Hoofdstuk 21

 

 

 

Die aanraking – ze moest het zich hebben ingebeeld. Of het was de wind geweest die door haar haren speelde.

De planken van de veranda kraakten en toen Sarah opkeek, zag ze op de vloer van de veranda een schaduw.

Er was iemand achter haar komen staan.

Geschrokken krabbelde ze overeind en draaide zich om, half in de verwachting dat er een man met een asgrauw gezicht zou staan. Maar de man op de veranda was niet Ashe Cain.

Sinds Sarah Derek Fears voor het laatst had gezien, jaren geleden, had hij een ware metamorfose ondergaan. Van de buitenissige tiener die haar zo donker en mysterieus en cool was voorgekomen, was niets meer over. Svengali de gothic, die had beweerd dat hij in de voetsporen van de duivel liep. In plaats daarvan zag ze nu een man van dertig met een door zorgen getekend gezicht, harde ogen en een wrede, uitdagende mond.

Ook de lijkbleke kleur en het zwartgeverfde haar waren verdwenen. Zijn haar was nu zo kort geschoren dat Sarah, als hij een bepaalde kant op keek, het omgekeerde kruis kon zien dat op zijn schedel was getatoeëerd. Een van de weinige verwijzingen naar de jongen die zichzelf ooit Azrael had genoemd.

Hij had een spijkerbroek aan en een flanellen overhemd over een grijs T-shirt van een concert. Vlammen van inkt likten omhoog langs zijn nek en kusten zijn kaaklijn. De mouwen van zijn overhemd waren opgerold, en ook zijn onderarmen zaten onder de tatoeages, al kon Sarah geen bepaald ontwerp onderscheiden.

Spottend nam hij haar op. ‘Je weet niet meer wie ik ben, zeker?’

‘Ik weet heel goed wie jij bent,’ antwoordde Sarah met vaste stem.

‘Na al die jaren?’ Zonder zijn blik van haar los te maken, leunde hij tegen de balustrade. ‘Tijd niet gezien, hè? Hoe is het met je?’

‘Het gaat. En met jou?’

‘Ik mag niet klagen. Zeker niet na waar ik heb gezeten.’ De glimlach verdween en zijn blik verhardde. ‘Je zal wel gehoord hebben dat ik een tijdje in de bak heb gezeten.’

‘Dat zal iemand me wel eens verteld hebben. Maar ik woon hier niet meer, dus ik hou de plaatselijke roddels niet zo bij.’

‘Gelijk heb je. Als ik jou was, zou ik ook niet aan dit stomme gat in de grond herinnerd willen worden. Al vraag ik me wel af wat je hier brengt.’

‘Dat vroeg ik me over jou ook af.’

Een vage glimlach speelde om zijn lippen. ‘Misschien hoopte ik jou wel tegen te komen.’

‘Hoe wist je dat ik in Adamant was?’

‘Anders dan jij volg ik de plaatselijke roddels op de voet.’

‘Dat verklaart nog niet hoe je wist dat ik vanmorgen hierheen zou gaan.’ Dat hij precies op dit moment hier was, leek Sarah geen toeval, en het idee dat hij haar had gevolgd, gaf haar de kriebels.

‘Kennelijk volgen onze gedachten dezelfde weg, verder niet.’ Hij knikte over zijn schouder naar het huis. ‘Ben je al binnen geweest?’

‘Nee, nog niet.’

‘Je gaat me toch niet vertellen dat je bang bent, hè? Vroeger vond je het hier niet eng; je hing hier de hele tijd rond.’

Dat was voor mijn zus in de voorkamer werd vermoord. ‘Jij anders ook. Jij en je vriendjes. Hebben jullie wel eens een vreemde jongen zien rondhangen hier, een paar weken voor mijn zus werd vermoord?’

Weer dat halve glimlachje. ‘Vreemd is een relatief begrip voor mensen als jij en ik. Hoe zag hij eruit?’

‘Gothic. En verder…’

‘Ja?’

‘Laat maar. Misschien heb je hem wel eens met mij gezien.’

Hij was even stil. ‘Ik heb jou nooit met iemand anders gezien. Je was altijd alleen. Alleen jij en je hond.’

Iets in zijn ogen, plus die korte aarzeling, zette Sarah aan het denken. Loog hij? Maar als hij haar met Ashe Cain had gezien, dan had hij dat vast wel tegen de politie gezegd.

‘Destijds was jij de enige die ik kende die hier alleen durfde te komen als het donker was,’ zei Fears. ‘Afgezien van mijzelf natuurlijk. Je had echt iets met griezelige plekken, hè?’

‘Jij kennelijk ook.’

‘Neuh, ik deed het alleen om mijn pa dwars te zitten. Ik vond het leuk om mensen te choqueren. Maar een paar vloeken die we over het huis hebben afgeroepen, kwamen behoorlijk overtuigend over. Op een gegeven moment geloofden een paar van die stommeriken echt dat we de duivel hadden opgeroepen.’

‘Je speelde je rol goed,’ zei Sarah. ‘Je had je eigen kleine sekte.’

‘Zo moeilijk was dat niet. Mensen zijn vooral dom. Ze geloven wat ze willen geloven.’

Geamuseerd keek hij op haar neer, met het spookhuis op de achtergrond.

‘Neem nou die voetafdrukken,’ zei hij. ‘Die onzin is natuurlijk nooit gebeurd. Dat was gewoon een ouwe kerel met een rijke fantasie. Die hadden ze meteen naar het gekkenhuis moeten sturen, maar in plaats daarvan geloofden ze hem. Zaten ze elkaar zo op te jutten dat ze uiteindelijk geloofden dat de duivel uit een oliebron was gekomen om een beetje over onze landerijen te dansen.’

Zijn lach was hard en gemeen. Hij sloeg zijn armen over elkaar. ‘Over jou geloofden ze ook van alles en nog wat, hè? Weet je hoe ze je noemden?’

‘Ik kan wel iets bedenken.’

‘Sarah Zelfmoord.’

‘Dat is gemeen, om iemand zo te noemen,’ zei ze uit de grond van haar hart. ‘Zeker een kind.’

‘Het paste wel, toch? Je was altijd zo somber als de pest.’

‘Dat is nog eens ironisch uit de mond van iemand die zichzelf de Engel des Doods noemde. O ja,’ zei ze, toen ze zag dat hij verbaasd zijn wenkbrauwen optrok. ‘Ik wist wat je naam betekende.’

‘Ik heb altijd wel geweten dat je slimmer was dan de mensen hier in de buurt dachten.’ Hij wierp een blik in de richting van de deur. ‘Is er geen oud gezegde dat beweert dat een moordenaar altijd terugkeert naar de plek des onheils?’

Kippenvel prikte in Sarahs nek. Hij bestudeerde haar, zij bestudeerde hem.

‘Wat er met je zus is gebeurd… Het moet moeilijk zijn om daar overheen te komen. Zeker als je een goede band met elkaar hebt. Maar dat hadden Rachel en jij niet, hè? Tenminste, dat heb ik altijd begrepen. Misschien omdat zij het lievelingetje van je vader was. Iedereen wist hoe dol hij op haar was. En in jou zag hij niet zoveel, zeker. Hij stuurde je weg zodra hij de kans kreeg.’

Langzaam liep hij de treden af. Sarah weerstond de neiging rechtsomkeert te maken. Kennelijk was hij vastbesloten om haar bang te maken, en zij was net zo vastbesloten om zich niet bang te laten maken.

Met zijn hoofd schuin nam hij haar op. ‘Je lijkt niet erg op hem, hè? Dat is een pluspunt wat mij betreft, natuurlijk.’

‘Waarom?’

‘Laten we zeggen dat ik geen grote fan van de rechter ben. Niet nadat hij zijn macht heeft misbruikt om mij die moord in de schoenen te schuiven. Je zou toch denken dat een rechter graag ziet dat de ware schuldige gepakt wordt.’

‘Afgezien van wat mijn vader al dan niet heeft gedaan: je bent nooit officieel in staat van beschuldiging gesteld,’ merkte Sarah op.

‘Klopt, maar dat maakt in een gemeenschap als deze niet veel uit. De goegemeente denkt toch wel dat ik haar heb vermoord, want dat willen ze graag geloven. Dat is makkelijker dan denken dat iemand anders het heeft gedaan. Een buurman misschien. Of een goede bekende. Het zou moeilijk zijn om met dat soort verdenkingen om te gaan in zo’n kleine plaats. Dus houden al die betweters zichzelf nog steeds voor dat ik het heb gedaan. Ze kijken naar me alsof ik iets ben wat ze met een vies gezicht van hun schoenen zouden schrapen.’

‘Waarom vertel je me dit allemaal?’ vroeg Sarah. ‘Ik behoor niet tot die mensen. Ik heb je in geen jaren gezien.’

‘Omdat er iets is wat je moet weten, over mij. Ik ben veel, maar geen moordenaar. Eén keer heb ik iemand gedood, uit zelfbehoud, en de enige reden waarom ik de gevangenis in moest, was omdat de jury me nog betaald wilde zetten wat ik je zus zou hebben aangedaan. Zo konden ze zichzelf geruststellen en zeggen dat ik mijn verdiende loon had gekregen.’

Hij kwam vlak voor haar staan en ze kon de kracht die hij in zich droeg, bijna voelen. Zijn lichaam was tanig, maar de opgekropte spanning leek uit zijn harde spieren naar buiten te stralen.

Sarahs hart bonsde en ze begon te zweten. Het was stom geweest om hier in haar eentje naartoe te gaan. Ze leek wel gek om in discussie te gaan met een man die haar waarschijnlijk in zijn handen kon breken als een takje. Ze was niet langer die dertienjarige die geen angst kende, die zich niet liet intimideren door een oude legende. Of door haar vaders minachting.

En toch was er iets met Derrick Fears, iets met zijn woede, wat haar intrigeerde.

Hij wees naar een litteken op zijn rechterslaap. ‘Zie je dit? Met dank aan de ijzeren vuisten van sheriff Clay. En deze?’ Hij draaide zijn armen, zodat ze de cirkelvormige littekens kon zien waar zijn arm mee bezaaid was. ‘Sigarenpeuken. Zitten ook op mijn rug en mijn benen. Zo graag als sommige mensen in dit stadje wilden geloven dat ik je zus heb vermoord, zo graag wilde de sheriff dat bewijzen.’

‘Heeft sheriff Clay dat gedaan?’ Gefascineerd staarde Sarah naar de afgrijselijke littekens.

‘Ja, natuurlijk. Eng hè, als je bedenkt dat ik waarschijnlijk niet degene was op wie hij al zijn woede kon koelen.’

‘Hoe bedoel je?’

‘Hij was een gemene klootzak, en als je zo kwaad bent, kun je niet zomaar even de knop omzetten als je thuis komt. Ik wed dat hij en je vader zo hun geheimpjes hadden die ze niet graag onthuld wilden zien.’

‘Je insinueert de hele tijd dat je iets over mijn vader weet. Waarom zeg je het niet gewoon?’

‘Omdat ik betwijfel of ik je iets nieuws zou vertellen.’ Als een roofdier cirkelde hij nu om Sarah heen. ‘Trouwens, jij hebt zelf ook zo je geheimen. Toch, Sarah Zelfmoord? Jij was hier toen het gebeurde. Jij weet wie je zus heeft vermoord, toch?’

‘Nee!’

‘O ja, dat zal wel. Ben je je geheugen verloren?’ Zijn glimlach was wreed en verbeten en hij bleef om haar heen cirkelen. ‘Dat zeg je nou wel, maar misschien lieg je gewoon. Misschien heb je wel iets gezien wat je al die jaren voor je hebt gehouden.’ Pal voor haar bleef hij staan. Zijn adem was warm op haar koude gezicht. ‘Maar laten we aannemen dat je het je echt niet kunt herinneren. Misschien dat het terugkomt als je de oude bloedspetters ziet. Misschien herinner je je dan ook het gegil weer. Denk maar eens na. Ze moet toch gegild hebben toen ze begonnen te steken. Ga jij me vertellen dat je dat niet meer weet? Ik kan me niet voorstellen dat je zoiets kunt vergeten.’

Een ijskoude angst stroomde door Sarahs aderen. Ze probeerde zich uit de voeten te maken, maar zijn arm schoot uit en greep haar muurvast. ‘Mensen vragen zich altijd af hoe het is om zo gestoken te worden, hoeveel pijn dat doet en zo, maar volgens mij is het allerergste het geluid. Dat natte geluid dat het mes maakt als het door al die spieren en weefsels en vet gaat. Heb je dat geluid ooit gehoord, Sarah?’

‘Haal je hand weg,’ zei ze.

Grinnikend keek hij op haar neer, en even werd zijn greep alleen maar sterker. Toen keek hij over haar schouder. Er flakkerde iets in zijn ogen. Voor ze zich los kon rukken, maakte hij een gebaar met zijn vinger langs haar keel.

Een tel later was hij verdwenen.

 

Er kwam een politiewagen over het grindpad aanhobbelen. Aan de rand van het erf kwam de auto tot stilstand, waarna een man in gesteven uniform uitstapte.

Geen wonder dat Derrick er zo haastig vandoor was gegaan, dacht Sarah. Hij moest de auto hebben gezien voor zij de motor hoorde.

Door het lange gras kwam de agent op haar toe gelopen. Sarah moest haar hand boven haar ogen houden tegen de zon om hem te kunnen zien.

‘Was dat Derrick Fears die ik daar zag?’ Er lag onverholen minachting in zijn stem.

‘Ja, dat klopt,’ zei Sarah.

Vanachter zijn donkere zonnebril nam hij haar op. ‘Dat is een vervelend sujet. Hij viel je toch niet lastig?’

‘Wat zal ik zeggen? Hij heeft me in elk geval niets gedaan.’

‘Dat is al heel wat. Maar toch, hij heeft hier niets te zoeken. Niemand, trouwens.’

‘Hoezo? Van wie is het dan?’ Sarah voelde de intensiteit van zijn blik dwars door de spiegelglazen heen, en ze rilde in de kille bries.

‘Het is al jaren eigendom van het district, sinds de erfgenamen van Duncan geen belasting meer betalen. En het is mijn taak om vreemd volk weg te jagen.’

‘Mij, dus?’

‘Tenzij je een gegronde reden hebt om hier te zijn, en dat betwijfel ik.’

Sarah wierp een blik op het huis. ‘Nieuwsgierigheid is zeker geen gegronde reden? Ik ben hier opgegroeid. Ik was gewoon benieuwd hoe het er bij lag tegenwoordig.’

‘Ja, dat horen we vaker.’ Stram als een standbeeld bleef hij haar staan aankijken. ‘Geloof het of niet, maar de mensen komen hier nog steeds naar de voetsporen zoeken.’

‘Daar ben ik niet voor gekomen.’

Hij zette zijn bril af, en ze constateerde dat zijn ogen donkerder waren dan ze had verwacht. Kil en doordringend. De intense blik was meer dan een beetje griezelig.

‘Als je niet op zoek bent naar de voetsporen, dan ben je hier zeker in verband met de moord.’

Er gleed een schim uit het verleden langs Sarah. ‘Waarom zegt u dat?’

‘Omdat dat de andere reden is waarom mensen hierheen komen. Ze willen weten waar het is gebeurd, zelfs na al die jaren.’

‘Voor mij is het persoonlijk. Ik kende het slachtoffer.’

‘Het is een klein stadje. Bijna iedereen kende haar.’ Voor het eerst lieten zijn ogen Sarah los en keek hij naar het huis. De wind blies zijn donkere haren in de war. ‘Mijn vader was districtssheriff toen het gebeurde. Hij leidde het onderzoek, en het feit dat hij de zaak nooit heeft kunnen afronden heeft hem altijd dwarsgezeten. Hij was een trotse kerel; zo’n mislukking vrat aan hem. Ik ben er niet tot het einde toe bij geweest, maar ik heb begrepen dat het een obsessie voor hem is gebleven tot de dag waarop hij stierf.’

‘Nu weet ik wie u bent,’ zei Sarah verrast. ‘U bent de nieuwe politiechef hier, hè? Ik heb over u gehoord.’

Een vaag glimlachje speelde om zijn lippen, dat haar deed denken aan de spottende grijns van Derrick Fears. ‘Ach, je weet hoe dat gaat. Je moet niet alles geloven wat ze zeggen.’

‘Ik ben Sarah DeLaune.’ Ze stak hem haar hand toe.

‘Lukas Clay.’

Sarah merkte dat hij belangstelling had, aan de manier waarop hij haar aankeek, aan de manier waarop hij haar hand wat langer vasthield dan nodig was. Maar ze was niet beschikbaar. Ze was nog niet over Sean heen, en ze wist niet of ze ooit zover zou komen. Vandaar dat ze haar nerveuze reactie op Lukas Clay zo raar vond.

‘Dan heb je inderdaad een persoonlijke reden om hier te zijn.’ Hij klonk nu een stuk vriendelijker. ‘Ik heb gehoord dat je een paar keer op het bureau naar me hebt gevraagd .’

‘Je was er niet. En er was niemand anders die me kon of wilde helpen.’

‘Ik begreep dat je de dossiers over de zaak van je zus wilde inzien.’

‘Dat klopt. Is er een reden waarom dat niet zou mogen?’

‘Nee. Maar ik vraag me af waarom je dat zou willen.’

‘Ik probeer gewoon alles op een rijtje te krijgen,’ zei ze schouderophalend. ‘Ik wil graag begrijpen wat er is gebeurd.’

Hij knikte. ‘Ik kan me voorstellen dat je zoiets niet kunt loslaten. Het is moeilijk voor de familie om het leven weer op te pakken als er niemand voor berecht is.’

‘Zo altruïstisch zijn mijn motieven niet,’ zei Sarah. ‘Het gaat mij niet om gerechtigheid of zo. Ik ben gewoon op zoek naar een manier om van mijn nachtmerries af te komen. Volgens mijn psychiater zou het me goed doen om schoon schip te maken met het verleden.’

‘Kijk maar uit. Je kunt niet zomaar geloven wat een psychiater zegt.’

‘Wat?’

Zijn mondhoeken krulden op. ‘Kijk je geen films? De psychiater is altijd een verknipte psychopaat.’

Wat een vreemde opmerking, dacht Sarah. ‘Ik zal eraan denken.’

‘Kom ondertussen maar naar het bureau als je in de gelegenheid bent, dan zorg ik ervoor dat je die dossiers kunt inzien.’

‘Bedankt.’

‘Ik moet jouw kant op,’ zei hij. ‘Wil je een lift?’

‘Mijn schoenen zitten onder de blubber. Dan wordt de auto helemaal vies.’

‘Daar zijn vloermatten voor. En trouwens, als Fears hier in de buurt rondhangt, breng ik je liever even thuis.’

‘Als het niet te veel moeite is.’

‘Helemaal niet.’

Ze stapten in en hij reed achteruit het grindpad af naar de doorgaande weg, waar hij keerde en in de richting van de stad reed. De auto rook naar pepermunt en iets wat Sarah niet kon thuisbrengen.

Hij had zijn zonnebril weer opgezet, maar ze kon langs de hoekjes zijn ogen zien als hij op de weg keek.

‘Heeft Miss Esme nog verteld wat er laatst is gebeurd?’

‘Ik heb haar nog niet gesproken. Is alles goed met haar?’

‘Voor zover ik weet wel. Ze zegt dat ze iemand op het dak van je huis heeft gezien.’

‘Op het dak? Waarom zou iemand in hemelsnaam het dak op klimmen?’

Hij haalde zijn schouders op. ‘Dat vroeg ik me ook af. Ik heb het maar toegeschreven aan haar ouderdom en haar gezichtsvermogen dat niet meer optimaal is. Waarschijnlijk heeft ze gewoon takken gezien die zwiepten in de wind. Het punt is alleen dat er wel iemand binnen was, toen ik de volgende dag ging kijken. Iemand die me neersloeg voor ik kon zien wie het was.’

Geschrokken keek ze hem aan. ‘Was het ernstig?’

‘Nee, alleen een bult op mijn kop. Wat me dwarszit, is dat ik geen sporen van braak heb gevonden. Ik weet niet hoe hij is binnengekomen.’ Hij zette de auto voor haar huis langs de stoeprand. ‘Misschien door een raam. Miss Esme zegt dat ze af en toe het huis komt luchten. Misschien dat zij een raam open heeft laten staan.’

Dat was niets voor Esme. Natuurlijk, ze werd een dagje ouder, maar haar geest was nog net zo scherp als vroeger.

‘Is er iets gestolen?’

‘Ik heb Miss Esme gevraagd of ze wilde kijken, en zij zei van niet.’

‘Waarom was er dan iemand binnen?’

Het bleef even stil. ‘Ik denk dat het Fears was,’ zei hij toen. ‘Hij ontkende het, maar dat was niet erg overtuigend.’

Sarah moest denken aan die ogen, die haar zo spottend hadden aangekeken. ‘Als hij niets gestolen heeft, waar was hij dan op uit?’

‘Dat weet ik nog niet. Ook al was het hem, ik denk niet dat hij terug zal komen. Hij weet dat ik hem in de gaten houd. Maar voor de zekerheid moet je goed de ramen en deuren dichthouden. Misschien moet je ook de sloten maar vervangen.’

‘Zo lang blijf ik hier niet,’ zei Sarah. ‘Maar bedankt voor de tip. En voor de lift.’

Hij viste een kaartje uit zijn zak en gaf het haar. ‘Als je iets verdachts ziet, dan bel je maar – al is het midden in de nacht. Daar ben ik voor.’

Ze stapte uit en liep zonder om te kijken het tuinpad op. Tegen de tijd dat ze naar binnen ging, was Lukas Clay al weggereden.