Hoofdstuk 30

 

 

 

Sarah draaide zich om, greep naar de deur en smeet die achter zich dicht. Ze had net de knip erop geschoven toen hij zijn schouder tegen de deur zette. Schreeuwend van woede en frustratie beukte en trapte hij ertegenaan.

Geschrokken deinsde Sarah achteruit, niet goed wetend wat ze moest doen. Toen dacht ze aan haar tas. Het pistool! Waar was dat? Waar had ze haar tas gelaten?

Paniekerig keek ze om zich heen, maar de tas was weg. Die had Lukas zeker al gepakt.

Lukas… die geen Lukas was. Jude Cole had hij zichzelf genoemd.

Twee gezichten, dacht Sarah. Een licht, een donker. Een goed, een slecht. De aanwijzingen waren er allemaal geweest. Alles wat ze hadden moeten weten. Niet een eeneiige tweeling, zoals ze eerst had gedacht. Een meervoudige persoonlijkheid in één lichaam.

Lukas Clay. Jude Cole… Ashe Cain.

Plotseling dook er een gezicht op voor het raam en Sarah zag hem grijnzen. Dit was puur pesten. Hij had haar wapen, haar mobiele telefoon. Hij wist dat ze in de val zat.

‘Wat wil je van me?’ gilde ze.

Het gezicht verdween.

Angst kroop nog steeds als een ijskoude druppel over haar rug. Ze hoorde ergens een raam opengeschoven worden en een paar seconden later het geluid van voetstappen. Hij was al binnen.

‘Sarah…’ Het was een zacht, angstaanjagend neuriën. ‘Sarah…’

Ze stond al bij de voordeur, draaide het slot eraf. Toen vloog ze de veranda over, duwde de hordeur open en sprong het trapje af. De tuin door. Naar de schuur. Naar haar auto.

Pas op het laatste moment realiseerde ze zich dat de sleutels in haar tas zaten. En ze had geen idee waar die was.

Met een onderdrukte kreet van woede bleef ze staan, dook toen de schuur in.

De maan stond hoog aan de hemel en het maanlicht viel door een raampje in het dak, maar beneden was alles donker. Wanhopig keek ze om zich heen. Hij moest hier gereedschap hebben liggen. Een hamer, een hooivork, maakt niet uit, zolang ze het maar als wapen kon gebruiken.

Maar het zoeken duurde te lang. Elk moment kon hij de deur opengooien en binnenkomen.

Opschieten! Wegwezen!

En toen zag ze hem staan, achter in de schuur. Een auto. Een oude, groene personenauto.

De auto die gesignaleerd was in de buurt van Holly Jessup voor haar vermissing. Die auto stond nu verstopt in de schuur van Lukas Clay.

Hij had Holly vermoord. Hij had ze allemaal vermoord.

En nu was het haar beurt.

Sarahs hart ging als een razende tekeer. Happend naar adem deed ze het voorportier open en ging achter het stuur zitten. In paniek zocht ze naar sleutels. In het contact, achter de zonneklep, onder de vloermatten. Niets.

Toen ze achterom keek, zag ze haar tas op de achterbank liggen. Alsof die daar speciaal voor haar was neergelegd, dacht ze.

Toch moest ze erin kijken. Als het pistool er nog in zat…

De schuurdeur ging open en hij kwam binnen. Hij zag haar meteen en kwam met grote passen op haar af, blik vooruit, hoofd licht gebogen, armen langs zijn zij.

Snel kroop Sarah onder het stuur uit en liet zich over de stoelleuning op de achterbank vallen. Bovenop Michael.

Hij lag op zijn buik, bewegingloos en stil.

Dood.

O mijn God.

Ze graaide naar haar tas, struikelde de auto uit en rende snikkend in de richting van de zijdeur.

Iets raakte met een enorme klap haar achterhoofd. De pijn explodeerde in haar hoofd.

Ze bleef staan, wankelde, en viel voorover op de grond.

 

Met zijn enkels en polsen stevig vastgebonden lag Sean op zijn zij op de koude houten vloer en probeerde zich te concentreren op het zilveren maanlicht dat door het vieze raampje viel. Hij zag haast niets en herinnerde zich nog minder. Hoelang hij hier had gelegen wist hij niet. Het enige wat hij zich vaag herinnerde, was de achtervolging door de boomgaard die eindigde in de oude boerderij, de pijnlijke stroomstoot van de taser en een gezicht dat op hem neerkeek.

Het gezicht van Lukas Clay.

De klootzak. Hij was het aldoor geweest. Of een van zijn persoonlijkheden. Hoe had Michael Garrett ze genoemd? Alter ego’s. De beschermer en de achtervolger.

Welke had hem een klap op zijn kop gegeven en hem voor dood achtergelaten?

Nee, dat was niet waar. Hij was niet voor dood achtergelaten. Om de een of andere reden hadden ze hem voorlopig gespaard.

Hij worstelde met de touwen om zijn enkels en polsen, maar daar kreeg hij alleen maar hoofdpijn van. Aan een zijkant van zijn gezicht voelde hij een plakkerige substantie, bloed waarschijnlijk, maar hij wist niet hoe ernstig zijn verwondingen waren. Hoofdwonden waren gevaarlijk. Zelfs een oppervlakkige wond kon uren blijven bloeden. Aan de andere kant bloedden sommige wonden helemaal niet; dan voelde je je prima, tot je dagen later dood neerviel bij het opstaan. Maar daar hoefde hij zich waarschijnlijk geen zorgen over te maken. Tenzij hij een manier vond om uit deze penibele situatie te ontsnappen, hád hij helemaal geen dagen of zelfs uren.

Hij hoorde een auto en bleef even stil liggen luisteren of hij de afstand kon inschatten; misschien reed hij wel ergens in de buurt. Het geluid werd steeds duidelijker en Sean begreep dat de auto naar het huis toe reed. Centimeter voor pijnlijke centimeter schoof hij zichzelf over de grond tot hij tegen de muur omhoog kon krabbelen om uit het raam te kijken.

Een oude groene personenauto hobbelde over het pad en kwam aan de rand van het erf tot stilstand. De bestuurder doofde de koplampen, stapte uit en liep om de auto heen naar het achterportier. Door het maanlicht kon Sean zien wie het was.

Elke spier in zijn lichaam stond strak gespannen toen hij Lukas Clay de auto in zag buigen om iets van de achterbank op de grond te trekken. Toen Clay weer overeind kwam, zag Sean dat de homp in het gras een lichaam was, bewegingloos en stil.

Clay pakte het lichaam onder de oksels en sleepte het over de koude grond, de veranda op en het huis in. Even later hoorde Sean een doffe klap op de planken vloer beneden.

Clay kwam weer naar buiten en deed de achterklep open. Ook daar haalde hij een lichaam uit, dat hij over zijn schouder gooide. Toen hij zich omdraaide, zag Sean de slappe armen van een vrouw en een sliert lang, donker haar.

Seans hart ging sneller slaan. Dat was Sarah. Dat moest Sarah zijn.

Was ze dood?

Nee. Néé. Garrett had gezegd dat Jude Cole nog plannen met haar had. Ze kon nog niet dood zijn. Sean kon haar nog redden.

Nog wanhopiger dan eerst rukte hij aan zijn knevels. Hoe harder hij trok, hoe dieper het touw in zijn vlees sneed, maar hij lette niet op de pijn of op het bloed dat weer langs zijn gezicht drupte.

Hij ademde zo zwaar dat hij haast de naderbij komende voetstappen niet had gehoord. Aanvankelijk dacht hij dat er iemand naar boven kwam, maar toen besefte hij dat de voetstappen recht beneden hem waren, op de veranda, vlak onder het raam.

Zichzelf weer omhoog duwend zag hij nog net hoe Clay voor de derde keer naar de auto liep. Toen hij de achterklep dicht gooide, bleef hij even staan. Met een hamer in zijn ene en een schep in zijn andere hand keek hij even naar het bovenraam.

Meteen liet Sean zich op de grond vallen. Naarstig zochten zijn ogen de ruimte af naar een wapen of een vluchtweg.

Zijn blik viel op de kast aan de andere kant van de kamer. De kast met de gebroken spiegel, waarin het maanlicht weerkaatste.

 

Sarah rook zwavel. Het was geen sterke geur, maar het leek wel overal om haar heen te zijn.

Ook hoorde ze de belletjes die klingelden boven de graven. Ze klingelden voor de doden en de verdoemden.

Was zij al dood? Het enige wat ze zag was het donker. Het enige wat ze voelde was de kou.

‘Je moet wakker worden, Sarah.’

Dat gáát niet.

‘Hoor je me?’

Ze deed haar ogen open. Probeerde haar hoofd op te tillen, maar de kamer begon meteen te draaien. Met toegeknepen ogen bleef ze liggen tot de duizeligheid weggetrokken was.

‘Sarah?’

Wie is daar, wilde ze vragen, maar er kwam geen geluid over haar lippen. Ze likte erlangs en probeerde het opnieuw. ‘Wie…’

‘Michael. Hoor je me?’

Michael. Hij klonk zo ver weg. Zijn stem was gedempt en vervormd.

Misschien was hij dood. En zij ook.

‘We moeten je hier weg krijgen voor hij terugkomt.’

En toen wist Sarah alles weer. Het kwam met zo’n klap terug dat ze over haar hele lijf begon te trillen. Lukas Clay was Ashe Cain, en ene Jude Cole. En een van die persoonlijkheden – of alle drie – was iets verschrikkelijks met haar van plan.

Sarahs kin rustte op haar borst en het kostte haar al haar kracht om haar hoofd op te tillen. De kamer begon langzaam om zijn as te draaien, en ze strekte instinctief haar handen uit om houvast te zoeken. Toen besefte ze dat ze rechtop zat, op een houten stoel, en dat haar armen vastgebonden waren met een touw dat ook om haar borst gebonden was en om de rug van de stoel. Haar enkels zaten vast aan de poten. Met geen mogelijkheid kwam daar beweging in.

Ze was in een kring van kaarsen gezet die net aangestoken waren – de zwavel die ze rook kwam van de pas afgestreken lucifers. Het was de geur die ze zich herinnerde van veertien jaar geleden.

Die avond waren er ook kaarsen geweest. Ze zag nog voor zich hoe de vlammetjes flakkerden toen de deur openging. En Rachels waarschuwing: ‘Kijk uit, hij is vlak achter je!’

Sarah had zich omgedraaid en in het bleekste gezicht, de donkerste ogen ooit gekeken. En toen was haar blik omlaag gegaan, naar het mes dat nog droop van het bloed van haar zus.

‘Sarah?’

De stem bracht haar terug naar het heden. ‘Michael? Waar ben je?’

‘Hier.’

Het kaarslicht wierp groteske schaduwen tegen de muren en het plafond en het duurde even voor Sarah hem gevonden had.

De misselijkheid kwam aanrollen als een enorme golf en dreigde haar te verpletteren. Wat ze zag… kon niet waar zijn. Dit kon allemaal niet waar zijn.

Michael zat op de grond met zijn rug tegen de muur en zijn armen wijd. Zijn armen werden op hun plaats gehouden door spijkers die door zijn handpalmen waren geslagen. Hij was zo neergezet dat het maanlicht dat door het tegenoverliggende raam viel, het hele macabere tableau verlichtte.

‘O mijn God,’ fluisterde ze.

Michaels gezicht rolde langs de muur. Het zat onder de schrammen en het bloed, maar zijn ogen waren open en hij was bij.

‘Michael…’

‘Luister goed naar me, Sarah.’ Het spreken kostte hem duidelijk moeite. Zijn stem was zo zacht dat ze hem nauwelijks kon verstaan, zelfs in het doodstille huis. ‘Je moet begrijpen wat er aan de hand is. Dat is de enige manier waarop je jezelf kunt redden als hij terugkomt. De man die ons hierheen heeft gebracht noemt zichzelf Jude Cole. Hij is ook Ashe Cain.’

‘Zijn echte naam is Lukas Clay,’ fluisterde ze.

‘We hebben te maken met verschillende persoonlijkheden. Op dit moment is Jude Cole de dominante persoonlijkheid, en zijn enige doel is Lukas Clay te beschermen. Dit alles… Alles wat er gebeurd is… maakt deel uit van een zorgvuldig uitgedacht plan om Lukas te beschermen… tegen jou.’

‘Waarom?’ zei ze wanhopig. ‘Waarom nu, na al die jaren?’

‘Omdat je terug bent gekomen en vragen begon te stellen. Op het moment dat jij in het verleden begon te graven… werd je een bedreiging voor Lukas. Ashe Cain heeft je zus vermoord, maar daar zou Lukas voor gestraft worden. Dat kan Jude niet laten gebeuren.’

‘Waarom heeft hij me niet meteen vermoord?’ vroeg Sarah hulpeloos. ‘Waarom moest hij eerst al die andere mensen vermoorden?’

‘Als hij alleen jou zou vermoorden, zou dat geen einde maken aan alle vragen. Hij moest een zondebok verzinnen. Het verleden kan pas afgesloten worden als de moordenaar wordt gevonden. Daarom heeft hij het zo gedaan. De satanische symbolen. De tatoeages. Zelfs de slachtoffers waren zo gekozen dat het allemaal naar jou wees. Hij wilde het laten lijken alsof jij was doorgedraaid… gek geworden, door wat je met je zus had gedaan.’

‘Hoe houden we hem tegen?’

‘Jude is de beschermer. Hij is slecht, maar hij is geen moordenaar. Om te moorden moet hij de woede van Ashe Cain wekken. Maar Ashe heeft ook met jou te maken, Sarah. Want om de een of andere reden was hij geobsedeerd door jou. Hij werd wat jij nodig had, zodat hij dicht bij jou kon zijn. Die obsessie… daarmee kun je hem tegenhouden.’

Zijn stem werd onverstaanbaar, net op het moment dat Sarah de kaarsvlammen zag flakkeren. Jude Cole kwam de kamer binnen met in elke hand een paar houten stokken. Voetsteunen en bandjes verbonden de stokken, en aan de onderkant waren hoeven uitgesneden. Toen hij ermee door de kamer liep, maakten de stokken een dof stamp-stamp-stampgeluid waarvan Sarah de rillingen over de rug liepen.

Zelfgemaakte stelten. Zo had hij die hoefafdrukken in de grond rond de boerderij gemaakt zonder dat er schoenafdrukken te zien waren toen hij Rachel vermoord had.

Hij zette de stelten weg en boog zich over Sarah heen, ondertussen een pistool uit zijn zak halend waarvan hij het handvat liefkozend streelde. Toen hij zijn mond opendeed, kwam niet de stem van Lukas Clay eruit, maar een jonge en angstwekkend sinistere stem.

‘Je gaat hem vermoorden,’ zei hij.

Sarah probeerde bij hem uit de buurt te schuiven maar ze kon niet bewegen. Ze kreeg het benauwd van de schreeuw die zich in haar keel had vastgezet.

‘Ik maak je los,’ zei hij. ‘Dan geef ik jou het pistool en dan vermoord jij hem.’

‘Je bent gek,’ fluisterde ze. ‘Ik vermoord niemand.’

‘Je schiet eerst hem neer en dan jezelf. Wat heb je voor alternatief? Die andere mensen heb je ook vermoord. Je eigen zus zelfs.’

De terloopse manier waarop hij het zei was doodeng.

‘Dat gelooft niemand,’ zei ze.

Glimlachend hield hij zijn hoofd scheef. ‘Dat gelooft iedereen. Ze denken toch al dat je je vader vermoord hebt. Het is precies zoals hij zei…’ Hij knikte in de richting van Michael. ‘Je bent doorgedraaid.’

Bibberig haalde Sarah adem voor ze zich oprichtte. ‘Je hebt het allemaal voor niets gedaan, want ik herinner me helemaal niets van de avond van Rachels dood.’

‘Hij helpt het je herinneren.’ Hij knikte weer in Michaels richting. ‘Daarom moet hij ook dood.’

‘Om Lukas te beschermen. Daar heb je al die mensen om vermoord.’

‘Ik heb niemand vermoord.’

‘Wie heeft het dan wel gedaan?’

Weer die glimlach. ‘Dat weet je best.’

Ze deed haar ogen dicht. ‘Waarom heeft hij mijn zus vermoord?’

‘Dat begrijp je toch niet.’

‘Leg het me dan uit. Dan weet ik tenminste waarvoor ik sterf.’

‘Lukas’ vader vond zichzelf zo goed en zo slim, maar mooi dat hij de moordenaar niet kon vinden, al keek hij hem elke dag recht in het gezicht. Die zaak beroofde hem van zijn trots, van dat wat hij het allerbelangrijkst vond.’

‘Maar waarom Rachel?’

‘Omdat zij het perfecte slachtoffer was. Zij was wat jouw vader het allerbelangrijkste vond. Hij heeft het voor jou gedaan.’

O God, nee. Sarah slikte weer een schreeuw weg. ‘In New Orleans waren jullie er allebei, hè? Jij en Ashe. Jullie hebben allebei die arme vrouw getatoeëerd.’

‘Hij kon het niet zo goed, dus ik heb hem niet nog een keer gevraagd. Ik ben blij dat ik hem niets meer hoef te vragen. Het was altijd wat met hem.’

‘Hij lijkt helemaal niet op jou, hè? Jij hebt veel talenten, toch, Jude?’ Dat kwam van Michael.

Met een geslepen glimlach keek hij om. ‘Ik laat me niet paaien door dat geslijm, dokter Garrett.’

Sarah bestudeerde hem in het kaarslicht. Hij was gemeen, handig en sluw… precies zoals Michael hem had beschreven. Maar hij was ook onvolwassen. Hij maakte fouten.

‘Er is één groot nadeel aan jouw plan,’ zei ze. ‘Ik ben niet van plan Michael te vermoorden, en mezelf al helemaal niet. Dus je moet het óf zelf doen óf je moet Ashe nog een laatste keer vragen dit voor je op te knappen.’

‘Ze heeft gelijk,’ zei Michael zwak. ‘Jij beschermt. Je kunt niet moorden. Zo zit je niet in elkaar. Daar ben je niet voor geschapen. Alleen Ashe kan iemand vermoorden.’

‘Nee,’ zei Jude boos. ‘Ik weet wat je probeert, maar het zal je niet lukken.’ Hij knielde bij Sarahs stoel en maakte het touw rond haar lichaam een beetje los zodat hij haar rechterhand kon vrijmaken. Toen ging hij achter haar staan om haar vast te houden terwijl hij het wapen in haar hand probeerde te wurmen. Maar Sarah hield haar vuist stevig dicht. Ze wist niet dat ze zoveel kracht bezat.

‘Hou daarmee op!’ Nu klonk hij als een zeurderige tiener.

‘Je moet Ashe laten komen,’ zei Michael. ‘Laat hem komen doen waar hij goed in is.’

Plotseling bleef Jude stokstijf staan en drukte zijn handen, met wapen en al, tegen zijn oren. ‘Nee, zei ik toch!’

‘Ashe wil wel, hè?’ zei Sarah. ‘Laat mij eens met hem praten.’

‘Kop dicht!’

Sarah had geen idee of dat tegen haar was of tegen een stem in zijn hoofd.

Hij draaide zich om en begon door de kamer te ijsberen.

‘Ashe?’

Even bleef hij zwijgend staan. Toen veranderde zijn gezicht totaal. De moordenaar was losgebroken.

Het ijsberen begon weer, maar nu met de sluipende bewegingen van een roofdier.

‘Ashe?’

Hij wilde Sarah niet aankijken. Toen ze zijn naam drie keer had gezegd, liep hij zonder naar haar te kijken naar Michael en zette het pistool tegen zijn hoofd.

‘Ashe, luister naar me,’ smeekte Sarah. ‘Herken je mijn stem? Weet je wie ik ben?’

Zijn vinger rustte op de trekker.

‘Weet je nog wat je mij een keer vertelde? Je zei dat wij hetzelfde zijn. Onze zielen zijn elkaars spiegelbeeld.’

Daarop draaide hij zich om en zijn blik ontmoette die van Sarah in het zachte licht. In zijn ogen zag ze iets wat ze uit het verleden herkende, en even dacht ze dat ze hem had waar ze hem hebben wilde.

Op dat moment ging ergens in het huis heel zacht een deur open en dicht. Bij het horen van dat geluid draaide Ashe zich om en verdween de smalle trap op.

Sarah had geen idee wie er verder nog in het huis was. Ze gunde zichzelf ook niet de tijd om daarover na te denken. Het touw rond de stoel hing nog los, en ze worstelde uit alle macht om los te komen voor hij terugkwam. Eerst haar armen, dan haar enkels, dan een wapen zoeken.

Snel. Snel!

 

Seans enige wapen was het verrassingselement.

Ineengedoken kroop hij tegen de muur en telde de dreigende voetstappen op de trap om zijn aanval te kunnen timen. Hij had maar één kans. Waarschijnlijk zou hij door een kogel getroffen worden voor hij de kans kreeg een tweede keer aan te vallen.

Maar de man op de trap wist precies waar hij moest stappen. Doodstil sloop hij naar boven, net als de eerste keer. Sean hoorde niets, tot Clay pal voor de deur stond.

Zo hard als hij kon zwaaide hij met de la die hij uit de kast had gehaald. Het hout was dun en bovendien verrot, maar de la raakte Clay op zijn borst en hij struikelde achterover. Voor hij zijn evenwicht kon hervinden sloeg Sean toe. De twee mannen rolden de trap af en kwamen met een doffe bons onderaan tot stilstand.

Seans hoofd sloeg tegen de vloer, en even werd het hem zwart voor de ogen.

 

‘Sean!’ riep Sarah, toen ze Ashe naar het pistool zag grijpen. Sean sloeg Ashe’ arm tegen de grond en het pistool verdween in de schaduw.

Met haar net bevrijde handen maakte Sarah haar voeten los. Ze dook het pistool achterna, maar kon het niet vinden. Ondertussen kneep Ashe Seans keel dicht, harder en harder…

Haar blik viel op de stelten. Ze pakte er een en sloeg er Ashe zo hard mogelijk mee op zijn achterhoofd. Met vuurspuwende ogen draaide hij zich om en wierp zich op haar.

Sarah had geen idee welk personage hij nu was. Ze wist alleen dat ze hem op de een of andere manier tegen moest zien te houden. Ze sloeg hem weer, deze keer met de punt van de stok. De gespleten hoef boorde zich diep in zijn wang voor hij haar de stelt uit handen rukte, zijn hoofd naar voren stak en als een dolle stier op haar af rende. Samen klapten ze tegen een muur en Sarah zakte happend naar adem op de grond.

En toen zag ze het pistool.

Maar hij zag het ook en griste het weg voor ze erbij kon. Achter hem stond Sean, en Ashe, die voelde dat hij in het nauw werd gedreven, drukte zich plat tegen de muur. Angstig vlogen zijn ogen van Sarah naar Sean en terug.

Op het moment dat de woede weggeëbd was, liet hij zich op zijn knieën vallen, het wapen nog steeds in zijn handen. Dit was geen Ashe, geen Jude, maar eindelijk Lukas Clay.

Paniek glinsterde in zijn ogen toen het verschrikkelijke tot hem doordrong.

Hij stak het pistool in zijn mond en haalde de trekker over.

 

Met een deken om zich heen geslagen zat Sarah op het trapje van de boerderij. Daar zat ze al een hele tijd, maar nog steeds leek wat ze zag niet echt. Een hele verzameling politiewagens en ambulances vormden een lange rij tot aan de weg. De zwaailichten hypnotiseerden haar bijna, tot ze zichzelf dwong weg te kijken.

Michael was in een van de ambulances geschoven die al op weg was naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis. Achter haar op de veranda stond Sean met een van de plaatselijke rechercheurs te praten. Binnen krioelde het van de mensen van de technische recherche die het huis uitkamden op zoek naar bewijsmateriaal.

Eindelijk was het voorbij, en Sarah was meer verbaasd dan opgelucht. Er was de afgelopen dagen te veel gebeurd. Ze zou tijd nodig hebben om dat te verwerken, maar voorlopig probeerde ze helemaal niet na te denken. Ze trok alleen de deken steviger om zich heen.

Zelfs op zo’n afgelegen plek kwamen de eerste nieuwsgierige toeschouwers al kijken. Ze waren achter de sirenes en zwaailichten aan gekomen, hadden hun auto op de weg gezet en waren over het veldje naar de rand van het verwaarloosde erf gelopen. Verder mochten ze niet.

Een man stond een beetje apart van de anderen. Even kruiste Derrick Fears’ blik die van Sarah. Zelfs van die afstand voelde ze de intensiteit. Toen haalde hij zijn schouders op en verdween in het donker.

Sean kwam naast haar zitten. ‘Je moet echt naar een ziekenhuis. Hoofdwonden kunnen heel ernstige gevolgen hebben.’

‘Moet je horen wie het zegt.’

Werktuigelijk voelde hij aan het geronnen bloed op zijn gezicht. ‘Dat was me het nachtje wel.’ Even nam hij haar nauwlettend op, toen staarde hij in de verte. ‘Ze hebben Cats lichaam op de begraafplaats gevonden, precies zoals jij zei.’

Sarah slikte. ‘En haar vriendin?’

De landelijke politie heeft een anonieme tip gekregen over een oude stormkelder op het terrein van Clay. Daar hebben ze een lijk gevonden. Er zaten ook een soort kindertekeningen op de muur en oude krassen op de deur.’

Sarah rilde bij het beeld dat zijn woorden opriepen. ‘Ik vind het zo erg,’ fluisterde ze. ‘Ik weet gewoon niet wat ik moet zeggen.’

‘Jij kunt er niets aan doen. Het is jouw schuld niet. Als iemand schuld heeft aan de dood van Cat, dan ben ik het. Ik had haar nooit hierin mee moeten slepen. Ik had nooit met haar moeten trouwen om jou te vergeten.’ Toen draaide hij zich om. Zijn ogen brandden in de hare. ‘Sarah –’

Ze deed haar ogen dicht.

‘Ik had meer vertrouwen in je moeten hebben,’ zei hij zacht.

‘Hoe had dat gekund, als ik niet eens vertrouwen in mezelf had?’

‘Ik hield mezelf voor dat ik bij je wegging omdat ik geen keuze wilde maken. Ik wilde niet gedwongen worden om te leven met wat ik over jou te weten zou komen. Maar in werkelijkheid ging het niet over jou… het ging over mij. Je zei een keer dat ik een emotionele lafbek was, weet je nog? Je had gelijk. Het was niet jouw verleden dat me afschrikte. Het waren mijn gevoelens voor jou. En nu is het te laat, hè?’

‘Ik weet nu echt niet hoe ik me voelen moet,’ zei ze afwezig, afgestompt. ‘Ik weet niet eens meer wie ik ben. Wat ik over mezelf te weten ben gekomen, over mijn familie, zal me zeker veranderen. Hoe, dat kan ik me niet eens voorstellen.’

Hij pakte haar hand en hield die een tijdje zwijgend vast – een gebaar zo teder, dat Sarah er tranen van in haar ogen kreeg. ‘Als je me ooit nodig hebt…’

‘Dat weet ik, Sean.’

Later liep ze in haar eentje over het veld en door de boomgaard. De belletjes boven de graven tinkelden in de wind. Huiverend keek Sarah naar het huis waar ze haar jeugd had doorgebracht. Het stond er kil bij in het grijze ochtendlicht. De charmes van het huis gingen verloren in alle schaduwen, de schoonheid verstopte zich achter een zwart verleden dat ze zo graag had willen vergeten.

Maar in de keuken brandde licht. Daar wachtte Esme op haar. Toen Sarah binnenkwam, keek ze om, en even later hielden twee pezige armen haar stevig vast, omklemden haar als in een cocon en wiegden haar heen en weer, net als toen ze klein was.

‘Ik weet het, kind,’ zei ze sussend. ‘Ik weet het.’