Hoofdstuk 13
Zodra Sarah die avond haar sleutel in het slot stak, kreeg ze de vreemde gewaarwording dat er iets niet klopte. Met haar tasje in de ene en een boodschappentas in de andere hand, gebruikte ze haar schouder om het lichtknopje om te zetten. Toen keek ze om zich heen.
Het huis was zo stil dat zelfs normale geluiden – de verwarming, de klok, het fluisteren van haar eigen adem – haar schrik aanjoegen.
Ze was zo vertrouwd met elk detail van haar huis dat ze zeker wist dat ze het zou merken als er iemand binnen was geweest. Dat was het niet, maar die vreemde onrust kon ze niet verklaren of verjagen. En net zoals ze zeker wist dat er niemand had ingebroken, wist ze ook zeker dat ze, voor haar eigen gemoedsrust, haar ronde door het huis zou moeten maken – een gedegen inspectie waar ze altijd tegen opzag.
Na haar spullen op het aanrecht te hebben gezet, liep ze elk vertrek door, controleerde deuren en ramen, keek in kasten en in de douche, onder het bed en achter elke stoel. Behalve tijdens de twee jaar met Sean had ze altijd alleen gewoond en zo’n rondje langs alle donkere plekjes was niets nieuws voor haar. Inmiddels kende ze zichzelf goed genoeg om te weten dat ze zich niet zou kunnen ontspannen voor ze alles had nagekeken.
Alles was precies zoals ze het die ochtend had achtergelaten. Er was niemand binnen geweest, dat wist ze zeker. Maar zelfs na de speurtocht bleef die zeurende onrust hangen, en ze schrok van het geluid van een auto op haar oprit. Snel rende ze naar het raam en gluurde naar buiten. Koplampen gleden over haar kleine voortuin voor de auto weer de weg op reed.
Gewoon iemand die moest keren. Niets om je zorgen over te maken.
Toch was ze nog steeds schrikachtig toen ze de keuken in liep en met onverklaarbaar klamme handen de boodschappen begon op te ruimen. Voor het eerst in lange tijd had ze de neiging om Sean te bellen, en dat gevoel maakte haar nog meer van streek.
Emoties raasden als een storm door haar heen. Na al die maanden, na alles wat hij had gedaan, miste ze hem op dit soort momenten heel erg. Hem aan tafel te zien zitten met een stapel dossiers zou een enorme troost zijn geweest, zeker op dagen dat ze onrustig was. Dagen waarop ze niet alleen wilde zijn.
Dan zou hij opkijken als ze binnenkwam, haar gezicht zien en opstaan om haar te omhelzen. Moeilijke sessie? zou hij dan vragen.
Ze zou haar gezicht tegen zijn schouder drukken en haar vingers zouden met zijn overhemd spelen terwijl ze zijn subtiele, kruidige geur opsnoof. Dat was het leuke van Sean. Voor iemand die bijna de hele dag met de dood te maken had, rook hij lekker. Een van de dingen die ze het meeste miste. De geur van zijn aftershave die nog in de badkamer hing, op zijn kussen. Op haar handen.
Ze stond midden in de keuken en dacht aan zijn vingers in haar haren, zijn stem in haar oor, het troostrijke gevoel van zijn lichaam tegen het hare.
Beter? zou hij vragen.
‘Hm, ja.’
Ze opende haar ogen en de spookstem verdween.
Hij was weg en het had geen zin om terug te kijken. Trouwens, ze was een volwassen vrouw. De aanwezigheid van een man was geen vereiste om zich veilig te voelen in haar eigen huis. Het kleine huisje op North Rampart was altijd haar toevluchtsoord geweest en dat had ze aan Esme te danken. Zonder haar wijze raad zou Sarah de erfenis van haar moeder er in het eerste halfjaar na haar eenentwintigste verjaardag doorheen hebben gejaagd. Maar op een dag was Esme langsgekomen en die had haar flink de oren gewassen.
‘Wat zou je mama zeggen als ze zou zien hoe jij je gedraagt? Almaar feesten en beesten en doen alsof je geen greintje fatsoen hebt. Jij geeft je geld uit aan een of andere ouwe kerel en wat hou je over als hij je in de steek laat? Niks. Helemaal niks. Moet je eens goed naar me luisteren, Sarah June, had ze gewaarschuwd, haar knokige vinger voor Sarahs gezicht heen en weer zwaaiend. ‘Met de rest van je moeders geld koop je een klein huisje voor jezelf. Als die kerels je dan in de steek laten, want dat doen ze toch, dan kun je tenminste nog ergens heen.’
Het was de beste raad die iemand haar ooit had gegeven en voor deze ene keer was ze zo slim geweest om de raad ook op te volgen. Maar ja, Esme had haar nog nooit de verkeerde kant op gestuurd. Soms dacht Sarah dat Esme de enige was die ooit echt om haar had gegeven.
Na nog een rondje door het huis gemaakt te hebben, wist Sarah zichzelf er eindelijk van te overtuigen dat haar onrust alleen het gevolg was van de sessie eerder die dag. Met Michael had ze behoorlijk heftige onderwerpen aangeroerd en als je zo’n oude, diepgewortelde angst opgroef, dan was het logisch dat je daarna uitgeteld was. Over die angst had Sarah nooit eerder gesproken, zelfs niet met Michael, maar door Seans vraag was er een beerput opengetrokken die Sarah niet kon negeren.
Stel dat Ashe Cain alleen in haar verbeelding had bestaan? Stel dat hij niet meer was dan een geestverschijning die ze had opgeroepen op het moment dat ze meer dan ooit een vriend nodig had gehad – een wreker?
Maar als Ashe Cain niet echt was, wie had Rachel dan vermoord?
Dat was de vraag die Sarah in de spreekkamer van Michael had proberen te ontlopen. Wie probeerde ze te beschermen?
Ze keek uit het raam boven de gootsteen maar kon buiten net zomin schaduwen in het donker onderscheiden als ze in haar hoofd de fantasieën van een eenzaam kind kon onderscheiden van de realiteit van haar verleden. Soms vroeg Sarah zich af of ze al haar herinneringen moest wantrouwen, of de details van haar ongelukkige jeugd ook verzinsels waren om haar slechte gedrag te rechtvaardigen.
Op dit soort momenten voelde ze zich een vreemdeling in haar eigen leven, en ze realiseerde zich dat ze ondanks die jarenlange zoektocht nog steeds geen idee had wie ze eigenlijk was. Misschien zou ze er wel nooit achter komen, want ze was zo iemand wier leven altijd gedefinieerd werd door de manier waarop anderen haar zagen.
Na een fles wijn uit de kast gepakt te hebben, schonk ze zichzelf een glas in.
Waarom deed ze dit altijd? Waarom bleef ze zichzelf kwellen met onbeantwoordbare vragen?
Als ze in de loop der jaren iets over zichzelf geleerd had, dan was het wel dat twijfelen aan jezelf uiteindelijk altijd destructieve gevolgen had.
Ze voelde nu al dat ze uit balans dreigde te raken, en in een teug sloeg ze het glas wijn achterover.
Ashe Cain had echt bestaan. Dat moest ze blijven geloven. Dat was puur lijfsbehoud.
Hij was een gestoorde, psychotische jongen geweest die iets heel ergs had gedaan. In koelen bloede had hij Rachel vermoord, misschien om Sarah te wreken, misschien om gehoor te geven aan een of andere duistere neiging in zichzelf. Zijn motieven deden er niet meer toe. Er waren veertien jaren verstreken. Als Ashe terug had willen komen, dan had hij dat wel eerder gedaan. Echt of verzonnen, hij was helemaal uit Sarahs leven verdwenen. Ook dat moest ze uit lijfsbehoud geloven.
Ze nam een Xanax en liep met haar tweede glas wijn naar de woonkamer om haar antwoordapparaat af te luisteren. Bellers die ophingen zonder iets in te spreken, vond ze irritant en eng. Het gebeurde de laatste tijd vaak en als ze het nummer van de beller probeerde te achterhalen, waren het altijd afgeschermde nummers. Zeker telefonische verkoop.
Of iemand die wilde controleren of ze thuis was.
Opnieuw werd ze zich bewust van de stilte, en ze zette de televisie aan voor ze met haar benen onder zich gevouwen op de bank ging zitten om te wachten tot het pilletje ging werken. Haar spieren begonnen zich net te ontspannen toen de telefoon ging, en in de eerste vriendelijke roes van ontspanning nam ze op zonder erbij na te denken.
‘Hallo?’
‘We moeten praten.’
Sarahs ogen dwaalden naar de klok in de boekenkast. Kwart over tien.
‘Sarah? Ben je er nog?’
‘Ja, ik ben er nog,’ zei ze met een lange zucht. ‘Maar ik heb geen zin om te praten.’
‘Dat hoor ik,’ zei Sean vermoeid. ‘Maar dat is dan jammer voor je want ik heb een vraag. Over die plaats delict.’
Sarah draaide zich op haar rug en legde haar hand op haar ogen. ‘Je vervalt in herhaling.’
‘Even serieus.’
‘Ben ik al. Jij verstoort mijn roes en dat is een serieuze zaak. Trouwens, ik heb je alles al verteld wat ik weet.’
‘Hoe zit het met die voetsporen?’
Ze knipperde verward. ‘Welke voetsporen?’
‘Op de plaats delict vroeg je naar voetsporen, weet je nog? Je wilde weten of we bijzondere voetsporen hadden gevonden rond het huis.’
Sarah voelde hoofdpijn opkomen. Shit. Een paar tellen geleden had ze op het punt gestaan in een perfecte staat van gevoelloosheid weg te glijden, en nu sleurde Sean haar weer terug naar die duistere, spookachtige omgeving. Daar probeerde ze zich juist tegen te verzetten omdat ze er echt, écht niet meer heen wilde. Die reis had ze vandaag al een keer gemaakt.
‘Wat voor sporen bedoelde je, Sarah?’
Ze drukte haar vingertoppen tegen haar slaap. ‘Wat maakt het uit? Jullie hebben toch niets gevonden?’
‘Rond het huis niet, nee.’
‘Nou, wat maakt het dan uit?’
‘Omdat we wel wat gevonden hebben. Alleen niet buiten.’
Plotseling werd Sarahs mond droog. Ze stak haar hand uit naar haar glas, maar stootte het om. Gefascineerd keek ze toe hoe de rode vlek zich uitspreidde over het tafelblad.
‘Er zaten blauwe plekken op het lichaam in de vorm van gespleten hoefafdrukken.’
O nee, dat niet.
‘Daar had je het over, toch? Hoe wist je dat, Sarah?’ Zijn stem was zacht en indringend. En er klonk iets in door wat Sarah niet wilde benoemen.
Haar hart bonsde in haar keel. Ja, hoe wist ze van die afdrukken? ‘Ik wist het niet. Hoe zou ik dat kunnen weten?’
‘Waarom vroeg je dan zo nadrukkelijk naar bijzondere voetsporen? Dat is niet zomaar een vraag. Hoe kwam je erop?’
Ze haalde diep adem en probeerde haar stem niet te laten trillen. ‘Misschien kwam het door die udjat die je me liet zien. Die deed me ergens aan denken.’
‘Waaraan?’
Ze hapte naar adem, verdronk. ‘Sean, het is laat en ik ben moe. Kunnen we het er morgen over hebben? Ik wil gewoon een beetje liggen doezelen voor ik –’
‘Voor je wat?’ Zijn stem was scherper. ‘Ga je uit?’
‘Nee.’
‘Dan wil ik graag langskomen.’
‘Nee. Dat is geen goed idee.’
‘We moeten hierover praten, Sarah. We moeten over een heleboel dingen praten.’
Nee, nee. Hierover praten – daar zat ze nu echt niet op te wachten. Wat zij moest doen, was op het knopje drukken zodat Seans stem wegging. Wat zij moest doen, was opspringen en een doekje gaan halen omdat de wijnvlek op tafel steeds groter werd.
Maar wat ze deed, was blijven liggen, met bonzend hart en malende gedachten. Ze hadden gespleten hoefafdrukken op het lichaam gevonden. Hoe was dat mogelijk? New Orleans en Adamant lagen zo ver uit elkaar.
‘Je weet al van de satanische symbolen in de boerderij waar Rachel werd gevonden,’ zei ze ten slotte. ‘Toen je me die udjat liet zien, kwam dat allemaal weer terug. Daar hebben we het gisteren al over gehad.’
‘Ik kan me voorstellen dat je daar overstuur van bent geraakt,’ zei Sean. ‘Maar dat verklaart nog niet hoe je wist van die afdrukken.’
‘Na Rachels dood gingen er geruchten in het dorp dat er iets gevonden was bij haar lichaam. Iets anders als de symbolen. Iedereen dacht toen dat het om de voetsporen ging.’
‘Welke voetsporen?’
‘Dat was een plaatselijke legende. De man die in die boerderij woonde zou een keer wakker geworden zijn ’s nachts en gezien hebben dat zijn erf en zijn land onder de afdrukken van gespleten hoeven zaten. Tot op zijn dak aan toe. Sommige mensen dachten dat door het boren naar olie in de buurt, de duivel op de een of andere manier was losgebroken. Die sporen raakten bekend als de voetsporen van de duivel, omdat niemand een betere verklaring kon bedenken. Als er nu een gewelddadige moord gepleegd is, dan is er altijd wel iemand die zegt dat hij ze gezien heeft.’ Sarah zweeg even. ‘Toen ik vroeg of je die sporen had gevonden, was dat een automatische reactie op de udjat. Mijn herinnering werd geprikkeld en toen kwam die legende boven. Maar ik had niet gedacht dat jullie ze ook echt zouden aantreffen.’
‘Dus die kneuzingen op het lichaam zijn gewoon toeval?’
‘Is het zo bijzonder om zoiets te vinden, in een kamer die bol staat van de duivelse symboliek?’
‘Misschien niet,’ zei Sean na een korte stilte. ‘Trouwens, er is nog een reden waarom ik belde. Er zijn nieuwe ontwikkelingen in de zaak. Misschien heb je het al gehoord op het nieuws?’
Aan zijn stem hoorde Sarah dat het geen goede ontwikkelingen waren. ‘Ik vermijd het nieuws met opzet.’
‘We hebben nog een lichaam gevonden.’
Ze keek gefascineerd toe hoe de wijn over het randje van de tafel op de houten vloer drupte. Het was bijna lachwekkend symbolisch. ‘Waar?’
‘Een leegstaand appartement op North Rampart. Een paar straten bij jou vandaan.’
Nee!
Met de telefoon tegen haar oor gedrukt sprong Sarah op. ‘Momentje, Sean.’
Met nog steeds bonzend hart maakte ze weer snel een rondje door het huis. Opnieuw controleerde ze alle deuren en ramen, helemaal in beslag genomen door die onverklaarbare onrust.
‘Sarah?’
Bij het horen van haar naam sloeg haar hart een slag over. Ze was helemaal vergeten dat ze de telefoon nog steeds bij haar oor hield. ‘Wacht even.’
Ze ging voor het raam staan en keek de straat in. Toen ze thuisgekomen was, had er een auto die ze niet kende langs de stoeprand gestaan een paar huizen verderop. Die auto stond er nog steeds, alleen meende Sarah nu iemand achter het stuur te zien zitten. Iemand die haar huis in de gaten hield.
Ze deed een stap achteruit.
Seans stem verbrak de stilte. ‘Wat is er aan de hand, Sarah?’
‘Niets, alleen… Ik moest even iets controleren, verder niet.’
‘Gaat het wel?’
Ze ademde langzaam en diep in en uit. ‘Ja, het gaat wel.’
Hij praatte zachter verder. De spanning was uit zijn stem verdwenen en nu hoorde ze alleen een vage vertrouwdheid, een intiem gefluister dat door haar geheugen dwarrelde.
Als ze vroeg of hij langskwam, dacht ze met haar ogen dicht, dan wist ze wat er zou gebeuren. Dat wisten ze allebei. Ze was bang en kwetsbaar, en Sean was Sean.
Het moment dat hij binnenkwam, zou ze zich in zijn armen werpen en hem de kleren van het lijf krabben als een straatkat. Net als haar eigen kleren, zonder enige scrupules. Want in bed, met Sean, stortte haar hele verdedigingswerk subiet in.
Dat zou ze niet doen. Zo zwak mocht ze niet zijn van zichzelf. Ze had veel rollen gespeeld in haar leven, maar de andere vrouw spelen, daar paste ze voor.
‘Sarah.’ Hij zei het zacht.
‘Je bent getrouwd, Sean. Of ben je dat vergeten?’
‘Dat ben ik niet vergeten. Maar volgens mij moeten we daar ook over praten.’
‘Volgens mij niet. Niet vanavond in elk geval.’ Misschien wel nooit.
‘Alsjeblieft, Sarah.’
‘Kom niet hierheen, Sean. Ga naar huis, naar je vrouw, en laat mij met rust.’
Voor hij nog iets kon zeggen, hing ze op en legde de telefoon weg. Ze liet zich op de bank vallen en probeerde zich te ontspannen, maar het duurde lang voor ze Seans stem niet meer hoorde. Eigenlijk verwachtte ze half dat hij op de stoep zou staan ondanks haar waarschuwingen. Toen dat niet gebeurde, viel de eenzaamheid van haar stille huis haar zwaarder dan ooit.
Na lange tijd begon ze een beetje te doezelen, en voor ze het wist dreef ze te midden van herinneringen waar ze al jaren niet meer aan had gedacht. Onverwacht doken de belletjes op, in de populieren bij de boerderij.
Als de wind uit een bepaalde richting kwam, tingelden de belletjes boven de graven en Sarah wist nog dat ze het mooi vond, maar ook een beetje griezelig. Ashe had eens gezegd dat wanneer de belletjes klingelden, de dood voor de deur stond.
‘Ik dacht dat de bellen klingelden nadát, er iemand dood was gegaan.’
Hij glimlachte. ‘Deze bellen niet, Sarah.’
Een paar dagen later was ze wakker geworden van datzelfde melodische getinkel. Ze was haar bed uit gegaan om door het raam naar buiten te kijken. Toen ze het raam openschoof, werd het geluid harder, en ze realiseerde zich dat Ashe de belletjes uit de boom voor haar raam had gehangen.
Nu hoorde Sarah de belletjes ook, maar dan heel ver weg.
Ze opende haar ogen en bleef even heel stil liggen. Het moest een truc zijn van haar geheugen, dacht ze hoopvol. Maar toen ze weer helemaal helder was, hoorde ze nog steeds de belletjes. Ver weg, maar ze waren er echt.
Op het geluid afgaand, liep ze naar haar slaapkamer. Bij de openslaande deuren naar de kleine achtertuin bleef ze staan. Haar hart ging als een razende tekeer.
Ze ging niet naar buiten om te kijken. Niet nu. Niet in het donker. Dat hoefde niet. Ze herkende het geluid en wist wat het betekende.
De dood stond voor de deur.
Sean liet de telefoon weer in zijn zak vallen. Het telefoontje van Cat nam hij niet aan, zoals hij al haar eerdere telefoontjes niet had aangenomen. Ooit zou hij met haar moeten praten, maar nu zijn laatste gesprek met Sarah zo naar was geëindigd, was hij niet in de stemming voor een confrontatie met zijn vrouw. Trouwens, hij wist precies hoe het zou gaan.
Eerst wilde ze weten waar hij uithing en dan deed hij ontwijkend en schoot hij in de verdediging, waar zij alleen maar kwader van werd. Dan kwamen de tranen, en ten slotte zou ze hem smeken weer thuis te komen om alles uit te praten, ook al had hij haar al meer dan eens duidelijk gemaakt dat hij alleen nog maar thuis wilde komen om de rest van zijn spullen op te halen. Wat hem betrof, was het huwelijk voorbij. Hij wilde ervanaf.
Niet dat hij trots was op zijn gedrag. Een echte vent zou hebben doorgezet en zijn huwelijk en zijn vrouw een eerlijke kans hebben gegeven. Maar hoelang hij ook bij Cat zou blijven, de uitkomst zou toch hetzelfde zijn. Het zou nooit werken, om de simpele reden dat hij niet van haar hield en waarschijnlijk nooit van haar had gehouden. Erger nog, hij vond haar tegenwoordig niet eens echt aardig.
Hoe hij het zover had kunne laten komen, begreep hij niet. Het was dom en ondoordacht geweest om zich zo kort na de relatie met Sarah in een huwelijk te storten. Terecht dat Sarah hem dat verweet. Hij was op zoek geweest naar veiligheid, naar iemand die hem rust kon bieden nu zijn werk zo’n horrorshow was geworden.
Destijds had hij gedacht dat Cat zo iemand was. Toen hij haar in het restaurant had zien zitten, was het net of hij weer frisse lucht kreeg. Zoals ze naar hem keek, naar hem glimlachte, hem even liet vergeten hoe lelijk zijn leven was geworden.
En de fysieke aantrekkingskracht was waanzinnig. Op school was Cat al een stuk geweest, maar nu ze in de dertig was, bleek ze te zijn uitgegroeid tot een beeldschone vrouw. Een lange, elegante blondine wier onaflatende aandacht in de eerste maanden heel goed voor Seans ego was geweest. Op het gênante af zelfs, als hij er nu op terugkeek.
Cat en Sarah verschilden van elkaar als dag en nacht, en het was niet moeilijk voor Sean geweest om zichzelf ervan te overtuigen dat Cat de ware was. Dat ze veel beter bij hem paste. Sarah en hij versterkten elkaars negatieve mistroostigheid alleen maar, en die spanning kostte enorm veel energie.
Het was zelfs zo ver gekomen dat Sean ertegen op begon te zien om naar huis te gaan, uit angst voor wat hij daar zou aantreffen.
Tegelijkertijd was Sarah ook de meest fascinerende vrouw die hij kende, en het was niet zo makkelijk om haar te vergeten als hij had gehoopt.
Qua uiterlijk was ze geen partij voor Cat. Sarahs schoonheid had tijd nodig om te bezinken. Je moest eerst door al die lagen make-up en haar buitenissige kapsels heen kijken, en dan nog wist je niet of de vrouw die je daaronder zag, de echte Sarah was of weer een slimme façade.
Sean had Cat aan de haak geslagen omdat Sarah zo overrompelend was. Sterker nog, ze maakte hem doodsbang.
De moord op haar zus had iets met haar gedaan. Ze was er nooit overheen gekomen. Zelfs na al die jaren vrat het aan haar, en niets wat ervoor of erna gebeurd was, was echt belangrijk voor haar. Ook Sean niet. Goed, daar had hij mee kunnen leven, maar de geheimen die ze met zich meedroeg waren andere koek. Die boezemden hem echt angst in, die geheimen. Soms lag hij er ’s nachts wakker van.
In het begin had hij, heel naïef, gedacht dat hij Sarah van haar demonen zou verlossen door Rachels moordenaar op te sporen. Maar hoe harder hij zocht en hoe dieper hij groef, hoe duisterder zijn vermoedens werden. Tot hij op een dag zijn zoektocht maar had gestaakt. Omdat hij zich met een schok realiseerde dat de waarheid over wat er die avond in Adamant, Texas, was gebeurd, wellicht een waarheid was die hij niet onder ogen wilde zien.
Het waren die vermoedens die hem van Sarah hadden vervreemd. Op een bepaalde manier had hij hen allebei willen beschermen. Cat was gewoon een handig excuus geweest.
Dus waarom kon hij het daar nu niet bij laten? Sarah maakte geen deel meer uit van zijn leven. Als hij nog steeds om haar gaf – en dat deed hij – dan moest hij haar loslaten, zodat ze zo goed en zo kwaad als het ging verder kon met haar leven.
Geen slapende honden wakker maken, zou Danny hem adviseren.
Goede raad accepteren was echter niet Seans sterkste punt.
Hij betaalde zijn drankjes en verliet de bar op Decatur. De koude wind die van de rivier kwam, sloeg in zijn gezicht en hij trok rillend zijn jas om zich heen toen hij als een vermoeide soldaat door de kleine straatjes liep. Het was na elven en hij was bekaf, maar in plaats van terug te gaan naar zijn auto stak hij Jackson Square over en sloeg hij St. Peter in, langs St. Louis Cathedral en het Cabildo.
Onder de beroemde lantaarnpaal in Pirate’s Alley stond een trompettist te spelen voor een handjevol toeristen. Het droevige nummer raakte Sean diep, en hij wist niet hoe snel hij die scheurende, melancholische klanken achter zich moest laten om naar Bourbon Street te gaan, waar de stevige rockbeat hem vanuit elke club en elke bar tegemoet dreunde.
Voor hem was dit het hart van het Quarter. Hier deed de tijd er niet toe omdat er op elk uur van de dag of nacht wel ergens een feest was, orkaan of geen orkaan. Er was geen andere straat in de wereld waar de erotische geladenheid zo van de straatstenen spatte als in Bourbon Street.
Hier moest hij altijd denken aan een boek van Ian Fleming dat hij als kind had gelezen. Destijds had hij het gevoel niet goed begrepen, maar nu dacht hij vaak dat de onophoudelijke erosie van de ziel waar Fleming het over had, dé manier was om Bourbon Street te beschrijven. Al jaren geleden had Sean de decadentie ervan doorzien, maar het stootte hem niet af. Integendeel, hij bleef terugkomen, avond aan avond, zeker op avonden waarop hij zich voelde wegzakken in een vreemde rusteloosheid.
Hij wilde niet teruggaan naar huis, naar Cat, en hij kon niet teruggaan naar Sarah.
Afgesloten van de muziek en de mensen slenterde hij doelloos over straat, als een geest die op bezoek is in een wereld waar hij niet langer thuishoort.
Eenzaamheid was iets waar hij nooit goed tegen had gekund. Hij was niet iemand die zich op zijn gemak voelde bij zijn eigen gedachten. Hij had iets of iemand nodig om die lege uren op te vullen, want introspectie was niet zijn stijl. Daarvoor waren er te veel onbeantwoorde vragen in zijn leven. Te veel losse eindjes.
Te veel wegen die hem terugleidden naar een vrouw wier verleden hem evenzeer angst inboezemde als fascineerde.