Hoofdstuk 14
Januari
Adamant, Arkansas
Er waaide een fris briesje door de esdoorn voor Sarahs raam. Vanaf een van de takken kon Ashe zo haar kamer in kijken. Hij had al heel wat tijd in die boom doorgebracht. Zeker als het donker was en de kans klein was dat hij betrapt zou worden. Haar kamer lag aan de achterkant van het huis, dus de boom was alleen zichtbaar vanaf het kleine huisje. Dat kon een probleem zijn, dus zorgde Ashe ervoor dat hij alleen ging als er geen maan was.
Trouwens, hij had altijd gevonden dat het het risico waard was. Hoewel het kijken naar Sarah door het raam lang niet zo bevredigend – of opwindend – was als die paar keer dat hij alleen in haar kamer was geweest en in haar spulletjes had geneusd.
Door die geheime strooptochten was hij zoveel over haar te weten gekomen… Welke boeken ze las, naar welke muziek ze luisterde. Hij wist zelfs wat haar lievelingsfilm was, en als hij naar de poster boven haar bed keek, vroeg hij zich af of alle puzzelstukjes al op hun plek gevallen waren: of ze besefte hoe belangrijk het bleke, vertrouwde gezicht was dat elke nacht de wacht hield als ze sliep.
Donkere wolken trokken langs de winterse hemel, maar als het af en toe even opentrok, kon Ashe de sterren zien. Gehypnotiseerd door het twinkelende licht, staarde hij lang naar de puntjes. Op een avond als deze, zo donker dat hij niet meer dan een schim was, voelde hij alles extra scherp en was het makkelijker om de aanhoudende stemmen in zijn hoofd te negeren. Hij haatte die stemmen, die hem verward en boos maakten, omdat ze hem uit zijn wereld trokken en hem meesleurden naar een plaats die voor hem geen enkele betekenis had, geen doel. Geen Sarah.
Hij ging verzitten, een beetje dichter naar het raam toe, zonder haar aandacht te trekken. Hij zorgde er altijd voor dat ze hem niet voor het raam zag zitten. In de eerste plaats omdat hij haar niet wilde laten schrikken, en in de tweede plaats omdat hun ontmoetingen bij de boerderij, in het schemerdonker, veel veiliger waren… voor hen allebei.
Vanavond zou hij echter een uitzondering maken. Vanavond zou hij zich niet aan zijn eigen regels houden omdat hij haar iets heel belangrijks moest laten zien.
Een rilling van opwinding liep over zijn rug toen hij zich voorstelde hoe ze zou reageren, maar hij had geen idee. Als er iemand onvoorspelbaar was, dan was het Sarah wel. Dat bewonderde hij juist in haar. Dat was slechts een van de vele dingen die hem aan haar bonden.
Gefascineerd keek hij toe hoe haar hand over het schetsboek op haar bureau vloog. Hoofd gebogen, geconcentreerde frons boven haar ogen – ze had geen idee dat hij hier zat, geen idee dat haar leven straks voorgoed zou veranderen.
Hij boog een beetje voorover en tikte tegen het glas.
Met een ruk keek ze op, en toen ze hem zag, zette ze grote ogen op. Aanvankelijk leek ze een beetje bang. Toen stond ze op, keek of er iemand in de gang was en deed de deur dicht en op slot.
Haastig kwam ze naar het raam en schoof het open.
‘Wat doe je hier?’ vroeg ze, opgewonden fluisterend.
Ashe glimlachte toen hij het hoorde. ‘Ik kom vragen of je met me mee gaat. Ik wil je iets laten zien.’
‘O ja? Wat dan?’
‘Dat zul je wel zien. Het is een verrassing.’
Haar ogen lichtten op. ‘Bedoel je een cadeautje of zoiets? Ik heb ook iets voor jou. Ik weet dat het al kerst geweest is en zo, maar… Kom je binnen? Dan kun je het zien.’
Ashe aarzelde. Twee regels waar hij zich niet aan hield, dat was vragen om problemen, maar Sarah was zo opgewonden en ze wilde het zo graag. Hij keek om zich heen. In het huisje waren alle ramen donker en de maan zat nog steeds verscholen achter de wolken. Niemand kon hem zien. Echt niet.
‘Doe eerst het licht uit,’ zei hij. ‘Fel licht doet pijn aan mijn ogen.’
‘Maar… In het donker zie je je cadeautje niet,’ protesteerde ze.
‘Dan laat je alleen het kleine lampje aan.’
Ze deed het grote licht uit en het lampje op haar nachtkastje aan. In het halfdonker klom Ashe door het raam. Hij snoof, liet haar geur op zich inwerken.
De verboden vertrouwdheid van haar kamer wond hem op, omdat hij zoveel geheimen van haar kende. Het was nu bijna tijd om het donkerste aller geheimen met haar te delen, maar daar moest hij haar eerst op voorbereiden.
Vanavond zou het beginnen.
Afwezig pakte hij een porseleinen vogeltje van haar bureau en nam het in zijn hand. Hij had zich altijd afgevraagd wat dat voor vogeltje was. Normaal stond het in een glazen doosje op haar nachtkastje.
Ze merkte zijn belangstelling op en glimlachte. ‘Die heb ik van mijn oma gekregen toen ik klein was. Ze verzamelde porseleinen vogeltjes. Die had ze in een afgesloten kastje op haar kamer staan en ik had de sleutel gevonden. Ik pakte er stiekem een uit en toen brak per ongeluk het vleugeltje eraf. Dat verstopte ik, in de hoop dat oma het niet zou merken. Maar toen oma het vond, moest ik alleen maar helpen het vleugeltje er weer aan te plakken. En toen mocht ik het hebben. Een gewonde vogel had een bijzonder iemand nodig die goed voor hem zorgde, zei ze.’
‘Dat is waar,’ zei hij. ‘Woont je oma hier in de buurt?’
‘Nee, ze is al een tijd geleden overleden. Een paar weken nadat ze me die vogel had gegeven. Soms denk ik wel eens dat ze het voelde aankomen en dat ze het me daarom gaf. Omdat ze wilde dat ik iets van haar had. Ik deed altijd alsof haar ziel daarin voortleefde. Daarom stond het eerst ook naast mijn bed, zodat het het eerste was wat ik zag als ik ’s morgens mijn ogen opendeed.’ Voorzichtig nam ze het vogeltje van hem over en deed het terug in het glazen doosje.
Toen ze weer opkeek, was haar glimlach onverwacht verlegen. ‘Raar, hè? Dat jij in mijn kamer bent en zo.’
‘Zal ik weer gaan?’
‘Nee. Ik heb je mijn cadeautje nog niet gegeven.’ Ze liep naar haar bureau en pakte haar schetsboek. ‘Het is nog niet helemaal af, maar… Ta-dá!’
Met een weids gebaar overhandigde ze hem het schetsboek en Ashe hield het bij het lampje, als altijd behoedzaam zijn gezicht in de schaduw houdend. Toen hij zag wat ze had getekend, liepen de rillingen hem over de rug. Even kon hij zijn ogen er niet van afhouden.
Voor het eerst zag hij zichzelf… zoals Sarah hem zag. Het was alsof ze hem recht in zijn ziel had gekeken. En wat ze had gezien toen ze de buitenkant ervan afgepeld had, was donker, mooi en beangstigend.
‘Je vindt het niet mooi,’ zei ze na een tijdje.
‘Nee, ik…’ Hij was zo overdonderd dat hij geen woord kon uitbrengen.
‘Sommige mensen houden niet van de manier waarop ik hen teken,’ zei ze zacht. ‘Maar het is net alsof… Ik weet niet… Alsof ik op de een of andere manier naar binnen kan kijken. Wat ik teken is niet altijd wat zij willen zien.’
‘Je hebt talent,’ zei hij. ‘Je oma had gelijk, Sarah. Je bent heel bijzonder.’
‘Nou, probeer dat mijn vader maar eens aan zijn verstand te peuteren.’
Ze lachte, maar hij had durven zweren dat hij tranen in haar ogen zag blinken voor ze haar hoofd afwendde.
‘Hij weet al dat je bijzonder bent,’ zei Ashe. ‘En dat vindt hij bedreigend.’
‘Wat is daar bedreigend aan?’
‘Daar kom je nog wel eens achter. Misschien dat wat ik je wil laten zien, daar wel bij helpt.’
‘Wat is het dan?’
‘Dat zul je wel zien.’
Ze kroop achter hem aan het raam uit en samen klommen ze naar beneden. Het was een donkere avond maar toch bleven ze zo veel mogelijk in de schaduw, tot ze op veilige afstand van het huis waren. Daarna het paadje over naar het kleine huisje, door de boomgaard, over het katoenveld. Naar hun eigen plekje.
Heel lang zeiden ze niets, en toen ze de boerderij naderden, hoorde Ashe de belletjes in de populieren tingelen.
Die luidden om wat er komen ging, dacht hij.
‘Ashe?’
‘Ja?’
‘Waar woon jij?’
‘In de buurt.’
‘Waar in de buurt?’
Hij haalde zijn schouders op. ‘Wat maakt het uit?’
‘Ik ben gewoon nieuwsgierig. Woon je in een huis?’
‘Natuurlijk. Maar niet een huis zoals dat van jou.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Het mijne is niet zo chic en groot.’
‘Ik heb een hekel aan mijn huis,’ zei ze hartgrondig. ‘Ik kan niet wachten tot ik hier weg mag. En als ik wegga, dan kom ik nooit meer terug.’ Ze trok haar jasje strakker om zich heen toen de wind aantrok. ‘Mag ik je nog wat vragen?’
‘Jawel.’
‘Je hoorde laatst toch hoe die meisjes me uitscholden? Amber en die anderen? Daarom heb je hun spullen gepikt. Dat deed je voor mij.’
‘Hoe heet dat meisje dat zo hard lachte?’
‘Bedoel je Holly Jessup?’
‘Holly Jessup. Holly… Jessup,’ zei hij langzaam, haar naam in zijn geheugen griffend.
Hij staarde voor zich uit het donker in. Hij had wel meer willen doen dan iets van ze stelen, maar dat kon niet zonder zichzelf te verraden. Een dezer dagen, als het veilig was, zou hij terugkomen.
‘Waarom deed je dat?’ drong Sarah aan. ‘Waarom kan het jou wat schelen dat ze me uitschelden?’
‘Omdat we vrienden zijn.’
‘Maar waarom wil je mijn vriend zijn? We zijn niet eens even oud. We zitten niet op dezelfde school. Je wilt niet eens zeggen waar je woont.’
‘Dat doet er allemaal niet toe, Sarah. We zijn vrienden omdat we hetzelfde zijn. Dat wist ik meteen de eerste keer toen ik je zag. Net alsof onze zielen elkaars spiegelbeeld zijn.’
Daar dacht ze even over na voor ze knikte. ‘Ik denk dat je gelijk hebt. Ik denk dat we hetzelfde zijn.’
Inmiddels waren ze vlak bij de boerderij. Een plaats van duister en legendes. Een plaats van de dood.
Maar ik ben de echte duivel, dacht hij.
Het zouden zijn voetsporen zijn die ze in het bloed terug zouden vinden. Zijn stempel zou op het lichaam gedrukt zijn. En als hij klaar was, als hij weg was, dan zou de stad weer zeventig jaar in angst leven.