Hoofdstuk 12

 

 

 

Michael Garrett keek op zijn horloge. Zoals altijd was ze stipt op tijd. Geen minuut te vroeg of te laat. Precies twee uur. Sarah DeLaune was de punctualiteit zelve.

Hem was de tijd daarentegen door de vingers geglipt en hij had niet veel tijd gehad om de bijeenkomst voor te bereiden. Sinds hij zijn praktijk had verhuisd van het kantoor in Poydras naar de bovenverdieping van zijn eigen huis in het Garden District, lag de afleiding continu op de loer.

Vorig semester had hij een fulltime onderwijsbaan aan de universiteit geaccepteerd en zijn praktijkuren terug moeten brengen tot een paar sessies per week. Om daarvoor de ruimte in het medisch centrum aan te houden was wat overdreven en de meeste patiënten die hij hield, waren al zo lang bij hem dat ze niet van slag raakten door de veranderingen. Het hielp dat de praktijk een eigen opgang had: de buitentrap achter het huis.

Door het raam zag Michael Sarah aan komen lopen door het tuinhek, waar ze even pauzeerde alsof ze moed moest verzamelen. Die korte aarzeling was een soort ritueel geworden, en Michael vroeg zich vaak af wat er op dat moment precies door haar heen ging. Welke innerlijke strijd ze moest voeren voor ze verder kon lopen, de tuin in.

Ze was een aantrekkelijke jonge vrouw, intelligent en welbespraakt, maar ze droeg haar verdedigende houding als een harnas. En ze zat vol tegenstrijdigheden. Een tatoeagekunstenaar zonder zichtbare tatoeages. Iemand die zich niet wilde aanpassen maar die haar verleden als een strop om haar nek meezeulde.

Vandaag droeg ze een licht jasje, een zwarte broek en laarzen. Haar leren handtas hing over haar schouder en zoals altijd was ze zwaar opgemaakt. Donkere eyeliner rond haar ogen, donkerrode lippenstift op haar lippen. Haar dikke, zwarte haar was opgestoken, maar de wind had het los geblazen en ze streek een lok uit haar gezicht.

De onbewuste elegantie van dat gebaar verbaasde Michael. Sarahs verborgen elegantie was kennelijk ook een van de tegenstrijdigheden die hij nog niet ontdekt had.

Ze deed hem een beetje aan Elise denken, en Michael vroeg zich af of die vage gelijkenis genoeg was om haar aan te raden een andere psycholoog te nemen. Het laatste waar Sarah behoefte aan had, was een afgeleide therapeut en hij moest toegeven dat haar donkere ogen en volle heupen hem meer dan eens hadden afgeleid. Zeker nu, nu de datum waarop Elise was overleden dichterbij kwam. Soms zat zijn hoofd zo vol sombere gedachten dat hij zich nauwelijks kon concentreren.

Vervelender was eigenlijk dat Sarahs therapie een beetje was vastgelopen. Ze was naar hem doorverwezen door haar huisarts toen de medicatie haar slapeloosheid niet bleek te verhelpen. Maar de muren die ze had opgetrokken na de dood van haar zus, bleken niet te slechten. Ze had hem iets verteld over haar achtergrond, over de dood van haar zus, maar altijd nogal afstandelijk. Bepaalde deuren hield ze pertinent gesloten.

Ze had een keer geïnformeerd naar de mogelijkheden om door middel van hypnose herinneringen terug te halen, maar dat was in Michaels optiek een laatste redmiddel. Hypnose was geen wondermiddel. Het was vaak ineffectief, om niet te zeggen riskant, met soms heel onverwachte gevolgen. Bovendien kon een therapeut onbedoeld zijn patiënt sturende of suggestieve vragen stellen om een reactie op te roepen die precies in een van tevoren bedachte theorie paste.

Michael was niet een van die psychologen die het hele idee van verdrongen herinneringen verwierpen. Maar dissociatieve slapeloosheid kwam nu eenmaal zelden voor en in de meeste gevallen – misschien ook bij Sarah – was het onvermogen om zich bepaalde gebeurtenissen te herinneren niet het gevolg van een herinnering die verloren was gegaan, maar van een neurologische verbinding die verloren was gegaan. Met andere woorden, het zou kunnen dat er een fysieke oorzaak was waardoor Sarah zich alles rond de moord op haar zus niet kon herinneren, en het was heel goed mogelijk dat ze die herinneringen nooit meer terug zou krijgen.

Even later hoorde hij de buitendeur open- en dichtgaan. Een halve seconde voor ze aanklopte, had hij zich al omgedraaid.

‘Kom binnen, Sarah.’

Ze deed de deur open en aarzelde weer even voor ze binnenkwam. ‘Hoe wist je dat ik het was?’

Hij glimlachte. ‘Het is vrijdagmiddag twee uur. Wie zou het anders zijn? Trouwens, ik zag je in de tuin.’

‘De bananenbomen hebben een flinke tik gehad van de vorst.’ Ze trok haar jas uit en legde die op de grond met haar tas. ‘Je hebt er een hele kluif aan, aan die tuin.’

‘Over de bananenbomen maak ik me geen zorgen. Die komen er wel weer bovenop, maar ik ben bang dat ik de meeste oleanders kwijt ben.’

‘Ach, je kunt niet alles redden, denk ik.’ Ze ging zitten en vouwde haar handen in haar schoot tot Michael ook had plaatsgenomen. ‘Nou, daar zitten we dan weer.’

‘Ja. Daar zitten we weer. Hoe heb je geslapen sinds de laatste keer dat je hier was?’

‘Af en toe een paar uurtjes,’ zei ze schouderophalend.

‘Neem je die Xanax nog?’

‘Alleen als het nodig is.’ Ze grinnikte zachtjes.

‘En nadelige bijwerkingen, hoe zit het daarmee? Geheugenverlies, black-outs…’

‘Ik heb geslaapwandeld van de week. Werd ik wakker, zat ik in de douche. Gelukkig stond de kraan niet aan.’ Ze lachte weer.

‘Een ander medicijn werkt misschien beter als slaapmiddel,’ zei Michael. ‘Ik kan met dokter Bayden overleggen over alternatieven, als je wilt?’

‘Misschien. Ik zal erover nadenken.’ Haar glimlach verdween. ‘Ik wil het vandaag eigenlijk niet over mijn slaapprobleem hebben.’

‘Ook goed.’

Ze beet op de binnenkant van haar lip. ‘Ik wil over Sean praten.’

Michael knikte. Hij wist wie ze bedoelde. Ze had het eerder over Sean Kelton gehad.

‘Laatst heb ik hem weer gesproken,’ begon Sarah. ‘Hij belde op om te vragen of ik op een plaats delict kon komen kijken. Het slachtoffer zat onder de tatoeages en hij vroeg zich af of ik kon zien wie ze had gezet.’

‘En? Ben je gegaan?’

Haar blik dwaalde af naar het raam. ‘Ja. Het lichaam was vlak bij mijn huis gevonden. Ik neem aan dat dat een van de redenen was waarom hij mij belde.’

‘Hoe vond je het om hem weer te zien?’

Ze nam de tijd om haar antwoord te formuleren. ‘Het verbaasde me hoe boos ik nog ben.’

‘Waarom zou dat je verbazen?’

‘Het is al maanden geleden. Ik zou toch wel over hem heen moeten zijn nu.’

‘Volgens welk schema?’

‘Jaja, ik weet het.’ Ze haalde haar hand door haar haren tot ze in charmante plukken boven haar ogen hingen. ‘De volgende dag zag ik hem weer en toen werd het echt vervelend.’

‘Wil je daarover praten?’

‘Eigenlijk niet.’ Ze wikkelde een haarlok om haar vinger, een gebaar dat hem alweer deed denken aan Elise. Dat deed zij ook altijd als ze zenuwachtig was, of bang. Als het tijd was om terug te gaan naar huis, naar haar man.

Er trok een frons over Sarahs gezicht. ‘Ik wilde het hebben over iets wat Sean zei op de plaats delict. Daar loop ik al de hele tijd over te piekeren.’

‘Wat zei hij dan?’

Haar blik werd naar binnen gekeerd, alsof ze nog steeds probeerde het zelf te begrijpen. ‘Hij impliceerde dat ik me niets meer kan herinneren van die avond omdat ik iemand probeer te beschermen.’

‘Waarom zit je daar zo mee?’

Haar blik gleed weer naar het raam. Vanwaar zij zat kon ze niets zien, behalve de boomtoppen en de lucht, maar dat leek ze een heel fascinerend uitzicht te vinden.

‘Ik denk omdat ik daardoor anders naar die avond ben gaan kijken. Ik heb altijd gedacht dat ik me niet kon herinneren dat ik bij de boerderij was geweest door het trauma van Rachels dood. Maar stel dat Sean gelijk heeft? Stel dat ik die herinneringen niet heb verdrongen om wát ik heb gezien, maar om wíé ik heb gezien?’

‘De moordenaar, bedoel je.’

Ze ging rechtop zitten. ‘Misschien was de moordenaar iemand die ik goed kende. Misschien zelfs…’ Ze maakte haar zin niet af en klemde haar kiezen op elkaar, alsof ze bang was dat ze er meer uit zou flappen dan haar lief was.

‘Je hebt wel eens verteld dat je geloofde dat ene Ashe Cain verantwoordelijk was voor de dood van je zus.’

‘Dat heb ik inderdaad altijd geloofd.’

‘Is er een reden waarom je hem zou willen beschermen?’

Ze sloeg haar ogen eerst neer, deed ze toen dicht. ‘Dat zou best kunnen, vrees ik,’ zei ze heel zachtjes.

Michael wachtte tot ze verder zou gaan maar ze stond op en liep naar het raam, waar ze uitkeek over de dode tuin. ‘De camelia’s bloeien nog,’ mompelde ze. ‘Ongelooflijk, wat zijn die sterk. En dan zo teer roze.’ Glimlachend draaide ze zich om. ‘Maar ik dwaal een beetje af, hè?’

‘Dat kan gebeuren.’

Ze leunde tegen de vensterbank. ‘Heb ik wel eens verteld dat ik een denkbeeldig vriendinnetje had vroeger? Fay heette ze.’

‘Had Fay ook een achternaam?’

‘Nee, gewoon Fay. Ik was misschien vier, vijf jaar oud en ik was vaak alleen. Rachel zat al op school, maar zelfs als ze in de zomer thuiskwam, schonk ze niet veel aandacht aan me. We hebben gewoon nooit zo’n hechte band gehad. Ze tolereerde me, hooguit. Net als mijn vader. Hoewel, als ik erop terugkijk denk ik dat hij me niet eens tolereerde. Hij minachtte me. Of misschien minachtte hij zichzelf, dat hij zo’n onbetekenend schepsel gemaakt had na die perfecte Rachel.’

‘En je moeder?’

Het bleef lang stil. ‘Mijn moeder hield van me,’ zei Sarah na een tijdje, ‘maar er was altijd een zekere afstand. Alsof ze net ergens anders aan dacht als we samen waren. Ik had nooit het gevoel dat ik daar thuishoorde, in dat huis, bij die mensen. Zo dacht ik ook aan ze. Het waren vreemden en ik hobbelde zo’n beetje mee aan de rand van hun bestaan. Daarom had ik Fay nodig, waarschijnlijk.’

‘Je was eenzaam.’

‘Heel erg, denk ik.’ Ze liep terug naar haar stoel en ging zitten. ‘Verveel ik je al?’

‘Hoezo? Kijk ik verveeld?’

‘Nee, daar heb je een te professioneel gezicht voor.’ Met haar hoofd scheef nam ze hem op. ‘Wel een mooi gezicht, trouwens.’

Die momenten waarop ze een beetje met hem flirtte, brachten Michael altijd van zijn stuk. Niet omdat zoiets niet vaker voorkwam, maar omdat bij Sarah zelfs een verleidelijke glimlach nooit was wat het leek.

‘Waar waren we gebleven?’

‘Je was eenzaam als kind.’

‘Ik weet zeker dat ik daarom zo dwars was. Ik wilde aandacht.’

‘Op welke manier dwars?’

Ze zette haar voeten op de zitting en sloeg haar armen om haar opgetrokken knieën. ‘Ik maakte dingen stuk. Mijn moeders antieke vaas. Mijn vaders nieuwe hengel. Rachels lievelingspop. En als ik ter verantwoording werd geroepen, gaf ik altijd de schuld aan Fay. Fay heeft het gedaan. Het is Fays schuld. Lekker makkelijk, toch? Het vreemde is, na een tijdje begon ik het volgens mij zelf te geloven.’

‘Wat is er gebeurd met Fay?’

‘Ze verdween toen ik naar school ging. Ik denk dat ik onbewust had besloten dat ik haar niet meer nodig had. Maar school was een bezoeking. Erger nog dan thuis. Ik had leerproblemen, een lichte vorm van dyslexie, wat pas aan het licht kwam toen ik in de derde zat. Sommige cijfers en letters, zelfs hele woorden, schreef ik achterstevoren. Spiegelschrijven, noemden ze dat. Tegen de tijd dat ik weer op mijn niveau was, was het te laat. Ik had al een etiket opgeplakt gekregen.’

‘Werd je gepest op school?’

Ze legde haar kin op haar knieën. ‘Ik werd wel geplaagd, maar heb mezelf nooit als slachtoffer beschouwd. Ik was sterk,’ zei ze met een flauwe glimlach. ‘Ik vocht terug.’

‘Gelukkig maar.’

‘Op de middelbare school was ik helemaal een en al opstandigheid.’

‘Hoe uitte zich dat?’

‘Laten we zeggen dat ik mijn vreemdheid omarmde.’

Hij glimlachte. ‘Hoe bedoel je?’

‘Ik vond het leuk om anders te zijn. Er zaten van die gothics bij ons op school. Lijkbleek geschminkt, zwarte kleren, duivelse accessoires. De hele santenkraam. Ik weet vrijwel zeker dat dat in de grootste delen van het land allang uit was, maar trends drongen bij ons altijd wat later door. Die vond ik wel cool. Dan liep ik een beetje achter ze aan in de hoop dat ze me zouden zien, maar het ironische was dat zelfs de buitenbeentjes me niet moesten. En toen ontmoette ik Ashe.’

Michael zag dat ze rilde. Ze pakte haar jasje maar liet het weer vallen, alsof ze zich realiseerde dat haar rillen niets met de kou te maken had.

‘Ashe was ook gothic,’ zei ze. ‘Maar hij kleedde zich niet zo om op te vallen of te schokkeren zoals de anderen. Hij droeg zwarte kleren en maakte zich zo op omdat hij zich zo voelde, vanbinnen. Net als ik. En zonder die kleren en die make-up kon hij zichzelf niet zijn. Hij had die toeters en bellen juist nodig om Ashe Cain te zijn. Snap je?’

‘We dragen allemaal een masker,’ zei Michael.

Ongeduldig schudde ze haar hoofd. ‘Het was geen masker. Zo wás hij gewoon.’

‘Heb je hem nooit zonder die make-up en donkere kleren gezien?’

‘Misschien, maar dan heb ik hem niet herkend. Hij was ouder dan ik en hij kwam niet uit Adamant. Tenminste, dat zei hij. Voor mij gold alleen maar dat hij mijn vriend was. Hij begreep me zoals niemand anders me ooit had begrepen. We begrepen elkaar. Een keertje zei hij dat onze zielen elkaars spiegelbeeld waren.’ Ze leunde voorover en keek Michael doordringend aan. ‘Misschien was dat ook wel zo. Dat hij me zo goed begreep, kwam misschien wel doordat… ik hem gecreëerd heb. Hij was het product van mijn verbeelding.’

‘Net als Fay, bedoel je?’

‘Schrik je daarvan?’ Met een tevreden glimlach leunde ze achterover, maar haar ogen waren flets en hol. ‘Ken je de film The Crow?’

‘Die met Brandon Lee? Daar heb ik wel eens stukjes van gezien op televisie,’ antwoordde Michael.

‘Dan weet je vast wel ongeveer waar het over gaat. Een gekwelde ziel herrijst uit het graf om de brute moord en verkrachting van zijn vriendin te wreken. Toen ik dertien was, was ik helemaal geobsedeerd door die film. Geen idee hoe vaak ik die heb gezien. Ik had de filmmuziek, de poster, alles. Ik was helemaal weg van het concept van een duistere wreker die zich door niets liet weerhouden, zelfs niet door de dood.’ In de stilte die viel, zocht ze zijn blik. ‘Je begrijpt toch wel waar ik heen wil, hè?’

‘Vertel het me maar.’

‘Nadat ik Ashe Cain had ontmoet, begonnen er allemaal dingen te gebeuren met de kinderen die me plaagden en uitscholden.’

‘Wat voor dingen?’

‘Geen heel erge dingen. Totdat…’ Ze wendde haar blik af. ‘Lekke banden. Gestolen sleutels en portemonnees. Dat soort dingen.’

‘En jij denkt dat Ashe daar verantwoordelijk voor was?’

‘Dat weet ik zeker. Hij liet me de dingen zien die hij had gestolen.’

‘Wat deed jij toen?’

‘Niets, want ik hield mezelf voor dat die kinderen het hadden verdiend. Dat bedoel ik nou juist. Ashe deed wat ik stiekem zelf wilde doen.’ Uitdagend keek ze hem aan. ‘Begrijp je het nu? Als ik de perfecte wreker had willen creëren, dan zou hij als twee druppels water op Ashe Cain hebben geleken.’

‘Dat betekent nog niet dat hij niet echt was,’ zei Michael.

‘Hoe verklaar je dan dat niemand anders hem ooit gezien heeft? Dat niemand ooit van hem gehóórd heeft?’

‘Misschien wilde hij het zo.’

‘Misschien.’ Weer wikkelde ze een haarlok om haar vinger. Afgeleid. Opgewonden. ‘Denk jij dat ieder mens in staat is kwaad te doen?’

Een persoonlijke overtuiging of filosofische bespiegeling delen met een cliënt was nooit verstandig, maar Sarahs vraag was er een waar hij zelf al jaren mee worstelde. ‘Ja,’ zei hij uiteindelijk. ‘Dat denk ik wel. Maar ik denk ook dat de meeste mensen in staat zijn om die donkere kanten van zichzelf het zwijgen op te leggen, en dat ook willen.’

‘Zou het kunnen dat ik de herinneringen aan wat er met Rachel is gebeurd daarom heb verdrongen? Dat dat mijn manier is om mijn donkere kanten het zwijgen op te leggen? Stel dat ik, wanneer ik die herinneringen terug probeer te halen, iets oprakel wat ik niet onder controle heb?’

Het duurde lang voor Michael antwoord gaf. ‘Je kunt het kwaad niet in het donker bestrijden, Sarah. Als je het echt wilt verslaan, dan zul je het eerst naar boven moeten halen, in het licht.’

‘Door het me te herinneren, bedoel je?’

‘Als dat kan. Maar ook door vrede te sluiten met je verleden. Dat is de enige manier waarop je verder kunt gaan met je leven.’

Ze pakte haar jas en tas en stond op. ‘Dat is iets om over na te denken,’ zei ze, misleidend luchthartig.

‘De tijd is nog niet om,’ zei Michael. ‘Wil je de sessie niet afmaken?’

‘Nee, ik moet echt weg. Er komt zo een klant. We maken een draak op zijn rug – speciaal voor hem ontworpen en heel bewerkelijk. Heb ik wel eens verteld wat een eer het is om een rug te mogen tatoeëren? Dat is het grootste doek op het menselijk lichaam.’

Michael stond op en liep mee naar de deur.

‘Je hebt helemaal niet naar mijn vader gevraagd,’ zei ze.

‘Sorry. Hoe gaat het met hem?’

‘Niet goed. Volgens de artsen is het alleen nog een kwestie van tijd. Weken, misschien.’ In de hal trok ze haar jasje aan voor ze naar buiten ging. ‘Geef toe, jij denkt dat mijn vader hier op de een of andere manier een belangrijke rol in speelt, toch? Jij denkt dat ik, door de manier waarop hij me als kind behandelde, neurotisch geworden ben. En ik maar denken dat het altijd aan de moeders ligt.’

Michael deed de deur open, waarna ze samen de trap af liepen. Hij staarde haar na en hoorde even later haar auto wegrijden. Peinzend keek hij om zich heen in de wanordelijke tuin. Ze had gelijk. Nu lag het er beroerd bij, maar over een maand of zo, als het weer wat beter werd, dan zou de kleur terugkomen. De bananenbomen zouden hun bruine bladeren afschudden als een slang zijn dode huid, en de blauweregen zou als een dik gordijn over de tuinmuren hangen en die nostalgische geur verspreiden die hem altijd deed denken aan zijn tijd op het seminarie.

Maar dat was lang geleden. Dat was vóór Elise. Voordat hij uit de gratie viel.