Hoofdstuk 23

 

 

 

‘Het lijkt erop dat er eindelijk iemand belangstelling heeft voor ons onbekende slachtoffer,’ zei Danny maandagochtend nadat hij de telefoon had opgehangen. Sean en hij zaten tegenover elkaar in een kamertje dat net groot genoeg was voor twee tegen elkaar geschoven bureaus en een uitpuilende archiefkast.

Danny schoof zijn stoel wat achteruit en legde zijn handen ineengestrengeld in zijn nek. ‘Ze heet Amber Gleason. Ze werkte in een cocktailbar op Airline Drive, de Neon Lounge. Een van de andere meisjes zag het artikel in de krant en belde. Ze vertelde dat Amber al sinds vorige week zaterdag niet is komen werken.’

Sean keek op van het verslag dat hij op de computer zat te typen. ‘En nu missen ze haar pas?’

‘Hé, dit is New Orleans, man. The Big Easy, weet je wel? Excentriek gedrag is de norm en geen afwijking. Als een serveerster een paar dagen niet komt opdagen op haar werk, dan maakt niemand zich daar druk om. En trouwens, dit meisje zei dat Amber behoorlijk aan de drank was. Ze dachten gewoon dat ze een flinke kater had en ergens bij zat te komen.’

‘We moeten daar maar langs en een paar mensen zien te spreken die dezelfde diensten draaiden als zij. Misschien heeft iemand iets gezien.’ Sean sloeg zijn bestand op en pakte zijn koffie. ‘Is die collega bereid mee te gaan naar het mortuarium om het lichaam te identificeren?’

‘Ze is al onderweg. Ik rij er zo naartoe. Wil je meerijden?’

‘Naar het mortuarium? Nee, dank je.’

‘Dat dacht ik al.’

‘Trouwens, ik heb een afspraak met een psychiater.’

‘Het werd tijd,’ zei Danny, zijn jas pakkend. ‘Waarom laat je hem mijn theorietje niet horen als je er toch bent? Over jouw probleem, weet je nog?’

‘Ja, Danny, dat zal ik doen.’

Een paar minuten later was Sean op weg naar het Garden District. Het adres dat hij had gekregen, was op Chestnut Street. Het was een bakstenen huis met twee woonlagen en een grote veranda, veel versierd houtwerk en een smal paadje dat naar een ommuurde tuin leidde. De tuinmuren waren begroeid met blauwe regen. Het was typisch zo’n huis waar het Garden District beroemd om was: weelderige tuinen, schitterende zwembaden en verborgen patio’s, overgoten met een onmiskenbaar zuidelijk sausje.

Aan de telefoon had Michael Garrett tegen Sean gezegd dat hij de buitentrap achter in de tuin moest hebben. Hij zou in het kantoor op hem wachten.

In de tuin gekomen keek Sean om zich heen met een vaag gevoel van afgunst. Boven aan de trap klopte hij op de deur van het kantoor. Toen er geen reactie kwam, liep hij door naar binnen. Achter de deur bevond zich een kleine wachtruimte met leren stoelen. Aan de muren hingen indrukwekkend uitziende kunstwerken, waar hij er geen een van herkende.

‘Hallo?’

‘Kom verder, rechercheur,’ klonk een stem uit de volgende ruimte.

Sean opende de deur en ging naar binnen. Voor het raam stond een man naar de tuin te kijken. Toen hij zich omdraaide, veroorzaakte het licht een halo-effect dat verdween zodra hij op Sean toeliep.

‘Rechercheur Kelton? Ik ben Michael Garrett,’ zei hij, zijn hand uitstekend.

Hij zag er heel anders uit dan Sean zich had voorgesteld. Zijn beeld van een man van middelbare leeftijd met een vest en instappers moest plaatsmaken voor de realiteit van een goedgeklede man in pak, met een blauw overhemd en een zijden das. Het zag er allemaal duur uit. En toen ze elkaar de hand schudden, zag Sean dat hij een gouden horloge droeg.

‘Fijn dat u tijd voor me kon vrijmaken,’ zei hij.

‘Geen probleem.’ Garrett gebaarde naar een stoel voor Sean en nam zelf plaats achter zijn bureau. ‘Ik ben blij dat ik u kan helpen. Hoewel, aan de telefoon zei ik al dat ik u misschien niet veel verder kan helpen op basis van de foto’s van de plaats delict. Ik ben geen forensisch psycholoog, en ik neem aan dat de politie zelf specialisten heeft op dat gebied.’

‘De bezuinigingen laten ons niet ongemoeid,’ zei Sean. ‘Maar dat is niet de enige reden waarom ik naar u toegekomen ben.’

Onbewogen keek Garrett hem aan.

‘Ik maak me zorgen over Sarah.’

‘Ik kan Sarah niet met u bespreken.’

‘Ik weet zeker dat ze u het een en ander over mij verteld heeft,’ zei Sean droog. ‘En waarschijnlijk is dat allemaal waar.’

Het onberispelijke voorkomen van de therapeut bracht Sean van zijn stuk. Hier voelde hij dat hij niet de touwtjes in handen had, en dat zinde hem niet. ‘Het punt is dat ik nog steeds om Sarah geef. Ik heb er alles voor over om haar te beschermen.’

Een wenkbrauw kroop omhoog. ‘Hebt u haar verteld over uw gevoelens?’

‘Ja, maar ik geloof niet dat haar hoofd naar dat soort zaken staat op het moment.’

Garrett bleef doodstil zitten. Een opvallende houding, vond Sean.

‘U bent pas getrouwd meen ik, rechercheur?’

‘Ja.’

‘Misschien dat Sarah er daarom niet zo’n behoefte aan heeft om met u over uw gevoelens te praten.’

De man vertrok geen spier en toch had Sean het gevoel dat hij een stomp in zijn maag had gekregen. ‘U bent op de hoogte van Sarahs verleden, toch? Dat haar zus is vermoord?’

‘Zoals ik al zei –’

‘Ja, ja. Dat kunt u niet met mij bespreken. Dan luistert u alleen, goed? Ik begin het griezelige gevoel te krijgen dat er wellicht een verband bestaat tussen Sarahs verleden en de zaken waarover ik u heb verteld.’

‘Ga verder.’

Niet wetend waar te beginnen, streek Sean over zijn mond. ‘Toen Sarah en ik elkaar net leerden kennen, heb ik me in de moord op haar zus verdiept. Ik was wel zo arrogant om te denken dat ik iets zou vinden wat de plaatselijke politie over het hoofd had gezien.’

‘En?’

Sean aarzelde. ‘Er was veel in die zaak wat me dwarszat. Om te beginnen de duivelse symboliek die werd aangetroffen op de plaats delict. Door die symbolen richtte de politie zich maar op één verdachte, en ze zijn er weken mee bezig geweest zijn alibi te ontkrachten. Toen ik die zaak bestudeerde, realiseerde ik me dat als de moordenaar die symboliek had gebruikt om het onderzoek de verkeerde kant op te sturen, hij daar uitstekend in was geslaagd.’

‘Denkt u dat dat ook in de recente zaken in New Orleans het geval is?’

‘Dat weet ik nog niet,’ antwoordde Sean schouderophalend. ‘Wat ik wel weet, is dat de eerste plaats delict bol stond van die satanische symbolen, net als in die oude boerderij in Arkansas. En het slachtoffer had pasgezette tatoeages. Twee zaken die me ertoe brachten Sarah te vragen me te helpen met de zaak. Het occulte heeft haar altijd gefascineerd, en ze kent alle tatoeagestudio’s in de stad. Dus ik laat haar naar de plaats delict komen en het eerste wat ze vraagt is of er bijzondere voetsporen gevonden zijn. Vreemde afdrukken. Twee dagen later laat de patholoog me kneuzingen zien op het lichaam van het slachtoffer, in de vorm van een gespleten hoefafdruk. Dus vraag ik me af hoe Sarah dat kon weten, van die sporen, voordat wij het wisten.’

De ondoorgrondelijke ogen ontmoetten die van Sean. ‘Hebt u haar dat gevraagd?’

‘Ja, ze zei dat er een oude legende was, in de stad waar zij is opgegroeid, over voetsporen van de duivel. Het gerucht ging dat die afdrukken ook gevonden zijn in de buurt van het lichaam van haar zus. De symboliek op de plaats delict hier heeft die herinnering naar boven gehaald en haar vraag naar die voetsporen was een onbewuste reactie daarop.’

‘Gelooft u haar?’

‘Ik geloof dat zij graag wil geloven dat dat een plausibele verklaring is.’

‘Maar u gelooft het niet.’

‘Eerlijk gezegd weet ik het niet. De overeenkomsten met de zaak van haar zus baren me zorgen.’

‘Denkt u dat Sarah op de een of andere manier bij deze moorden betrokken is?’

Deze keer was het Sean die zweeg.

Garrett leunde voorover. ‘Als ik moet vaststellen dat een van mijn patiënten een significante bedreiging vormt voor anderen, dan verplicht de wet mij dat ik daar verslag van doe bij de bevoegde instanties. Dat heb ik niet gedaan, rechercheur.’

Sean knikte. ‘Goed. Dat snap ik.’ Hij wilde opgelucht zijn, maar er waren nog te veel aspecten aan deze zaak die hij niet begreep. Te veel dingen uit Sarahs verleden bleven aan hem knagen.

‘Die gespleten hoefafdrukken zijn wel interessant,’ zei Garrett. ‘Hebben jullie soortgelijke sporen ook op het tweede slachtoffer aangetroffen?’

‘Nee, dat zit mij ook dwars,’ zei Sean. ‘Bij de eerste moord heeft de moordenaar zijn uiterste best gedaan om alles te ensceneren, tot het huisnummer van het adres aan toe. Dat was echt een overdaad aan symboliek. Alles wat hij deed was nauwgezet en betekenisvol. Maar bij de tweede zaak was daar nauwelijks sprake van. Alsof hij zijn punt al had gemaakt. Het tweede slachtoffer is ergens anders vermoord, en hij heeft haar gewoon ergens gedumpt waar we haar zeker zouden vinden. Maar dan heeft hij nog wel een tatoeage op haar rug gezet en haar gezicht verminkt opdat wij zouden weten dat hij het had gedaan.’

‘Haar gezicht verminkt?’

‘Dat is ook een van zijn visitekaartjes. Hij snijdt de mondhoeken van zijn slachtoffers in en haalt hun oogleden weg. Daardoor krijgen ze een macaber doodsmasker.’ Sean haalde een van de foto’s uit de envelop en liep ermee naar Garretts bureau. ‘Deze zijn op de eerste plaats delict gemaakt. De symbolen op de muur heten udjats. Het oog van Lucifer. Je ziet dat hij zowel het linker- als het rechteroog getekend heeft, wat uitzonderlijk schijnt te zijn. Het rechteroog staat voor de zon, het linker voor de maan. Dag en nacht. Goed en kwaad. Het symbool in de handpalm is een thaumatologische driehoek. Die wordt gebruikt om demonen op te roepen. Overdaad, zoals ik al zei. Hij wilde zeker weten dat we begrijpen wat hij bedoelt.’

‘U denkt dat de symboliek bedoeld is om jullie op het verkeerde been te zetten?’ Garrett deed de lamp aan en pakte een vergrootglas.

‘Dat weet ik nog niet. Volgens Sarah zijn de tatoeages op de rug en op de hand door twee verschillende mensen gezet. De driehoek is duidelijk slechter dan de inktvlek. Maar je kunt zo een tatoeageapparaat op internet kopen. Met een beetje talent en een beetje oefening kun je misschien een heel behoorlijke tatoeage maken, zeker als je genoeg tijd hebt. Maar als je dan haast hebt of zenuwachtig bent, lukt het niet omdat je geen ervaring genoeg hebt. Misschien dat daardoor die tweede een stuk slechter is uitgevallen.’ Sean keek naar de foto’s. ‘Wat ik graag van u wil weten is of de tatoeage op haar rug gebaseerd is op een echte rorschachtest. Dat zou er namelijk op kunnen wijzen dat hij ooit psychisch getest is.’

Uit zijn bureaulade haalde Garrett een leren map, waar hij een set rorschachtests uit haalde die hij als een pak kaarten liet uitwaaieren. Toen hij de kaart gevonden had die hij zocht, legde hij die naast de foto’s van de plaats delict en vergeleek de afbeeldingen.

‘Heeft u ook een foto van het tweede slachtoffer?’ vroeg hij.

Sean haalde er een uit de envelop en gooide die op het bureau. ‘Op het eerste gezicht lijken de tatoeages hetzelfde, maar dat zijn ze niet.’

‘Dat zie ik.’ Garrett nam de tijd om de foto’s de bekijken. ‘Beide tatoeages zijn absoluut geïnspireerd op dezelfde rorschachtest.’ Hij knikte naar de kaart die hij uit de map gehaald had. ‘Maar hij heeft het een beetje aangepast, zodat ze voor hem iets bijzonders betekenen.’

‘En dat is?’

‘Het kan van alles zijn. De inktvlekken zijn ambigu, ze betekenen voor iedereen die ze bekijkt iets anders, omdat elk individu zijn of haar eigen unieke ervaringen betrekt bij de interpretatie.’ Hier keek Garrett op. ‘Maar ik kan wel zeggen wat de moordenaar wil dat wij zien.’

‘Namelijk?’

‘Gezichten.’ Hij wees naar de foto. ‘In zijn versie is het rechtergezicht in het licht en het linkergezicht in de schaduw. Links is, net als bij de udjat, nacht, de donkere kant. Laten we zeggen dat het staat voor het spiegelbeeld. Maar bij het tweede slachtoffer is het andersom. Het gezicht in het licht is het spiegelbeeld. De verborgen kant.’

‘En wat heeft dat allemaal te betekenen?’ vroeg Sean ongeduldig.

‘Hij gebruikt deze beelden om te communiceren. Om een boodschap door te geven. Maar dat is nog niet eens het opvallendste hier. Met wie probeert hij te communiceren?’

‘Met de politie, denk ik,’ zei Sean. ‘Vaak willen die types laten zien hoe slim ze zijn. En de tatoeages zijn niet de enige boodschappen die hij voor ons achtergelaten heeft. Op de eerste plaats delict had hij iets in spiegelbeeld geschreven, zodat wij een spiegel nodig hadden om het te kunnen lezen. Op de tweede plek had hij het óp de spiegel geschreven.’

‘Wat had hij geschreven?’

‘Ik ben jou. Misschien probeert hij ons te vertellen dat hij een van ons is. Een agent.’

Garrett fronste. ‘Ik ben jou,’ mompelde hij, en toen veranderde er plotseling iets in zijn blik. ‘Ik… ben… jou.’

‘Betekent dat iets?’

‘Misschien probeert hij helemaal niet met jullie te communiceren, rechercheur Kelton.’ Garrett klonk in verwarring gebracht. ‘Het is heel goed mogelijk dat hij die boodschappen achterlaat voor zichzelf.’

 

‘Hoe ging het in het mortuarium?’ vroeg Sean aan Danny, die eerder terug was op kantoor dan hij.

‘Ze heeft het bevestigd, dus nu kunnen we eindelijk gaan zoeken naar een verband tussen Amber Gleason en Holly Jessup.’

‘Dat is mooi. Ben je niet benieuwd hoe het bij de psychiater was?’

‘Ja, maar ik moet jou eerst iets vertellen.’

Pas op dat moment viel Sean Danny’s bezorgde blik op. ‘Wat is er aan de hand?’

‘Ken jij ene Clovis Tenney?’

‘Die is getrouwd met een vriendin van Cat. Hoezo?’

‘Morales zegt dat die heeft gebeld toen je er niet was. Hij wilde je spreken. Nogal dringend. Hij zegt dat zijn vrouw wordt vermist. Zaterdagavond is ze uitgegaan en sindsdien heeft hij haar niet meer gezien.’

‘Heeft hij aangifte gedaan?’

Danny knikte. ‘Een agent heeft haar auto gevonden in een zijstraatje van North Rampart.’ Hij gaf Sean een papiertje waar het adres op stond. ‘Niet echt veilig daar tegenwoordig.’

‘Sporen van misdaad?’

‘Een van de agenten heeft een beetje bloed aangetroffen op het portier. Maar dat is niet alles.’ Danny zweeg even. ‘Volgens Tenney zou zijn vrouw die avond met Cat uitgaan.’

 

Sean stond toe te kijken hoe de technische recherche de auto onder handen nam. Toen ze klaar waren met de buitenkant, braken ze met een koevoet de achterbak open, maar daar vonden ze niets. Afgezien van het bloed op de deur leek de auto schoon.

Maar dat beetje bloed baarde Sean veel zorgen, net als de locatie waar de auto stond: in Sarahs straat. Hij moest denken aan wat Danny hem had verteld, dat Cat van plan leek te zijn Sarah eens goed de waarheid te vertellen, en hij begon zich zorgen te maken.

Zaterdag was Sean bij Sarah thuis geweest. Als Cat hem daar had gezien, had ze misschien de verkeerde conclusie getrokken. En het was heel goed mogelijk dat ze bij Sarah voor de deur had gestaan om het uit te praten voordat ze naar Arkansas ging. In dat geval was Sarah misschien wel de laatste geweest die Cat had gezien.

Terwijl hij stond te wachten tot de technische recherche klaar was met de auto, belde hij naar Sarahs mobiele telefoon en sprak een boodschap in toen ze niet opnam – al had hij het gevoel dat een boodschap van hem waarschijnlijk niet afgeluisterd zou worden.

Verder belde hij iedereen die hij kon bedenken die zou kunnen weten waar Cat was. Een van haar vriendinnen had haar zaterdag in het begin van de avond met Ginette gezien, dus kennelijk had Clovis Tenney gelijk. De twee vrouwen waren samen uit geweest. En nu waren ze allebei verdwenen.

Nadat de auto met een takelwagen was weggesleept en de straat was vrijgegeven, liep Sean het eindje naar Sarahs huis. Met de sleutel die hij nog steeds had, ging hij naar binnen.

Daar keek hij om zich heen. Hij wist niet wat hij verwacht had te zullen vinden. Het kon heel goed dat Cat en Ginette met iemand anders mee waren gegaan. Ze waren allebei dol op Biloxi. Voor hetzelfde geld waren ze gewoon lekker naar het casino gegaan daar. Danny had gelijk. Dit was New Orleans. Afwijkend en impulsief gedrag werd niet alleen getolereerd, het werd zelfs aangemoedigd, en Sean wist dat hij zich niet meteen zorgen hoefde te maken.

Maar die bloedvlek op de auto… Hij wilde niet getrouwd zijn met Cat, maar hij wilde verdorie ook niet dat haar iets overkwam.

Eigenlijk mocht hij niet zomaar in Sarahs huis naar binnen gaan zonder haar toestemming, maar zij zat kilometers verderop en weigerde zijn telefoontjes te beantwoorden. Wanneer er mensen vermist werden, konden een paar minuten – laat staan uren – cruciaal zijn, en hij moest weten of Cat hier was geweest.

Langzaam liep hij van kamer naar kamer, tot hij overal was geweest behalve in de slaapkamer. Zijn huid prikte toen hij de deur opendeed en naar binnen gluurde.

Meer dan twee jaar had hij die kamer en dat bed met Sarah gedeeld. Hij kende deze ruimte als zijn broekzak. Elk hoekje, elk gaatje. Er was geen enkele reden om zo zenuwachtig te zijn. Geen enkele reden om zijn revolver tevoorschijn te halen voor hij de kastdeur opentrok.

Binnenin bewoog iets en Sean schrok. Nerveus lachend realiseerde hij zich toen dat hij zichzelf in de spiegel had gezien.

Er was niemand.

Het huis was leeg, en er was geen enkele aanwijzing dat Cat hier geweest zou zijn. En toch wist Sean dat er iets mis was. Er klopte iets niet.

Toen schoot het hem te binnen. De kamer was pas schoongemaakt. Het rook er naar citroen en een lichte ammoniakgeur. Nu zag hij ook ineens hoe spic en span het eruitzag. Sarah was best netjes, maar opruimen was geen obsessie. Kleren legde ze op een stapeltje op de kaptafel, haar ochtendjas hing ze over een stoel. Overal lagen boeken.

Nu lag alles op z’n plek. Zelfs het bed was keurig opgemaakt met schone lakens, maar de sprei was weg.

En er miste nog iets. Hij wist alleen niet precies wat.

Hij ging voor de spiegel staan. Vlekkeloos schoon.

Keek op de kaptafel. Vlekkeloos.

Toen hij naar het bed liep, kraakte er iets onder zijn schoen. Een paar latex handschoenen aantrekkend hurkte hij naast het bed, vond een klein stukje glas en hield dat tegen het licht.

In de plooien van het geslepen glas kleefde iets wat verdraaid veel op bloed leek.