: de kinderen doen hun kunstjes. Ik... ik bedoel de honden. Maar mevrouw Killjoy beschouwt ze als haar kinderen.'

Hij deed de deur naar de hal open en zag tot zijn verbazing hoe Annie haar hand tegen haar mond had geslagen terwijl haar lichaam schudde van het lachen. Billy, naast haar, bewoog zijn hoofd heen en weer. Maar het meest verbazingwekkend was de aanblik van de jongen. Hij lachte, voor de eerste keer sinds hij in huis was. Het was niet zomaar lachen, het was schateren toen hij het witte hondje door de hal zag waggelen alsof het dronken was, om vervolgens op zijn rug te vallen, met de poten in de lucht, waarbij alle kunstjes werden afgewerkt alsof ze op het toneel stonden. En toen de kleine man zich over hem heen boog en hem twee tikjes op zijn achterwerk gaf terwijl hij hem vermanend toesprak, rolde de hond twee keer om voor hij op zijn achterpoten ging staan en met hangende voorpoten naar mevrouw Killjoy liep.

Annie klapte spontaan, net als Billy. Maar de jongen liep met een ernstig gezicht door de hal naar mevrouw Killjoy en vroeg: 'Mag ik hem aaien, mevrouw?'

'Dat mag, jongen, je mag 'm niet alleen aaien, je mag ook je armen om hem heen slaan. Maar "hij" is eigenlijk een "zij". Ze is een dronken tuttebel. Kom eens hier, jij!'

Ze trok de hond naar zich toe en tilde haar in de armen van de jongen. De hond begon de wang te likken, waarop de jongen opeens in de lach schoot. Maar het was een vreemd geluid, helemaal niet als een lach. En het geluid ging snel in gekreun over toen mevrouw Killjoy hem op de rug klopte. Hij deed zijn armen wijd en de hond gleed omlaag, waarop zij vroeg: 'Wat is er, jochie? Wat is er?'

'Hij heeft een zere rug, mevrouw Killjoy,' legde Ward uit, terwijl hij naar haar toe liep. 'Hij is nog maar net bij ons, maar waar hij vandaan kwam is hij heel slecht behandeld.'

'Dat meen je toch niet. En dat met zo'n schriel ventje.'

'Dat is waar, mevrouw Killjoy. Komt u maar even mee naar de salon, dan zal ik u iets laten zien,' zei Ward, en hij duwde de jongen zachtjes voor zich uit. Het hele gezelschap volgde hem, inclusief de honden.

Daar zei hij tegen Carl: 'Doe je overhemd eens omhoog.' De jongen deed wat hem gezegd werd, zodat het grove verband om zijn rug te zien was. Toen Annie de twee veiligheidsspelden van het verband losmaakte, zodat de etterende striem te zien was, konden mevrouw en meneer Killjoy even niets uitbrengen. Toen wilde de vrouw weten: 'Wie heeft hem dat aangedaan? Zo iemand hoort in de gevangenis. Echt waar. Als ik weet...'

'Alleen de jongen weet het, mevrouw Killjoy, en hij wil niets zeggen. Hij wil ook niet dat dit verder bekend wordt, omdat hij bang is dat hij zal worden teruggestuurd. Dus ik neem aan dat u het er verder niet over zult hebben.'

Mevrouw Killjoy keek Fanny aan en zei: 'Heb je ooit zoiets gezien?'

Fanny gaf geen antwoord maar liep naar de jongen toe en legde een hand op zijn hoofd. Ze zei zacht iets tegen hem dat maakte dat zijn gezicht opklaarde en dat hij zei: 'Italiano?'

'Nee.' Ze schudde haar hoofd. 'Van Malta... En jij? Kom jij uit Italië?'

De blijdschap verdween uit zijn gezicht en hij mompelde: 'Ik weet het niet. Ik geloof dat mijn moeder een Italiaanse was. Ik kan me maar een paar woorden herinneren die ze heeft gezegd. Dat is langgeleden. Mijn vader sprak heel anders, net als iedereen. Ik ook.'

Ze boog zich naar hem over en zei langzaam: 'Ik ga je rug aanraken, maar je zult geen pijn voelen.'

Op dat punt maakte Annie een protesterend gebaar, maar mevrouw Killjoy hield haar tegen. 'Ze weet wat ze doet. Laat haar maar. Ze is net als haar moeder, ze bezit genezende kracht in haar handen.' En ze keek Ward aan en knikte. Hij keek van haar naar dit broze meisje dat had beloofd zijn vrouw te zullen worden. Hij had haar haastig hierheen gebracht om dit geweldige nieuws te vertellen, maar dat leek nu ondergeschikt aan de verwondingen van de jongen, en hij zag hoe ze haar handen over de etterende striem legde. Hij zag hoe ze er hard op drukte, en de jongen liet niet blijken dat hij iets van pijn voelde.

Hij zag hoe dit knappe meisje, dat hem de afgelopen tijd halfgek had gemaakt, haar ogen dichtdeed, haar hoofd boog en even in zichzelf leek te praten. Toen nam ze snel haar hand van de rug van de jongen, haalde een zakdoek uit de zak van haar jurk en veegde zijn rug ermee af terwijl ze tegen de jongen bleef glimlachen en hem verzekerde: 'Het zal gauw beter worden. Heb... heb je iets gevoeld?'

Hij glimlachte naar haar gezicht. 'Mijn rug werd warm, heel warm, maar het was een fijn gevoel. Ik bedoel... het hielp tegen de pijn.'

Ze vroeg hem: 'Heb je vroeger Italiaans gesproken?'

Hij schudde zijn hoofd. 'Dat weet ik niet. Zoals ik al zei, gebruikte mijn moeder wat woorden. Ik herinner me "bambino".'

Ze streek hem over de wang en zei toen: 'Hoe heet je?'

'Carl, mevrouw.'

'Nou, wees gelukkig, Carl. Wees gelukkig.'

'Ja, mevrouw.' Hij draaide zich om en keek naar Ward, die nu een strak, bijna boos gezicht trok en uitriep: 'Weet jij wel wat je hebt gedaan, jongen?' Waarop de jongen, nu een beetje zenuwachtig, antwoordde: 'Nee, meneer.'

'Je hebt mijn show gestolen, dat heb je gedaan.' Ward woelde even door het dikke haar van de jongen en zei tegen de anderen: 'En dat meen ik. Ik ben in vliegende vaart hierheen teruggekomen om jullie mijn geweldige nieuws te vertellen... ons geweldige nieuws...' Hij stak een hand uit naar Fanny, en toen ze de hand vastpakte, trok hij haar naast zich, sloeg een arm om haar smalle schouders en keek van de een naar de ander terwijl hij zei: 'Deze beeldschone dame heeft beloofd mijn vrouw te worden.'

Ze staarden hem allemaal aan, en met uitzondering van de jongen leek het alsof ze verbijsterd waren. Toen begon iedereen door elkaar te roepen, en terwijl Fanny in het overvloedige vlees van mevrouw Killjoy werd gesmoord, werd Wards hand geschud, eerst door meneer Killjoy, daarna door Billy en ten slotte kwam Annie voor hem staan. Ze schudde hem niet de hand maar glimlachte naar hem en zei gekscherend: 'Wat een verrassing! Wat een verrassing!' Hij gaf haar bij wijze van antwoord een speelse por tegen de schouder. Toen zei ze, tot zijn genoegen, tegen hem: 'Ze is heel anders dan ik had gedacht. Je had 't zat slechter kunnen doen. Misschien blijkt ze uiteindelijk zelfs wel een beetje te goed voor je te zijn.' En voor hij tijd had om antwoord te geven, voegde ze eraan toe: 'Dit lijkt me wel iets om op te drinken, nietwaar?'

'Ja Annie, dat lijkt mij ook.'

'Nou, breng ze dan allemaal maar naar de eetkamer, dan zal ik ervoor zorgen. Maar', - ze zweeg even - 'wat dacht je ervan om de kleine man mee naar binnen te nemen?'

Hij draaide zich om en keek naar de jongen, die met een gretig en stralend gezicht stond te kijken, hoewel zijn aandacht werd afgeleid doordat Billy de hand van zijn toekomstige mevrouw schudde. Hij richtte zijn blik echter weer snel op Annie en antwoordde: 'Waarom niet? Volgens mij is er nog gemberbier.' Hierop stak hij een arm naar het kind uit en zei: 'Kom mee, kleine deugniet. Kom mee, dan kun je voor het eerst eens feestvieren. En bedenk wel dat je in je hele leven geen blijer feest zult meemaken.'

Hij greep de jongen bij de hand en trok Fanny met zijn andere arm naast zich, en dit beeld leek hun toekomst te voorspellen.