Hoofdstuk 30
Zoals Nate al had vermoed, bleek de mijn daadwerkelijk te bestaan. Ze stonden boven aan een metalen trap die een donkere, spelonkachtige diepte in voerde. Een soort kelder, maar veel groter dan hij ooit had gezien. Er steeg een geur van vuur en wierook uit op, maar hij leek verlaten te zijn.
‘Hier houdt Ethan zijn rituelen?’ vroeg hij.
De huishoudster, die zojuist had gezegd dat ze Maxine heette, had het licht in de pantry aangedaan, waardoor ze haar voor het eerst vannacht duidelijk konden zien. Haar haar zat in de war door de statische kap, maar haar make-up was nog praktisch intact. Kennelijk was ze vanavond niet naar bed geweest. Inmiddels was haar wang zo opgezwollen dat haar rechteroog dicht werd gedrukt, maar ze leek nog helder te denken. ‘Als Martha en Sarah nog leven, zijn ze daar.’ Ze gebaarde dat ze haar voor moesten gaan.
Nate kwam niet in beweging. Iets aan Maxine maakte hem achterdochtig. Hij kon er niet de vinger op leggen wat het was. Ze had alle reden om bang te zijn, en dat was ze ook. Ze had ook alle reden om medelijden te hebben met Martha en Sarah, en ook met Courtney, en zo gedroeg ze zich ook. Daarom hielp ze hen. Hij was zelfs bereid te geloven dat ze de steniging voor zich had gehouden uit angst voor represailles. Het was allemaal logisch.
Dus waarom voelde hij zich dan zo ongemakkelijk?
Maxine wees weer naar de trap. ‘Willen jullie niet kijken? Misschien leeft Martha nog. Misschien kunnen we haar eruit halen terwijl Ethan slaapt. De broederraad is al vertrokken. Het is misschien onze enige kans.’
Nee, besloot Nate. Ze moesten later maar zien binnen te dringen, want hij ging dat gat niet in. Hij kon Rachel en zichzelf niet in het nauw laten drijven. De mijn had maar één deur, die Ethan eenvoudig kon barricaderen als hij lucht kreeg van hun aanwezigheid.
Rachel probeerde voor hem langs te lopen, maar hij pakte haar bij haar arm en schudde zijn hoofd. Ze had lef, dat moest hij haar nageven. Ze was er zo op gebrand de verdwenen vrouw te vinden, dat ze zonder zich om de gevaren te bekommeren naar beneden zou rennen. Maar die mijn kon een gevangenis worden. Of een graf. Als ze hun eigen veiligheid op het spel zetten, konden ze niet iedereen helpen.
‘We vragen een huiszoekingsbevel aan en komen terug,’ zei hij. ‘En nu als de gesmeerde bliksem wegwezen hier.’
‘Je wilt niet even kijken of Martha daar zit?’ herhaalde Maxine. ‘Er zijn kooien. Ik heb ze met mijn eigen ogen gezien.’
Hij bestudeerde de C op haar voorhoofd. Ze had heel veel gezien, maar ze had ook deelgenomen. Wat betekende dat ze er overtuigingen op na hield die hij niet zou begrijpen. Ook Martha was ondanks alles wat ze had doorstaan in zekere zin nog trouw aan haar religie. Ze weigerde details over de rituelen prijs te geven. Ze had geen bezwaar tegen de orgieën, de seksuele uitbuiting van vrouwen of het dagelijkse machtsmisbruik. Ze had het hier prettig gevonden, en ze was hier waarschijnlijk gebleven als Ethan zich niet tegen haar had gekeerd.
‘Zoals ik al zeg, we komen terug. Je kunt met ons mee als je wilt.’
Ze sperde het oog dat niet was dichtgeslagen wijd open, en haar neusvleugels zetten uit. Ze leek geschrokken, verward, alsof ze niet wist wat ze moest doen, en dat was voor Nate het teken nog sneller te vluchten dan hij zich al had voorgenomen.
Hij greep Rachels hand vast, trok haar met zich mee door de smalle gangen in de pantry. Net toen ze de keuken in schoten, hoorde hij iets waarvan zijn hart oversloeg. Zijn intuïtie bleek te kloppen. Maxine, de huishoudster, had een verhaal opgehangen dat ze zouden geloven. Ze had hen overgehaald hun ware identiteit te onthullen, en had hen rechtstreeks in de val geleid.
In haar confrontaties met drugsdealers, hoeren en pooiers was Rachel vaak genoeg onder schot gehouden, doorgaans met semiautomatische pistolen. Ze liet zich niet snel afschrikken. De constante dreiging hoorde bij haar werk, en de adrenalinestoten gaven haar tenminste het gevoel dat ze leefde, ook al had haar familie haar doodverklaard. Maar bij het zien van de groep bewakers die in een cirkel om haar heen stond, kreeg ze het toch benauwd. Ze hadden een heel arsenaal aan verboden geweren bij zich, vermoedelijk gekocht op de zwarte markt. Ze waren afgesloten van de buitenwereld en konden geen versterking oproepen.
Naast haar voelde ze Nate verstarren. Zijn greep werd steviger, en ze wist wat hij net als zij dacht dat het afgelopen was.
Zich richtend op een jongen van hooguit negentien, met een geweer met afgezaagde loop, zei ze: ‘Wilde je dat echt gebruiken? Wil je een moord op je geweten hebben?’
Hij kreeg niet de kans te reageren. Bartholomew doemde achter hem op, legde vaderlijk zijn hand op de schouder van het jeugdige sektelid. ‘Nate Mott, je bent blijkbaar overal toe bereid om je vrouw terug te krijgen.’ Hij grinnikte. ‘Of kan ik beter “collega” zeggen?’
‘Waar is Ethan?’ vroeg Nate.
‘Die ligt te slapen, zoals het hoort. Dit is niet zijn probleem. Dit is mijn domein.’
Ethan wist waarschijnlijk niet eens wat er speelde. Te oordelen naar wat Rachel eerder had opgevangen, was hij apestoned.
‘Als wij verdwijnen, breekt de hel los,’ zei Nate tegen hem. ‘Het is overduidelijk dat we hier zijn geweest.’
Maxine kwam naast Bartholomew staan. Haar open oog vernauwde zich en straalde de haat uit die ze eerder had weten te verbergen. Haar lippen krulden zich in een triomfantelijke grijns.
‘Volgens mij moet de politie eerst concrete aanwijzingen hebben,’ zei Bartholomew. ‘En daar heb je bewijsmateriaal voor nodig, hè?’
Rachel telde hoeveel mannen en wapens er waren en speurde intussen naar de dichtstbijzijnde uitgang. ‘Je weet nooit wat ze vinden,’ zei ze. ‘Ze halen alle tenten overhoop, elk gebouw, laten geen steen op de andere. Ze zullen jullie wapenarsenaal vinden en misschien de drugs die hier rondslingeren.’
Hij haalde zijn schouders op. ‘Niet als ik dat niet wil.’
‘Met tweehonderd mensen in het kamp is er minstens één die een geweten heeft,’ hield ze vol. ‘Ze komen altijd wel iemand tegen die wil praten.’
‘Je bedoelt, zoals Maxine wilde praten?’ Bart lachte en gebaarde met zijn arm naar de mijn.
De bewakers stapten naar voren. Rachel voelde dat Nate probeerde te besluiten of ze nu moesten proberen uit te breken, of zich naar beneden moesten laten leiden. Wat haar betrof gingen ze er direct vandoor, en ze wist dat hij tot dezelfde conclusie was gekomen toen hij haar achter zich trok, het wapen van de eerste de beste man weggriste en het als een knuppel gebruikte om twee bewakers neer te slaan. Het verrassingselement werkte in hun voordeel. Een paar seconden…
In een poging Bart te gijzelen om iemand te hebben die belangrijk was, worstelde Nate zich tussen de anderen door. Maar Bart nam geen risico. ‘Schieten!’ riep hij, en zijn personeel aarzelde geen moment.
De knal was oorverdovend. Rachel probeerde Nate op de grond te duwen, weg van de kogels, maar hij was te druk bezig haar af te schermen. Het lukte hem twee keer de trekker over te halen van het wapen dat hij had ontfutseld. Rachel hoorde degenen die waren geraakt gillen, en ze voelde een sprankje hoop. Ze waren al veel verder dan ze hadden mogen komen.
Terwijl er meer schoten klonken, deelde ze een trap uit aan een man die van achteren op hen af kwam. Ze wilde zich naar de volgende keren, toen Nate tegen haar aan botste. Hij was geraakt.
‘Nee!’ Ze graaide naar zijn wapen terwijl hij in elkaar zakte. Ze zou hem niet laten vermoorden. Desnoods zou ze hen stuk voor stuk neerschieten, dacht ze nog, vlak voordat ze een dreun op haar schedel kreeg en boven op hem in elkaar zakte.
Rachel werd wakker van een geluid. Drup… drup… drup… Regelmatig, monotoon, maar allesbehalve geruststellend.
Het was haar een raadsel waar ze was. Ze bleef roerloos liggen en spitste haar oren. Wat was er gebeurd? Waar was ze? Het was hier pikkedonker. Inktzwart. En die stank! Haar maag kromp samen. Schimmel, vochtige aarde, bedorven water, wierook…
Wierook. Het schoot haar weer te binnen. Ze had voor de deur van een mijnschacht gestaan, en daar was dezelfde lucht uit opgestegen. Alleen was ze nu niet meer buiten. Ze was binnen en lag uitgestrekt op de kale grond.
Had Bartholomew haar soms levend begraven? Haar hier achtergelaten om langzaam te sterven?
De claustrofobie vloog haar naar de keel. Ze wilde het net op een gillen zetten, toen ze iets hoorde bewegen.
‘Hallo? Is daar iemand?’
Geen antwoord.
Ze begon zich af te vragen of het een dier was. Het was niet moeilijk voor te stellen dat het hier wemelde van de ratten. Alleen al bij de gedachte kreeg ze het koud. Maar dit was meer een slepend geluid. ‘Hallo?’ zei ze weer. Haar stem klonk beverig. Ze probeerde zichzelf overeind te duwen, maar dat lukte niet. Wie het ook was die haar een klap had gegeven, hij was niet zachtzinnig geweest. De pijn was zo hevig dat haar hoofd op ontploffen stond.
Ineens drong de herinnering zich op. Nate. Ze hadden hem neergeschoten!
Er welde een snik in haar op. Zou hij dood zijn?
Weer beweging.
‘Nate?’ Ze durfde er amper op te hopen. Maar ze kon zich er niet van weerhouden te roepen om degene naar wie ze nu meer dan ooit verlangde.
Daar had je het weer. Iemand of iets probeerde bij haar te komen. Hoewel ze wist dat ze misschien weer flauw zou vallen, wilde ze net overeind krabbelen om te kunnen vluchten als het nodig was, toen ze eindelijk een reactie kreeg.
‘Ik… Ik ben het.’
Hij leefde nog, maar ze begreep dat hij vreselijk pijn had, dat het hem zijn laatste kracht kostte om naar haar toe te kruipen. Met de kogelregen die op hem was afgevuurd, durfde ze nauwelijks te raden hoe ernstig hij eraan toe was. Ze wilde niet dat hij doodging, maar ze wilde vooral niet dat hij leed.
Haar bezorgdheid om hem dempte haar eigen pijn ietwat. Zij had alleen maar een klap gekregen. Ze mocht de moed niet laten zakken, ze moest flink zijn. ‘Gaat het wel?’ fluisterde ze.
De kreun die hij uitstootte kon een ja of een nee betekenen.
‘Niet bewegen. Blijf waar je bent. Ik kom wel naar jou toe.’ Ineenkrimpend bij de duizeling en de misselijkheid die haar overvielen toen ze zichzelf op handen en knieën omhoogduwde, bleef ze even zitten om haar lichaam tot bedaren te laten komen. Toen begon ze op de tast over de modderige bodem in de richting van zijn stem te kruipen.
Hij bleek maar een meter verderop te liggen. Zijn ademhaling was amechtig, en ondanks de lage temperatuur hier transpireerde hij hevig. Of… nee. Het vocht op zijn hemd was geen zweet, het was bloed. ‘Waar ben je geraakt?’
‘In mijn borst.’
Ze schoof dichterbij. ‘Weet je of de kogel er nog in zit?’
‘Geen idee. Zoals het… brandt… denk ik van wel.’
Zichzelf voorhoudend dat ze kalm moest blijven, de angst niet mocht laten doorklinken, ademde ze diep in. ‘Dus… je bloedt nog steeds?’
‘Een beetje. Het moet… traag gaan, anders… was ik er al niet meer.’
Rachel kneep haar ogen dicht en prevelde het nederigste gebed in jaren. Hoe ze ook haar best deed om niet te huilen, ze voelde de tranen over haar wangen rollen.
‘En… jij?’ vroeg hij. ‘Gaat… het wel?’
Ze zag er de zin niet van in over zichzelf te klagen terwijl hij er veel slechter aan toe was. ‘Ja hoor.’ Ze zocht naar zijn armen en tastte ze tot aan de vingertoppen af. Hij lag de wonden in zijn lijf dicht te drukken.
Op zich kon Rachel best tegen wat bloed, maar het besef dat Nate bloedde deed haar haast flauwvallen. Ze kon maar niet van zich afzetten wat de consequentie kon zijn. Ze gaf te veel om hem.
‘Je redt het wel,’ zei ze. ‘Ik zorg wel voor je.’ Hoe ze hem kon helpen wist ze niet, maar ze wilde proberen hem zo veel mogelijk gerust te stellen.
‘Kijk eens… of de kogels… erdoorheen zijn gegaan.’
Voorzichtig rolde ze hem op zijn zij. Ze streek over zijn ruggengraat, en vervolgens in een roosterpatroon over zijn brede schouders. Ze wist niet of ze een uitgangswond hoopte te vinden of niet. Op zich zou het gunstig zijn als de kogels zijn lichaam hadden verlaten, maar meer gaten betekenden meer bloedverlies.
Toen ze een grote natte plek op zijn shirt ontdekte, wist ze dat daar een kogel dwars doorheen was gegaan. ‘Eentje is eruit.’
‘En die…’ Het kostte hem hoorbaar moeite om te praten. ‘…andere?’
‘Die moet er nog in zitten,’ constateerde ze nadat ze klaar was met zoeken.
‘Bloed ik… heel erg… van achteren?’
‘Nee, maar ik hou er voor alle zekerheid toch druk op.’
Ze voelde zijn spieren verkrampen, begreep dat het ontzettend veel pijn moest doen, en gaf hem spontaan een kus op zijn voorhoofd.
‘Rachel?’ zei hij tussen zijn opeengeklemde kaken door.
‘Wat is er?’ Ze zat weer te bidden, smeekte God om haar te vergeven als haar vader gelijk had en zij zich had vergist. Niet omwille van zichzelf, maar om Nate.
‘Je hebt er… misschien weinig aan,’ bracht hij uit. ‘Maar ik hou van je. Volgens mij… hield ik al van je… sinds die avond bij mij thuis. Ik wilde er… alleen niet aan… Ik was er… nog niet aan toe.’
‘Jeetje, nu weet ik zeker dat je vergaat van de pijn,’ zei ze snotterend.
Hij probeerde te lachen, maar het kwam eruit als een soort gereutel. ‘Nee… Ik meen het.’
Ze veegde haar neus af en schoof achteruit. ‘Niet bewegen. Ik ga kijken hoe we hieruit kunnen komen. Jij moet naar een ziekenhuis.’
‘Het is… een mijn, Rachel. Er is maar… één deur.’
‘Er moet iets te verzinnen zijn.’
‘Je kunt… tegen me zeggen… dat je van me houdt. Het spijt me… dat ik die eerste keer… zo idioot reageerde.’
Ze kreeg een brok in haar keel. Moeizaam slikkend ging ze overeind zitten. ‘Hou op. We nemen nog lang geen afscheid, dus je hoeft het niet te horen. Je bent een bikkel. Laat maar eens zien wat je waard bent. Hou vol tot ik terug ben.’
Het leek alsof hij nog iets wilde zeggen, maar hij had er de kracht niet meer voor. Hij zakte achterover en viel stil.
Bang dat hij wegraakte zocht Rachel paniekerig naar een polsslag. Ze werd slap van opluchting toen ze die in zijn nek vond. Hij was nog niet weg. Maar als ze niet snel een vluchtroute vond, had hij niet lang meer.
Toen Nate bijkwam, lag Rachel met haar armen om hem heen tegen hem aan. Ze had haar handen op de wonden gedrukt terwijl ze probeerde hem warm te houden. Zijn temperatuur mocht niet te veel dalen, want dan zou hij in shock raken.
‘Hé,’ mompelde hij. ‘Zijn we al thuis?’
‘Nog niet. Maar maak je geen zorgen, ik heb het allemaal geregeld,’ loog ze. Ze kon hem de waarheid niet vertellen, kon niet toegeven dat ze in een cel van drie bij drie zaten zonder ook maar een deken of een bakje water. Dan zou hij begrijpen dat ze geen schijn van kans hadden.
‘Hoe eerder… hoe beter,’ bracht hij uit.
Ze kuste hem in zijn nek, trok hem dichter tegen zich aan. ‘Jij bent ook nooit tevreden.’
Hij moest hebben begrepen dat ze nog geen vluchtweg had gevonden, want hij zakte weer weg zonder een poging te doen in beweging te komen.
In de doodse stilte hield Rachel hem vast met een wanhoop die ze nooit eerder had ervaren, luisterend naar het druppelende water, waar dat ook vandaan kwam, en biddend. Alweer.
In de voorbije uren was haar iets beginnen te dagen. Zij en God waren geen vijanden. Haar geloof mocht dan anders zijn dan dat van haar vader, maar het was minstens zo sterk.